Het Lam Gods van Hubert en Jan van Eyck: “eenen hemelschen schat in Vlaender lant”

Op reis met MUSICO word je met allerlei kleine en grotere wonderen geconfronteerd. Eén van de grootste zoeken we ieder jaar wel een paar keer op: het Lam Gods door Hubert en Jan van Eyck dat in 1432 werd voltooid. Dit altaarstuk, te bewonderen in de Sint-Baafskathedraal in Gent, wordt beschouwd als een van de grote meesterwerken uit de westerse kunst. Het ging gelden als het voornaamste werk in de nieuw ‘ontdekte’ olieverfschilderkunst, een markering in de overgang van de middeleeuwen naar de vroegmoderne tijd.

In alles indrukwekkend

Sint-Baafskathedraal in Gent. (Bron: Wikimedia Commons. Foto: Moody 75, CC BY-SA 2.0)

Al eeuwen dwingt het polyptiek bewondering af. Vanwege de onnavolgbare technische virtuositeit die de broers Van Eyck er tonen, om de complexe iconografie, maar ook simpelweg vanwege de enorme omvang. Het uit meerdere luiken bestaande werk is in geopende staat maar liefst 5,2 meter breed en 3,75 meter hoog, werkelijk heel uitzonderlijke afmetingen als we het vergelijken met andere paneelschilderijen uit de late middeleeuwen.

Het altaarstuk in gesloten toestand. (Bron: Wikimedia Commons)

Na de wijding van het altaar op 6 mei 1432 functioneerde het werk doorgaans in gesloten toestand. Op die buitenzijde, onder het wonder van de Annunciatie, zien we de levensgrote portretten van de beide opdrachtgevers, gevat in hun stenen nissen. Ze zijn van een duizelingwekkend levensechtheid. Links knielt Joos Vijd, handelaar en toenmalig burgemeester van Gent, naast een beeld van Johannes de Doper, de patroonheilige van de Sint-Janskerk zoals de Sint-Baafskathedraal tot 1540 werd genoemd. Aan de andere kant zien we zijn echtgenote, Lysabette (Elisabeth) Borluut. Zij houdt haar ogen opgeheven naar het zandstenen beeld van Johannes de Evangelist, die in zijn evangelie immers de Aanbidding van het Lam Gods beschreef. De dikke stof van Lysabettes jurk valt in een zee van plooien om haar heen, vol, tastbaar en van een heerlijke driedimensionaliteit.

Kleine details

Maar soms heeft het kleinste detail de meeste zeggingskracht: de minuscule zilveren speld waarmee haar hoofdsluier is vastgezet, is een toonbeeld van illusionisme. De linnen sluier deukt er een beetje in, het kuiltje vangt lichte schaduw, het zilveren glimlichtje van een schitterende nabijheid.

Detail van het hoofd van Lysabette Borluut, na restauratie. Boven haar voorhoofd, in het midden, is de speld te zien waarmee haar sluier vast is gezet. (Bron: Wikimedia Commons)

Het echtpaar Vijd was nauw betrokken bij de Sint Janskerk. Ze financierden de bouw van een deel van de kerk, waaronder de kapel waar het Lam Gods altaar opgesteld zou worden. Hiervoor maakte het kinderloze en recent geadelde echtpaar flink wat van hun bezittingen te gelde. Na de voltooiing van de kapel gaf Joos Vijd rond 1424 de opdracht aan Hubert van Eyck voor het altaarstuk. Met de dood van Hubert in 1426 kwam het werk stil te liggen, tot zijn broer Jan het tussen 1430 en 1432 kwam afmaken.

Geopende luiken

Het altaarstuk in geopende toestand. (Bron: Wikimedia Commons)

Voor belangrijke bezoekers, voor hen die een aanzienlijke donatie deden en op belangrijke religieuze feestdagen gingen de luiken open en kon het altaar zijn wonderen in volle omvang tonen. Noem het een vijftiende-eeuwse ‘blockbuster’. In 1604 beschreef de beroemde Vlaamse kunstschilder en schrijver Karel van Mander hoe het er aan toeging op dat soort heilige dagen. Het was een gedrang van jewelste, zozeer dat je maar nauwelijks bij het altaar kon komen. De hele dag was de kapel afgeladen vol met allerlei volk dat een glimp van het wonder wilde aanschouwen.

Van Mander legde nog even uit hoezeer schilders en kunstliefhebbers zich tot het werk aangetrokken voelden: “Hier saghmen Schilders, jongh en oudt, en alle Const-beminders ontrent swermen, even gelijckmen des Somers den Byen, en Vliegen, nae de soeticheyt siet om den Vijgh, oft Razijn-korven hangen, en schermen.” Want als de luiken open gingen, ontvouwde zich daar het nog grotere wonder: God de Vader, geflankeerd door Maria en Johannes de Doper, een hemels koor van zingende en musicerende engelen en Adam en Eva. En onder die heerlijkheid de magistrale Aanbidding van het Lam Gods.

Een frisse lenteochtend

Het afgelopen decennium stond in het teken van de restauratie van het altaarstuk. De eerste twee fases ervan hebben al een vracht aan nieuwe inzichten opgeleverd. Over het opschrift van het beroemde kwatrijn bijvoorbeeld, over de werkverdeling tussen Hubert en Jan, over de Fontein van het Leven, bij Hubert nog een murmelende natuurlijke bron.

Maar ook over het snoetje van het Lam, dat in de zestiende eeuw door overschildering zijn oorspronkelijke menselijke trekken verloor en recent alsnog een kleine ‘Twitterstorm’ opleverde van bezorgde kunstliefhebbers: wat was dat met die zoet getuite lippen van dit nieuwe, oorspronkelijke lam? In de laatste fase van de restauratie zal de aandacht uitgaan naar de bovenste panelen van de binnenzijde. Maar de uitgestrooide madeliefjes, paardenbloemen, lelietjes-van-dalen, het speenkruid en longkruid met zijn gevlekte blaadjes hebben weer de frisheid van een ochtend in mei, alsof we even naar buiten zijn gelopen om een wonder in ons op te nemen.

Het lam vóór en na restauratie. (Bron: Wikimedia Commons)

Feestelijke onthulling

Ter gelegenheid van de feestelijke onthulling van het gerestaureerde Lam Gods gaf het stadsbestuur van Gent, op initiatief van het Collegium Vocale Gent, aan componist Arvo Pärt de opdracht voor een nieuw stuk. Für Jan van Eyck (2020) is gebaseerd op het Agnus Dei uit het laatste deel uit Pärts Berliner Messe (1990). De wereldpremière vond plaats op 22 september 2020 door het Collegium Vocale Gent onder leiding van Philippe Herreweghe (bekijk via deze link).

De opbouw van het stuk voor koor en orgel is gelaagd. Na de opening door het orgel nestelen de stemmen zich tussen de orgelklanken en al snel leiden ze tot het Lam. Het wonder verklankt en dat allemaal in nauwelijks vier minuten. Volgens Pärt zelf is het een “… solitaire en nederige buiging voor een van de grootste kunstwerken van het christelijke Avondland en voor een kunstenaar die daarmee iets bereikt heeft dat voor de eeuwigheid geschapen is.”

Eeuwig zielenheil

Overigens richtten Joos Vijd en Lysabette Borluut in 1435, drie jaar na de wijding van het Lam Gods, een fundatie op dat hun zielenheil moest verzekeren met het dagelijks opdragen van een mis in de Vijdkapel. Opdat hiervoor ook na hun dood geld zou zijn, schonken ze een stuk land aan de Sint-Janskerk. Dezelfde woorden zullen dagelijks geklonken hebben:

Agnus Dei
Qui tollis peccata mundi,
Miserere nobis.
Dona nobis pacem.


Lam Gods,
Dat de zonden der wereld wegneemt,
Ontferm U over ons.
Geef ons vrede.

U kunt het Lam Gods ook vanuit de luie stoel thuis bestuderen en bewonderen. Op de site Closer to Van Eyck (link) zijn talloze foto’s in zeer hoge resolutie te bekijken, van zowel vóór als na de restauratie.

Sint-Petersburg dag VI: Izaäkkathedraal en vertrek

Het zit erop. We hebben onze koffers gepakt en vanmiddag reizen we terug naar Nederland. Maar voor we Sint-Petersburg verlaten is er nog tijd voor een bezoek aan de Izaäkkathedraal. Daarom steken we nog één keer de Neva over en lopen we langs de Admiraliteit met op de hoek de daaraan verbonden kerk van Sint Spyridon. Het neoclassicistische complex van de Admiraliteit ontwierp architect Andrejan Dmitrijevitsch Sacharov op de plaats waar Peter de Grote het marineterrein eerder al vestigde.

Admiraliteitskade en de Sint Spyridon, Sint-Petersburg
Admiraliteitskade en de Sint Spyridon, Sint-Petersburg

Na de Admiraliteit slaan we rechtsaf op de Admiraltejskij Prospect, lopen langs het monument van de negentiende-eeuwse schrijver Michail Lermontov en gaan verder tot aan het Izaäksplein, waar de kathedraal aan onze linkerhand oprijst.

Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg
Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg

De Izaäkkathedraal liet tsaar Alexander I bouwen naar het ontwerp van de Fransman Auguste de Montferrand (1786–1858). Vanzelfsprekend was de selectie van dat plan niet. Vooraanstaande Russische architecten vonden het ontwerp te monotoon en vreesden dat de drassige grond het gebouw onmogelijk zou kunnen dragen. De tsaar moest zijn machtswoord uitspreken om de keuze toch op De Montferrand te laten vallen.
Het grondplan van diens ontwerp heeft de vorm van een Grieks kruis, zoals de Heilige Grafkerk in Jeruzalem of, wellicht belangrijker als voorbeeld voor de neoclassicist De Montferrand, de Villa Rotonda (1556) van Andrea Palladio.

Villa Rotonda - Palladio
Villa Rotonda – Palladio

Rakennetaan kuin Iisakinkirkkoa

De bouw van de kathedraal nam veertig jaar in beslag en duurde van 1818 tot 1858. MUSICO-reisleider Satu Hoogeveen bevestigt dat dit inderdaad in nabijgelegen delen van Finland de zegswijze opleverde ‘rakennetaan kuin Iisakinkirkkoa’, ofwel iets ‘wordt gebouwd als de Izaäkkathedraal’. Een grappige manier dus om aan te geven dat iets heel langzaam gebeurt. Het probleem van de drassige grond werd opgelost door duizenden meterslange palen in de grond te heien tot op de stevige zandlaag. In feite zoals voor het Amsterdamse Stadhuis, het huidige Koninklijk Paleis op de Dam, gebeurde. Dat de kosten voor de bouw aan het einde van die veertig jaar astronomisch hoog bleken te zijn, zal niemand verbazen.

Interieur Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg
Interieur Sint Izaäkkathedraal, Sint-Petersburg

In de Sovjet-periode verloor de Izaäkkathedraal haar religieuze status. Het gebouw werd in 1931 zelfs omgevormd tot het Museum voor de geschiedenis van Religie en Atheïsme, compleet met een werkende kopie van de Parijse Slinger van Foucault die op 12 april 1931 in werking gesteld. Niet veel later, in 1937, bracht men de collectie van het nieuwe museum echter al elders onder. Sinds de val van het communisme worden in een zijkapel van de kathedraal weer religieuze diensten gehouden. Alleen op hoogtijdagen mag de rest van het gebouw voor een religieuze eredienst gebruikt worden. In 2017 haalde de Izaäkkathedraal nog de kranten, toen de gouverneur van Sint-Petersburg het gebouw weer aan de Russisch-orthodoxe kerk wilde geven. Lokale protesten verhinderde het en met enige regelmaat vinden er nu concerten plaats. Hier een opname van een uitvoering ter plekke, met de eerste twee delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov, uitgevoerd door het koor van het Rachmaninov-consort van Sint-Petersburg:

Twee delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov door het Rachmaninov Consert Choir of Saint-Petersburg

Na het optreden lopen we de kerk uit en steken we over naar het Senaatsplein, dat helemaal tot aan de Neva doorloopt. Voor de Senaat staan we stil bij het ruiterstandbeeld van tsaar Peter de Grote op een kolossale rots. Tsarina Catherina de Grote liet het beeld voor haar illustere voorganger oprichten, om zo haar macht te legitimeren onder nogal nadrukkelijke verwijzing naar de lijn van successie die haar direct met Peter verbond.

Bronzen standbeeld Peter de Grote, Sint-Petersburg
Bronzen standbeeld Peter de Grote, Sint-Petersburg

Jevgeni en Parasha

En daarmee zijn we weer terug waar we begonnen, bij de mythevorming die rond het stichten van de stad ontstond. In de overlevering staat Peters ruiterstandbeeld bekend als de Bronzen Ruiter, naar het epische gedicht van Alexander Poesjkin uit 1833. Het gedicht beschrijft de lotgevallen van de ongelukkige Jevgeni en zijn geliefde Parasha. Parasha komt om het leven als Sint-Petersburg wordt geteisterd door een verschrikkelijke overstroming van de Neva. Jevgeni vervloekt het ruiterstandbeeld, furieus als hij is op Peter de Grote die uitgerekend deze totaal ongeschikte, moerassige plek uitkoos om zijn stad te stichten. Daarop komt de Bronzen Ruiter als een wrekende Commendatore tot leven en jaagt Jevgeni door de straten van de stad. Het lijk van de arme man wordt niet veel later gevonden, achtergebleven in een vervallen hut aan de oever van de Neva.

Bronzen ruiter (Vasili Surikov - 1870)
Bronzen ruiter (Vasili Surikov – 1870)

Ondanks Poesjkins status als Ruslands grootste dichter duurde het tot ruim twintig jaar geleden voor zijn poëzie naar het Nederlands werd vertaald. Vanaf 1999 verscheen Poesjkins Verzameld Werk in de vertaling van Hans Boland. Voor de VPRO was het de aanleiding om De Bronzen Ruiter als hoorspel op de radio te brengen, verteld en meeslepend geacteerd door vertaler Hans Boland zelf. Hier een link naar dat hoorspel:

https://www.vpro.nl/speel~WO_VPRO_4034957~de-bronzen-ruiter~.html

Als u de opname hebt beluisterd, dan begrijpt u misschien waarom die zangerige intonatie van Hans Boland mij sterk deed denken aan de haast gezongen voordracht door de Russische dichter Joseph Brodsky (1940-1996) van zijn gedicht Plato doorgedacht (1977), opgenomen op Poetry International in Rotterdam in 1989:

https://www.poetryinternational.org/pi/poem/23795/auto/0/0/Joseph-Brodsky/Plato-Elaborated/nl/tile

De werkelijkheid als schim van onbereikbaar ideaal

Denk de idee van Plato’s Grot door en je ziet dat de werkelijkheid slechts een schim is van een onbereikbare ideaal, lijkt Brodsky te willen zeggen. Plato doorgedacht is het gedicht van een banneling, sinds 1972 verdreven uit zijn vaderstad. De dichter stelt zich de ideale stad voor die wordt overgenomen door de geschiedenis. Die ideale stad, zegt hij, zou vreedzaam en utopisch zijn. Ze zou een rivier hebben die van onder een brug vandaan springt, als een hand uit een mouw, de vingers spreidend naar de Golf, zoals Chopin die nooit, zo lang hij leefde, zijn vuist ook maar naar iemand ophief. Maar geleidelijk wordt de zingende stroom metaforen grimmiger. De stad zou een operahuis hebben, vervolgt Brodsky, waar tenoren aria’s zouden zingen om de tiran te amuseren. En de tiran zou vanuit zijn loge applaudisseren, maar de dichter op de achterste rijen zou door zijn tanden heen sissen: ‘Jij griezel.’ Deze stad zou ook een café hebben waar ze een behoorlijke Blanc-manger serveren en waar, als de dichter zijn collega zou vragen waarom we een twintigste eeuw nodig hebben als we al een negentiende hebben, zijn collega strak naar zijn vork en mes zou staren. En zo gaat het verder tot de voorstelling van een ideale stad een pijnlijk, ironisch commentaar op de werkelijkheid wordt.

Voor Brodsky was de weg naar Rusland en Sint-Petersburg voor altijd afgesloten. Hij werd begraven in Venetië, die andere laaggelegen waterstad waar hij zo graag de wintermaanden doorbracht. Jaren geleden bezocht ik het graf op het Isola San Michele, het eiland waar de Venetianen hun doden begraven. Het graf bleek haast volledig overwoekerd door een immense rozenstruik die manshoog, als een vurige fontein van oranjerode bloemen, uit de grond spoot.

Isola San Michele, Venetië
Isola San Michele, Venetië

Tot volgend jaar?

En nu is het echt zover, onze reis zit erop. We gaan naar de luchthaven en vliegen terug naar Amsterdam, of naar waar uw leunstoel zich ook maar bevindt. Tijdens Pesach, het Joodse Pasen dat afgelopen woensdag begon, wordt normaal gesproken gezegd ‘Volgend jaar in Jeruzalem.’ Laten we het er voor deze gelegenheid hoopvol van maken: ‘Volgend jaar in Sint-Petersburg!’

Sint-Petersburg dag V: Russisch Museum, Gergiev in het Mariinsky Concertgebouw

Vandaag is het wat kouder, maar gelukkig breekt de zon al af en toe door terwijl we de Neva oversteken. We zijn op weg naar het Russisch Museum, gevestigd in het enorme Michailovski paleis. De bouw van dit paleis had de nodige voeten in de aarde. Met de planning ervan werd begonnen onder tsaar Paul I, die het paleis bestemde voor zijn jongste zoon, grootvorst Michael Pavlovits. Grote sommen geld werden ervoor apart gezet, maar nog voor de bouw aanving werd de tsaar tijdens een coup vermoord. Het was Michaels oudere broer die vervolgens in 1801 aan de macht kwam als Alexander I.

Michailovski paleis, Sint-Petersburg
Michailovski paleis, Sint-Petersburg

Van paleis naar museum

Onder deze tsaar werd het stof alsnog van de bouwplannen geblazen en tussen 1819 en 1825 verrees het paleis naar een ontwerp van architect Carlo Rossi. Het neoclassicistische gebouw kreeg een centrale plaats in diens ontwerpen voor de stedenbouwkundige modernisering van Sint-Petersburg. In een ensemble van nieuwe straten en pleinen werd het paleis het centrale, beeldbepalende element. Van binnen werd het rijk gedecoreerd en in 1825 schonk de tsaar het aan zijn jongere broer, grootvorst Michael Pavlovits en diens jonge vrouw, groothertogin Elena Pavlovna.

