Het Lamento van het Leipziger Ballett: nee moeder, huil niet

Op zondag 12 april  hadden we tijdens onze reis naar Leipzig naar twee totaal verschillende uitvoeringen kunnen gaan. Een deel van de groep zou naar het Kamerorkest van Hamburg gaan met werken van Vivaldi, Mozart, Dvorák en Brahms en een ander deel van de groep zou een voorstelling van het Leipziger Ballett met als choreograaf Mario Schröder bezoeken.

Het is niet de eerste keer dat ik het Leipziger Ballett in actie heb gezien. Ze maken indrukwekkende voorstellingen. Mario Schröder maakte in 2013 een ballet op muziek van onder meer Udo Zimmermann (het celloconcert Lieder von einer Insel). Van Udo Zimmermann zullen misschien weinig van u de muziek kennen. Ik geef u alvast een heel klein fragmentje uit zijn celloconcert.

Het tweede deel uit Lieder von einer Insel van Udo Zimmermann

Een duizendpoot deze Udo Zimmermann, hij werd geboren in 1943, begon als koorknaap en ontwikkelde zich tot componist, musicoloog, operaregisseur en was lange tijd intendant van de opera in Leipzig en later van de opera in Berlijn. Met de presentatie van Busoni’s Doktor Faust in een regie van Willy Decker kreeg hij internationale aandacht.

Cello, het mooiste strijkinstrument

Maar terug naar Zimmermann als componist. Alhoewel zijn muziek niet altijd even toegankelijk is zitten in dit celloconcert prachtige momenten die Schröder gebruikt heeft voor zijn ballet. Zimmermann schreef het stuk voor de cellist Jan Vogler, zelf zegt hij daarover: ‘voor mij is de cello de mooiste van de strijkinstrumenten, ongelooflijk rijk aan uitdrukkingsmogelijkheden en Jan Voglers manier van spelen komt helemaal overeen met mijn compositorische intenties.’

Voor dit celloconcert liet Zimmermann zich leiden door teksten van Ingeborg Bachmann (de titel van het celloconcert is afgeleid van haar Lieder von der Insel), Else Lasker-Schülers (Versöhnung), een citaat uit Hyperions Schicksalslied van Hölderlin, een citaat uit het werk van Franciscus van Assisi en Heinrich Heines Ich hab im Traum geweinet waarvan Schumanns zetting min of meer wordt geciteerd aan het begin van het celloconcert.

Het derde deel uit Lieder von einer Insel van Udo Zimmermann

Voor het tweede deel van de avond koos Schröder voor de muziek van de Poolse componist Górecki. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik nog nooit van Górecki had gehoord en ben naar zijn muziek gaan luisteren. Zijn vroege werk is nog serieel, later wordt het steeds eenvoudiger met veel herhalingen. Bij zijn vocale muziek is hij duidelijk geïnspireerd door de volksmuziek en de traditionele kerkmuziek.

Nee, moeder, huil niet

Maar deze Derde Symfonie is weer herkenbare muziek. Je zou het een modern-klassiek treurstuk kunnen noemen. Gorécki gebruikte drie teksten, voor het eerste deel een lamentatie uit de 15e-eeuw waarin de maagd Maria haar stervende zoon toespreekt; in het tweede deel een tekst die is teruggevonden op de muur van een Gestapo-cel in Zakopane; en voor het derde deel een volkswijsje dat gezongen werd tijdens de Silezische opstanden van 1919-1921. Alle drie gaan over de verscheurde band tussen moeder en kind.

Leipziger Ballett – Sinfonie der Klagelieder

Górecki schreef zijn Derde Symfonie – ook wel Symfonie van treurliederen genoemd – in 1977, maar pas bij een opname uit 1992 met sopraan Dawn Upshaw kreeg deze symfonie bekendheid. Een intrigerend stuk, meteen al met de inzet van de bassen waarna zich dan een groot Lamento ontwikkelt dat 54 minuten duurt. Waarom het pas in 1992 echt aansloeg weten we eigenlijk niet, het zou kunnen zijn omdat men het luisteren naar ingewikkelde twaalftoonsmuziek zat was. Wij als musici noemden het altijd ‘piep knor muziek’, we hebben het als zangers veel uit moeten voeren. Dat was bloedig studeren en dan toch soms maar 70% van de noten raken, met andere woorden: onuitvoerbaar.

Lento – sostenuto tranquillo ma cantabile uit de Derde Symfonie van Górecki, op. 36

Freiheit, Trauer, Verlust & Hoffnung

Tot slot een trailer van het Leipziger Ballett waarin u de choreograaf Mario Schröder en een danser aan het woord hoort. Onvrijheid en opgesloten zitten is het thema van deze avond. Daarbij vergeleken is deze Coranacrisis nog gemakkelijk te dragen.

