Wie was Saint-Saëns?

Het is natuurlijk wel merkwaardig! De componist wiens lustrum we na een veelbewogen Beethovenjaar mogen vieren, kennen we vooral van een werk dat hij bij wijze van grap had geschreven en waarvan hij het niet de moeite waard vond er een opusnummer aan te geven. We hebben het hier over Camille Saint-Saëns, geboren in 1835 en overleden in 1921. En we hebben het over Le carnaval des animaux. Publicatie ervan hield Saint-Saëns zijn leven lang tegen. Het zou niet passen in zijn beeld van serieus componist.

Een serieus componist? Daarmee wierp de man toch wel een erg streng beeld van zichzelf op. Saint-Saëns behoorde tot een generatie componisten voor wie groot, groter, grootst ook goed, beter, best betekende. Want dat leek de meest logische vervolgstap na zijn voorgangers Beethoven, Berlioz en Wagner. De andere werken waardoor Saint-Saëns ook nu nog het meest bekend is, lijken ook in deze gedachtegang te passen: zijn ‘grand opéra’ Samson & Dalila en de Orgelsymfonie. Wie niet oplet, schaart Saint-Saëns vooral in de 19e-eeuwse wereld van nietsontziende vooruitgang:  wereldtentoonstellingen met nieuwe machines die in een duizelingwekkende vaart snelheid maakten en een fout soort heroïsche kolonialisme.

U begrijpt mijn punt: Saint-Saëns was veel meer dan dat. Op tienjarige leeftijd werd Saint-Saëns gelanceerd als het nieuwe Mozart-wonderkind tijdens een concert in de Salle Pleyel in Parijs; vanaf zijn vijfde had hij al regelmatig concerten gegeven. Eenmaal volwassen bleek Saint-Saëns toch vooral op zoek naar een lyrische toon. Hij zag zichzelf geen onderdeel van de zogenaamde ‘Paganini/Liszt-school’. Een ‘virtuoos’ wilde hij absoluut niet genoemd worden. Muziek was niet zijn enige passie: op school blonk hij uit in Franse, Latijnse en Griekse literatuur en wiskunde, was hij geïnteresseerd in filosofie, archeologie en astronomie. En net zo breed als zijn algemene kennis was, was Saint-Saëns als componist en musicus georiënteerd. Vriend Fauré noemde hem ‘de meest complete musicus van zijn tijd: componist, pianist, organist, dirigent, docent, criticus, essayist, dichter en toneelschrijver.’

Met je huwbare dochter naar de opera?

‘Niets is moeilijker dan over muziek praten’, maar Saint-Saens deed het veelvuldig. Hij had overal een mening over. Daarbij was hij sterk beïnvloed door de ‘L’art pour l’art’-beweging. Kunst bestaat alleen om zichzelf en heeft dus geen morele, didactische functie of een bepaald doel. Saint-Saëns ging daarin zover dat hij accepteerde dat muziek over onderwerpen kon gaan die buiten de muziek immoreel waren. Hij verwees daarbij graag naar de opera. Met een gerust hart namen ouders hun huwbare dochters mee, terwijl op het podium moord, verleiding en incest je om de oren vloog.

Over opera had Saint-Saëns trouwens nog meer te melden. Natuurlijk woedde er weer een discussie of opera een historisch dan wel een mythologisch onderwerp moest hebben. Saint-Saëns vond dat hele debat nonsens, want wat was nu precies het verschil tussen mythe en historie? ‘Er zijn mythes in de historie en zit historie in mythes. Mythe is eigenlijk een oude vorm van historie. Elke mythe heeft een kern van waarheid.’ Waarmee voor hem de discussie gesloten was.

De kinderen van Saint-Saëns

Saint-Saëns componeerde in alle mogelijke genres: symfonieën, concerten, opera en oratoria. Maar ‘ik hou van niets meer dan van kamermuziek’, schreef hij  in 1894 aan violist Johannès Wolf. Hij koesterde zijn kamermuziekwerken als zijn kinderen. En juist deze kamermuziek laat een andere Saint-Saëns horen dan in de Orgelsymfonie. Een meer complete Saint-Saëns met al zijn tegenstrijdigheden. Of moeten we zeggen, de vele vlakken van een diamant? Met zijn gevoel voor traditie én vernieuwing. Met zijn gevoel voor kleur. Met zijn gevoel voor humor. Met zijn gevoel voor helderheid. Jammer dat zijn kamermuziek zo weinig gekend is en zo zelden op het repertoire staat. Hieronder vast een pleidooi voor zijn Eerste Pianotrio, met op 6:24 het prachtige Andante.

