Sergei Rachmaninov: componist, pianist en dirigent

Muziek komt recht uit het hart en spreekt uitsluitend tot het hart

Sergei Rachmaninov

Inleiding

De aanleiding tot het schrijven van dit blog is in eerste instantie natuurlijk het feit dat de componist, pianist en dirigent Sergei Rachmaninov dit jaar 150 jaar geleden ter wereld kwam.

Echter ook de geweldige muzikale ervaringen die ik onlangs samen met onze reizigers tijdens de muziekreis naar Baden-Baden heb opgedaan, vormde een mooi inspiratiebron. We hebben in het fraaie Festspielhaus drie concerten bijgewoond van het Philadelphia Orchestra, met op de bok hun ‘chef’, de ook in ons land zo geliefde en inmiddels wereldberoemde Canadese dirigent Yannick Nézet-Séguin. We hoorden in het Schwarzwalder kuuroord de drie symfonieën van Rachmaninov, diens Vocalise en de Symfonische Dansen voor orkest. De jonge, maar reeds gelouterde meesterpianist Danill Trifonov vergezelde ‘The Philadelphians’ in het relatief weinig gespeelde Vierde Pianoconcert en de Rapsodie op een thema van Paganini voor piano en orkest. Het was echt een belevenis. Dit niet alleen vanwege de hoge artistieke kwaliteit en de meeslepende wijze waarop werd gemusiceerd, maar ook of het wel leek of onze reizigers gaandeweg de reis de – helaas zo vaak onderschatte en door menigeen als ‘ouderwetse’ bestempelde – componist Rachmaninov (definitief) in hun hart sloten.

‘Rach’ op de plaat

Voor mijn liefde voor Rachmaninov is mede bepalend geweest, dat vroeger bij ons thuis  – mijn vader was behalve zanger en dirigent een uitstekend pianist en mijn moeder een prachtige zangeres – heel veel en vaak ‘Rach’ klonk. Wanneer mijn ouders niet samen liederen ten gehore brachten of mijn vader een van zijn talloze – dikwijls zeer lastige – pianowerken instudeerde, dan stond er wel een LP op met Rachmaninov zelf achter de vleugel, hetzij solo of in begeleiding van… jawel, het Philadelphia Orchestra.

Hoe interessant zijn leven ook was, ik laat in dit blog een uitgebreid CV van onze jubilaris achterwege. Belangrijk blijft echter om ons te realiseren dat het leven van Rachmaninov zich tot 1917 voornamelijk in Rusland afspeelde. Op het toppunt van zijn roem – hij was toen 44 jaar, de grootste musicus van zijn land en een wereldberoemde componist  – verliet hij zijn geliefde vaderland en zou er nooit meer terugkeren. Immers, door het uitbreken van de Oktoberrevolutie van 1917 veranderde Rachmaninovs fijne gezinsleven radicaal. De tsarenfamilie werd vermoord en de Bolsjewieken verzetten zich tegen de aristocratie, waartoe Rachmaninov behoorde. Zijn geliefde en inspirerende toevluchtsoord, het landgoed Ivanovka, zag hij in de handen van de Bolsjewieken vallen. Aanvankelijk verliet hij verliet Rusland samen met zijn gezin voor een tournee in Scandinavië, maar het leek meer op een vlucht; al zijn bezittingen, inclusief het archief, bleef achter.

Zdes’ khorosho, opus 21/7, een lied van Rachmaninov uit 1902

Voorbij het solistische pianowerk

Rachmaninov componeerde voordat hij Rusland verliet maar liefst 82 liederen. Deze liederen tonen ons een ware staalkaart van zijn artistieke ontwikkeling vanaf de studentenjaren totdat hij als banneling zijn vaderland in 1917 verliet om zich in de Verenigde Staten te vestigen. De gemoedsstemming van zijn liederen is grotendeels melancholisch en donker en werden door de componist vol expressieve klankkleuren getoonzet.

Onder de ‘leveranciers’ van de teksten bevinden zich zeer grote namen uit West-Europa, zoals Heinrich Heine en eenmaal zelfs Goethe, maar het gros van de teksten is toch afkomstig van Russen: Poesjkin, Tolstoj. De pianistische Rachmaninov schreef onder teksten pianopartijen die niet zozeer opvallen, maar wel een belangrijke bijdrage aan het vocale uitwerking van de teksten leveren.

In 1902 trouwde Rachmaninov en tijdens zijn huwelijksreis voltooide hij de schitterende liedbundel, opus 21. De tekst van het zevende lied is een romantische mijmering in de natuur. Het gedicht van gravin Glafira Adolfovna Einerling – een tijdgenote van de componist die schreef onder het pseudoniem Galina – beschrijft eenvoudigweg een zonsondergang en verbindt deze natuurervaring met de herinnering aan een geliefde.

Rachmaninov met Ormandy tijdens een repetitie met het Philadelphia Orchestra
Rachmaninov met Ormandy tijdens een repetitie met het Philadelphia Orchestra

De band tussen The Philadelphia Orchestra en Rachmaninov

De band tussen Rachmaninov en het Philadelphia Orchestra ontstond reeds in 1913 – Rachmaninov woonde dus nog in Rusland – toen het orkest onder leiding van chefdirigent Leopold Stokowski in Philadelphia de eerste uitvoering van het symfonisch gedicht Dodeneiland (muzikaal geïnspireerd op het gelijknamige van Arnold Böcklin) verzorgde. Het waren ook weer The Philadelphians die o.l.v. (ditmaal) de opvolger van Stokowski, Eugene Ormandy op 3 januari 1941 – in het bijzijn van de componist – de première gaven van Rachmaninovs laatste werk, de Symfonische Dansen; overigens ook aan hen opgedragen. En na de dood van de componist was het ook weer het Philadelphia Orchestra dat in 1948 de Amerikaanse première gaf van zijn zo verguisde Eerste Symfonie, die Rachmaninov reeds op 22-jarige leeftijd had gecomponeerd.