Artistiek directeur Mario Schröder creëerde over twee balletten over ‘Freiheit, Trauer, Verlust und Hoffnung’.

De Russische ziel in muziek

Op zaterdag 11 april 2020 zou het ballet Doornroosje van Tsjaikovski op het programma staan tijdens de reis naar Leipzig. U kent deze componist allemaal, maar ik wil u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Russische muziek, die heel anders is dan in andere westerse landen.

Het begint met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek en de volksmuziek. Daarna heeft de muziek in Rusland zich niet ontwikkeld, zij kennen geen eigen barokmuziek of renaissance of klassieke tijd. Tot de 19e eeuw bepaalden Italiaanse, Franse en Duitse componisten de wereldlijke muziek in Rusland. Er heerste een constante strijd of het land Europees of Aziatisch van karakter moest zijn.

Om een beetje in de stemming te komen laat ik u een paar delen uit de Vespers (in het Engels meer correct de All-Night Vigil genoemd) van Rachmaninov horen, gezongen door het Nederlands Kamerkoor .

Ik heb deze Vespers met het Omroepkoor en het Nederlands Kamerkoor vaak uitgevoerd en het was een hele klus om de uitspraak van het Russisch goed onder de knie te krijgen. Omdat wij het cyrillisch schrift niet konden lezen, werd het fonetisch aangeboden maar dan nog was er bij iedere repetitie een taalcoach aanwezig.

Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra voert enkele delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov uit.

Wat is er nou zo anders aan de geschiedenis van de kunstmuziek in Rusland in vergelijking met die van de andere landen? Het land was dun bevolkt en arm, er waren behalve Moskou en Sint-Petersburg eigenlijk eeuwenlang geen cultuurcentra, een groot verschil met Italië en Duitsland waar adel en (kerk)vorsten de kunsten bevorderden en financierden.

Aan de culturele leiband van Italië

Een ander probleem was dat Russische componisten uit die begintijd meestal lijfeigenen waren die door de Italianen, die bij de rijke adel in dienst waren, werden onderwezen. Voor het ontwikkelen van een eigen stijl was geen ruimte. Geen wonder dat die eigen stijl in Rusland pas laat op gang kwam. Overigens werd het lijfeigenschap in Rusland pas in 1861 afgeschaft door Alexander de Tweede.
Een echt mecenaat ter bevordering van de kunst bestond niet in Rusland onder de grootvorsten, behalve tijdens de regeringen van de tsarina’s Anna Ivanovna (1730-1740) die Italiaanse operagezelschappen naar Sint-Petersburg haalde, en tijdens die van Catharina de Grote (1762-1796).

Italiaanse operagezelschappen maakten tournees door de in die tijd belangrijke Russische steden en pas aan het begin van de jaren 1770 ontstonden de eerste Russische opera’s in de eigen taal naar  buitenlandse voorbeelden. In de negentiende eeuw kwam eindelijk de autonome Russische opera tot bloei.

Als de vader van de Russische muziek wordt Michael Glinka genoemd. Op 27 juni 1888 noteerde Tsjaikovski in zijn dagboek: ‘De hele Russische symfonische school is volledig aanwezig in Glinka’s Kamarinskaya. En ja: met Glinka (1804-1854) begon aan het begin van de negentiende eeuw inderdaad de Russische ‘klassieke’ muziek en Glinka’s principebesluit om volkse melodieën als basis voor zijn muziek te kiezen werd door de generaties na hem overgenomen. En gelijk hadden ze, want de volksmuziek in dat enorme rijk had veel te bieden qua harmoniek, ritme enz.

Kamarinskaya van Glinka: het eerste Russische orkestwerk dat in zijn geheel gebaseerd is op een Russische volkslied.

Maar dat ging uiteraard niet helemaal vanzelf. Zo kreeg de westers georiënteerde pianist Anton Rubinstein (niet te verwarren met de beroemde pianist Arthur Rubinstein een eeuw later) die het muziekonderwijs van Sint-Petersburg professionaliseerde en voor het conservatorium vooral westerse docenten aantrok, een lawine van kritiek over zich heen. Tegenover zich had hij de leden van het zogenaamde Het Machtige Hoopje. Muziek moest vooral  Russisch klinken.

Opvallend is echter dat de meeste leden van Het Machtige Hoopje geen muzikale achtergrond hadden. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was opgeleid tot chemicus. Alleen Balakirev had als kind al een gedegen muzikale opleiding gekregen. Hij was dan ook initiatiefnemer van Het Machtige Hoopje.

