Beethovenjaar – de revolutionaire symfonicus

Voor een Radio 4-rapportage interviewde ik lang geleden Frans Brüggen (de in 2014 overleden oprichter van het Orkest van de Achttiende Eeuw). Ik vroeg hem om Beethoven als componist te karakteriseren. Zonder slag of stoot riep hij uit ‘een held!’. Vervolgens begon Brüggen de volstrekte eigenzinnigheid van de componist te roemen en de compromisloosheid en het revolutionaire karakter van onder andere zijn pianosonates, strijkkwartetten en – uiteraard – zijn symfonieën. ‘Maar,’ besloot hij, ‘er is één werk waar ik volstrekt niets van begrijp, dat is de Große Fuge‘. Beethoven schreef dat stuk als slotdeel van een laat strijkkwartet – waarover in een volgend blog meer – maar uiteindelijk werd het door zijn omvang en baanbrekende complexiteit als zelfstandig werk uitgegeven.

Buste van Beethoven door Hugo Hagen
Buste van Beethoven door Hugo Hagen

Eigenzinnig en compromisloos

Het eigenzinnige en compromisloze karakter van Ludwig van Beethoven sprak Frans Brüggen dus zeer aan, maar deze Große Fuge opus 133 was voor hem kennelijk een brug te ver. Wie er goed voor gaat zitten en dit werk beluistert, kan zich wellicht voorstellen waar Brüggen moeite mee had. Voor menigeen in 1825 moet deze muziek in elk geval van een andere planeet gekomen zijn (hetzelfde kan je trouwens ook zeggen over een deel van de late pianosonates). De Große Fuge is een langgerekte eruptie van energie en passie/pijn met een voor die tijd ongekende intensiteit en directheid.

Revolutionair werk

Tot op de dag van vandaag zijn er heel wat muziekliefhebbers die moeite met dit werk hebben, Frans Brüggen was er dus één van. Dat neemt niet weg dat Brüggen zich dus juist zeer aangesproken voelde door het andere ‘revolutionaire’ werk van Beethoven. Maar wat was er dan precies zo revolutionair aan die werken? Voor een antwoord op die vraag klim ik op de barricaden en focus me daarbij op de symfonische, meest ‘publieke’ werken. Werken die ook in oorsprong al voor groter publiek bedoeld waren.

Ankerpunten in de muziekgeschiedenis

In beschouwingen van de negen symfonieën van Beethoven wordt vaak benadrukt dat ze stuk voor stuk ankerpunten in de muziekgeschiedenis zijn, maar dat de Derde Symfonie, Vijfde Symfonie, Zesde Symfonie en Negende symfonie (over deze laatste schreef ik al eerder een blog) daarbinnen nog weer een exceptionele plaats in nemen. Maar wat is er nu zo exceptioneel aan juist deze werken? Het is niet de bezetting, want die is – de Negende met zijn koor en solisten daargelaten – niet significant anders dan symfonische werken van tijdgenoten. Op harmonisch gebied zijn er zeer zeker opmerkelijke passages aan te wijzen, maar ook die zorgen niet zelfstandig voor de ‘status aparte’ van de werken. Het is met name de vorm, het totale ontwerp van de symfonieën die deze werken zo uitzonderlijk maken.

Grensverleggende ideeën

De heldenstatus waar Frans Brüggen over sprak, heeft Beethoven op symfonisch gebied ontegenzeglijk verworven door grensverleggende ideeën te ontwikkelen over de manier waarop de delen van een symfonie zich tot elkaar verhouden. Hij schiep met zijn symfonieën universa waarbinnen de afzonderlijke delen in directe relatie tot elkaar staan en niet zelden harmonisch, melodisch en/of ritmisch materiaal, maar bovenal een overkoepelend (buitenmuzikaal) idee delen. Het zijn totaalkunstwerken waarvan het geheel meer is dan een optelsom van afzonderlijke delen.