The Philadelphia Sound

Bij het beluisteren van de historische opnames valt mij nog altijd de karakteristieke en zo gewaardeerde ‘Philadelphia Sound’ op, waarvan de oorsprong bij Stokowski ligt. Stokowski was de musical director van het orkest van 1912 tot 1938. Deze ‘sound werd door Stokowki’s opvolger Ormandy onverkort voortgezet en verder ontwikkeld: het zijn vooral die verzadigde vioolklanken, de warmbloedige celli en de diep grommende bassen die de donker getimbreerde muziek van Rachmaninov in het bijzonder ten goede komen. Hierbij werd het gebruik van portamenti  (een soort glissando, een ‘glijbeweging’ die de ene noot met de andere verbindt geenszins geschuwd.

Opnames

Tegenwoordig beschikken wij ook over tientallen opnames van Rachmaninov in zijn hoedanigheid als pianist van eigen en andermans werk en als dirigent van eigen werk. Er valt heel wat te genieten, bijvoorbeeld van Rachmaninov als solist in zijn eigen Vier Pianoconcerten en de Rapsodie op een thema van Paganini onder leiding van het Philadelphia Orchestra. Als dirigent bestaan er opnames die hij maakte van zijn Dodeneiland, Derde Symfonie en de Vocalise.

Dat Rachmaninov graag in Philadelphia kwam zegt het nodige over de kwaliteit van orkest en dirigent, maar ook over het publiek en de gastvrije ontvangst.

Rachmaninov dirigeert zijn Vocalise, opus 34/14 in de versie voor orkest met het Philadelphia Orchestra (1929)

De vocalise

Een vocalise is van oorsprong een vocale oefening zonder tekst, gezongen op één of meer klinkers. Sinds het midden van de 18e eeuw gebruikten zangdocenten dit genre als oefenmateriaal. Een eeuw later begon men deze vocalises als solfège-oefeningen te publiceren. Vanaf de 19e eeuw ging men ook

Componisten als Spohr, Fauré, Ravel, Respighi componeerden allemaal Vocalises, maar wellicht de beroemdste Vocalise aller tijden is de gelijknamige compositie is van Rachmaninov. Deze Vocalise is onderdeel van een in 1912 gepubliceerde zangcyclus en bestaat uit één lange boog van muziek die meestal wordt gezongen op de ‘ah’-klank. De menselijke stem fungeert als het ware als een belichaamd instrument. Rachmaninov droeg zijn Vocalise op aan de destijds beroemde sopraan Antonina Nezhdanova. Al snel maakte Rachmaninov ook een weelderige tweede versie voor zang met symfonieorkest, en in die bezetting kende de Vocalise ook z’n eerste uitvoering: in januari 1916, gezongen door Nezhdanova en gedirigeerd door Serge Koussevitzky in Moskou.

De populariteit van de Vocalise is zo groot dat het stuk is gearrangeerd voor verschillende instrumentenbezettingen, waaronder een versie voor viool en piano, gearrangeerd door Jascha Heifetz en een versie voor cello en piano, gearrangeerd door Mstislav Rostropovitsj. Uit alle enthousiaste reacties die Vocalise in de loop der tijd mocht ontvangen, valt die van de Nederlandse componist Marius Monnikendam op door zijn nuchterheid: ‘De man die zoiets kon schrijven, was bij tijd en wijle toch werkelijk wel een begenadigde muziek-vinder’.

Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog, in 1918, arrangeerde zijn Vocalise Rachmaninov opnieuw, dit keer voor orkest alleen, en het was deze derde variant die hij in 1929 opnam met het Philadelphia Orchestra – een van de weinige overgebleven documentaties van zijn meesterschap als dirigent.

Pianist of componist?

Op zijn tiende begon Rachmaninov aan zijn opleiding op het Conservatorium van Sint-Petersburg en verhuisde na een paar jaar naar Moskou, waar de beroemde pianodocent Nikolaj Zverev zijn leraar werd. Dat hij een groot talent was, stond voor iedereen vast en Zverev zou over zijn spel gezegd hebben: Zó moet men piano spelen!’

Rachmaninov was aanvankelijk dus hard op weg om concertpianist te worden, maar ondertussen kwam een ander deel van zijn identiteit steeds meer naar voren: die van componist. Hij was nog maar een 18-jarige student toen hij zijn opus 1 voltooide, het virtuoze Eerste Pianoconcert. Hij speelde uiteraard zelf als de solist tijdens de première. Voor zijn afstudeerwerk, de opera Aleko, had de 19-jarige conservatoriumstudent slechts 17 dagen nodig. De opera kreeg het hoogste cijfer en Rachmaninov ontving de gouden medaille voor compositie van het Conservatorium van Moskou op, die maar twee keer eerder in de geschiedenis van het instituut was uitgereikt.

Na zijn afstuderen kwam Rachmaninov voor een t-splitsing te staan: wilde hij nu pianist of componist worden? Beide paden zouden door zijn leven blijven kronkelen, zonder duidelijk antwoord. Binnen een jaar na zijn afstuderen had Rachmaninov al de beschikking over een eigen muziekuitgever. Tot de eerste publicaties behoorden het al eerder genoemde Eerste Pianoconcert, Romances voor zang en piano en Cinq Morceaux de fantasie die door iedereen onmiddellijk als meesterwerken werden bejubeld.

Sergei Rachmaninov in 1897

De neergesabelde Eerste Symfonie

Begin 1897 was Rachmaninovs Eerste symfonie klaar en de componist was enthousiast over het eindresultaat, trots op zijn werk en aanvankelijk zelfverzekerd. Maar nog tijdens de repetities begon hij de gebreken van zijn Eerste Symfonie in alle afschuwelijke naaktheidin te zien. De première op 15 maart 1897 was een marteling en de kritieken waren genadeloos. Vooral de giftige recensie van de door iedereen gevreesde Cesar Cui, een van de leden van het Machtig Hoopje, bezorgde Rachmaninov bijna een zenuwinzinking: Als er een conservatorium is in de hel, en als een van de studenten daar een compositie zou schrijven die gebaseerd zou zijn op de tien Egyptische plagen, en als hij dat werk in de stijl van Rachmaninov geschreven zou hebben, dan zou hij daar met lof in zijn geslaagd en de bewoners van de hel in verrukking gebracht hebben,’ zo betoogde Cui.