De componisten van het 'Machtige Hoopje': Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov
De componisten van Het Machtige Hoopje: Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov

Afstand van de groep

Rimski-Korsakov begon later te twijfelen aan de doelstelling van de groep. Door veel zelfstudie, en contacten met de meer westers-georiënteerde Tsajikovski ontwikkelde hij zich in een andere richting, alhoewel hij bevriend bleef met de anderen. Uiteindelijk werd hij een belangrijk pedagoog en leverde als leerlingen onder anderen Glazoenov, Prokofjev en Stravinsky af.

Van tsaristische tot stalinistische censuur

In de muziekgeschiedenis van Rusland was er altijd censuur. Van componeren wat in je opkwam vanuit een vrije geest, was geen sprake. De hervormingen van Alexander II aan het eind van de vorige eeuw hadden wel enige invloed op het culturele leven. Zo werd het staatsmonopolie op theaters in 1882 afgeschaft waardoor hier en daar een kapitaalkrachtige mecenas een eigen gezelschap kon oprichten en daarmee kunstenaars meer vrijheid kregen.

De laatste culturele bloeitijd van tsaristisch Rusland, de zogenaamde Zilveren Tijd, leverde een hausse aan avant-gardistische stromingen op: het neo-nationalisme, het symbolisme, het primitivisme, het futurisme. Dat was een klimaat waarin iemand als Skrjabin kon gedijen. En het was de tijd waarin Diaghilev uitgenodigd werd naar Parijs te komen. Zijn Ballets Russes gaf Russische componisten enorme kansen, denkt u maar aan de wereldwijde successen van Stravinsky’s Vuurvogel en de Sacre du Printemps.

De Russische revolutie kwam en alles werd anders. De overheid eiste een proletarische cultuur. Voortaan moest kunst optimistisch en positief zijn, ze mocht vooral niet choqueren en al helemaal niet experimenteel. Het moest begrijpelijk zijn voor het proletariaat. Het muziekleven werd steeds meer gebureaucratiseerd. Sjostakovitsj maakte zijn opwachting en werd door het regime naar voren geschoven als ‘De Russische componist’. Maar rond 1930 werd de vrijheid weer aan banden gelegd. Veel componisten vertrokken naar het westen of belandden in inferieure baantjes. Stalin startte zijn eerste vijfjarenplan. Dat betekende voor de muziek dat enkel het massalied nog was toegestaan en componisten gedwongen werden in collectieven te werken. Daarbij moesten ze rekenschap afleggen van iedere noot die ze schreven en bovendien hun werk ter beoordeling voorleggen aan collega-componisten. 

Van Sjostakovitsj wil ik u graag de ‘Romance’ uit de suite The Gadfly laten horen, zo prachtig gespeeld door de violiste Nicola Benedetti.

Violiste Nicola Benedetti speelt ‘Romance’ uit de suite The Gladfly van Sjostakovitsj

De gevierde Sjostakovitsj bleek niet veilig te zijn. Zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk was al twee jaar lang een succes, toen Stalin het werk voor het eerst zag. Het beviel Stalin totaal niet en Sjostakovitsj viel in ongenade, een uiterst gevaarlijke situatie. Er verscheen een anoniem stuk in de Pravda, waarin het werk werd neergesabeld als te modern en decadent. Ook Prokofjev die in de jaren ’30 nog vol optimisme naar zijn vaderland was teruggekeerd, werd volledig kapot gemaakt. Hieronder kunt u een heel bekend deel uit het ballet Romeo & Julia zien dat Prokofjev schreef toen hij weer terug was in Rusland. Met donkere klankkleuren laat Prokofjev perfect de onderhuidse spanning tussen de Capuleti en de Montagues al horen.

Een van de bekendste delen uit Romeo & Julia van Prokofjev: de dans van de ridders.

Wonderschone balletmuziek

Tot slot een fragment uit het ballet Doornroosje op muziek van Tsjaikovski – want daar ging het nu uiteindelijk allemaal om. In Leipzig zouden we voorstelling zien met een choreografie van Jeroen Verbruggen. Ik laat u echter een video zien van The Royal Ballet, waarin dansers commentaar geven op het verhaal en waarin ook de ongelofelijke prestatie van de dansers te zien is.

Introductie op Doornroosje door leden van de Royal Ballet, de dirigent en artistieke directie, gebaseerd op de productie uit 2006.

De Matthäus in gedachten

Wegens Corona gaat mijn reis naar Leipzig met Pasen niet door. Een enorme teleurstelling voor alle muziekliefhebbers die deze reis hadden geboekt en ook voor hun reisleider, die zich had voorbereid op deze reis. Om toch nog een beetje mee te krijgen van wat we hebben moeten missen, wil ik wat ongetwijfeld het hoogtepunt van de reis was geweest met u bespreken.

Voor vrijdag 10 april stond de Matthaüs in de Thomaskirche op het programma, uitgevoerd door het Gewandhausorchester en het Thomanerchor. De allereerste uitvoering in 1727 vond ook in deze kerk plaats.

