Richard Strauss: heldendichten en avondrood

Jaren geleden bezocht ik de villa van Richard Strauss in Garmisch-Partenkirchen. En wie schetste mijn verbazing, dat we daar de componist zelf nog aan de lijn kregen? Die villa in Beieren was in 1908 gebouwd door de jugendstilarchitect Emanuel von Seidl.

De erker van de villa werd beroemd, omdat het decor voor Strauss’ autobiografische opera Intermezzo naar dit voorbeeld werd nagebouwd. In de ruimte naast de salon was een bibliotheek met talrijke herinneringen, zoals een beeldje van de Rosenkavalier, en de eerste compositie van Straus: de Schneiderpolka. Ook waren er handschriften van Mozart, Beethoven, Wagner, en een brief van Verdi aan Strauss. En in de kersenhouten werkkamer ontstonden alle werken die Strauss sinds de opera Elektra componeerde.

Richard Strauss in zijn werkkamer in zijn villa in Garmisch-Partenkirchen
Richard Strauss in zijn werkkamer in zijn villa in Garmisch-Partenkirchen

In deze schitterende omgeving bracht Strauss, samen met zijn geliefde sopraan, Paulina de Ahna, vanaf 1908 de zomers door. Strauss was dol op de natuur, en niet in filosofische zin, zoals zijn grote voorbeeld Richard Wagner, maar gewoon omdat hij ervan hield. Bij Strauss vertegenwoordigde de natuur ook geen botsende krachten die in de menselijke ziel kunnen optreden, zoals bij Mahler. Strauss hield gewoon veel van de natuur. De natuur inspireerde hem bijvoorbeeld tot het symfonische gedicht Eine Alpensinfonie, waarin Strauss ons als een echte berggids door de Beierse Alpen leidt.  

Symfonisch dichten

Vanaf de jaren ’80 van de negentiende eeuw leefde Strauss zijn hartstocht voor symfonische toonschilderingen uit, en soms verwerkte hij daar veel biografische elementen in. Zo heeft hij in de Sinfonia Domestica, uit 1903, op minutieuze wijze het huiselijk leven van zijn familie uitgebeeld. Strauss verscheen graag als titelfiguur in zijn eigen composities. En dat doet hij ook in het symfonisch gedicht Ein Heldenleben, dat hij componeerde in 1898. Hij droeg het werk op aan Willem Mengelberg en het Concertgebouworkest, maar het werk ging vreemd genoeg in Frankfurt in première. Strauss gebruikte in Ein Heldenleben ook Leitmotieven, zoals Wagner deed. Er kwam ontzettend veel kritiek op dit werk, omdat het leven van een held erin wordt beschreven, en Strauss zichzelf als die Heroïsche Held portretteerde.  

Ein Heldenleben?

Strauss was bepaald niet bescheiden, wanneer het over zijn grote talent voor toonschildering ging. Hij zei ooit, dat hij zelfs een menu op muziek kon zetten! De Held in Ein Heldenleben heeft een aantal vijanden: dat zijn de muziekcritici die met prikkeldraad en wrede pennen worden uitgebeeld. Ook de geliefde metgezel van de held, Pauline de Ahna, is levendig en nauwkeurig geportretteerd. De goede daden van de Held worden weergegeven door citaten uit zijn eerdere composities.

Ein Heldenleben heeft zes delen, een echte verhaallijn ontbreekt echter. Het zijn meer bespiegelingen op het thema Heldendom. In het eerste deel introduceert de held: de held zweeft en duikt in een thema dat drie octaven omspant, tegen een beukend ritme. Er volgen verschillende andere thema’s, die de zachtere kant van zijn personage vertegenwoordigen. Soms wordt de muziek zo ingewikkeld en ondoorzichtig dat we nauwelijks alle stemmen kunnen onderscheiden. Want volgens Strauss was complexiteit, net als macht, een aspect van Heldendom. In de twee maten van stilte, waarmee het eerste deel eindigt, lijkt de held uitdagend te wachten op reacties op zijn uitdaging.

‘Der Held’ (deel 1) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

Wat volgt is inderdaad verrassend. De houtblazers vertegenwoordigen op stekelige wijze de tegenstanders van de held: de muziekcritici. Deze zelfvoldane vijanden lijken onwaardige tegenstanders, maar toch slagen zij erin om zijn humeur te beïnvloeden, zijn heroïsche thema te onderdrukken, en hem in een sombere gemoedstoestand toestand te doen belanden. Uiteindelijk wordt hij boos en schudt hij ze van zich af.