Het machtig hoopje

César Cui (1835-1918) behoorde tot het zogenaamde Machtige Hoopje, ook wel De Groep van Vijf genoemd. Dit in de jaren 1865 – 1870 ontstane gezelschap van componisten, bestond naast Cui uit de initiatiefnemer Mili Balakirev, Alexander Borodin, Modest Moessorgski en Nikoalai Rimski-Korsakov. Het gezelschap zette zich in voor nationalistische muziek. Behalve Balakirev, die nog enig muzikaal onderricht genoten had, had geen van deze componisten een muzikale achtergrond. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was chemicus. Ze begonnen uiteindelijk met zelfonderricht; dit hield in dat ‘we al het werk van de grote componisten doorspeelden en we elk werk in technisch en creatief opzicht volledig aan onze kritiek en analyse onderwierpen‘.

Het machtig hoopje

Volgens Rachmaninovs echtgenote Natalya zou de dirigent, Aleksandr Glazoenov, dronken zijn geweest en zou het fiasco aan de zeer beroerde uitvoering hebben gelegen.. Na afloop van het concert was Rachmaninov op slag veranderd.

Later vergeleek Rachmaninov zichzelf met ‘iemand die een insult kreeg en bij wie voor een lange tijd én het hoofd, én de handen uitvielen’. Maar erger vond hij nog dat hij zelf niet tevreden was over het stuk. Hij weigerde echter het werk onder betere omstandigheden te laten uitvoeren en het werk zou gedurende zijn leven nooit meer worden gespeeld. Het fiasco had zijn creativiteit verlamd, met een ‘writer’s block’ van drie jaar tot gevolg.

Nikolai Dahl

Hypnose-seances

Rachmaninov stopte met componeren, en als zijn bezorgde vrienden en de familie niet het gelukkige idee hadden gekregen om hypnose-seances bij de Moskouse arts Nikolai Dahl te regelen, zouden we Rachmaninov nu waarschijnlijk alleen als dirigent en pianist kennen. Door de behandeling bij Dahl slaagde de componist erin om zijn enorme zelfkritiek én zijn ‘writer’s block’ te overwinnen. Als dank droeg Rachmaninov zijn Tweede pianoconcert, opus 18 (1901) aan de arts op. Deze keer was de reactie op zijn muziek enthousiast. Zo klom Rachmaninov uit zijn depressie en kreeg hij steeds meer succes als componist en pianist.

Definitief op de weg terug: de Cellosonate

In dat zelfde jaar schreef Rachmaninov ook zijn Cellosonate. Na de behandelingen van Dahl reageerde hij niet meer zo heftig op een teleurstellende en koele ontvangst van zijn nieuwe werken, ook niet op de negatieve kritiek op de Cellosonate. Want ook al werd de sonate al vrij snel werd bestempeld als een ‘onbruikbaar concertstuk’ en zelfs als een ‘verkapt pianoconcert’, was de componist het in dit geval niet met zijn critici eens en legde de kritiek naast zich neer.

Rachmaninov droeg zijn Cellosonate op aan de cellist Anatoli Brandoekov, die in 1892 de net afgestudeerde Rachmaninov met de organisatie van zijn eerste ‘echte’ concert hielp. Hier hoort u de inmiddels legendarische live opname van het derde deel door meestercellist Mstlav Rostropovich en Vladimir Horowitz. Hun optreden maakte deel uit van een jubileumconcert voor het 85-jarig bestaan van Carnegie Hall in 1976.

Mstlav Rostropovich en Vladimir Horowitz spelen het Andante uit de Cellosonate van Rachmaninov (1976)

De pianist

Na zijn vlucht uit Rusland vond Rachmaninov na enige omzwervingen in de Verenigde Staten zijn tweede vaderland. Er wachtte hem daar een enthousiast publiek, groot en veel succes en financiële zekerheid. Maar helemaal wennen aan Amerika lukte Rachmaninov nooit. Hij miste Rusland, las Russische kranten en boeken, had Russen in zijn staf, hielp Russische emigranten en regelde via Amerikaanse humanitaire organisaties materiële hulp voor de in Sovjet-Rusland achtergebleven kennissen en volkomen onbekenden.

In de eerste jaren van zijn Amerikaanse leven was het componeren ondergeschikt aan het spelen. Rachmaninov moest hard als pianist aan de slag om genoeg geld voor zijn familie te verdienen en had nauwelijks tijd om te componeren.

Met zijn extreem grote handen en zeer lange, dunne, maar sterke vingers kon Rachmaninov maar liefst een duodeciem (dat wil zeggen een omvang van 12 pianotoetsen omspannen met één hand. Hierdoor was hij in staat om de meest ingewikkelde akkoorden te spelen. Met name de techniek van zijn linkerhand was ongebruikelijk sterk. Bovendien blonk zijn spel uit in kraakhelderheid. Nog steeds beschouwt men hem als een van de grootste pianisten ooit.

Waar zijn we?

Voor zijn concerten koos Rachmaninov veelal stukken uit het bekende romantische repertoire (werken van bijvoorbeeld Beethoven, Schumann, Brahms, Liszt en Tsjaikovksi ) en eigen werken. Hij gold in zijn tijd ook als vooraanstaand Chopinvertolker. Maar Rachmaninov beperkte zich niet tot solowerken, hij trad bijvoorbeeld ook geregeld op met zijn vriend Fritz Kreisler met bijvoorbeeld Schuberts Grote Vioolsonate, de Derde Vioolsonate van Grieg of de Achtste Vioolsonate van Beethoven. Van enkele opvoeringen zijn nog opnames bewaard gebleven.