Titelblad van de Derde Symfonie, de 'Eroïca', van Beethoven
Titelblad van de Derde Symfonie, de ‘Eroïca‘, van Beethoven

De Eroïca

Dit gegeven treedt in de Derde Symfonie, de ‘Eroïca‘ – in 1805 voor het eerst gespeeld – helder naar voren. Een heldenschets waarbij Beethoven in eerste instantie Napoleon Bonaparte (die hij aanvankelijk om zijn revolutionaire karakter hogelijk bewonderde) in gedachte had. Napoleon viel later voor Beethoven (en niet alleen voor hem) van zijn voetstuk, maar deze heldenschets in vier scènes bleef staan als een huis, tot op de dag van vandaag. Overigens moet men het buitenmuzikale idee, zoals hier dat van de held niet letterlijk nemen. Het is geen schildering van episodes uit het leven van, maar een muzikale omvatting van gedachten die opgeroepen worden bij het denken over het wezen van een held.

Een complete uitvoering van de Derde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

De Vijfde Symfonie

Strijd ligt als idee op een zelfde manier ten grondslag aan de Vijfde Symfonie uit 1808, de symfonie die zo markant dramatisch begint met het overbekende noodlotsmotief. Een symfonie die via allerlei omwegen vanuit dit dramatische begin toewerkt naar het stralende slot. Opvallend daarin is ook dat het derde en vierde deel van deze symfonie (de standaardvorm van een symfonie heeft vier delen) in elkaar overlopen, ‘doorgecomponeerd’ zijn. Een heldere aanwijzing dat Beethoven in totaalconcepten dacht.

Een complete uitvoering van de Vijfde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

De Pastorale

Hoe anders van sfeer is de Zesde Symfonie, bijgenaamd de ‘Pastorale‘, die net als de Eroïca in 1808 voor het eerst gespeeld werd. Oppervlakkig beschouwd zou je deze symfonie als een ‘simpele’ natuurschildering kunnen neerzetten. Maar het was Beethoven zelf die over het werk schreef ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’. Ook hier gaat het dus eerder om een muzikale omvatting van gedachten die opgeroepen worden door de beleving, dan om letterlijke natuurschildering. Dit past ook helemaal in de (her)waardering van de natuur die in de filosofie aan het einde van de achttiende en vroege negentiende eeuw sterk in opkomst was. Beethoven was zeer geïnteresseerd in filosofie en ging volop in deze gedachtegang mee. Opmerkelijk en (r)evolutionair aan de symfonie is overigens ook dat deze vijfdelig is, waarbij de laatste drie delen in elkaar overlopen (en dus wederom doorgecomponeerd zijn).

Een complete uitvoering van de Zesde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

Opmerkelijke traditioneel

De Zevende Symfonie en Achtste symfonie, uit respectievelijk 1813 en 1814, zijn na al deze overweldigende concepten opmerkelijk traditioneel van opzet en lijken een overkoepelend idee te missen. De Achtste is in vergelijking tot de vorige symfonieën ook nog eens opmerkelijk korter. Toch valt er ook hier, zeker wat betreft de Zevende Symfonie een kanttekening te plaatsen. Je kunt de Zevende namelijk ook als deconstructie of zo je wilt een becommentariëring van dansvormen beschouwen, en in dat kader is er toch weer sprake van een overkoepelend concept.

Iconen

De uitzonderlijke kenmerken van de Negende Symfonie, de Oneindige, en zijn bijzondere plek in de geschiedenis heb ik in een eerder blog al aangestipt. Ik nodig u van harte uit dit nog eens te (her)lezen. Wat voor alle negen symfonieën stuk voor stuk geldt, is dat ze iconen in de muziekgeschiedenis zijn. Iconen geschapen door een radicale denker, een geniale kunstenaar die ook 250 jaar na zijn geboorte nog fier op zijn troon zit.

Frans Brüggen heeft zijn steentje bijgedragen aan het (her)waarderen van Beethovens noten en bedoelingen. Natuurlijk staan er steeds weer nieuwe pleitbezorgers voor deze muziek op, elk met hun eigen verhaal. Het is tenslotte muziek die immer gehoord mag worden, waar en wanneer ook. Maar het liefst in de concertzaal, want het is dáár waar de symfonieën en hun achterliggende ideeën het meest optimaal tot hun recht komen.