‘Des Helden Widersachter’ (deel 2) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

Met de komst van de solo-viool in het derde deel ontmoeten we zijn metgezel, zijn vrouw. Ze heeft een pittig karakter. Dit deel is verleidelijk, scherp, zeurend, maar ook liefhebbend. De muziek culmineert in een glorieus stijgende passage die de diepe genegenheid van het paar moet uitdrukken. Intussen klinkt het irritante gekibbel van de critici nog steeds gedempt op de achtergrond. 

‘Des Helden Gefährtin’ (deel 3) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

Plotseling klinken er in de verte trompetten: de held verrijst weer en trekt zijn wapenrusting aan. Zijn tegenstanders klinken nu in kakofonisch strijdtoneel. Dat de liefde van zijn metgezel een belangrijke factor is geweest in het succes van de held, horen we in de reprise. Dan wordt het openingsthema van de held vergezeld door dat van zijn geliefde Pauline.

Nieuwe muzikale ideeën schieten daarna als paddenstoelen uit de grond, en symboliseren het creatieve karakter van de held die geen moment op zijn lauweren rust, maar voortdurend voortgedreven wordt door zijn ambities. De muziek stijgt naar een geweldige climax met thema’s uit eerdere, grootse werken van Strauss. De prestaties van de held worden weergegeven in flarden uit Don Juan, Zarathustra, Tod und Verklärung, en Till Eulenspiegel.  

‘Des Helden Walstatt (deel 4) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

De held heeft nog één keer een schermutseling met zijn vijanden, voordat hij overweegt zich terug te trekken uit het wereldse leven naar rustiger oorden. De althobo symboliseert dit feit in een pastoraal thema dat uit Don Quixote komt. Uiteindelijk heeft de held geleerd van zijn ervaringen, en komt er iets van gemoedsrust. Hij heeft ook geleerd van zijn vrouw, want het serene en nobele vioolgeluid, dat refereert naar de transformatie van de Held, is afgeleid uit het liefdesthema van zijn vrouw.

‘Des Helden Friedenswerke’ (deel 5) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

Nog één keer klinkt nu een korte, nachtmerrieachtige herinnering aan de strijd tegen de critici, maar de geliefde metgezel is er weer om hem te troosten, en het geloof in zichzelf te herstellen. De muziek sterft bijna uit in de viool, maar wordt gevolgd door de koperblazers, die de eerste zes noten van het thema van de Held spelen in een veranderde harmonisatie.

‘Des Helden Weltflucht und Vollendung’ (deel 6) uit Ein Heldenleben van Richard Strauss

Tsja, misschien was het niet alleen de onbescheidenheid van Strauss die hem ertoe bracht zijn leven in Ein Heldenleben uit te beelden. Strauss zag waarschijnlijk in, dat alle menselijke ervaringen, inclusief zijn eigen, een universele waarde hebben. En dat ze dus konden worden getransformeerd in universele kunst.

De ‘critici’ in Ein Heldenleben staan overigens niet alleen voor lokale muziekcritici, maar ook voor alle interne critici, en voor de barrières, die ons ervan af houden, om onze dromen en ambities waar te maken. En de onvoorwaardelijke liefde van een levensgezel of trouwe vriend kan ons nu juist de kracht geven om boven onszelf uit te stijgen. Dat zijn natuurlijk universele waarheden. Maar de grootste waarheid klinkt in de laatste passage in Ein Heldenleben: dat een warm kloppend hart, verbonden met nobele idealen, en gedeeld met een ander, het hoogste en meest heroïsche pad is voor een menselijk wezen.

Strauss’ laatste liederen

Strauss heeft een groot oeuvre nagelaten in allerlei verschillende genres. Hij had een bijzondere voorkeur voor het liedrepertoire en voor de sopraanstem. Veel liederen schreef hij voor Pauline, en ook zijn Vier Letzte Lieder moeten ontstaan zijn met de klank van haar stem in zijn oren. Strauss schreef ze in 1948 in Zwitserland. Pauline zong toen echter allang niet meer in het openbaar. Deze Vier Letzte Lieder behoren tot mijn favorieten.

De sopraan Kirsten Flagstad zong de première van deze vier georkestreerde liederenin mei 1950, met Wilhelm Furtwängler op de bok. Strauss was in 1949 op 85-jarige leeftijd overleden, maar hij had haar ooit beloofd, dat zij die première mocht zingen. Deze liederen werden Strauss’ zwanenzang.