Tijdens een van die concerten raakte Kreisler eruit en trachtte al rommelend en improviserend zich een muzikale weg uit deze hachelijke situatie te banen, terwijl hij onderwijl Rachmaninov toefluisterde: ‘Waar zijn we?’. ‘In Carnegie Hall’, antwoordde Rachmaninov.

Luistert u hier naar een opname uit 1921 waarop Rachmaninov eigen bewerking van Kreislers Liebesleid speelt, vol onverwachte harmonische wendingen en sprankelende virtuositeit.

Sergei Rachmaninov speelt Kreislers Liebesleid (1921)

De componist

Toch vond Rachmaninov hij het idee om alleen concerten te spelen om geld te verdienen soms  onverdraaglijk. Speciaal voor zijn nieuwe programma’s – ik noemde het al eerder – maakte Rachmaninov pianotranscripties van Bach, Schubert, Bizet, Mendelssohn en Kreisler.

Pas in 1926 voltooide hij zijn Vierde Pianoconcert, waaraan hij 12 jaar eerder in Rusland al was begonnen. Hierop volgden nog Drie Russische liederen voor koor en orkest, de Corelli-variaties, de Paganinirapsodie, de Derde symfonie en als laatste de Symfonische dansen.

Net als Gustav Mahler was Rachmaninovs agenda als concertpianist gedurende het concertseizoen dermate bezet, dat hij voornamelijk alleen tijdens de zomers kon componeren. In de jaren ’30 liet hij nabij Luzern de Villa Senar bouwen, met uitzicht op Vierwaldstättersee. Hier woonde en werkte hij tussen 1935 en 1939 en ontving er onder anderen de Russische pianist Vladimir Horowitz, die zijn geboorteland in 1928 had verlaten.

Romantisch tegen de klippen op

Tijdens zijn leven bleef groot succes als componist echter uit. In de tijd van muzikale avant-garde, radicale vernieuwingen en experimenten met klankkleur en harmonieën, vond men zijn werk te ‘ouderwets’. Hij was de componist die ’50 jaar te laat’ was geboren. Immers, er gebeurde nogal wat om hem heen in zijn tijd: de opkomst van Arnold Schönberg en zijn leerlingen Alban Berg en Anton Webern die samen de Tweede Weense School vormden en het einde van de tonaliteit ingeluid hadden. In 1913 zette Stravinsky in Parijs de muziekwereld op zijn kop met zijn Sacre du printemps en ook componisten als Bartók en Prokofjev – om nog maar te zwijgen over de ‘impressionistische klankwereld’ van Debussy – sloegen nieuwe en andere wegen in.

En wat deed Rachmaninov…? Hij bleef lekker romantisch componeren, in de stijl van Tsjaikovski, maar dat wel met een hele eigen ‘sound’. Ondanks alle verwijten over het te melodieuze karakter en het te hoge ‘salongehalte’ van zijn muziek, bleef Rachmaninov altijd trouw aan zichzelf. Hij wilde simpelweg niet ‘ten wille van de mode’ zijn eigen ‘muziektoon verraden’ die constant in zijn hoofd klonk en door welke hij ‘de wereld hoorde’. Altijd had hij heimwee naar een land en een tijd die niet meer bestonden. Veel van Rachmaninovs werken lijken dit nostalgische verlangen uit te drukken, al schreef hij de meeste stukken vóór zijn emigratie, laten we dat niet vergeten!

Coda

Voor zijn tijdgenoten was Sergej Rachmaninov met name een beroemde Russische pianist, een redelijk bekende componist en een gerespecteerde dirigent. Zijn concerten in Europa en Amerika haalden de voorpagina’s en waren maanden van te voren uitverkocht, tot ergernis van bijvoorbeeld zijn collega Sergei Prokofjev die zijn Amerikaanse droom maar niet uit zag komen met een concurrent als Rachmaninov in de buurt.

Met het verstrijken van de tijd verschoof echter het accent steeds meer naar ‘de componist’ verschoven. ‘Pianist en dirigent’ kwamen meer op de achtergrond. Voor de hedendaagse muziekliefhebbers is Sergei Rachmaninov een beroemde Russische componist, die ook piano speelde en dirigeerde.

Zelf vond Rachmaninov het heel moeilijk om de keuze tussen het componeren, dirigeren en spelen te maken. Hij kon nooit met zekerheid zeggen wat zijn ‘echte bestemming’ was, wat hij was en hoe hij zich het liefst zag. Zelfs aan het eind van zijn leven had hij twijfels of hij de juiste keuzes had gemaakt. Hij werd, volgens eigen woorden, gekweld door vermoedens dat hijdoor op te veel terreinen actief te zijn, niet op de beste manier zijn leven had geleefd’.

In welke hoedanigheid ook, Rachmaninov zag zichzelf vooral als musicus. In 1932 kreeg hij een vragenlijst met als één van de vragen ‘wat is muziek?’ Zijn idee van muziek was vrij simpel, vond hij: ‘Het is een zachte maannacht. Het is een geruis van levende bladeren. Het is het geluid van verre avondklokken. Het is wat in het hart wordt geboren en naar het hart gaat. Het is de liefde! De zuster van de muziek is de poëzie, en haar moeder is de droefenis!’.

Dat alles hoorde Rachmaninov in de muziek, en dat alles horen wij in zijn muziek terug. De weemoed van een trieste nacht, de verre avondklok, de liefde, de poëzie, de warmte. Zonder citaten uit de Russische volksmuziek, zonder speciale thema’s en teksten wordt zijn muziek als ‘Russisch’’ herkend, en hijzelf staat te boek als ‘de meest Russische componist’ van de 20e eeuw. Zijn melodische talent was zijn kracht en, in de ogen van zijn critici, ook zijn zwakte.

Nachtwake

Tenslotte wil ik dit blog graag besluiten met een gedeelte uit een van mijn lievelingsstukken van Rachmaninov: het ‘Nunc dimittis’ uit de Vespers. Het is relatief onbekend dat Rachmaninov ook fantastische a capella koormuziek heeft geschreven en zijn Vespers behoren mijns inziens tot de mooiste werken die ooit voor koor zijn gecomponeerd.