Auf sanfter Flügel – de oneindige Negende van Beethoven

Wist u dat er een opmerkelijke parallel bestaat tussen de val van de Berlijnse Muur (9 november 1989) en de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven (première 7 mei 1824)? De inleiding tot beide kantelpunten in de geschiedenis verloopt namelijk mistig, duister, vaag, zonder duidelijke markering.

Beethoven (Joseph Karl Stieler, 1820)
Beethoven (Joseph Karl Stieler, 1820)

De val van de Muur

Bij de val van de Muur waren er maanden van steeds grotere, maar vreedzame protesten voorafgegaan aan de bewuste dag. Op de dag zelf was er echter onduidelijkheid en verwarring. In een uitzending van de (West-Duitse) ARD werd gemeld dat de leiding van de DDR had besloten om de Muur te openen. Mogelijk was dit gebaseerd op een misverstand, de Oost-Duitse grenswachten wisten in elk geval nergens van. Duizenden Oost-Duitsers die de uitzending hadden gezien, stroomden naar de grensposten en overrompelden de grenswachten. U kent de geschiedenis, de grenzen werden opengesteld, een markant punt in de westerse geschiedenis was gezet, maar het had ook heel anders kunnen aflopen…

Onduidelijkheid en verwarring

In het geval van de Negende van Beethoven is er ook sprake van onduidelijkheid en verwarring, letterlijk en figuurlijk. De inleiding tot de Negende begint letterlijk zonder markering. Het gros van de luisteraars beseft nauwelijks wanneer deze symfonie van start gaat, uit het niets blijkt het werk ineens begonnen te zijn, om daarna in een onafwendbare curve van pakweg een uur naar het stralende slot toe te werken.

An die Freude

De inleiding tot de Negende begint figuurlijk al decennia eerder. Beethoven, een belezen man met interesse voor zowel de oude Grieken als tijdgenoten Goethe en Schiller, werd al in 1786 gegrepen door de humanistische grondslag van Schillers gedicht ‘An die Freude’. Een tekst over de eenheid der volkeren en een universeel godsbeeld. Beethoven nam zich voor om het gedicht te verklanken, maar staakte diverse pogingen daartoe omdat ze niet afdoende uitdrukten wat de componist in de tekst proefde.

Een revolutionair plan

Dik vijfentwintig jaar na de eerste kennismaking met het gedicht van Schiller nam Beethoven de handschoen alsnog op, en ontwierp een revolutionair plan om het gedicht als stralende bekroning van een nieuwe, grensverleggende symfonie op te nemen. Grensverleggend in vorm, afmeting en inhoud. Een ongekende beslissing waarvan de gevolgen nog decennia lang zouden nadreunen in muziekgeschiedenis. Het was een beslissing die richting gevend zou blijken voor de ontwikkeling van de muziekdrama’s van Wagner en die van grote invloed was op de symfonische taal van Schumann, Brahms, Bruckner en zovele anderen.

De autograaf van Beethovens Negende (hier een pagina uit het eerste deel), vol correcties en doorhalingen (Foto: Staatsbibliothek zu Berlin)
De autograaf van Beethovens Negende (hier een pagina uit het eerste deel), vol correcties en doorhalingen (Foto: Staatsbibliothek zu Berlin). Op de website van de Berlijnse staatsbibliotheek kunt u door de hele partituur bladeren.

Grensverleggend

Zeker, Beethoven had in zijn symfonieën al eerder – te beginnen bij de Eroica – grenzen verlegd, maar zo radicaal en alomvattend als het ontwerp van de Negende waren deze stappen niet.  En dan te bedenken dat Beethoven bij de conceptie van het werk in 1823-1824 reeds stokdoof was. Of was Beethovens doofheid juist een doorslaggevend element in ontwikkeling van de radicaliteit van zijn late werk? Het is en blijft voer voor musicologen, maar dat is voor de muziekliefhebber minder relevant dan het feit dat het werk tot op de dag van vandaag appelleert aan een universele drang naar vrijheid, gelijkheid en broederschap. 