De titel is overigens niet van Strauss, maar van de uitgever, Boosey en Hawkes. Ook is er nog steeds discussie over de volgorde, waarin de liederen moeten worden uitgevoerd, omdat zowel het compositieproces, de première en de gedrukte editie daar geen uitsluitsel over geven. Er is wel een schetsboek, waarin Strauss in 1946 het gedicht Im Abendrot noteerde. Spoedig hierna kopieerde hij de tekst in zijn Zwitserse dagboek, tijdens zijn verblijf daar.

Im Abendrot

Het gedicht is van Joseph von Eichendorff, en ontstond in 1841. Het gaat over een oud echtpaar, dat de dood tegemoet ziet. Deze stemming wordt weergeven door de rust, harmonie en zachtheid in het gedicht. In de eerste strofe kijken ze terug op hun leven, in de tweede worden de natuur, de omgeving en de avond, lees de levensavond beschreven. In de derde bereidt het paar zich voor op de dood, terwijl in de vierde strofe de dood wordt geaccepteerd. De retorische vraag: ‘is dat misschien de dood?’ weerspiegelt, ondanks een lange voorbereiding, de onzekerheid van het paar, en het gedicht besluit met een open einde.

Strauss ontdekte in 1947 de gedichten van Herman Hesse. Van hem zijn de andere drie liederen afkomstig. Strauss heeft Hesse kort ontmoet in Lugano. Een eerdere ontmoeting, die door een hotelier was georganiseerd in Zwitserland, werd door Hesse geweigerd vanwege Strauss’ opstelling tegenover het naziregime.

Strauss componeerde Im Abendrot in mei 1948; en de andere drie liederen: Frühling, Beim Schlafengehen, en September vlak daarna. Strauss zag de liederen als cyclus en ontwierp ze bewust als georkestreerde liederen, dus niet als liederen met een subtiele orkestbegeleiding. De sopraanstem is helemaal verweven met de klanken van het orkest. Strauss heeft de zangpartij behandeld als een toegevoegd instrument aan het orkest.

Vom Wandern ruhen wir nun überm stillen Land

In drie van de liederen behandelt Strauss het thema van de dood en van de overgang van het leven naar de dood via een groot aantal metaforen. Speciaal Im Abendrot suggereert hij de verbinding met zijn eigen situatie, vooral in de laatste regel: is dit misschien de dood?’ Want op dat moment ontstaat uit de orkestrale klanken het thema van de transfiguratie uit zijn vroegere toongedicht Tod und Verklärung.

O weiter, stiller Friede!
So tief im Abendrot.
Wie sind wir wandermüde–
Ist dies etwa der Tod?

Deze retorische vraag begint met vier hoorns, die pianissimo, spelen. Strauss componeerde zijn Tod und Verklärung negenvijftig jaar eerder. Maar het thema had kennelijk speciale en symbolische betekenis voor hem. Want vierentwintig uur voor hij stierf, merkte hij op tegen zijn schoondochter: ‘Alice, het is zeer bijzonder, sterven is precies zoals ik het componeerde in Tod und Verklärung…’ .

Richard Strauss aan het meer van Genève (foto David E. Scherman)
Richard Strauss aan het meer van Genève (foto David E. Scherman)

Verdi’s laatste werken: Quattro pezzi sacri

Half maart zou ik een muziekreis leiden naar het Beethoven festival in Bonn. In de aanloop naar de Corona-crisis heb ik mijn voorbereidingen een aantal malen moeten aanpassen, onder meer omdat het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi toen al een uitreisverbod had gekregen. Het orkest zou Verdi’s Quattro pezzi sacri uitvoeren. Prachtige werken, die ten onrechte weinig worden uitgevoerd. Daarom breng ik ze alsnog onder uw aandacht.

Giuseppe Verdi
Giuseppe Verdi

Terug naar het begin

Verdi kennen we vooral als operacomponist. Maar met deze vier geestelijke werken, die aan het eind van zijn leven ontstonden, keerde Verdi terug naar het begin van zijn muzikale loopbaan. Die begon toen hij twaalf jaar was, in de dorpskerk van Roncole, vlakbij Parma. De Quattro pezzi sacri werden in 1898 gepubliceerd. Verdi was toen vijfentachtig, en kon maar moeilijk afstand nemen van deze composities, die overigens geen onderlinge samenhang en ook verschillende bezettingen hebben.