Twee jaar voor het uitbreken van de Russische Revolutie componeerde Rachmaninov dit werk. Na de Russische Revolutie werd liturgische muziek verboden. En zo symboliseert Rachmaninovs Vespers ook het einde van een tijdperk. Belangrijke feesten van de Russisch-orthodoxe kerk werden voorafgegaan door een nachtwake. ’s Avonds werden vespers gebeden, en in de vroege ochtend metten. Het zijn die gebeden die Rachmaninov op muziek zette.

In de eerste zes gezangen (uitgaande van vesperteksten) wordt een oproep tot boete en bezinning gedaan. De daarop volgende negen gezangen (uitgaande van mettenteksten) vormen een jubelende viering van de verrijzenis. Inktzwarte grafstemmen en etherische sopranen houden elkaar in evenwicht: troost en verstilling is het resultaat.

Tijdens de begrafenis van Rachmaninov klonk op zijn uitdrukkelijk verzoek het vijfde deel, ‘Nunc dimittis’, de lofzang van Simeon (‘Nu laat Gij, Heer, Uw dienaar gaan in vrede’) uit zijn eigen Vespers. Hij beschouwde de Vespers als zijn ‘Nachtwake’.

‘Nunc dimittis’ uit Vespers van Rachmaninov, opus 37 (1915)

Sint-Petersburg dag VI: Izaäkkathedraal en vertrek

Het zit erop. We hebben onze koffers gepakt en vanmiddag reizen we terug naar Nederland. Maar voor we Sint-Petersburg verlaten is er nog tijd voor een bezoek aan de Izaäkkathedraal. Daarom steken we nog één keer de Neva over en lopen we langs de Admiraliteit met op de hoek de daaraan verbonden kerk van Sint Spyridon. Het neoclassicistische complex van de Admiraliteit ontwierp architect Andrejan Dmitrijevitsch Sacharov op de plaats waar Peter de Grote het marineterrein eerder al vestigde.

Admiraliteitskade en de Sint Spyridon, Sint-Petersburg
Admiraliteitskade en de Sint Spyridon, Sint-Petersburg

Na de Admiraliteit slaan we rechtsaf op de Admiraltejskij Prospect, lopen langs het monument van de negentiende-eeuwse schrijver Michail Lermontov en gaan verder tot aan het Izaäksplein, waar de kathedraal aan onze linkerhand oprijst.

Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg
Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg

De Izaäkkathedraal liet tsaar Alexander I bouwen naar het ontwerp van de Fransman Auguste de Montferrand (1786–1858). Vanzelfsprekend was de selectie van dat plan niet. Vooraanstaande Russische architecten vonden het ontwerp te monotoon en vreesden dat de drassige grond het gebouw onmogelijk zou kunnen dragen. De tsaar moest zijn machtswoord uitspreken om de keuze toch op De Montferrand te laten vallen.
Het grondplan van diens ontwerp heeft de vorm van een Grieks kruis, zoals de Heilige Grafkerk in Jeruzalem of, wellicht belangrijker als voorbeeld voor de neoclassicist De Montferrand, de Villa Rotonda (1556) van Andrea Palladio.

Villa Rotonda - Palladio
Villa Rotonda – Palladio

Rakennetaan kuin Iisakinkirkkoa

De bouw van de kathedraal nam veertig jaar in beslag en duurde van 1818 tot 1858. MUSICO-reisleider Satu Hoogeveen bevestigt dat dit inderdaad in nabijgelegen delen van Finland de zegswijze opleverde ‘rakennetaan kuin Iisakinkirkkoa’, ofwel iets ‘wordt gebouwd als de Izaäkkathedraal’. Een grappige manier dus om aan te geven dat iets heel langzaam gebeurt. Het probleem van de drassige grond werd opgelost door duizenden meterslange palen in de grond te heien tot op de stevige zandlaag. In feite zoals voor het Amsterdamse Stadhuis, het huidige Koninklijk Paleis op de Dam, gebeurde. Dat de kosten voor de bouw aan het einde van die veertig jaar astronomisch hoog bleken te zijn, zal niemand verbazen.

Interieur Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg
Interieur Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg

In de Sovjet-periode verloor de Izaäkkathedraal haar religieuze status. Het gebouw werd in 1931 zelfs omgevormd tot het Museum voor de geschiedenis van Religie en Atheïsme, compleet met een werkende kopie van de Parijse Slinger van Foucault die op 12 april 1931 in werking gesteld. Niet veel later, in 1937, bracht men de collectie van het nieuwe museum echter al elders onder. Sinds de val van het communisme worden in een zijkapel van de kathedraal weer religieuze diensten gehouden. Alleen op hoogtijdagen mag de rest van het gebouw voor een religieuze eredienst gebruikt worden. In 2017 haalde de Izaäkkathedraal nog de kranten, toen de gouverneur van Sint-Petersburg het gebouw weer aan de Russisch-orthodoxe kerk wilde geven. Lokale protesten verhinderde het en met enige regelmaat vinden er nu concerten plaats. Hier een opname van een uitvoering ter plekke, met de eerste twee delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov, uitgevoerd door het koor van het Rachmaninov-consort van Sint-Petersburg:

Twee delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov door het Rachmaninov Consert Choir of Saint-Petersburg

Na het optreden lopen we de kerk uit en steken we over naar het Senaatsplein, dat helemaal tot aan de Neva doorloopt. Voor de Senaat staan we stil bij het ruiterstandbeeld van tsaar Peter de Grote op een kolossale rots. Tsarina Catherina de Grote liet het beeld voor haar illustere voorganger oprichten, om zo haar macht te legitimeren onder nogal nadrukkelijke verwijzing naar de lijn van successie die haar direct met Peter verbond.