Elena Pavlovna bleef er na de dood van haar man wonen, tot ze overleed in 1873. Het paleis dreigde enkele decennia later door vererving uit handen van de Romanovs te raken en werd daarom aangekocht door de laatste tsaar, Nicholaas II. Hij vestigde er het nieuw opgerichte Russisch Museum, ter nagedachtenis van zijn vader, tsaar Alexander III, met als doel er Russische kunst te tonen. Na een grondige renovatie ging het museum open, waarna later in een herbouwde vleugel ook nog het Etnografische Museum werd gehuisvest.

Michailovski paleis aan gelijknamig plein in 193 eeuw, Sint-Petersburg
Michailovski paleis aan gelijknamig plein in 193 eeuw, Sint-Petersburg

De Russische Rembrandt

De collectie van het Russisch Museum omvat enorm veel, maar wij zijn hier gekomen voor vooral de negentiende-eeuwse Russische schilders. In Nederland kregen verschillende van deze meesters pas volop bekendheid door toedoen van de bekende kunsthistoricus, prof. dr. Henk van Os. Met de succesvolle tentoonstelling Het geheim van Rusland in het Groninger Museum in 2002 werd de naam van schilder Ilja Repin, bijgenaamd de Russische Rembrandt, in een klap wereldberoemd in heel Nederland. En terecht. Ilja Repin (1844-1930) is de onbetwiste leider van de negentiende-eeuwse Russische realistische schilderschool. Tot op de dag van vandaag wordt hij beschouwd als dé nationale schilder van Rusland. Hij was een zeldzaam virtuoos kunstenaar die zijn sociale engagement vastlegde in briljant geschilderde, dramatisch schilderijen. Voor de liefhebber hier via deze links twee mooie interviews met Henk van Os over de tentoonstelling, in het Drenthe Magazine en Trouw van 5 januari 2002 door Cees Straus:

En hier is de link naar het artikel in Trouw:

https://www.trouw.nl/cs-b33f57ee

De Wolgaslepers (Ilya Repin)
De Wolgaslepers (Ilya Repin)

Van Repin to Malevitsj

In het Russisch Museum worden verschillende werken van Repin bewaard, waaronder de beroemde Wolgaslepers en het Portret van Tolstoj. Maar er zijn ook vele andere Russische meesters te bewonderen, van onbekende icoonschilders, tot de begaafde leerling van Ilja Repin, Boris Kustodjev en suprematisten als Kasimir Malevitsj (afb. x).

Op weg naar de Mariinsky Concertzaal

Na ons bezoek aan het museum keren we terug naar het hotel, om na wat uit te hebben gerust alweer vroeg te verzamelen voor het diner in restaurant Repa. We wanen ons in dit restaurant nog even in museale sferen. Het werd gedecoreerd door de Russische ontwerpster Alena Akhmadullina, met wandschilderingen die zijn geïnspireerd op het werk van de hedendaagse, romantisch Russische schilder Andrej Remnev.

De appels van de Hesperiden (Andrej Remjev, 2007)
De appels van de Hesperiden (Andrej Remnev, 2007)

Aansluitend lopen we naar het Mariinsky Concertgebouw, voor een avond met Sibelius en Prokofjev en het Mariinsky Orkest onder leiding van de onnavolgbare dirigent Valery Gergiev. Solist in het Vioolconcert in d, op. 47 van Jean Sibelius is de jonge violist Ravil Isliamov, voormalig leerling aan het Conservatorium in Moskou van violist en pedagoog Alexander Vinnitsky.

Het Vioolconcert van Sibelius …

Jean Sibelius schreef zijn enige vioolconcert in 1904, waarna hij nog aanpassingen maakte in 1905. Het werk is symfonisch van opzet en violist en orkest zijn hier gelijke grootheden. Sibelius droeg het stuk oorspronkelijk op aan de befaamde violist Willy Burmester die het had zullen spelen op de geplande première in Berlijn. Om financiële redenen besloot Sibelius het stuk echter voor het eerst in Helsinki op te voeren, zonder Burmester maar met de van oorsprong Tsjechische violist Victor Nováček (1873–1914). Tot het allerlaatste moment bleef Sibelius aanpassingen maken in het zeer virtuoze stuk en de première was dan ook geen succes. Hierna besloot Sibelius substantiële veranderingen in het stuk aan te brengen. Deze nieuwe versie ging in oktober 1905 in première bij de Staatskapelle Berlin, onder leiding van Richard Strauss. De componist was zelf niet bij die gelegenheid aanwezig.

… met een onbekende eerste versie

De eerste versie van het Vioolconcert bleef grotendeels onbekend, totdat de erven van Sibelius in 1991 toestemming gaven voor een opvoering en één opname, door Leonidas Kavakos onder directie van Osmo Vänskä. Deze eerste versie, zo mogelijk technisch nog uitdagender voor de solist, is wat langer en bevat thema’s die in de herschreven versie sneuvelden. De cadens uit het eerste deel is echter ongewijzigd in beide versies.

Een historische opname van Jascha Heifetz met het London Philharmonic Orchestra onder leiding van Thomas Beecham geldt nog altijd als één van de mooiste:

Vioolconcert van Sibelius, uitgevoerd door Jascha Heifetz met het London Philharmonic Orchester onder leiding van Sir Thomas Beecham (1935)

Bijzonder indrukwekkend is ook Isaac Stern, in een live opname uit 1969 met de Philadelphia Symphonic Orchestra:

Vioolconcert van Sibelius, uitgevoerd door Isaac Stern met het London Symphony Orchestra onder leiding van André Previn (1971)
Sergei Prokofjev
Sergei Prokofjev

Het Derde Pianoconcert van Prokofjev

Na de pauze gaan we verder in heel andere muzikale sferen, met Sergei Prokofjev. Solist is de veelbelovende jonge pianist Ilya Papoyan.

Prokofjev schreef vijf pianoconcerten, maar alleen het Derde Pianoconcert in C, op. 26  dat we vanavond horen, wordt regelmatig uitgevoerd. Al in 1911 was de componist met de eerste aanzetten ervan begonnen. Hij pakte het werk weer op in 1916-1917, om het uiteindelijk pas in de zomer van 1921 te voltooien. Op 16 december 1921 ging het in Chicago in première, met de Chicago Symphony Orchestra onder leiding van Frederick Stock. Prokofjev, die vanwege de Russische revolutie in zelfgekozen ballingschap naar het westen was uitgeweken, was zelf de solist. In Rusland zou het stuk voor het eerste op 22 maart 1925 klinken, met pianist Samuil Feinberg en het orkest van het Theater van de Revolutie onder leiding van Konstantin Saradzhev.

Hoewel het pianoconcert dus over een periode van jaren werd geschreven, valt hiervan niets te merken in de muziek zelf. Zijn karakteristieke stijl met snelle ritmiek, vloeibare lyrische passages en scherpe harmonieën maken de hand van deze meester ook onmiddellijk herkenbaar. In het werk klinken vooraankondigingen van zijn balletmuziek voor Romeo & Julia uit 1935-1936. Hier een opname uit 2012 met het Mariinsky Orkest onder leiding van Valery Gergiev met Denis Matsuev:

Derde Pianoconcert van Prokofjev door Denis Matsuev en het Mariinsky Orkest onder leiding van Valery Gergiev (Moskou 2012)

Prokofjev had als pianist/componist in Sint-Petersburg zijn debuut gemaakt in 1908 met de Suggestion Diabolique. Meteen was duidelijk dat zijn uitdagende composities lijnrecht ingingen tegen het romantische muzikale idioom van de tijd. Luister hier als toegift naar een opname uit 1935 van deel 4 van de Suggestion Diabolique, met Prokofjev zelf op piano:

Suggestion Diabolique van Prokofjev, uitgevoerd door de componist zelf (Parijs, 1935)

Lees hier het verslag van de zesde dag van de (virtuele) reis naar Sint-Petersburg.

Sint-Petersburg dag IV: het Catharinapaleis in Pushkin en Verdi’s Falstaff

Met de kamermuziek van Mozart, Beethoven en Reicha nog in onze oren hebben we heerlijk geslapen. Vandaag vertrekken we vroeg naar Pushkin voor een rondleiding door het Catharinapaleis.

Catharinapaleis in Tsarskoe Selo
Catharinapaleis in Tsarskoe Selo

Pushkin (Tsarskoe Selo) ligt zo’n vijfentwintig kilometer ten zuiden van het centrum van Sint-Petersburg. Het was de voormalige zomerresidentie van de Russische tsaren en bestaat uit verschillende paleiscomplexen en tuinen. Tegenwoordig is het zo’n populaire bestemming dat het raadzaam om vroeg te komen. Het grootste paleiscomplex hier is het Bolshoi (grote) ofwel het Yekaterininsky (naar Catherina I) paleis, dat met zijn omringende tuinen Versailles naar de kroon steekt.

Alexanderpaleis in Tsarskoe Selo
Alexanderpaleis in Tsarskoe Selo

Zo eindigde het

Ernaast ligt het Aleksandrovsky of Alexanderpaleis, waar de laatste tsaar Nicolaas II en zijn gezin graag verbleven en waar ze na Nicolaas abdicatie kort bleven wonen. In de Sovjet-tijd werd het nabij plaatsje Tsarskoe Selo omgedoopt in Pushkin, naar Ruslands beroemdste dichter.