Eerste Pianotrio van Saint-Saëns door violist Leonid Kogan, cellist Mstislav Rostropovich en pianist Emil Gilels

Grenzen aan vrijheid blijheid

Niet alle vernieuwingen waren aan hem besteed. Dat sommigen van zijn jongere collega’s verder gingen dan Saint-Saëns ooit had durven dromen, is misschien de prijs van zijn lange, actieve leven. Vrijheid blijheid was dan wel zijn devies, maar het bleek wel zijn grenzen te hebben. Die grens lag overduidelijk bij polytonaliteit. Dat sommige componisten zich daartoe ‘verlaagden’, zag Saint-Saëns als een wanhopige manier om origineel te zijn.

Saint-Saëns leefde een lang leven. Hij had contact met ongelooflijk veel mensen, componisten als Berlioz, Gounod, Liszt, Bizet, Fauré, Tsjaikovski, Rossini, maar ook met mensen als Hugo en Ingres. Hij trouwde laat, kreeg twee kinderen die een veel te kort leven beschoren waren: de een overleed op jonge leeftijd aan een kinderziekte en de tweede viel vanaf de tweede verdieping uit een raam. Dit verlies verruïneerde zijn huwelijk en maakte van Saint-Saëns een man die liever op pad was dan in Parijs. Vooral in Egypte en Algiers voelde hij zich thuis. Hier kon hij zich als amateur-archeoloog uitleven op zijn voorliefde voor antieke culturen. Zijn liefde voor Egypte klinkt trouwens prachtig door in zijn Vijfde Pianoconcert.

Vijfde Pianoconcert (Egyptische) van Saint-Saëns door Hannes Minnaar tijdens finale van de Koningin Elisabeth Wedstrijd in 2010

Samson et Dalila in Düsseldorf

Camille Saint-Saëns schreef in totaal dertien opera’s, waarvan er één een samenwerking was met twee andere componisten. Van die opera’s was eigenlijk alleen Samson et Dalila een doorslaand succes. Hoewel Saint-Saëns de opera ook als een van zijn meesterwerken zag, stak het hem dat geen van zijn andere werken op dezelfde manier aansloeg bij het publiek.

Het succes van Samson et Dalila is makkelijk te verklaren: de opera zit van begin tot eind vol sublieme muziek, met als hoogtepunt de tweede akte met de beroemde verleidingsscène en de aria ‘Man coeur s’ouvre à ta voix’, dat zich in het tweede deel op weergaloze wijze ontwikkelt tot duet. De invloed van Wagner is makkelijker te herkennen in het gebruik van een weelde aan orkestkleuren, maar ook het verleden is duidelijk hoorbaar; in de koren van de Israëlieten is Händel nooit ver weg.

De Israëlieten als mijnwerkers (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)
De Israëlieten als mijnwerkers (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)

Onder- en bovenklasse

Het bijbelse onderwerp was in die tijd niet gebruikelijk voor een opera, en Saint-Saëns had aanvankelijk dan ook de nodige moeite het werk opgevoerd te krijgen. Een sterk religieus thema werd gezien als ‘box office poison’; dat trekt geen publiek. In Düsseldorf lijkt het religieuze thema in deze nieuwe productie van Samson et Dalila van de Deutsche Oper am Rhein aanvankelijk ook ver te zoeken. In de regie van Joan Anton Rechi leek de enige god die aanbeden werd die van het geld, de enige beleden religie die van het kapitalisme.

Rechi is duidelijk op zoek gegaan naar een nieuwe, actuele tegenstelling tussen de twee groepen, in plaats van de religieuze. De Israëlieten vormen geen onderworpen volk, maar een uitgebuite onderklasse van mijnwerkers, de Filistijnen de in maatpak gestoken bovenklasse. Bovendien leken de beide groepen dezelfde god te aanbidden: de lustig in het rond gestrooide bankbiljetten werden maar al te gretig opgeraapt door de Israëlieten, om ze vervolgens meteen weer kwijt te raken aan de ‘priesteressen van Dagon’, hier voorgesteld als dames van de nacht in dienst van Dalila.

Ramona Zaharia als Dalila in de eerste akte (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)

Persoonlijke drijfveer

Dat levert mooie toneelbeelden op – de Israëlieten die aan het begin met verlichte mijnwerkershelmen oprijzen uit de diepte, de rood oplichtende lampionnetjes van de ‘priesteressen’ van Dagon – maar het roept ook vragen op. In de opera is Dalila’s voornaamste drijfveer om Samson te verleiden en te verraden namelijk een pure, ongefilterde haat jegens Samson, ingegeven door haar toewijding aan haar volk en religie. Wat is hier – zonder dergelijke ‘bezielende’ factoren – haar drijfveer? Is het trots? Wil zij Samson verleiden en te gronde richten omdat hij haar eerder versmaad heeft?

