Iedereen wil een tenor zijn

Ik moet u iets opbiechten: ik kijk soms naar “Op zoek naar Danny en Sandy”, een tv-programma dat door middel van een afvalrace de juiste interpreet zoekt voor de hoofdrollen in de musical Grease. Ik moest er aan denken toen ik nadacht over dit blog over tenoren. Een tenor is eigenlijk zoals Danny: iedereen wil hem zijn. En in de opera heeft de tenor nog een extra aantrekkelijk kantje: hij krijgt uiteindelijk de sopraan (of sterft in zijn poging daartoe, maar dat laten we hier maar even buiten beschouwing). Het moge duidelijk zijn: ik heb een zwak voor tenoren. En nu we toch aan het opbiechten zijn, moet ik er maar gelijk bij vertellen dat ik weliswaar aan het Conservatorium van Den Haag ben afgestudeerd als bariton, maar dat ik begon als tenor. Eigenlijk was het leven als tenor leuker dan als bariton. Een tenor is zeldzamer, gewilder, krijgt beter betaald en heeft ook meestal de grootste kleedkamer.

Ansichtkaart The tenor, 1905
Ansichtkaart The tenor uit 1905, die de draak steekt met het stemtype.

Hoge noten

Maar daar moet natuurlijk wel iets tegenover staan: namelijk de hoge noten. En daar zit hem nou net de angel: de zojuist genoemde voordeeltjes vallen in het niet bij de druk en stress die een tenor in zijn schoot krijgt geworpen. Want elk misstapje vertaalt zich in een vocale uitglijer en heeft menig tenor (beroemd of niet) ook hoongelach opgeleverd. Net als je even denkt dat je de meest mannelijke versie van jezelf aan het presenteren bent, glibber je van je toon af en schiet je stem door naar het falset, waarmee je binnen een aantal milliseconden tot een puber met hormoonproblemen bent gereduceerd.

Uitdagingen van het vak

Waarom dit vak zo moeilijk is werd me duidelijk toen ik een masterclass in Amerika volgde van tenor- en zangdocent-legende Richard Miller. Hij toonde moeiteloos aan dat de tenor veel meer dan elk van zijn andere mannelijke collega’s in en boven zijn passaggio zingt. De passaggio is een prachtige Italiaanse term die de overgang aanduidt tussen de borststem en de kopstem. Niet alleen is de tenor dus de hoogste stem van het mannelijke spectrum, maar ook relatief gezien zingt de tenor vaak hoger dan de bas of de bariton. Dat vraagt om een solide techniek en liefst ook een olifantshuid voor het geval het mislukt.

In onderstaand filmpje is duidelijk te horen hoe meesterlijk Luciano Pavarotti zijn passagio beheerst en door een bepaalde techniek (“dekken” of in het engels “covering”) voorkomt dat zijn hoge tonen te kaal klinken.

Iedere tenor is anders

Het omgaan met de passaggio is voor elke tenor van wezenlijk belang, maar ligt ook voor elke tenor anders. Afhankelijk van de aanleg van de stem (de omvang, de kleur, het vocale gewicht) moet er steeds naar een ideale balans gezocht worden. In het operarepertoire hebben we die balans in bepaalde groepen ingedeeld en op basis daarvan zingt een tenor vaak een bepaald segment aan rollen. Dat noemen we het stemvak. Soms zit een tenor een beetje tussen twee stemvakken in, en soms ontwikkelt hij zich gedurende zijn carrière van een lichter stemvak naar een zwaarder stemvak. Elke indeling in stemvakken is arbitrair en eerder een kunst op zich dan een wetenschap. Voor vandaag heb ik een 5-delige indeling gemaakt, plus een bonusexemplaar. Want laten we wel wezen: van een goede tenor heb je er nooit genoeg!