Leden van de familie van tsaar Nicolaas II bij het Alexanderpaleis - 1914
Leden van de familie van tsaar Nicolaas II bij het Alexanderpaleis – 1914

En zo begon het

Het was tsarina Elisabeth van Rusland die haar hofarchitect Francesco Bartolomeo Rastrelli (1700-1771) belastte met de bouw van het huidige Catharinapaleis. Deze Rastrelli, een in Parijs geboren Italiaan die 1716 met zijn vader in Sint-Petersburg arriveerde, kwamen we gisteren al tegen als ontwerper van het Winterpaleis. De stilistische overeenkomsten tussen de twee complexen in weelderige rococostijl zijn dan ook evident. Rastrelli nam ook andere projecten voor Elisabeth ter hand, waaronder zijn laatste en misschien wel meest ambitieuze project, het Smolnyklooster in Sint-Petersburg.

Hollands classicisme in Rusland

Het Catharinapaleis is vernoemd naar Catherina I, moeder van tsarina Elisabeth van Rusland en echtgenote van tsaar Peter de Grote. Catharina I kreeg het landgoed van haar man cadeau na diens overwinningen in de oorlog tegen Zweden. Zo kwam het dat hier al in 1718 een villa verrees in, hoe kan het ook anders, Hollands classicistische stijl, omringd door een formele tuin zoals op dat moment ook in de Nederlanden ‘en vogue’ was. In zekere zin is het jammer dat dit ensemble op de schop ging. Maar we klagen niet, er kwam veel indrukwekkends voor in de plaats.

Catharina I (Jean-Marc Nattier, 1717 - Hermitage)
Catharina I (Jean-Marc Nattier, 1717 – Hermitage)

Een geheim huwelijk

Dat Elisabeth van Rusland zich met de bouw van een nieuw paleiscomplex kon bezighouden, was lang niet altijd vanzelfsprekend. In eerste instantie leek de tsarenkroon aan deze dochter van Catharina I en Peter de Grote voorbij te gaan, dankzij politieke machinaties van onder meer vorst Alexandr Mensjikov. Deze schatrijke gouverneur van Sint-Petersburg verwierf door zijn vriend Peter de Grote veel macht. Met hulp van de elitetroepen van het Preobrazhenski-regiment wist Elisabeth echter in 1741 de macht grijpen en een jaar na deze coup werd ze tot tsarina gekroond. Een aardig detail voor ons muziekliefhebbers is dat een knappe zanger uit het koor van de Sint-Petersburgse hofkapel een vooraanstaande rol in die Paleisrevolutie zou spelen. Het betekende het einde van zijn zangcarrière, maar deze Aleksej Grigorjevitsj Razoemovski was voor andere dingen bestemd. Hij werd op 6 mei 1742, de dag van Elisabeths kroning, benoemd tot hofmaarschalk van de nieuwe keizerin en de twee zouden in het geheim trouwen.

Tijdens onze rondleiding door het paleis kwamen we deze mannen van het Catharinapaleis Kamerkoor tegen, hier met een Russisch volkslied, zoals de tenor aankondigt: ‘Das Lied von Wolgaschlepper’:

Lied van de Wolgaschlepper, uitgevoerd in het Catharinapaleis (Tsarskoe Selo)

Catharina de Grote (Fedor Rokotov, 1763 - Tretyakov gallery
Catharina de Grote (Fedor Rokotov, 1763 – Tretyakov gallery

De verbouwingen olv Catharina de Grote

In 1762 kwam Catharina de Grote aan de macht en onder haar bewind werden de paleiscomplexen in Tsarskoe Selo verder uitgebreid. Rond het grote meer bij het Catharinapaleis legde men een luxueuze tuin aan met waterwerken. De rococo van Rastrelli werd vervangen door het neoclassicisme waarnaar Catharina’s voorkeur uitging, maar ook andere modieuze trends die onder meer via Engelse ontwerpboeken hun intrede deden. Zo kwam er in het naastgelegen Alexanderpark, waarschijnlijk naar voorbeeld van een dergelijke opzet in het Zweedse Drottningholm, een Chinees miniatuur stadje, compleet met een Chinees theater, pagodes en verschillende bruggen.

Barnsteen

Eén van de hoogtepunten van het Catharinapaleis is de zogenaamde barnsteenkamer. Wat we nu zien is overigens een reconstructie. De nazi’s zouden de kamer in 1942 helemaal ontmantelen en het barnsteen in kisten overbrengen naar het toenmalige Köningsberg (Kaliningrad). Daar werd de kamer weer opgebouwd, maar het was niet van lange duur. Binnen de kortste keren moest alles terug in de kisten vanwege de zware bombardementen. Helaas gingen de kisten toch geheel of gedeeltelijk verloren en het geroofde ensemble keerde niet terug naar Rusland. Als onderdeel van de restauratie van het Catharinapaleis werd de barnsteenkamer veel later, met gebruik van nieuw materiaal, in oude luister hersteld.

Falstaff in het Mariinsky

Na de lunch is het tijd om weer terug te rijden naar Sint-Petersburg, want vanavond wacht ons in het nieuwe Mariinsky theater de komische opera Falstaff, een laat meesterwerk van Giuseppe Verdi. Susan Dorrenboom, Taco Stronks en Remco Roovers bespraken de opera een paar dagen geleden in een prachtig blog, waarnaar ik graag verwijs.

Wie nog een paar hoogtepunten uit het stuk wil meepikken, zie hier de uitstekend acterende en zingende Ambrogio Maestri als Falstaff met Stephanie Blythe als Mrs Quickly, in de geestige productie van de Metropolitan Opera:

Duet tussen mrs Quickly (Sephanie Blythe) en Falstaff (Ambrogio Maestri) uit Falstaff, waarin Falstaff wordt uitgenodigd bij Alice Ford op bezoek te komen. Het is de eerste aanzet om Falstaff te grazen te nemen. (Metropolitan Opera 2013)

Uit diezelfde productie de finale, met de beroemde fuga ‘Tutto nel mondo è burla!’:

Finale uit Falstaff met onder meer Ambrogio Maestri als Falstaff (Metropolitan Opera 2013)

Maar we zijn niet voor niets in Sint-Petersburg, dus tot slot nog een registratie van de Falstaff die in mei 2018 in het Mariinsky Theater in première ging. U hoort hier Natalya Pavlova als Alice Ford:

Natalya Pavlova als Alice Ford in Falstaff (Mariinsky Theatre, 2018)

Het was een lange dag, morgen verder

Na afloop van de opera gaan we terug naar het hotel, waar we nog iets drinken en napraten. Morgen onze één na laatste dag in Sint-Petersburg, waar we ons inmiddels zo goed thuis voelen.

Lees hier het verslag van de vijfde dag van de (virtuele) reis naar Sint-Petersburg.

Sint-Petersburg dag III: de Hermitage en kamermuziek

Met Boris Godoenov van gisteravond nog in onze oren, steken we na het ontbijt de Paleisbrug over naar de Hermitage. De gebouwen, waaronder het lichtgroene Winterpaleis, tekenen zich helder af aan de overkant van het water, schijnbaar binnen handbereik. Het museum werd gesticht in 1764, toen Catharina de Grote een omvangrijke collectie schilderijen verwierf van Johann Ernst Gotzkowski, een rijke Berlijnse handelaar en oprichter van zijde- en porseleinfabrieken.

De Hermitage: een lange kade vol kunstschatten

De collectie van de Hermitage is tegenwoordig van een ongelofelijke breedte en omvat alles van antiquiteiten, koetsen, kostuums, wandtapijten en grafiek, tot eenentwintigste-eeuwse installaties van de in de Verenigde Staten woonachtige Russische conceptuele kunstenaar Ilja Kabakov. Die objectenrijkdom is verdeeld over verschillende gebouwen. Het hoofdcomplex aan de Neva alleen bestaat al uit zes paleizen, waarvan vijf – het Winterpaleis, de Kleine Hermitage, Oude Hermitage, Nieuwe Hermitage en het Hermitage Theater – publiekelijk toegankelijk zijn. En nog kan niet de gehele collectie getoond worden.

Een van de paleizen van de Hermitage, Sint-Petersburg
Een van de paleizen van de Hermitage, Sint-Petersburg

Met de bouw van het Winterpaleis werd begonnen in 1754. Het was een winterverblijf in barokke stijl dat Bartolomeo Francesco Rastrelli voor toenmalig tsarina Elisabeth Petrovna ontwierp. In 1762 greep Catherina Alexeyevna, née Princess Sophia-Augusta-Frederika von Anhalt Zerbst de macht van haar man tsaar Peter III. Met haar kroning tot keizerin werden de plannen aangepast naar Catharina’s moderne neoclassicistische smaak. Haar eerste aankopen zou ze onderbrengen in wat nu bekend staat als de Kleine Hermitage, het kleinere paleis dat ze in 1765-1766 naast het Winterpaleis liet bouwen.