Bronzen standbeeld Peter de Grote, Sint-Petersburg
Bronzen standbeeld Peter de Grote, Sint-Petersburg

Jevgeni en Parasha

En daarmee zijn we weer terug waar we begonnen, bij de mythevorming die rond het stichten van de stad ontstond. In de overlevering staat Peters ruiterstandbeeld bekend als de Bronzen Ruiter, naar het epische gedicht van Alexander Poesjkin uit 1833. Het gedicht beschrijft de lotgevallen van de ongelukkige Jevgeni en zijn geliefde Parasha. Parasha komt om het leven als Sint-Petersburg wordt geteisterd door een verschrikkelijke overstroming van de Neva. Jevgeni vervloekt het ruiterstandbeeld, furieus als hij is op Peter de Grote die uitgerekend deze totaal ongeschikte, moerassige plek uitkoos om zijn stad te stichten. Daarop komt de Bronzen Ruiter als een wrekende Commendatore tot leven en jaagt Jevgeni door de straten van de stad. Het lijk van de arme man wordt niet veel later gevonden, achtergebleven in een vervallen hut aan de oever van de Neva.

Bronzen ruiter (Vasili Surikov - 1870)
Bronzen ruiter (Vasili Surikov – 1870)

Ondanks Poesjkins status als Ruslands grootste dichter duurde het tot ruim twintig jaar geleden voor zijn poëzie naar het Nederlands werd vertaald. Vanaf 1999 verscheen Poesjkins Verzameld Werk in de vertaling van Hans Boland. Voor de VPRO was het de aanleiding om De Bronzen Ruiter als hoorspel op de radio te brengen, verteld en meeslepend geacteerd door vertaler Hans Boland zelf. Hier een link naar dat hoorspel:

https://www.vpro.nl/speel~WO_VPRO_4034957~de-bronzen-ruiter~.html

Als u de opname hebt beluisterd, dan begrijpt u misschien waarom die zangerige intonatie van Hans Boland mij sterk deed denken aan de haast gezongen voordracht door de Russische dichter Joseph Brodsky (1940-1996) van zijn gedicht Plato doorgedacht (1977), opgenomen op Poetry International in Rotterdam in 1989:

https://www.poetryinternational.org/pi/poem/23795/auto/0/0/Joseph-Brodsky/Plato-Elaborated/nl/tile

De werkelijkheid als schim van onbereikbaar ideaal

Denk de idee van Plato’s Grot door en je ziet dat de werkelijkheid slechts een schim is van een onbereikbare ideaal, lijkt Brodsky te willen zeggen. Plato doorgedacht is het gedicht van een banneling, sinds 1972 verdreven uit zijn vaderstad. De dichter stelt zich de ideale stad voor die wordt overgenomen door de geschiedenis. Die ideale stad, zegt hij, zou vreedzaam en utopisch zijn. Ze zou een rivier hebben die van onder een brug vandaan springt, als een hand uit een mouw, de vingers spreidend naar de Golf, zoals Chopin die nooit, zo lang hij leefde, zijn vuist ook maar naar iemand ophief. Maar geleidelijk wordt de zingende stroom metaforen grimmiger. De stad zou een operahuis hebben, vervolgt Brodsky, waar tenoren aria’s zouden zingen om de tiran te amuseren. En de tiran zou vanuit zijn loge applaudisseren, maar de dichter op de achterste rijen zou door zijn tanden heen sissen: ‘Jij griezel.’ Deze stad zou ook een café hebben waar ze een behoorlijke Blanc-manger serveren en waar, als de dichter zijn collega zou vragen waarom we een twintigste eeuw nodig hebben als we al een negentiende hebben, zijn collega strak naar zijn vork en mes zou staren. En zo gaat het verder tot de voorstelling van een ideale stad een pijnlijk, ironisch commentaar op de werkelijkheid wordt.

Voor Brodsky was de weg naar Rusland en Sint-Petersburg voor altijd afgesloten. Hij werd begraven in Venetië, die andere laaggelegen waterstad waar hij zo graag de wintermaanden doorbracht. Jaren geleden bezocht ik het graf op het Isola San Michele, het eiland waar de Venetianen hun doden begraven. Het graf bleek haast volledig overwoekerd door een immense rozenstruik die manshoog, als een vurige fontein van oranjerode bloemen, uit de grond spoot.

Isola San Michele, Venetië
Isola San Michele, Venetië

Tot volgend jaar?

En nu is het echt zover, onze reis zit erop. We gaan naar de luchthaven en vliegen terug naar Amsterdam, of naar waar uw leunstoel zich ook maar bevindt. Tijdens Pesach, het Joodse Pasen dat afgelopen woensdag begon, wordt normaal gesproken gezegd ‘Volgend jaar in Jeruzalem.’ Laten we het er voor deze gelegenheid hoopvol van maken: ‘Volgend jaar in Sint-Petersburg!’

De Russische ziel in muziek

Op zaterdag 11 april 2020 zou het ballet Doornroosje van Tsjaikovski op het programma staan tijdens de reis naar Leipzig. U kent deze componist allemaal, maar ik wil u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Russische muziek, die heel anders is dan in andere westerse landen.

Het begint met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek en de volksmuziek. Daarna heeft de muziek in Rusland zich niet ontwikkeld, zij kennen geen eigen barokmuziek of renaissance of klassieke tijd. Tot de 19e eeuw bepaalden Italiaanse, Franse en Duitse componisten de wereldlijke muziek in Rusland. Er heerste een constante strijd of het land Europees of Aziatisch van karakter moest zijn.

Om een beetje in de stemming te komen laat ik u een paar delen uit de Vespers (in het Engels meer correct de All-Night Vigil genoemd) van Rachmaninov horen, gezongen door het Nederlands Kamerkoor .

Ik heb deze Vespers met het Omroepkoor en het Nederlands Kamerkoor vaak uitgevoerd en het was een hele klus om de uitspraak van het Russisch goed onder de knie te krijgen. Omdat wij het cyrillisch schrift niet konden lezen, werd het fonetisch aangeboden maar dan nog was er bij iedere repetitie een taalcoach aanwezig.

Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra voert enkele delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov uit.