De lichte tenor

De leggero tenor  (lichtgewicht in het Italiaans), of tenore di grazia (sierlijke tenor), is licht, beweeglijk en in staat virtuoze en hoge passages met versieringen en arpeggio’s uit te voeren. De leggero tenor heeft een hoog stembereik, dat zich soms zelfs uitstrekt tot een aantal tonen boven de hoge C. Anders dan de countertenor is dit type tenor in staat om power in zijn sound te houden en de klank te egaliseren met zijn middenstem. Een bekend voorbeeld van dit type stem is de jonge Juan Diego Flórez (hieronder treedt hij op tijdens het Prinsengrachtconcert in 2002, hij is dan 29 jaar oud)

Lyrische tenor

De lyrische tenor legt net wat meer gewicht in de schaal, zijn stem is vaak heel aantrekkelijk en een stuk ronder dan die van zijn lichtere broertje. Hij zingt ook gemakkelijk hoge noten, maar is meestal net wat minder flexibel. Veel beroemde operarollen zijn geschreven voor de lyrische tenor, denk aan Alfredo in La traviata van Verdi of aan Rodolfo in La Bohème van Puccini. De meeste beroemde tenoren zijn hun carriere begonnen als lyrische tenor. Een lyrische tenro van grote klasse was José Carreras, die hier ‘Che gelida manina’ zingt uit La bohème.

Iets meer kracht

Als de componist behoefte heeft aan meer power, spierballen en vocaal overwicht, komt de spinto tenor op de proppen. Spinto betekend “geduwd” in het italiaans. Het betekent natuurlijk niet dat de stem geduwd moet worden, maar het geeft aan dat er zeker drijfkracht in het geluid zit dat door roeien en ruiten lijkt te gaan. Met de spinto tenor valt niet te spotten! De spinto tenor kwam meer in zwang in de tweede helft van de 19e eeuw  toen de orkest ook groter werden en er meer decibellen van de zangers werden gevraagd. Luister hier naar Jussi Björling in ‘Amor ti vieta’ uit Fedora van Umberto Giordano.

Nog robuuster

Maar het kan nog robuuster: de heldentenor of dramatische tenor. Vaak maken we onderscheid in de Italiaanse of de Duitse versie hiervan.

De Italiaanse dramatische tenor kun je beluisteren in Otello van Verdi, in Pagliacci van Leoncavallo of als Calaf in Turandot. Zijn klank is overweldigend en verzengend. Maar door zijn Italiaanse roots blijft hij ook in staat om relatief hoge noten te zingen die aangenaam klinken. Een fameus stuk voor de Italiaanse heldentenor is de openingszin uit Otello. Hier horen we Franco Corelli na 1’41” inzitten met ‘Esultate!’. Het maakt niet uit hoeveel mensen er nog meer op het toneel staan: hij eist met zijn krachtige en zinderende geluid alle aandacht op.

De heldentenor

De Duitse heldentenor is minstens even krachtig, maar hij combineert dat met een eindeloos uithoudingsvermogen. Zijn rollen zijn de zwaarste in het operarepertoire. Hij zingt soms uren achter elkaar en de rollen eisen daarnaast ook nog veel dramatische uitstraling en soms zelfs filosofisch inzicht. Het is een stemtype dat zijn definitieve uitwerking kreeg in de werken van Richard Wagner. Hij hoeft weliswaar minder hoog te zingen dan zijn Italiaanse evenknie, maar ook voor dit stemtype geldt: velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Gek genoeg hebben we in Nederland altijd een rol van belang gespeeld in dit stemtype. De beroemdste onder hen was ongetwijfeld Jacques Urlus. Hij was gedurende zijn leven een echte ster en hoewel Wagners weduwe Cosima heel bekrompen vocale inzichten had, kon ze niet om de grandeur van Urlus heen. Urlus wist met zijn zingen een fortuin te vergaren en nog altijd prijkt in Noordwijk de mooie villa die hij van zijn honoraria liet bouwen. Hij noemde het Kareol, de plek waar een van zijn meest gezongen karakters – Tristan – opgroeide. Luister hieronder naar zijn interpretatie van Siegmund (uit de opera Die Walküre). Let op hoe baritonaal en donker zijn stem eigenlijk klinkt:

Ongeëvenaarde schoonheid

De kers op de taart: de Mozarttenor! Soms lijkt het dat harder, hoger, sneller altijd loont, maar gelukkig is dat niet zo. De mooiste tenoren doen eigenlijk alleen maar dat wat ze geacht worden te doen: ze veroveren je hart. Niet door hun power, maar puur door hun ongeëvenaarde schoonheid van stem. Bij tenoren heeft dat zelfs een speciale term gekregen: Schmelz. Van zo’n tenor word je week in de knieën en dat geldt ook voor de sopraan van dienst. Ook zij weet: hier kan geen bariton tegenop!