Het begin: Hollandse en Vlaamse meesters

Met zoveel werken wordt het moeilijk kiezen waar te beginnen, maar een mooie start is de schilderijencollectie waar het allemaal mee begon. De collectie die Catharina verwierf van Gotzkowski, was eigenlijk bestemd voor Frederick II van Pruisen. Na de geldverslindende Zevenjarige Oorlog, moest Frederick van de aankoop afzien. De collectie bestond uit 225 werken van vooral Hollandse en Vlaamse meesters en was onevenwichtig van kwaliteit. Maar met bijvoorbeeld het Portret van een jonge man met een handschoen van Frans Hals vormde het een mooie start voor een verzameling die door Catharina spoedig werd aangevuld.

Portret van een jonge man met een handschoen (Frans Hals, Hermitage)
Portret van een jonge man met een handschoen (Frans Hals, Hermitage)

In de zomer van 1769 arriveerde de enorme collectie prenten, tekeningen en schilderijen van de connaisseur hertog Von Bruhl, waaronder de fenomenale Perseus en Andromeda van Rubens. De beroemdste verzameling die Catharina verwierf was de schilderijencollectie bijeengebracht door bankier en connaisseur Pierre Crozat. De onderhandelingen over de aankoop verliepen via filosoof Diderot en de collectie bevatte Italiaanse meesterwerken als de Danae van Titiaan en Judith van Giorgione, maar ook veel schilderijen van Franse zeventiende- en achttiende-eeuwse meesters als Nicolas Poussin, Antoine Watteau en Jean-Simeon Chardin.

Danae (Titiaan, Hermitage)
Danae (Titiaan, Hermitage)
Zelfportret van Jean-Baptist Chardin (Hermitage)
Zelfportret van Jean-Baptist Chardin (Hermitage)

Kunst kijken maakt hongerig

Kijken maakt hongerig en voor de lunch lopen we naar restaurant Abrikosov. Het is vernoemd naar naamgever Alexey Ivanovich Abrikosov, een Russian entrepreneur, industrieel en in 1906 stichter van de luxe zoetwarenwinkel A. I. Abrikosov & zonen. Restaurant Abrikosov serveert niet louter Russische gerechten, maar prominent op het menu vinden we wel als eerste kaviaar, geserveerd met blinis, ui en zure room. Heerlijk ongetwijfeld, maar misschien niet de beste optie om thuis in quarantaine nog eens uit te proberen.

Echt Russische broodpudding

Aangezien ik receptuur had beloofd om thuis mee aan de slag te gaan, wijken we liever uit naar een recept voor broodpudding op zijn Russisch. We hebben hiervoor nodig oud brood, appelen, suiker, kaneel, beschuit en vooruit, zure room, allemaal producten die u mogelijk wel in huis hebt. Daarom dit recept uit Jelena Molochovets, Een geschenk voor de jonge huisvrouw, het beroemdste Russische kookboek aller tijden dat sinds 1861 herdruk na herdruk zag. In Nederland verscheen het in 1995 in een uitstekende bewerking van culinair journalist Anne Scheepmaker, met mooie inleidingen en bruikbare receptuur.

Broodpudding met appel – Poeding iz boelki s sjablokami
Klop 5 eieren en meng er 1 ½ glas melk, 1 ½ glas verkruimeld oudbakken brood, ¾ glas zure room, kaneel en ½ glas suiker door; goed mengen. Besmeer een vorm met ½ lepel boter en strooi er de kruimels in van 2 à 4 beschuiten. Giet wat van het mengsel in de vorm en leg daarop een laag appels, in stukjes gesneden en bestrooid met suiker. Dan weer een laag deeg, een laag appels en bovenop deeg. Zet het bijna 1 ½ uur in de oven; keer de pudding om op een schaal.
(De inhoud van een glas staat gelijk aan 205 gram = 0,205 liter)

Terug in het hotel is er tijd om uit te rusten en we kleden ons om voor het concert vanavond in de Kleine zaal van de Philharmonia. We blijven nog even in klassieke sferen, want op het programma staan:
Mozart – Kwintet voor hoorn, viool, altviolen en cello
Beethoven – Septet voor strijkkwartet, klarinet, hoorn en fagot
Reicha – Kwintet voor hobo en strijkers

Hoe het Septet met Beethoven aan de haal ging

Beethoven zetten de eerste aanzetten voor het Septet in 1799 op papier en hij voltooide het werk een jaar later. Het werd voor de eerste maal opgevoerd tijdens een huisconcert bij prins Schwarzenberg, waarna het in première ging in het Weense Burgtheater op 2 april 1800. Het programma voor die gelegenheid omvatte een symfonie van Mozart, een aria en een duet uit Haydn Die Schöpfung, een improvisatie, een pianoconcert en een nieuwe symfonie van Beethoven zelf, en dit Septet, opgedragen aan keizerin Maria Theresia.

Het stuk bleek zeer goed aan te slaan bij het publiek en uit brieven van Beethoven aan zijn uitgever Hoffmeister weten we dat de componist ook zelf onmiddellijk was doordrongen van de commerciële potentie ervan. Binnen de kortste keren kwamen er diverse bewerkingen, onder meer voor piano, cello en viool dan wel klarinet voor zijn arts, Johann Adam Schmidt en een versie voor strijkkwintet van Beethoven zelf. Ook andere al dan niet door de componist geautoriseerde bewerkingen doken op.

Het stuk is opgewekt en optimistisch van sfeer. Ook al schreef Beethoven het in een periode van grote onzekerheid en ellende over zijn gehoorverlies, echo’s van de galante achttiende-eeuwse rococo klinken er duidelijk in door. Met de jaren zou het stuk de componist echter zozeer op de zenuwen werken dat hij een bewonderaar zou hebben toegesnauwd: ‘Het Septet werd geschreven door Mozart!’

Janine Jansen en vrienden voerden in 2011 het stuk uit op het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht. Een registratie ervan vindt u hier:

Septet van Beethoven, door Janine Jansen & Friends tijdens het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht in 2011

Een live opname van Mozarts Hoornkwintet met op hoorn Katy Woolley, sinds augustus 2019 aanvoerder van de hoorn van het Koninklijk Concertgebouw Orkest, vindt u hier:

Hoornkwintet van Mozart met Katy Woolley tijdens het Whittington International Chamber Music Festival (Shropshire UK) in 2016

Een registratie van het kwintet voor hobo en strijkers van Antonín Reicha, vindt u hier:

Hobokwintet van Reicha door het Kuboin Quartet en hoboist Dušan Foltýn

Lees hier het verslag van de vierde dag in Sint-Petersburg.

Sint-Petersburg dag II: een stadsrondrit en Boris Godoenov

Het is onze eerste echte dag in Sint-Petersburg en volgens goede MUSICO-traditie beginnen we met een verkenning van de stad. De neerslag van vorige week is verdwenen, af en toe breekt de zon door. Met al het water dat de stad doorkruist en omringd, betekent dit dat we worden getrakteerd op die bijzondere lichtintensiteit die Sint-Petersburg zo eigen is.

Gezicht op de Neva - Theodoor Hildebrandt - 1844 - Rijksmuseum
Gezicht op de Neva, Theodoor Hildebrandt, 1844 – Rijksmuseum

Taartpunt of pijlvorm

We starten onze rondrit waar we gisteren een eerste blik op de stad wierpen. Deed het uitkijkpunt in de Neva ons toen nog denken aan een afgeronde taartpunt, de Sint-Petersburger ziet er liever een pijlvorm in, vandaar de naam Strelka.

Peter de Grote bestemde deze oostpunt van het Vasilevski-eiland tot het intellectuele en administratieve centrum van de nieuwe stad. Het duurde tot 1767 voor een plan voor de Strelka werd ontwikkeld. De vader van dat ontwerp, Italiaans hof-architect Giacomo Quarenghi (1744-1817) voorzag in veel, zoals de befaamde rode monumentale erezuilen op de kop van het eiland. Zulke naar antiek voorbeeld gemodelleerde ‘columna rostrata’ werden opgericht ter herinnering aan maritieme overwinningen. De gaslampen bovenop hielpen bij het navigeren op de rivier. Tegenwoordig worden ze alleen nog voor feestelijkheden ontstoken, maar indrukwekkend blijven ze, deze kolossen met hun versieringen van scheepsboegen en personificaties van de vier grote Russische rivieren.

Erezuilen - Vasilevski-eiland Sint-Petersburg
Erezuilen op het Vasilevski-eiland in Sint-Petersburg

Italiaanse renaissance-architectuur in Rusland

Architect Quarenghi had een duidelijke voorkeur voor de renaissance architect en architectuurtheoreticus Andrea Palladio (1508-1580). De echo daarvan bleef tot in de negentiende eeuw doorklinken, bijvoorbeeld in het ontwerp voor het beursgebouw dat op de kop van de Strelka verrees.

Fyodor Yakovlevich Alekseyev - Strelka met beursgebouw - 1810
Strelka met beursgebouw, Fyodor Yakovlevich Alekseyev, 1810

Het vooruitgangsideaal van Peter de Grote

Het gebouw kreeg het aanzien van een eigentijdse tempel voor de vrijhandel. Rechts daarvan zien we het oude Douanegebouw (1829-1832), sinds 1927 het Instituut voor Russische Literatuur. En links de onder Peter de Grote gerealiseerde Kunstkamera (1719-1727), nu het Museum voor antropologie en etnografie, waarmee invulling werd gegeven aan tsaar Peters vooruitgangsideaal.