Verdi’s hernieuwde belangstelling voor religieuze muziek hing samen met zijn interesse voor de oude en meerstemmige muziek van Palestrina. Zijn wens om terug te keren naar deze oude stijl klinkt al in brieven van rond 1871. Toen zocht hij naar een tegenwicht tegen de dominantie van de Duitse instrumentale muziek uit die tijd. Uit weer latere brieven is bekend, dat Verdi zich intensief bezighield met de Hohe Messe van Bach.

Oud en nieuw

Toch weerspiegelen deze Quattro pezzi sacri niet alleen maar een oude stijl. Ook de grote tonale uitbreidingen van de late negentiende eeuw, en Verdi’s eigen ontwikkelingen binnen het operagenre klinken erin door. En Verdi blikt erin terug op het Italiaanse culturele erfgoed: hij verwijst zowel naar Palestina als naar Dante.

Het Ave Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Ave Maria

In het Ave Maria en Laudi alla Vergine Maria past Verdi de traditionele stijl van de oude kerkmuziek toe, en zingen de solisten a-capella. Het Ave Maria werd een vierstemmig, onbegeleid koorwerk, maar wel met moderne harmonieën. Verdi was uitgedaagd door een Milanees tijdschrift, om muziek te componeren rondom de enigmatische toonladder. Wat is nu een enigmatische toonladder? Deze ladder bevat elementen van zowel de majeur- als mineurladder, alsook van de hele toons-toonladder. In die laatste ladder klinken alle toonafstanden gelijk. Er is geen grondtoon, en daardoor heeft de enigmatische toonladder een wat zwevend karakter.

Wat doet Verdi daar nu vervolgens mee? Hij laat de tonen van die enigmatische toonladder beurtelings in iedere stem opduiken, als een oude cantus firmus. De andere stemmen weven daar, soms extreem, chromatische harmonieën doorheen.

Laudi alla Vergine Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Laudi alla Vergine Maria

Laudi alla Vergine Maria ontstond rond 1890 en is een kwartet voor solistische vrouwenstemmen. De tekst is uit het laatste Canto van Dantes Paradiso. Deze retrospectieve muziek heeft een grote klankrijkdom, en er klinken imitaties in alle stemmen. Bij de première had dit werk al zeer veel succes, en moest het zelfs herhaald worden. De innige klank ervan sprak het publiek zeer aan.

Het Stabat Mater uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Stabat Mater en Te Deum

In de andere twee werken, het Stabat Mater en het Te Deum, benut Verdi het volledige koor en orkest. In het Stabat Mater klinkt een zeer persoonlijke uitdrukking van Verdi’s eigen innerlijke beleving. Maria’s pijn en klagen klinken schrijnend. Het werk is zeer kort, maar geeft de dramatiek en essentie van het lijdensverhaal treffend weer.

Verdi’s uiterst geconcentreerde en virtuoze Te Deum wordt tegenwoordig het meest uitgevoerd, en het heeft een zeer grote orkestbezetting met een dubbelkoor. Toen Verdi zich in de winter van 1895 aan het voorbereiden was, bestudeerde hij eerdere versies van Tomas Luis De Victoria en van Purcell.    

Het Te Deum uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Uit deze Quattro pezzi sacri blijkt ook hoe Verdi keek naar het leven na de dood. Op een gegeven moment klinkt in het Te Deum een niet-zichtbare stem van een sopraan. Dit moest een stem uit het koor zijn en geen soliste; zo wilde Verdi het. Hij zei dat het ‘de stem was van de mensheid die angst had voor de hel’. Het Te Deum eindigt dus, net zoals Verdi’s Requiem, niet in een vol Godsvertrouwen, maar vol twijfels en onzekerheden. Verdi wilde dat juist deze zeer persoonlijke partituur hem zou vergezellen tot in zijn laatste rustplaats.

Wolfs Italienisches Liederbuch: levendig en intiem

Hugo Wolf wordt gezien als één van de grootste liedcomponisten aller tijden. Hij schreef zo’n driehonderd liederen, waarvan de meeste pas na zijn dood werden uitgegeven. Een hoogtepunt in zijn oeuvre vormt ongetwijfeld het Italienisches Liederbuch, een verzameling van 46 op muziek gezette gedichten.