Tragiek en duistere gedachten

In de Negende symfonie zegeviert deze drang niet zonder slag of stoot. In de eerste twee delen overheersen tragiek en duistere gedachten, er hangt een constante dreiging in de lucht die af en toe daadwerkelijk tot uitbarsting komt. Het langzame derde deel brengt rust, of is het eerder berusting? Het is een deel dat met zijn langgerekte melodische lijnen doordesemd is van melancholie. Dan, in het begin van het vierde en laatste deel keren flarden van de thema’s uit de voorgaande delen in eerste instantie terug en strijden daar om voorrang, al gloort er ook hoop door de introductie van de eeuwige melodie die Schillers ode zo beroemd zou maken, zij het nu nog instrumentaal.

Goddelijke interventie

In eerste instantie geven de “oude” thema’s zich niet gewonnen,  maar dan volgt als een goddelijke interventie de introductie van de bas-solist met de uitroep ‘O Freunde, nicht diese Töne! Sondern lasst uns angenehmere anstimmen, und freundenvollere!’ Het zijn de eerste regels van Schillers gedicht. Daarna ontvouwt de finale zich in zijn stralende en uitbundige glans, waarbij Beethoven een heel scala aan compositievormen met elkaar verweeft, toewerkend naar een ongekende climax.

Het volledige ‘Freiheitskonzert’ van 25 december 1989

Ultiem symbool van humanisme

De samengebalde energie die resulteert in overvloedige en diep gevoelde saamhorigheid aan het einde van Beethovens Negende liet vanaf de première van de symfonie in 1824 weinig mensen onberoerd. Daardoor groeide het werk in de afgelopen 195 jaar ook uit tot een ultiem symbool van humanisme en verdraagzaamheid. Misschien dat dit tot nu toe nergens zo indringend tot uiting is gekomen als tijdens het concert dat Leonard Bernstein op Eerste Kerstdag 1989 dirigeerde in het Konzerthaus (am Gendarmenmarkt) in het net herenigde Berlijn.

Een beeld dat niet meer is los te koppelen van Beethovens Negende

Oost en West

Voor dit concert stelde Bernstein een internationaal orkest samen met musici uit Oost- en West-Duitsland, Rusland, Engeland, Frankrijk en de VS. Twee koren, een koor uit Oost-Duitsland en een koor uit West-Duitsland werden voor deze gelegenheid nog eens versterkt door een (niet door Beethoven voorgeschreven) kinderkoor. Vier grote solisten completeerden het geheel. Natuurlijk was de zaal veel te klein voor dit statement, en dus volgden duizenden mensen samengepakt op de Gendarmenmarkt voor het theater het concert op grote schermen. Een live televisieregistratie van het concert ging de wereld over, en werd ook in Nederland live uitgezonden.

Leonard Bernstein bikt eigenhandig een stuk uit de Muur (Foto: Andreas Meyer-Schwickerath)
Leonard Bernstein bikt eigenhandig een stuk uit de Muur (Foto: Andreas Meyer-Schwickerath)

Nog altijd kippenvel

De beelden van dit concert, nu bijna 30 jaar geleden zijn gewoon op internet te vinden, en het bekijken ervan levert nog immer kippenvel op. De dichterlijke vrijheid die Bernstein zichzelf en het moment toeliet door het woord ‘Freude’ in Schillers tekst te vervangen door ‘Freiheit’ resoneren ook drie decennia na dato nog krachtig na. Wat een historisch moment, wat een statement! Ik zie deze historische gebeurtenis echter ook als een ultieme bevestiging van de invloed en de nimmer aflatende urgentie van de muziek van Beethoven. In 2020 vieren wij het 250ste geboortejaar van de componist, ik zal daar uitbundig en vol overgave aan meedoen!

Leipzig: liefde op het eerste gezicht

Wie Leipzig met de trein binnenrijdt (en waarom zou je vliegen op deze afstand?) komt aan op het Hauptbahnhof, een tamelijk megalomaan station. Het is dan ook het grootste kopstation van Europa, en telt niet minder dan 24 sporen. De imposante omvang van het station doet een enorm centrum erachter vermoeden, maar wie vanuit het station de binnenstad van Leipzig betreedt komt al snel tot de ontdekking dat dit centrum zeer overzichtelijk is en nauwelijks meer dan anderhalve vierkante kilometer meet. Wie dit centrum vervolgens verkent, valt van de ene verbazing in de andere; je struikelt er letterlijk over de historie, zeker als muziekliefhebber.

