Cavalleria rusticana & Pagliacci, het volmaakte koppel

In 1893 voerde de Metropolitan Opera in New York de opera Pagliacci van Ruggero Leoncavallo voor het eerst uit. Met een lengte van nog geen anderhalf uur was het werk wat kort voor avondvullend operavermaak, en de briljante oplossing van de directie was om een tweede opera aan het programma toe te voegen: het een paar jaar eerder geschreven Cavalleria rusticana van Pietro Mascagni. Daarmee begon de Met een traditie die tot op de dag van vandaag voortduurt; al snel kwam het koppel liefko­zend als CavPag bekend te staan.

Pietro Mascagni en Ruggero Leoncavallo

Het is misschien niet zo vreemd dat de opera’s aan elkaar gekoppeld zijn. De opera’s werden een paar jaar na elkaar geschreven, en hebben allebei ogenschijnlijk realistische en gewelddadige plots. Beide werken gaan over overspel, jaloezie en wraak, en eindigen in de gewelddadige dood van een van de hoofdpersonages. Bovendien vertegenwoordigen de twee werken een nieuwe stroming in de Italiaanse opera van de late negentiende eeuw, het zogenaamde verismo.

Verismo

De term verismo verwijst naar het Italiaans woord ‘vero’, dat ‘waar’ betekent en suggereert dat de componisten van deze stroming een zekere mate van realisme nastreefden; dat de Italiaanse opera van de late negentiende eeuw ‘uit het leven gegrepen’ zou zijn. Deze componisten liftten mee op het succes van een literaire stroming met dezelfde naam, die zich inderdaad richtte op het vertellen van hedendaagse verhalen, waarbij scherpe maatschappijkritiek niet geschuwd werd. 

De componisten van het muzikale verismo gingen in hun streven naar realisme veel minder ver. Mascagni, Leoncavallo en hun tijdgeno­ten ruilden in hun opera’s weliswaar vaak de traditionele koningen, goden en mythische helden in voor boeren, dorpsbewoners en ar­tiesten als hoofdpersonen, maar voor hen was de realiteit uiteinde­lijk niet veel meer dan een decor, een artistiek middel om hun ope­ra’s krachtiger te maken en emoties directer over te brengen. Zij koppelden dat aan een muzikale taal die directer en minder gestileerd was dan die van hun voorgangers. 

Een scène uit Cavalleria rusticana bij de première in 1890.

Twee opera’s, twee gezichten

In hun opera’s zoeken Mascagni en Leoncavallo steeds manieren om hun publiek te verrassen. Mascagni doet dat vooral in muzikaal opzicht: hij speelt met de verwachtingen van de luisteraar en doorbreekt traditionele patronen om een realistisch tintje aan zijn opera te geven. Zo onderbreekt hij de ouverture van de opera om de tenor een aubade aan zijn geheime minnares te laten zingen. Maar verder is het verhaal van Cavalleria rusticana recht door zee: what you see is what you get. 

Leoncavallo gaat nog een stapje verder, en speelt in zijn opera bewust met de tegenstelling tussen het toneel en de realiteit. Regelmatig stappen de operapersonages in hun rol als komediant en er weer uit, en brengen zo expliciet het onderscheid tussen schijn en werkelijkheid, tussen spel en oprechtheid. Leoncavallo lijkt het publiek uit te dagen: jullie willen in het theater misschien afstand bewaren tot wat er op de bühne gebeurt, maar kijk maar eens of dat lukt!

Enrico Caruso als Canio in Leoncavallo’s Pagliacci

Twee hoogtepunten

Mascagni geeft ons direct en invoelbaar drama, en gebruikt de realistische setting van het dorp als een snelkookpan voor emoties en geweld. Leoncavallo maakt het concept van realisme in de opera, het kenmerk van het verismo, tot onderwerp van de opera zelf, en bouwt een tweede laag in de opera, die het verhaal zelf voedt en ver­rijkt. Daarom werken de twee opera’s zo goed als koppel: de twee zijn verschillend genoeg om op zichzelf mateloos te blijven boeien, en belichten allebei een andere kant van het operarealisme. Cavalleria rusticana en Pagliacci vormen de voorhoe­de, maar misschien ook meteen de volmaaktste uiting van het veris­mo.