Componist Hugo Wolf
Componist Hugo Wolf in 1902

Wonderjaren

De tijd waarin Hugo Wolf leefde, eind negentiende eeuw, was er één van zeer verschillende en tegenstrijdige stromingen: het fin de siècle, het decadentisme, het symbolisme, etc. Maar Wolf leek aan zijn tijd voorbij te leven, en zijn composities hebben weinig van doen met het leven van alledag. Zijn muzikale weg verliep langzaam en soms ook pijnlijk. Pas in 1888 kwam er beweging in, en begonnen zijn drie wonderjaren. In hoog tempo ontstonden toen meer dan tweehonderd liederen.

Muziek als communicatie

Als geen ander besefte Wolf dat muziek, in combinatie met taal, een middel was om te communiceren. Hoe verfijnder het gedicht was, hoe meer Wolf op dreef raakte. Zijn liedcycli zijn vaak gewijd zijn aan één dichter, zoals blijkt uit de Mörike-Lieder, de Eichendorff-Lieder, en de Goethe-Lieder. Voor iedere dichter had Wolf een eigen klanktaal, en hij zette de poëzie met ongekende diepzinnigheid op muziek.

Wolf wist in al zijn liederen een dramatische boog te spannen, van begin tot eind, en verstond de kunst om één moment onder een brandglas te leggen en tot leven te wekken. Met een feilloze psychologische blik wist hij de gevoelens van de titelfiguur zeer precies weer te geven. Daarbij is de verwevenheid van de zangstem en de pianobegeleiding indrukwekkend.

Het eerste lied ‘Auch kleine Dinge’ uit het Italienisches Liederbuch, gezongen door sopraan Diana Damrau

Uit het gewone leven

Wolfs Italienisches Liederbuch is gebaseerd op de gelijknamige dichtbundel van Paul Heyse, uit 1860. Deze bundel bevat voornamelijk poëzie van anonieme dichters. De gedichten zijn kort en herhalend, en geven een levendig en intiem beeld van de werkelijkheid. Ze beschrijven het dorpsleven, het leven op straat, in de kerk, en vooral de mensen: of ze droevig zijn, vrolijk, verliefd, wanhopig, opgenomen in de gemeenschap of juist ervan buiten gesloten.

Een wellustige monnik in het lied ‘Geselle, woll’n wir uns in Kutten hüllen’, gezongen door tenor Jonas Kaufmann

Experimenten

De meeste gedichten uit het origineel van Heyse zijn rispetti, een Italiaanse versvorm, waarin hetzelfde basisidee verschillende keren achter elkaar wordt uitgedrukt. Wolf vond dit een uiterst geschikt middel om te kunnen experimenteren met de harmonieën. Een rispetto is kort, en de gedichten die Wolf uitzocht, hadden meestal maar zes of acht regels. 

Emotioneel betrokken

Wolfs Italienisches Liederbuch wordt gerekend tot zijn derde periode, en het is alsof hij met deze liederen thuiskomt bij zichzelf. Ook lijkt het of hij in deze periode emotioneel meer betrokken raakte bij de tekst, vooral bij de liefdespoëzie. Deze liederen werden nóg verfijnder dan zijn voorgaande composities. Wolf componeerde in een rijke, expressieve taal, en bijna alle ernstige liederen werden in zijn handen nog intenser dan in het Italiaanse origineel. Wolf vond dat het tweede deel van het Italienisches Liederbuch meer absolute muziek bevatte dan het eerste. Het instrumentale karakter van de muziek is in deze liederen dan ook onmiskenbaar aanwezig. Veel muziek kon zelfs even goed worden gespeeld door een strijkkwartet, zei Wolf zelf ooit.

‘Sterb’ ich, so hüllt in Blumen’ illustreert de emotionele intensiteit van de liederen uit het tweede deel van het Italienisches Liederbuch, hier gezongen door Dietrich Fischer-Dieskau

In twee keer…

Wolf begon aan de liederen in de laatste maand van 1889, en hij componeerde extreem snel. Zijn nieuwe uitbarsting van creativiteit ging door tot Kerstmis, maar daarna verdween zijn Muze voor lange tijd. Het tweede deel ontstond pas in het voorjaar van 1896. De stijl van deze liederen is nog serener, delicater en ingetogener. Wolf zelf beschouwde de liederen als ‘zijn meest originele en artistiek meest volkomen’.

Ode aan de stem

Voor mij bestaat er geen mooier instrument dan de menselijke stem, waarmee ik niets nadeligs wil zeggen over alle prachtige, instrumentale muziek. De stem is echter zo verbonden met de ziel en persoonlijkheid van de zanger, en er is zoveel schitterende vocale muziek geschreven, dat mijn fascinatie hiervoor alleen maar is toegenomen.