In dit oudste museum van de stad bracht Peter de Grote zijn collectie preparaten onder, die hij voor het astronomische bedrag van 30.000 gulden had verworven van de anatoom, zoöloog en botanicus Frederik Ruysch (1638-1731). Het was de Amsterdamse burgemeester Witsen die de introductie verzorgde. Ruysch die het anatomisch ontleden en prepareren van naturalia tot wetenschappelijke kunst verhief, was toen al wereldberoemd.

Maar laten we weer instappen en verder rijden, eerst langs de in 1724 opgerichte Staatsuniversiteit met haar rood-witte colleges.

Staatsuniversiteit op het Vasilevski-eiland, Sint-Petersburg
Staatsuniversiteit op het Vasilevski-eiland, Sint-Petersburg

Delftsblauw

Daarna passeren we het paleis van de schatrijke gouverneur van Sint-Petersburg, Alexandr Mensjikov (1673-1729), die enkele kamers van top tot teen voorzag van 24.000 Delfts blauwe tegels (afb. x). De zich verrijkende vriend en beschermeling van Peter de Grote poogde na diens dood als voogd van de tsarenkinderen de macht naar zich toe te trekken, hij eindigde echter in een strafkamp. Tegenwoordig is het paleis onderdeel van de Hermitage.

En verder gaat het weer, langs de imposante Academie voor Beeldende Kunsten (afb. x), nog zo’n gerenommeerd achttiende-eeuws keizerlijk instituut, over de Annunciatiebrug langs Admiraliteit en Hermitage.

We slaan af naar de negentiende-eeuwse suikerspin, de Kerk van de Verlosser van het Bloed en rijden over de Nevski Prospekt, de voornaamste straat van Sint-Petersburg, tot we aan het einde ervan voor het achttiende-eeuwse Alexander Nevski-kloostercomplex staan. Al met al overweldigende indrukken die verwerkt moeten worden bij de lunch. In het hotel rusten we wat uit, want ons wacht vanavond de muziek.

En vanavond wacht ons muziek: Boris Godoenov

Boris Godoenov. Als één opera Rusland en haar geschiedenis symboliseert, dan is het wel dit meesterwerk van Modest Moessorgski. De opera ging in première op 8 februari 1874, na twee keer te zijn afgewezen. Locatie van die oer-opvoering: het Sint-Petersburgse Mariinsky Theater, de plek waar wij de voorstelling vanavond zullen bijwonen.

Boris, tsaar tegen wil en dank, of toch niet?

De opera in vier bedrijven volgt het toneelstuk van Aleksandr Poesjkin over de zestiende-eeuwse tsaar. Na de dood van Iwan de verschrikkelijke en diens zoon Fjodor, wordt Boris Godoenov regent. De overgebleven tsarevitsj, Iwans tweede zoon Dmitri, is nog maar vier jaar oud. Als deze Dmitri onder mysterieuze omstandigheden om het leven komt, smeekt het volk Boris de tsarenkroon te aanvaarden. Hij gaat met tegenzin akkoord en blijkt een goede heerser, maar hij wordt getroebleerd door het geheim dat hij met zich meedraagt.

Ook van buitenaf wordt aan Boris’ positie gerammeld. Onder leiding van vorst Sjoeiski pogen tegenstanders de macht van Boris te ondermijnen. In een klooster hoort novice Grigori hoe Boris Godoenov tsarevitsj Dmitri liet ombrengen. Grigori besluit zich uit te geven voor Dmitri en rukt op naar Moskou. Vorst Sjoeiski laat de Doema weten dat Boris zijn verstand heeft verloren. Raaskallend sterft Boris, bezweken onder de grote spanningen. Een nieuwe heerser dient zich aan en een Heilige Dwaas beweent het lot van Rusland.

Zo dramatisch mogelijk en zo waarachtig mogelijk

Moessorgski had tot dan toe in het muziekleven weinig opzien gebaard. Een eigen operatraditie kende Rusland op dat moment nauwelijks, het waren vooral Italiaanse en Franse opera’s die klonken. Daarin kwam verandering met componist Michail Glinka, een lijn die Moessorgski met de andere componisten van het zogenaamde Machtige Hoopje voortzette. Volksmuziek die de nationale Russische ziel tot uitdrukking moest brengen, nam in hun werk een belangrijke plaats in. Dit maakte deel uit van een streven naar een zo waarachtig mogelijke dramatische stijl en een zo groot mogelijk realisme, zonder onnodige uitweidingen en versieringen. Die idealen van het Machtige Hoopje komen in Boris Godoenov overtuigend tot uitdrukking. Bijzonder is ook hoe Moessorgski proza zo op muziek wilde zetten, dat het getrouw was aan natuurlijke spraakpatronen.

Favoriete bas-rol

Het maakt dat de onverbiddelijke ondergang van de ontzagwekkende, maar tegelijkertijd meelijwekkende Boris Godoenov zeer nabij komt. De koren waarin het volk spreekt, zijn fantastisch. De talloze muzikale effecten als Russische klokken en carillons kleuren de orkestratie, maar bovenal is Boris een van de meest geliefde bas-rollen aller tijden. Vele grote stemmen lieten hun sporen na, van Feodor Chaliapin, Boris Christoph, John Tomlinson die bij De Nationale Opera te horen was, de fantastische Finse bassen Martti Talvela en Matti Salminen tot de geweldige Bulgaar Nicolai Ghiaurov (echtgenoot van Mirella Freni) die hier in deze opname klinkt:

De dood van Boris Godoenov uit Boris Godoenov met Nicolai Ghiaurov in de Weense Staatsoper in 1984

Om ons een voorstelling te maken van onze eigen avond, hier een registratie van het galaconcert voor de heropening van het Mariinsky Theater II in 2013. U hoort bas Evgeny Nikitin als Boris Godoenov, met het Sint-Petersburgse Mariinsky Theaterorkest en Koor onder leiding van Valery Gergiev:

Kroningsscène uit Boris Godoenov met Evgeni Nikitin en Sergei Semishkur tijdens de gala opening van Mariinsky II in mei 2013 onder leiding van Valery Gergiev

Voor een volledige opname van Boris Godoenov, hier de Berliner Philharmoniker onder Claudio Abbado met bas Anatoli Kotscherga in 1998:

Boris Godoenov in Salzburg, 1998 door de Berliner Philharmoniker onder leiding van Claudio Abbado. Enscenering: Herbert Wernicke. Belangrijkste solisten: Anatoli Kotscherga (Boris), Ruxanda Donose (Fjodor), Philip Langridge (Schuiski), Alexander Morosow (Pimen), Vladimir Galouzine (Dimitri), Marjana Lipovsek (Marina) en Sergei Leiferkus (Rangoni)

Met dank aan Benjamin Rous, Opera. Een geschiedenis in 27 sleutelwerken Amsterdam 2019 en zijn nagezonden Boris-tip: de fantastische Martti Talvela in ‘Dostig ya vyshey vlásti’:

De monoloog van Boris (Dostig ya vyshey vlásti ) in de tweede akte uit Boris Godoenov met Martti Talvela als Boris Godoenov

Lees hier het verslag van dag 3 van deze – virtuele – reis naar Sint-Petersburg.

Sint-Petersburg dag I: Leunstoeltoerisme

Maanden hadden we ons verheugd en vandaag zou het zover zijn: vanaf maandag 6 april zou een groep MUSICO-reizigers zes dagen in Sint- Petersburg verblijven. Als reisleider was dit goed voor maanden voorpret. Boeken werden aangeschaft, cd’s beluisterd, films bekeken en artikelen herlezen. Overijverig begon ik zelfs met een cursus Russisch, alles ter voorbereiding van zes onvergetelijke dagen.
Gelukkig is zo’n voorbereiding niet voor niets. In dit blog in zes afleveringen zal ik de komende dagen met u aan onvervalst leunstoeltoerisme doen. Laten we in gedachten naar Sint-Petersburg afreizen. Al is het slechts op papier en beeldscherm, laten we een stadsrondleiding maken, concerten en opera’s bezoeken, kunstwerken bewonderen en smaken van de Russische keuken oproepen. Eenvoudige receptuur wordt bijgeleverd. Kortom: lees, kijk, luister en geniet. Vergeet niet af en toe de ogen te sluiten om uw verbeelding haar werk te laten doen.

Dag één: Nederland – Sint-Petersburg

Veel steden kennen enige mythevorming rondom hun ontstaansgeschiedenis. Beroemd is de mythe van Venetië, eeuwenlang bekend als de ‘Eerste republiek van het christendom.’ De stad was immers ná de val van het Romeinse Rijk ontstaan, volgens Venetianen zelfs door goddelijke interventie en met hulp van de heilige Marcus. ‘La Serenissima’ was zo de ware opvolger van het antieke, heidense Rome, hetgeen op alle mogelijke manieren in architectuur en beeldende kunst werd uitgedrukt.

Kaart van Rusland (Nicolaes Visscher)
Nicolaes Visscher, Kaart van Rusland, 1677 – 1679, Rijksmuseum, Amsterdam

Ook Sint-Petersburg, met Amsterdam een ‘Venetië van het Noorden’, kent haar mythische geboorte. Hierbij vervult tsaar Peter de Grote de rol van goddelijke gezant, Amsterdam krijgt een mooie bijrol. De reizen van tsaar Peter de Grote door West-Europa en zijn verblijf in de Nederlanden, inspireerden hem tot het laten verrijzen van een nieuwe stad. Als locatie koos hij de moerassige delta van de Neva rivier. Deze feiten zijn aannemelijk genoeg, maar enige verdichting volgt al snel.