Ramona Zaharia als Dalila en Michael Weinius als Samson in de grote verleidingsscène van de tweede akte (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)

Uit de bocht

Het grootste deel van de tweede akte verloopt eigenlijk zoals in het libretto van Samson et Dalila: veel kun je daar ook niet aan veranderen. En je merkt meteen dat het werkt: als er overtuigend gezongen en geacteerd wordt, heb je in deze intieme akte, die vooral draait om de drie grote solo-rollen, weinig anders nodig. Maar aan het einde van de tweede akte vliegt de regie misschien een beetje de bocht uit: nadat Dalila zelf Samsons paardenstaart heeft afgesneden en de slotmaat van de akte heeft geklonken, komt de Hogepriester van Dagon hoogstpersoonlijk de ogen van Samson uitsnijden. Hij doet dat met een jolig dansje, terwijl hij de melodie van Dalila’s verleidingsaria fluit. Het voegt weinig toe, en bovendien breekt de regisseur hiermee met de overwegend realistische stijl van de rest van de voorstelling.

Toch religie

De overdreven stijl trekt hij door naar de rest van de voorstelling. In de laatste akte komt het thema van religie dan plotseling wel bovendrijven, als de cultus van Dagon zich niet alleen met de exploitatie van de onderklasse blijkt bezig te houden. We zien een eredienst in de stijl van Amerikaanse tv-dominees, inclusief handoplegging. Het koffertje met geld dat aan Dalila werd aangeboden, wordt als het heiligste der heiligen getoond – het geeft een onweerstaanbare gouden gloed af op de ‘gelovigen’ – en Dalila zelf lijkt tot een soort Madonna-figuur te zijn verheven.Een soort sjieke sekte, de hoogmis van het geld? Religie als zwendel, met als enige doel het vergaren en aanbidden van bezit?

Dalila wordt door de Filistijnen aanbeden (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)
Dalila wordt door de Filistijnen aanbeden (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)

Twee gedachten

Het is een wat vreemde overgang: in de eerste en tweede akte is het religieuze thema volkomen afwezig en het is wat geforceerd om het er op het einde plotseling wel bij te halen. Dalila lijkt aan het einde berouw te krijgen, ontdoet zich van haar sieraden en benadert Samson. Die wurgt haar, en de Filistijnen worden niet bedolven door een instortende tempel, maar verdwijnen in de diepte (de aarde opent zich in een beving?). Een mooie beeldrijm met de oprijzende Israëlieten uit het begin van de opera, dat zeker, en de boodschap lijkt duidelijk: zo vergaat het hen die zich louter op uitbuiting richten. Een regie waarin zeker goede ideeën zitten dus, maar ook eentje die misschien hinkt op meerdere gedachten en waarin de persoonlijke motivaties van de personages wat troebel worden.

‘Eredienst’ van de Filistijnen voor de god Dagon in de derde akte (Foto: Jochen Quast/Deutsche Oper am Rhein)

Muzikaal genot

Muzikaal viel er heel veel te genieten. De Roemeense mezzosopraan Romano Zaharia lijkt een gedroomde Dalila. Ze heeft zonder meer de physique du rôle en ziet er oogverblindend uit. Haar stem is al even voluptueus, maar heeft vooral in de hogere regionen slagkracht; in de laagte verdwijnt ze soms in het orkest. Haar Samson, de Zweedse tenor Michael Weinius, had misschien niet het gedroomde uiterlijk voor de held van de Israëlieten, maar wel een stem die perfect past bij Samson: heroïsch, maar ook ingetogen en genuanceerd voor de intiemere momenten. Simon Neal vulde de zaal moeiteloos als de arrogante Hogepriester van Dagon.

Misschien net zo belangrijk in deze opera zijn de koorbijdragen, en het koor van de Deutsche Oper am Rhein was in uitstekende vorm: vanaf de prachtige, gedempte klanken van het openingskoor ‘Dieu d’Israel’ tot de exuberantie van de feestende Filistijnen in de laatste akte zongen ze prachtig. Ook het orkest speelde Saint-Saëns’ rijke partituur, na wat oneffenheden in het begin, voorbeeldig. Dirigente Marie Jacquot wist precies wat ze met de partituur wilde: rake tempi, en steeds met aandacht voor de vloeiende lijnen van Saint-Saëns’ muziek.

Ondanks de regie, waar niet iedereen zich in kon vinden maar die wél veel voer voor discussie opleverde – kun je in een opera dat in beginsel zo sterk op religie leunt, ook in de tekst, de religie achterwege laten? – was de MUSICO-groep het er toch over eens: alleen al voor de muziek was deze Samson et Dalila het reizen meer dan waard!