Heimwee naar Berlijn

Als ik er te lang niet geweest ben, krijg ik altijd een beetje heimwee naar Berlijn. Eigenlijk probeer ik elk jaar wel een keer naar de Duitse hoofdstad af te reizen. Ik houd van de ontspannen atmosfeer, de ruimte van de brede straten en het tempo dat in deze stad lager lijkt te liggen dan in Nederland. In Berlijn heb ik altijd gevoel dat de mensen meer aan leven toekomen, en veel minder geleefd worden door hun werk en hun gejaagde omgeving. Enige romantisering is mijn in dezen natuurlijk niet vreemd – ook Berlijn is volop in beweging en verandert in volle vaart – maar het ontspannen gevoel dat ik hier altijd ervaar, wordt er niet minder door. 

Daarbij komt nog eens het culturele aanbod. De stad heeft zo ongelooflijk veel te bieden dat je soms uit pure overdaad niet meer weet waar je moet beginnen. Tientallen musea en gedenkplekken en interessante moderne architectuur en stedenbouwkundige projecten; eigenlijk is er elke keer wel weer iets nieuws te beleven, terwijl je nog helemaal niet klaar bent met het ontdekken van al het moois dat er al was! Gelukkig zijn er in de loop der jaren ook een paar ankers ontstaan die eigenlijk nooit teleurstellen. Een daarvan is C/O Berlin, een galerie onder de rook van de Berlijnse dierentuin die zich vooral richt op fototentoonstellingen.

Een dichter in beelden

Wat een feest om hier elke keer weer voor mij nog onbekende fotografen te ontdekken, en vooral om dan meteen een beeld te krijgen van de ontwikkeling van een heel oeuvre. In september is het de beurt aan Robert Frank, een van de iconen van de Amerikaanse fotografie. In dit geval een hernieuwde kennismaking in plaats van een eerste ontmoeting, maar dat maakt de voorpret er niet minder om. Frank is een dichter in beelden. Achter elke foto lijkt een hele wereld van betekenis schuil te gaan, een geschiedenis waarnaar je als kijker meteen nieuwsgierig wordt. Een hoogtepunt is zijn beroemde fotoserie The Americans uit de jaren ’50 van de vorige eeuw, waarin hij een prachtig en ontroerend beeld geeft van de levens van gewone Amerikanen en waarin hij zich een meester van de suggestie toont. Een verhalenverteller van de bovenste plank.

New Orleans (trolley) – Robert Frank

En dan is er nog de muziek. Er zijn weinig andere Europese steden die net als Berlijn kunnen bogen op niet minder dan vier grote symfonieorkesten en drie operahuizen, om nog maar te zwijgen van de barok- en kamermuziekensembles.

Tijdens de reis in september concentreren we ons op de Deutsche Oper, maar zelfs dan; vier opeenvolgende dagen met alleen maar muzikale hoogtepunten uit de 19e eeuw. Twee van Verdi’s meest interessante en kleurrijke opera’s (Un ballo in maschera en La forza del destino), het onverwoestbare verismo-duo Cavalleria rusticana en Pagliacci, en een concert in de prachtige Philharmonie met vocale hoogtepunten van Berlioz, met onder andere delen uit zijn epische meesterwerk Les Troyens. En dat dan ook nog eens met wereldsterren als Roberto Alagna, Susan Graham, Alice Coote en ‘onze eigen’ Eva-Maria Westbroek.   

Roberto Alagna
Roberto Alagna

Een reis om van te watertanden. Deze reisleider kan in ieder geval niet wachten om weer op de trein te stappen!