Stemgeheimen – de basis

Voor u als trouwe lezers van het MUSICO-blog heeft de stem misschien geen geheimen meer, maar als ik op reis ben, krijg ik vaak vragen over wat nu precies een countertenor is, waarom de ene sopraan totaal niet klinkt als de andere sopraan en natuurlijk de altijd ietwat vermoeiende vraag waarom sommige sopranen en tenoren zo dik zijn. In deze nieuwe serie ‘Stemgeheimen’ proberen we u mee te nemen in de wereld van de stemsoorten, stemvakken en stemrariteiten. In de komende afleveringen zal gesproken worden over stemclassificaties binnen de opera, de fysieke achtergrond van bepaalde stemsoorten (denk aan castraten of countertenoren) en over tradities en gewoonten.

Technische basis

Tijdens het eerste jaar muziekwetenschap dat ik volgde aan de Universiteit van Utrecht, was één van de verplichte hoofdvakken ‘Akoestiek en Instrumentenleer’. Tijdens deze lessen werden we onderwezen in (geluids-)golfleer, absorptie-eenheden (wist u dat een mens ook een absorptie-eenheid is??) en Helmholtz-resonantie. Gelukkig had ik een bèta-achtergrond en was het relatief makkelijk te volgen, maar voor mijn alfa-medestudenten bleek het vaak één van de zwaarste colleges te zijn.

Hameren op slaginstrumenten

Een deel van de lessen was gewijd aan het instrumentarium dat je tegenkomt in de klassieke muziek. Van oudsher al houden veel musicologen zich bezig met hoe je deze instrumenten in groepjes moet indelen. Ik snapte er het nut nooit helemaal van, maar onze docent hamerde (!) erop dat de piano bij de slaginstrumenten moest worden ingedeeld. Dat wil zeggen: als je uitging van het indelingscriterium van speelwijze. Strikt genomen wordt de snaar bij de piano aangeslagen door het hamertje, ergo de piano is een slaginstrument.

‘De stem is geen instrument’

Je zou verwachten dat aan de menselijke stem toch ook wel minstens een lesuurtje zou worden besteed. Niets was minder waar. De docent dicteerde: ‘Instrumenten zijn verlengingen van het lichaam en geen onderdelen van het lichaam zelf, ergo de stem is geen instrument.’ Als beginnend zangertje ergerde me dat, maar ik vermoed nu dat hij ermee wilde zeggen dat alle muziekinstrumenten (apparaten dus eigenlijk) proberen om zo dicht mogelijk in de buurt van de menselijke stem te komen. Toch een gemiste kans om die aanstaande musicologen niet van een betere basiskennis van de stem te voorzien.

Yma Sumac, de legendarische zangeres met een bereik van vijf octaven. Niet iedereen is een stemsoort in te delen!

Fluïde indeling

Maar laten we bij het begin beginnen. Op school heeft u waarschijnlijk allemaal wel kennis gemaakt met de termen sopraan, alt, tenor en bas. En als u in een koor heeft gezongen, bent u ook onderdeel geweest van één van deze stemgroepen. Persoonlijk ben ik mijn zingende carrière begonnen als tenor (ik zong tenor bij de Bachvereniging, het World Youth Choir en het Stuttgarter Kammerchor), maar ontwikkelde ik me later tot bariton (en kreeg een aanstelling als eerste bas in het Groot Omroepkoor). Zo zie je maar, bepaalde dingen hoeven niet voor eeuwig te zijn. En dat is misschien wel de eerste belangrijke les: De indeling in stemsoorten, stemvakken en stemgroepen is gebaseerd op bepaalde criteria, maar is ook altijd fluïde.