Anoniem, Gezicht op de Neva in Sint Petersburg, Rijksmuseum, Amsterdam
Anoniem, Gezicht op de Neva in Sint-Petersburg, Rijksmuseum, Amsterdam

Het droombeeld van tsaar Peter

Op 16 mei 1703 kreeg tsaar Peter, uitkijkend over dat water van de Neva, een ingeving. Noem het een visioen of een droombeeld: hij zag een nieuwe stad voor zich, met een glorieuze architectuur, strak stratenplan en een bloeiende maritieme industrie. De tsaar, nooit te beroerd om zelf een werktuig op te pakken, sneed een turf-plag in repen en smeet ze op de grond. Wijzend naar de o zo toevallig in kruisvorm neergevallen turf sprak hij: ‘Laat hier een stad ontstaan.’ En zoals dat gaat in legendes, op dat ogenblik vloog een arend over. In sommige versies zijn het er zelfs twee, overeenkomstig het wapen van de Romanovs. Nu schijnen adelaars in de regio niet voor te komen. En van een visioen vertaald naar een puntgaaf keizerlijk stadsontwerp is geen sprake. Maar een verhaal moet ergens beginnen.

Anoniem, Peter de Grote bouwt aan St Petersburg: de Peter en Paul burcht
Anoniem, Peter de Grote bouwt aan Sint-Petersburg: de Peter en Paul burcht

Een beroemde leerling in Amsterdam …

Tijdens een wandeling over de stille Amsterdamse Oostenburgergracht stond ik vorige week voor het gebouw van de voormalige Admiraliteitslijnbaan (1660), spetterend in het zonlicht. Op de zijkant van het pand is een plaquette te vinden: ‘Hier woonde en werkte tsaar Peter de Grote, 30 augustus 1697 – 15 januari 1698’ (afb. x). Interessanter nog is de bronzen tekst eronder, een kopie van het getuigschrift van VOC-scheepstimmerman Gerrit Claesz Pool voor zijn illustere leerling, de tsaar van Rusland.

Vanaf zondag 25 augustus 1697 verbleef Peter de Grote namelijk met zijn gezantschap in Amsterdam. Op voorspraak van burgemeester Nicolaes Witsen studeerde hij er scheepsbouw op de werf van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. De zo in techniek geïnteresseerde tsaar werkte er onder toezicht maandenlang aan de bouw van het VOC-schip Peter en Paul, een project dat speciaal voor hem was opgezet.

Abraham Storck, Het fregat Peter en Paul, Stadsarchief Amsterdam
Abraham Storck, Het fregat Peter en Paul, Stadsarchief Amsterdam

… en in Zaandam

In de populaire overlevering is het vooral de keizerlijke connectie met Zaandam, denk aan het beroemde ‘Czaar Petershuisje’, dat tot de verbeelding spreekt. Maar het verhaal wil ook dat drommen nieuwsgierige Zaankanters zich aan de grote Rus bleven vergapen.

Willem van Senus naar Evert Maaskamp, Czaar Peterhuisje in Zaandam met het stenen omhulsel uit 1820, Rijksmuseum, Amsterdam
Willem van Senus naar Evert Maaskamp, Czaar Peterhuisje in Zaandam met het stenen omhulsel uit 1820, Rijksmuseum, Amsterdam

Daar kreeg Peter de Grote al snel genoeg van en Amsterdam schoot te hulp. Het VOC terrein op Wittenburg was voor publiek afgesloten en Peter kon er in alle rust zijn opleiding vervolgen. Met een feestmaal in de Kloveniersdoelen en groot vuurwerk op een drijvend ponton in de Amstel werden hij met zijn gezantschap op 29 augustus 1697 welkom geheten. Het was de feestelijke bekrachtiging van de bijzondere band die tussen Peter de Grote en Amsterdam dus wel degelijk heeft bestaan.

Isaac de Moucheron, Vuurwerk paviljoen in de Amstel voor Peter de Grote, Stadsarchief Amsterdam [tekening]
Isaac de Moucheron, Vuurwerk paviljoen in de Amstel voor Peter de Grote, Stadsarchief Amsterdam [tekening]

Avondlicht in Sint-Petersburg

Van Amsterdam terug naar Sint-Petersburg. Voor het gemak zijn we aangekomen bij ons hotel op het Vasilevski eiland in de Neva. In het late zonlicht lopen we nog even naar de Universiteitskade, daar waar het eiland als een soort taartpunt de rivier in steekt. Voor ons de Peter- en Paulusvesting, de vermeende plek waar het allemaal begon. Rechts over het water de imposante silhouetten van de voormalige Admiraliteit en het Winterpaleis, nu Hermitage. Maar laten we niet op de dingen vooruitlopen, het licht begint al te wijken. We lopen terug naar ons hotel, eten wat en rusten uit. Morgen verder, als het tijd is om de stad te verkennen.

Lees hier het verslag van dag twee van deze – virtuele – reis naar Sint-Petersburg.

Het Städel in Frankfurt – een museum om voor om te rijden

Op reis met Musico doen we niet alleen de concertzaal of het operahuis aan. Een vast onderdeel van het reisprogramma vormen de excursies naar musea, voor het bezoeken van bijzondere collecties en tentoonstellingen. Frankfurt is daarom een van mijn favoriete bestemmingen, een plaats die mijn kunsthistorisch hart sneller doet kloppen. En dat is allemaal dankzij het Städel Museum dat er is gevestigd, ook wel Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie genaamd. Het is één van de oudste openbare, en wat mij betreft één van de interessantste musea van Duitsland.

Het Städel Museum en de Städel Garten (Foto: Städel Museum)
Het Städel Museum en de Städel Garten (Foto: Städel Museum)

Johan Friedrich Städel

Eerst maar even die naam, in de officiële versie toch enigszins een ‘tongbreker’: Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie. Ze is afgeleid van de eigennaam van de stichter van de collectie, de bankier en specerijenhandelaar Johan Friedrich Städel (1728–1816). Deze vermaakte zijn gehele bezit, inclusief zijn huis aan de Frankfurter Rossmarkt en zijn omvangrijke boeken- en kunstcollectie, aan een stichting met zijn naam. Johan Städel bepaalde dat het Städelsches Kunstinstitut als museum en kunstschool openbaar toegankelijk moest zijn voor alle burgers van Frankfurt. Het fortuin van 1.200.000 florijnen dat erbij kwam, diende voor het beheer, uitbreiden en ontsluiten van de kunstcollectie.

Marmerbuste van Johann Friedrich Städel, gemaakt in 1829 door Johann Zwerger (Foto: Städel Museum)
Marmerbuste van Johann Friedrich Städel, gemaakt in 1829 door Johann Zwerger (Foto: Städel Museum)

Een uitzonderlijk instituut

In een tijd waarin openbare kunstcollecties nog op één hand te tellen waren, een soort oertijd voor musea als openbaar instituut, was dit op zich al een bijzonderheid. Maar wat het initiatief nog uitzonderlijker maakte, was dat het nieuwe kunstinstituut tevens een academie zou herbergen. Aan deze Städelsche Kunstschule moesten theorie en praktijk samenvloeien in een kunstopleiding die, in overeenstemming met Städels ideële oogmerk, helemaal gratis toegankelijk was voor alle studenten, ongeacht sociale klasse.

Portret van Simonetta Vespucci als Nymf (Sandro Botticelli, 1480)
Portret van Simonetta Vespucci als Nymf (Sandro Botticelli, 1480)

Vooruitziende blik

Het eigen Städelsche kunstbezit dat aan de basis lag voor de opleiding, veranderde in de loop der tijd aanzienlijk. Niemand minder dan Goethe vond de kwaliteit van de schilderijencollectie nogal tegenvallen, maar daar kwam Johan Städels vooruitziende blik om de hoek om kijken. Het grootste deel ervan werd al in de negentiende eeuw vervangen door veel betere werken. Dankzij die tijdige aanpassingen is het Städel Museum de trotse bezitter van iconische stukken als Sandro Botticelli’s Portret van Simonetta Vespucci als Nymf (aangekocht in 1849), Jan van Eycks Lucca-Madonna (aangekocht in 1850) en Johannes Vermeers De Geograaf (aangekocht in 1885). Over de collectie tekeningen en prenten was Goethe overigens wel heel enthousiast. Niet zo vreemd, want die werken waren grotendeels afkomstig uit de meest gerenommeerde verzamelingen van hun tijd, zoals de wereldberoemde verzamelingen van kenners als Pierre-Jean Mariette en Cornelis Ploos van Amstel.

De Geograaf (Johannes Vermeer, 1668-1669), een van de topstukken van het Städel Museum
De Geograaf (Johannes Vermeer, 1668-1669), een van de topstukken van het Städel Museum

Neusje van de zalm

Kortom, wie anno 2020 het Städel Museum bezoekt, ziet daar in de vaste collectie het neusje van de zalm aan schilder-, teken en prentkunst. Nog altijd is een kunstopleiding aan het instituut verbonden. En met een conservator/adjunct-directeur die tevens hoogleraar is aan de Goethe-Universität Frankfurt, kan het zomaar voorkomen dat je op zaal midden in een werkcollege valt, waarbij de studenten zich het hoofd breken over de betekenis van de tweekleurige ‘hozen’ van jonge mannen in de vijftiende eeuw. Het maakt het museum tot een levend instituut, dat voeling houdt met wat er in wetenschap, kunst en samenleving speelt.

