(08 maart 1825 - 16 januari 1901)
De carrière van de Franse Jules Barbier is een mooi voorbeeld van hoe de smaak van het theaterpubliek in Parijs zich in de loop van de 19de eeuw wijzigde. Barbier debuteerde met kleine komedies en schreef daarna enige traditioneel getinte toneelwerken die aangevuld werden met populaire liedjes uit die tijd. Langzamerhand werd Barbier ambitieuzer, zoals uit zijn toneelbewerking Jeanne d'Arc uit 1873 blijkt. Dit werk, met muziek van Gounod, werd zeer gewaardeerd door critici en publiek. Het toneelstuk was de bron voor het libretto dat Tschaikovsky voor zijn De Maagd van Orléans schreef.
Zoals gebruikelijk in die tijd werkte Barbier bij het schrijven van libretti samen met andere schrijvers. Zijn vaste partner was Michiel Carré en na diens dood in 1872 werkte Barbier regelmatig met zijn eigen zoon Pierre Barbier samen.
De uitdaging om de belangrijkste literaire werken om te zetten naar libretti voor opera's nam Barbier met beide handen aan. Zoals bijvoorbeeld Goethes Faust voor Gounod, of Shakespeares Romeo and Julia, ook voor Gounod. Barbier was ook de auteur van het libretto voor Les contes d'Hoffmann van Offenbach.
Het bewerken van een groot literair werk naar een opera-libretto is geen eenvoudige klus. Het lukte Barbier dan ook niet altijd de diepte van bepaalde karakters te behouden. Zodat soms de passie het onderspit delft ten gunste van de sentimentaliteit, zoals in Faust van Gounod op sommige momenten het geval is.