Wat is er nou zo anders aan de geschiedenis van de kunstmuziek in Rusland in vergelijking met die van de andere landen? Het land was dun bevolkt en arm, er waren behalve Moskou en Sint-Petersburg eigenlijk eeuwenlang geen cultuurcentra, een groot verschil met Italië en Duitsland waar adel en (kerk)vorsten de kunsten bevorderden en financierden.

Aan de culturele leiband van Italië

Een ander probleem was dat Russische componisten uit die begintijd meestal lijfeigenen waren die door de Italianen, die bij de rijke adel in dienst waren, werden onderwezen. Voor het ontwikkelen van een eigen stijl was geen ruimte. Geen wonder dat die eigen stijl in Rusland pas laat op gang kwam. Overigens werd het lijfeigenschap in Rusland pas in 1861 afgeschaft door Alexander de Tweede.
Een echt mecenaat ter bevordering van de kunst bestond niet in Rusland onder de grootvorsten, behalve tijdens de regeringen van de tsarina’s Anna Ivanovna (1730-1740) die Italiaanse operagezelschappen naar Sint-Petersburg haalde, en tijdens die van Catharina de Grote (1762-1796).

Italiaanse operagezelschappen maakten tournees door de in die tijd belangrijke Russische steden en pas aan het begin van de jaren 1770 ontstonden de eerste Russische opera’s in de eigen taal naar  buitenlandse voorbeelden. In de negentiende eeuw kwam eindelijk de autonome Russische opera tot bloei.

Als de vader van de Russische muziek wordt Michael Glinka genoemd. Op 27 juni 1888 noteerde Tsjaikovski in zijn dagboek: ‘De hele Russische symfonische school is volledig aanwezig in Glinka’s Kamarinskaya. En ja: met Glinka (1804-1854) begon aan het begin van de negentiende eeuw inderdaad de Russische ‘klassieke’ muziek en Glinka’s principebesluit om volkse melodieën als basis voor zijn muziek te kiezen werd door de generaties na hem overgenomen. En gelijk hadden ze, want de volksmuziek in dat enorme rijk had veel te bieden qua harmoniek, ritme enz.

Kamarinskaya van Glinka: het eerste Russische orkestwerk dat in zijn geheel gebaseerd is op een Russische volkslied.

Maar dat ging uiteraard niet helemaal vanzelf. Zo kreeg de westers georiënteerde pianist Anton Rubinstein (niet te verwarren met de beroemde pianist Arthur Rubinstein een eeuw later) die het muziekonderwijs van Sint-Petersburg professionaliseerde en voor het conservatorium vooral westerse docenten aantrok, een lawine van kritiek over zich heen. Tegenover zich had hij de leden van het zogenaamde Het Machtige Hoopje. Muziek moest vooral  Russisch klinken.

Opvallend is echter dat de meeste leden van Het Machtige Hoopje geen muzikale achtergrond hadden. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was opgeleid tot chemicus. Alleen Balakirev had als kind al een gedegen muzikale opleiding gekregen. Hij was dan ook initiatiefnemer van Het Machtige Hoopje.

De componisten van het 'Machtige Hoopje': Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov
De componisten van Het Machtige Hoopje: Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov

Afstand van de groep

Rimski-Korsakov begon later te twijfelen aan de doelstelling van de groep. Door veel zelfstudie, en contacten met de meer westers-georiënteerde Tsajikovski ontwikkelde hij zich in een andere richting, alhoewel hij bevriend bleef met de anderen. Uiteindelijk werd hij een belangrijk pedagoog en leverde als leerlingen onder anderen Glazoenov, Prokofjev en Stravinsky af.

Van tsaristische tot stalinistische censuur

In de muziekgeschiedenis van Rusland was er altijd censuur. Van componeren wat in je opkwam vanuit een vrije geest, was geen sprake. De hervormingen van Alexander II aan het eind van de vorige eeuw hadden wel enige invloed op het culturele leven. Zo werd het staatsmonopolie op theaters in 1882 afgeschaft waardoor hier en daar een kapitaalkrachtige mecenas een eigen gezelschap kon oprichten en daarmee kunstenaars meer vrijheid kregen.

De laatste culturele bloeitijd van tsaristisch Rusland, de zogenaamde Zilveren Tijd, leverde een hausse aan avant-gardistische stromingen op: het neo-nationalisme, het symbolisme, het primitivisme, het futurisme. Dat was een klimaat waarin iemand als Skrjabin kon gedijen. En het was de tijd waarin Diaghilev uitgenodigd werd naar Parijs te komen. Zijn Ballets Russes gaf Russische componisten enorme kansen, denkt u maar aan de wereldwijde successen van Stravinsky’s Vuurvogel en de Sacre du Printemps.

De Russische revolutie kwam en alles werd anders. De overheid eiste een proletarische cultuur. Voortaan moest kunst optimistisch en positief zijn, ze mocht vooral niet choqueren en al helemaal niet experimenteel. Het moest begrijpelijk zijn voor het proletariaat. Het muziekleven werd steeds meer gebureaucratiseerd. Sjostakovitsj maakte zijn opwachting en werd door het regime naar voren geschoven als ‘De Russische componist’. Maar rond 1930 werd de vrijheid weer aan banden gelegd. Veel componisten vertrokken naar het westen of belandden in inferieure baantjes. Stalin startte zijn eerste vijfjarenplan. Dat betekende voor de muziek dat enkel het massalied nog was toegestaan en componisten gedwongen werden in collectieven te werken. Daarbij moesten ze rekenschap afleggen van iedere noot die ze schreven en bovendien hun werk ter beoordeling voorleggen aan collega-componisten. 

Van Sjostakovitsj wil ik u graag de ‘Romance’ uit de suite The Gadfly laten horen, zo prachtig gespeeld door de violiste Nicola Benedetti.