Kyrie uit de Missa l’homme armé I van Johannes Regis. Een klassieke vierstemmige polyfonie, met enigszins afwijkende benamingen voor de stemtypen. De altuspartij wordt hier contratenor genoemd (deze namen werden door elkaar gebruikt), terwijl de superiuspartij (ofwel de hoge partij) hier discantus heet.

Terug naar die oorspronkelijke namen. Waar komen ze vandaan? En wat betekenen ze eigenlijk. We gaan van de lage stemmen naar de hoge:

Bas

Dit komt van het latijnse ‘bassus’ wat diep of laag betekent. Een heel duidelijke omschrijving, passend ook bij de functie. De bas vormt binnen een meerstemming geheel het fundament van de compositie. Van oorsprong bedoelde men overigens hiermee te zeggen dat de partij onder de tenor ligt.

Stembereik van de bas op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de bas op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

Tenor

Dit komt van het Latijnse ‘tenere’ wat zoiets als ‘vasthouden’ betekent. Een ietwat enigmatische benaming, want wat wordt er nou precies vastgehouden. De term stamt uit de periode van de middeleeuwen, de tijd dat ook de eerste meerstemmige muziek ontstond. De muziek ging uit van een bepaalde melodie waar andere stemmen tegenaan konden zingen (als dan niet in consonantie of dissonantie. De stem die deze uitgangsmelodie in heel lange noten zong, noemde men de tenor. De tenor ‘houdt’ dus de melodie vast. Van oudsher zie je dat het bereik van tenorpartij uit dit tijdsvak min of meer overeenkomt met de gemiddelde mannelijke stem. Tegenwoordig associëren we de tenorstem veel meer met een (extreem) hoge zangstem, iets wat voor veel mannen juist onbereikbaar lijkt.

Stembereik van de tenor op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de tenor op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

Alt

Dit komt van het Latijnse ‘altus’ wat ‘hoog’ betekent. Elke koorzanger zou nu op moeten veren in verbazing, want tegenwoordig denkt vrijwel iedereen bij een altstem aan Aafje Heynis, Jard van Nes of Kathleen Ferrier. Lage stemmen dus juist! Om de oorsprong van het woord te bevatten moeten we opnieuw terug naar de vroege meerstemmige muziek. Zoals hierboven al aangegeven zong de tenor de melodie in langgerekte noten.. Degene die lager zong dan de melodie, noemde men bassus, en degene die hoger zong, noemde men altus. In latere tijden (denk vooral aan de romantiek) is de altuspartij meer geëvolueerd tot een vrouwenstemsoort. 

Stembereik van de alt op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de alt op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Voor velen hét voorbeeld van de altstem: de donkere stem van Kathleen Ferrier

Sopraan

Dit komt van het Latijnse superius wat ‘boven’ betekent. En met boven wordt dan eigenlijk ‘boven de altus’ bedoeld. Zo kun het hele vocale spectrum beschreven worden. In de middeleeuwen werd deze hoogste stem ook door mannen gezongen. In de loop van de tijd evolueerde deze stem echter naar wat wij nu sopraan noemen en qua hoogte eigenlijk niet meer door de mannelijke stem (al dan niet in falset, daar komen we in een latere aflevering nog over te spreken) kan worden gezongen. Voor een sopraanstem heb je dus een vrouw nodig of een jongen die nog niet de stembreuk heeft doorgemaakt (in feite pre-puberaal).

Stembereik van de sopraan op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de sopraan op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

In deze wetenschap luistert u al heel anders naar met name de vroege koormuziek uit de westerse muziekgeschiedenis. Later in de barok komt er grote nadruk te liggen op de virtuositeit en extremiteiten van de stem. Men neemt geen genoegen meer met puur natuur, en cultiveert zelfs een onnatuurlijke stemsoort: de castraat. Maar daarover meer in de volgende aflevering!