Ik was blij, toen MUSICO vroeg of ik de reis naar het Three Choirs Festival kon begeleiden Dit festival kan bogen op een eeuwenoude traditie, en vindt jaarlijks plaats in de kathedralen van Hereford, Gloucester en Worcester. Veel beroemde namen van dirigenten, solisten en componisten zijn verbonden met het festival. Bovendien gingen hier ook veel nieuwe werken in première. In al die jaren ontstond een weids spectrum aan stijlen, periodes en genres. Er was ruimte voor koormuziek, kamermuziek, liturgische muziek, opera’s en masterclasses uit driehonderd jaar muziekhistorie.

Cathedral, Gloucester
Cathedral, Gloucester

Canons zingen tijdens de afwas

Mijn eigen koorervaringen begonnen al in de toen nog vier jaar durende AMV-opleiding, waar de muziekjuf ons wees op alle enthousiaste, maar ongewenste uithalen aan het eind van elke melodische zin. Zingen vond ik heerlijk, en tijdens de afwas thuis passeerden heel wat canons en meerstemmige liederen. Op de basisschool had ik gelukkig een muzikale juf. Wanneer we moe waren van het rekenen liet ze ons zingen, waarna we er weer tegenaan konden. Iedere maandag was er een weekopening met een uur vol zang en toneel.

Toen ik dertien was, belandde ik in een jeugdkoor, waar een gedreven en inspirerende dirigent ons paasmuziek van Kodály liet zingen. Wat genoot ik van het naar elkaar toe kleuren van de stemmen en de harmonieën op de woorden ‘Hilf mir siegen über den Tod’. Helaas kwam er na een jaar een opvolger, die in mijn puber-oren zo’n bullebak was, dat ik het koor weer verliet. Daarna volgde een cantorij, met muziek uit alle periodes, en met concerten in de Bovenkerk in Kampen. Daar was de akoestiek zo enorm, dat het leek of je met koor en al de hemel in werd getild.

Later zong ik missen van Schubert en Mozart, en passies van Bach tijdens meezingconcerten. Parallel aan de oefensessies waren er verdiepende lezingen, die de koorbeleving extra intensiveerde. Mijn zoon, destijds drie jaar, kwam kijken bij de generale. Achter de dirigente stond hij enthousiast te dirigeren. Voor haar niet te zien, maar voor ons des te beter. Bij het Lasset uns denn nicht zerteilen was hij niet meer te houden…   

Tijdens mijn muziekvakopleidingen waren de wekelijkse zanglessen voor mij het hoogtepunt van de week. Ik ervoer puur geluk, en heb er veel repertoirekennis opgedaan. Ook volgde ik inspirerende zangworkshops in Duitsland. Door mijn studie muziekwetenschap maakte ik uitgebreider kennis met meerstemmige muziek uit de renaissance, en ook daartussen ontdekte ik vele juweeltjes.

Luisteren tijdens de repetities

Ik heb nog een korte periode rondgetoerd met een barokorkest en het Nederlands Kamerkoor, dat destijds Purcell zong. Luisteren is al even heerlijk als zingen. Ik genoot van de repetities in de Beurs van Berlage. Ook volgde ik jarenlang uitvoeringen van het Groot Omroepkoor, met onder meer Jaap van Zweden op de bok.   

Een van mijn eerste reizen als reisleider was een korenreis naar Wenen. Daar zouden vier koren van één dirigent samen zingen in de Stephansdom en Votivkerk, en op de terugreis ook nog in de prachtige Dom van Passau. Na de concerten een paar keer te hebben gehoord besloot ik mee te zingen, wat een leuke ervaring werd.

Internationaal Liedfestival Zeist

Inmiddels ben ik drie jaar betrokken bij het Internationaal Liedfestival in Zeist, waarvoor ik programmatoelichtingen schrijf. Het luisteren naar de zangers, en naar coryfeeën als Elly Ameling, die jonge zangers coacht, is een feest. Soms is het zelfs ontroerender om naar de nieuwe lichting te luisteren, waarbij alle technische en emotionele zaken en interpretaties nog niet helemaal op elkaar afgestemd zijn. Dan houd ik het niet altijd droog.

Het blijft iets onbeschrijflijk prachtigs, die menselijke stem…   

Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016, foto Studio Samhaveld
Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016 , foto Studio Samhaveld