Violiste Nicola Benedetti speelt ‘Romance’ uit de suite The Gladfly van Sjostakovitsj

De gevierde Sjostakovitsj bleek niet veilig te zijn. Zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk was al twee jaar lang een succes, toen Stalin het werk voor het eerst zag. Het beviel Stalin totaal niet en Sjostakovitsj viel in ongenade, een uiterst gevaarlijke situatie. Er verscheen een anoniem stuk in de Pravda, waarin het werk werd neergesabeld als te modern en decadent. Ook Prokofjev die in de jaren ’30 nog vol optimisme naar zijn vaderland was teruggekeerd, werd volledig kapot gemaakt. Hieronder kunt u een heel bekend deel uit het ballet Romeo & Julia zien dat Prokofjev schreef toen hij weer terug was in Rusland. Met donkere klankkleuren laat Prokofjev perfect de onderhuidse spanning tussen de Capuleti en de Montagues al horen.

Een van de bekendste delen uit Romeo & Julia van Prokofjev: de dans van de ridders.

Wonderschone balletmuziek

Tot slot een fragment uit het ballet Doornroosje op muziek van Tsjaikovski – want daar ging het nu uiteindelijk allemaal om. In Leipzig zouden we voorstelling zien met een choreografie van Jeroen Verbruggen. Ik laat u echter een video zien van The Royal Ballet, waarin dansers commentaar geven op het verhaal en waarin ook de ongelofelijke prestatie van de dansers te zien is.

Introductie op Doornroosje door leden van de Royal Ballet, de dirigent en artistieke directie, gebaseerd op de productie uit 2006.

Ode aan de stem

Voor mij bestaat er geen mooier instrument dan de menselijke stem, waarmee ik niets nadeligs wil zeggen over alle prachtige, instrumentale muziek. De stem is echter zo verbonden met de ziel en persoonlijkheid van de zanger, en er is zoveel schitterende vocale muziek geschreven, dat mijn fascinatie hiervoor alleen maar is toegenomen.

Ik was blij, toen MUSICO vroeg of ik de reis naar het Three Choirs Festival kon begeleiden Dit festival kan bogen op een eeuwenoude traditie, en vindt jaarlijks plaats in de kathedralen van Hereford, Gloucester en Worcester. Veel beroemde namen van dirigenten, solisten en componisten zijn verbonden met het festival. Bovendien gingen hier ook veel nieuwe werken in première. In al die jaren ontstond een weids spectrum aan stijlen, periodes en genres. Er was ruimte voor koormuziek, kamermuziek, liturgische muziek, opera’s en masterclasses uit driehonderd jaar muziekhistorie.

Cathedral, Gloucester
Cathedral, Gloucester

Canons zingen tijdens de afwas

Mijn eigen koorervaringen begonnen al in de toen nog vier jaar durende AMV-opleiding, waar de muziekjuf ons wees op alle enthousiaste, maar ongewenste uithalen aan het eind van elke melodische zin. Zingen vond ik heerlijk, en tijdens de afwas thuis passeerden heel wat canons en meerstemmige liederen. Op de basisschool had ik gelukkig een muzikale juf. Wanneer we moe waren van het rekenen liet ze ons zingen, waarna we er weer tegenaan konden. Iedere maandag was er een weekopening met een uur vol zang en toneel.

Toen ik dertien was, belandde ik in een jeugdkoor, waar een gedreven en inspirerende dirigent ons paasmuziek van Kodály liet zingen. Wat genoot ik van het naar elkaar toe kleuren van de stemmen en de harmonieën op de woorden ‘Hilf mir siegen über den Tod’. Helaas kwam er na een jaar een opvolger, die in mijn puber-oren zo’n bullebak was, dat ik het koor weer verliet. Daarna volgde een cantorij, met muziek uit alle periodes, en met concerten in de Bovenkerk in Kampen. Daar was de akoestiek zo enorm, dat het leek of je met koor en al de hemel in werd getild.

Later zong ik missen van Schubert en Mozart, en passies van Bach tijdens meezingconcerten. Parallel aan de oefensessies waren er verdiepende lezingen, die de koorbeleving extra intensiveerde. Mijn zoon, destijds drie jaar, kwam kijken bij de generale. Achter de dirigente stond hij enthousiast te dirigeren. Voor haar niet te zien, maar voor ons des te beter. Bij het Lasset uns denn nicht zerteilen was hij niet meer te houden…   

Tijdens mijn muziekvakopleidingen waren de wekelijkse zanglessen voor mij het hoogtepunt van de week. Ik ervoer puur geluk, en heb er veel repertoirekennis opgedaan. Ook volgde ik inspirerende zangworkshops in Duitsland. Door mijn studie muziekwetenschap maakte ik uitgebreider kennis met meerstemmige muziek uit de renaissance, en ook daartussen ontdekte ik vele juweeltjes.

Luisteren tijdens de repetities

Ik heb nog een korte periode rondgetoerd met een barokorkest en het Nederlands Kamerkoor, dat destijds Purcell zong. Luisteren is al even heerlijk als zingen. Ik genoot van de repetities in de Beurs van Berlage. Ook volgde ik jarenlang uitvoeringen van het Groot Omroepkoor, met onder meer Jaap van Zweden op de bok.   

Een van mijn eerste reizen als reisleider was een korenreis naar Wenen. Daar zouden vier koren van één dirigent samen zingen in de Stephansdom en Votivkerk, en op de terugreis ook nog in de prachtige Dom van Passau. Na de concerten een paar keer te hebben gehoord besloot ik mee te zingen, wat een leuke ervaring werd.

Internationaal Liedfestival Zeist

Inmiddels ben ik drie jaar betrokken bij het Internationaal Liedfestival in Zeist, waarvoor ik programmatoelichtingen schrijf. Het luisteren naar de zangers, en naar coryfeeën als Elly Ameling, die jonge zangers coacht, is een feest. Soms is het zelfs ontroerender om naar de nieuwe lichting te luisteren, waarbij alle technische en emotionele zaken en interpretaties nog niet helemaal op elkaar afgestemd zijn. Dan houd ik het niet altijd droog.

Het blijft iets onbeschrijflijk prachtigs, die menselijke stem…   

Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016, foto Studio Samhaveld
Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016 , foto Studio Samhaveld