Interessante tentoonstellingen

Misschien is dat ook wel een van de geheimen achter het succesvolle tentoonstellingsbeleid van het museum. Want dat hier de meest interessante tentoonstellingen worden gemaakt, is voor iedereen die het museum wel eens bezocht, evident. Zelf ging ik al vaker per trein een dag op en neer, bijvoorbeeld voor de exposities over de Meester van Flémalle en Rogier van der Weyden en Sandro Botticelli. Telkens intelligente tentoonstellingen, voortkomend uit vragen bij werken uit de eigen collectie. En dankzij de nalatenschap van Johan Städel weet de bezoeker bij voorbaat dat niet alleen die eigen meesterwerken, maar ook de beste bruiklenen uit andere musea getoond zullen worden. In alle opzichten dus een museum om voor om te rijden.

Reisverslag: Boekarest september 2019

Gisteren vertrokken we naar Boekarest en inmiddels zijn we al helemaal in stad en het Enescu-festival ondergedompeld. Onze eerste dag begon goed met een concert in het Sala Mare a Palatului, de concertzaal waar voorheen het gestaalde partijkader van Ceausescu bijeenkwam. Helaas was sopraan Kristine Opolais verhinderd door ziekte, maar Laura Aikin was zo collegiaal om in te springen in Enescu’s mooie liedcyclus Sept chansons de Clément Marot. Met de spectaculaire ouverture van Webers Der Freischütz – de opera waarover mijn collega Benjamin Rous zo aanstekelijk schrijft in zijn net verschenen boek – en gevolgd door Brahms monument van een Vierde Symfonie, vormde het concert een mooie opening van onze vijfdaagse.

Stadsrondrit

Vanmorgen vertrokken we al redelijk vroeg op de stadsrondrit door Boekarest, met als eerste stop het megalomane Paleis van het Volk van Ceausescu ofwel het huidige Parlementspaleis. Het zestiende-eeuwse kerkje dat in zijn geheel 300 meter werd verplaatst om ruimte te maken voor dat gigantische bouwproject was de volgende stop. Een van de zeldzame gebouwen die gespaard bleef van de nietsontziende sloopkogel, vormde het een intiem contrast met de opulentie waar we even daarvoor doorheen liepen.

Het opulente interieur van het Paleis van het Volk in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)
Het opulente interieur van het Paleis van het Volk in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)

Villazón in het Atheneum

Na de lunch in de ambassadewijk was er na een korte pauze ons eerste concert van de dag. Rolando Villazón zong in de prachtige zaal van het Atheneum een Spaanstalig liedprogramma, uitstekend begeleid door Carrie-Ann Matheson. En wat een feest wisten ze ervan te maken. Villazón bleek een showman pur sang die de zaal moeiteloos om zijn vinger wist te winden. Met zijn directe, open en ontwapenende manier van zingen, wist hij alles en iedereen te bereiken. Er waren mooie liederen van de Catalaanse componist Federico Mompou, licht absurdistische gedichten getoonzet door Silvestre Revueltas en een soepel swingende tango van Nepomuceno. En tussendoor kreeg het telkens verzittende publiek dat zelfs nog tijdens het concert op zoek bleef naar nog betere plekken een koekje van eigen deeg. Villazón legde het concert even stil, nodigde het publiek op het podium uit om opzij van hem te gaan zitten en begon ook zelf met stoelen te sjouwen tot hilariteit en plezier van iedereen.

Handgeschreven partituur in de villa van George Enescu (Foto: Saskia Cohen)
Handgeschreven partituur in de villa van George Enescu (Foto: Saskia Cohen)

Villa van George Enescu

Op onze derde dag in Boekarest stond een bezoek op het programma aan de imposante villa van George Enescu, waar deze componist, violist, dirigent, docent en muzikaal wonderkind heeft gewoond. Hier was zijn beroemdste leerling Yehudi Menuhin zijn gast bij een bezoek in 1946. Na de lunch bij het befaamde restaurant Cimu cu Bere, was er ‘s middags het concert van Maxim Vengerov en het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo. Vengerov was hier voornamelijk als dirigent te horen, maar hij opende als violist het concert met een wonderschoon gespeelde Ballade van Enescu. Daarna verruilde hij de viool voor de baton en ging hij orkest en de fijngevoelig en krachtig spelende cellist Gautier Capuçon voor in Tsjaikovski’s Rococo-variaties en het Andante cantabile. Voor Tsjaikovski’s Zesde Symfonie, de ‘Pathétique‘ nam Capuçon na de pauze plaats in het geweldig spelende orkest, dat onder Vengerov zong en stampte om uiteindelijk in het laatste deel in verstilling te eindigen.

Door naar het volgende concert…

Veel tijd om hiervan te bekomen was er niet, want we wandelden naar concert nummer twee in de nabij gelegen paleiszaal. Daar klonk het De Profundis (2015) van de jonge componist Alexey Retinsky, waarna pianiste Andrea Silocea imponeerde in Sjostakovitsj’ Tweede Pianoconcert. Enescu’s Tweede Symfonie besloot de avond, waarbij dirigent Vladimir Jurowski tijdens het applaus Enescu’s partituur als tafelen der wet boven zijn hoofd verhief.

Dirigent Vladimir Jurowski en pianiste Andrea Silocea (Foto: Saskia Cohen)
Dirigent Vladimir Jurowski en pianiste Andrea Silocea (Foto: Saskia Cohen)

Nationale Museum voor Schone Kunsten

Onze vierde dag in Boekarest begon met een bezoek aan het Nationale Museum voor Schone Kunsten van Roemenië. Gevestigd in het voormalige koninklijk paleis zijn hier de Europese en de Roemeense kunstcollecties te zien. Mooie iconen, enkele indrukwekkende brokaten rituele mantels – al dan niet in Venetië vervaardigd – maar ook interessante werken van kunstenaars in negentiende en twintigste eeuw die goed de Franse kunst in het oog hadden of daar gevestigd waren, zijn hier te zien. Een mooie presentatie toont werk van Brancusi: verschillende figuratieve sculpturen, maar ook enkele modernistische werken. Ook de Europese afdeling bevatte hoogtepunten waaronder een paar indrukwekkende werken van Goya. We lunchten buiten op het terras, want het weer is nog altijd goed zonnig en nazomers warm hier.

Icoon in de collectie van Nationale Museum voor Schone Kunsten (Foto: Saskia Cohen)
Icoon in de collectie van Nationale Museum voor Schone Kunsten (Foto: Saskia Cohen)

Laatste concert in het Atheneum

Na een korte rustpauze in het hotel was er het laatste concert in het Atheneum, dat werd verzorgd door niemand minder dan Bryn Terfel. Die overrompelde niet alleen met zijn stem maar ook met zijn volkomen natuurlijke theatrale persoonlijkheid iedereen. In de intimiteit van deze zaal was dat des te indrukwekkender. Hij was Wotan die afscheid neemt van zijn dochter Brünhilde, trok als schoenlapper Hans Sachs uit de Meistersinger al zingend een schoen uit en was als Boito’s Mephistofeles angstaanjagend, inclusief een keihard fluiten op zijn vingers waarmee hij ons de stuipen op het lijf joeg.

Bryn Terfel in het Atheneum (Foto: Saskia Cohen)
Bryn Terfel in het Atheneum (Foto: Saskia Cohen)

Lichter repertoire was er onder andere met ‘Some enchated evening’ uit South Pacific en tot slot Tevje’s ‘If I were a rich man’ uit Anatevka. Niet alleen bloemen nam de zanger na afloop in ontvangst, maar uit het publiek dook ook een dame op met een grote doos Roemeens gebak, door Bryn Terfel dankbaar in ontvangst genomen. Daarna ging het door naar het avondconcert met Enescu’s PastoraleFantaisie, en het wonderschoon gespeelde Vioolconcert van Korngold. De jonge Australische sterviolist Ray Chen speelde in Korngold en ook in de toegiften, Paganini en Variaties op Walzing Mathilda, de sterren van de hemel. Na de pauze volgde de verhalende Manfred Symfonie door Tsjaikovski, waarna we nog even erg gezellig de lokale pub indoken en gezamenlijk het glas hieven op de muziek.

Traditionele houten kerk in het Dorpsmuseum in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)
Traditionele houten kerk in het Dorpsmuseum in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)

Terug naar huis

Na een groot deel van de groep te hebben uitgezwaaid – op weg naar de kloosters van Moldavië – vertrokken wij als achterblijvers nog naar het Dorpmuseum in Boekarest, een openluchtmuseum waar sinds 1936 typische huizen, kerkjes, smidsen en diverse soorten molens naar toe zijn gebracht. In ingedikte vorm hebben we zo toch een indruk van het landelijke culturele erfgoed van Roemenië. We dronken koffie onder de bomen op het terras van een historisch café annex stokerij en bezochten eenmaal terug in het centrum nog het restaurant waar we gisteren ook heerlijk lunchten. Dit groepje reizigers is nu weer onderweg naar de luchthaven, nog nagenietend van alle muzikale en culturele indrukken. Een goede reis voor onze vrienden in Moldavië, wij gaan alvast vooruit, terug naar Nederland!