Thomaskirche, Leipzig
Thomaskirche, Leipzig

Thomaskirche: de kerk van Bach

Vijf jaar geleden was ik voor het eerst in Leipzig en werd op slag verliefd. Verliefd op de sfeer, op de geschiedenis, op de tastbaarheid van de muzikale erfenis, op het nog immer bruisende muziekleven. Loop het centrum in en je stuit op de Thomaskirche, thuishaven van het Thomanerchor, en natuurlijk de kerk waar Johann Sebastian Bach zijn belangrijkste cantates én zijn passies voor schreef en tot klinken bracht. Recht tegenover de kerk het Bach-Museum, dat onder meer een beroemd portret van de componist huisvest, en waar je kunt ontdekken hoe de oogproblemen van de componist zijn muziekschrift op latere leeftijd beïnvloedde.

Het interieur van de Nikolaikirche in Leipzig, in classicistische stijl
Het interieur van de Nikolaikirche in Leipzig, in classicistische stijl

Nog een Bach-kerk: de Nikolaikirche

Op een steenworp afstand bevindt zich het Altes Rathaus waar in de raadszaal onder toezicht van een reeks statieportretten concerten plaatsvinden. Even verderop de Nikolaikirche, alwaar Bach ook de scepter zwaaide: zijn cantates voor de zondagsdienst werden om beurten in de Thomas- of de Nikolaikirche voor het eerst gespeeld. Maar in deze kerk begonnen in 1989 ook – en dat is een heel andere geschiedenis – de bezinningsdiensten die uiteindelijk hebben geleid tot de val van de DDR.

Stad van de koffiehuizen

Moe van alle indrukken kun je even neerstrijken in een van de oudste koffiehuizen van Europa, “Zum Arabischen Coffe Baum”, dat gefrequenteerd werd door illustere figuren als Goethe, Schumann en Wagner. Nog geen honderd meter verderop aan de Katherinenstrasse stond het Café Zimmermann, waar Georg Philipp Telemann en na hem Johann Sebastian Bach het Leipziger Collegium Musicum leidden. Helaas is deze plek ten prooi gevallen aan bombardementen in de Tweede Wereldoorlog, maar speciale muziekwandelingen leiden je er langs.

De witte gevel van het koffiehuis 'Zum Arabischen Coffe Baum'
De witte gevel van het koffiehuis ‘Zum Arabischen Coffe Baum’

Ook het Gewandhaus en de Staatsoper aan de Augustusplatz vielen ten prooi aan de bombardementen. Al in de DDR-tijd kregen zij echter imposante nieuwe onderkomens toebedeeld. Het Gewandhausorchester bruist als altijd, sinds twee jaar onder leiding van Andris Nelsons. De lat ligt hoog voor deze veertiger: vele illustere “Kapellmeisters” gingen Nelsons voor, waaronder Kurt Masur, Bruno Walter, Wilhelm Furtwängler en niet te vergeten Felix Mendelssohn-Bartholdy. Een chef in Leipzig dient spraakmakend te zijn. Nelsons is zich daar zeer van bewust, en laat zich gelden. Niet alleen in het Gewandhaus, maar ook in de Staatsoper ertegenover; zijn orkest bedient van oudsher namelijk beide huizen.

Nu vergeet ik nog bijna het Mendelssohn-Haus, het Schumann-Haus, de muziekuitgeverijen en het Grassimuseum (met een geweldige collectie historische muziekinstrumenten) te noemen. Het is veel, héél veel, en er is nog veel meer. En dat op krap anderhalve vierkante kilometer!

Ik heb nog een belofte in te lossen: met de oudste twee van onze kinderen heb ik reeds een stedentrip gemaakt, maar met de jongste nog niet. Hij, nu al verstokt muziekliefhebber, wist nog niet waar hij naartoe zou willen, maar ik wel: Leipzig!