Thomaskirche, Leipzig
Thomaskirche, Leipzig

Gevarieerde uitvoeringspraktijk

Zelf heb ik, als sopraan in het Nederlands Kamerkoor en het Omroepkoor, de Matthäus tientallen keren uitgevoerd. Altijd was het een intense belevenis en afhankelijk van de dirigent in een bepaalde uitvoeringspraktijk.

Ik herinner mij een uitvoering met Chailly (1999) in het Concertgebouw. Chailly wilde 100 jaar later de traditie van Mengelberg, chef-dirigent van (toen nog) het Concertgebouworkest die vanaf 1899 ieder jaar een Matthäus uitvoerde, nieuw leven inblazen.

Ter voorbereiding op dit concert had Chailly een select gezelschap van het Omroepkoor uitgenodigd naar Milaan te komen om daar deze passie met jonge Italiaanse musici uit te voeren. Het was een soort try-out voor de uitvoering in Amsterdam. Een overweldigende ervaring, deze uitvoering in Milaan. De meeste Italianen hadden het werk nog nooit gehoord en … ze vonden het prachtig, tot tranen toe geroerd. We hebben het drie maal uitgevoerd in de Chiesa San Marco.

Theatrale uitvoering

In Amsterdam waren ze niet onder de indruk van Chailly’s nogal theatrale uitvoering van de Matthäus. De recensies waren ronduit matig en ook het Koninklijk Concertgebouworkest kon zich niet vinden in deze uitvoering. Later als dirigent van het Gewandhausorchester in Leipzig heeft Chailly zich gerevancheerd. Hier volgt een klein stukje van een recensie uit het dagblad Trouw:

‘De manier waarop de Italiaanse dirigent samen met het uitstekende Dresdner Kammerchor de koralen uitvoerde, had piëtistische grootsheid. Ze vormden de prachtige rode draad door het lijdensverhaal met als absoluut hoogtepunt het koraal “Er nahm alles wohl in acht”, nadat Christus vanaf het kruis zijn moeder heeft toegesproken. Chailly heeft Bach in zijn vingers, zoveel is zeker.’

‘Sehet, Jesus hat die Hand’ uit Matthäus Passion door het Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Chailly

Kleine bezetting

Heel anders was de ervaring met het Nederlands Kamerkoor waar we met dirigenten als Frans Brüggen en Ton Koopman in een kleine bezetting met barokinstrumenten werkten. In de jaren ’60 werd de Matthäus-Passion van Bach uitgevoerd met een oratoriumkoor van wel honderd mensen.

De grootte van een ensemble heeft een directe invloed op de klank en doorzichtigheid van de muziek. Bij een groot ensemble is het moeilijk om de verschillende partijen die tegelijkertijd klinken, als zelfstandige stemmen naar voren te laten komen, terwijl dit bij een klein ensemble veel minder problematisch is. Een van de bezwaren tegen de traditionele uitvoeringspraktijk was dan ook dat men met een groot ensemble nooit de gewenste doorzichtigheid kon bereiken en dat daarmee de muziek tekort gedaan werd.

Instrumentarium

In de tijd van Bach waren de instrumenten een stuk zachter, de strijkers speelden op darmsnaren wat een wezenlijk andere klank geeft. De blazers bespeelden de oboe da caccia, de natuurhoorn en de baroktrompet. Allemaal instrumenten die veel zachter klinken. Daarbij werd er door de zangers veel minder vibrato gebruikt. Countertenors en jongenssopranen namen de rol van zangeressen over. Men probeerde in de vorige eeuw het oorspronkelijke klankbeeld te reconstrueren. Nederland liep in die zoektocht naar authenticiteit ver voorop, mensen als Ton Koopman, Frans Brüggen en Gustav Leonhardt waren pioniers. In de jaren ’70 kwamen uit de hele wereld musici in Nederland barokmuziek studeren.

Scherpe tegenstelling

De scherpe tegenstelling die in de jaren zestig ontstond tussen de aanhangers van de ’traditionele’ en de ‘authentieke’ speelwijze, leidde ertoe dat gevestigde symfonieorkesten zich nauwelijks meer met muziek uit de periodes van barok en classicisme bezig hielden. Die was voorbehouden aan ‘authentiek’ spelende ensembles in kleinere bezetting. In later jaren kwam er toenadering en werden aan beide kanten de dogmatische standpunten verlaten. Bovenstaande dirigenten kwamen ook voor symfonieorkesten te staan en veel van hun inzichten zijn gemeengoed geworden.

Een lente zonder Matthäus

Dit jaar zullen wij de Matthäus moeten missen en wij niet alleen. In Nederland worden in de Paastijd zo’n 175 Matthäus-en uitgevoerd, zowel door professionele, als ook amateurkoren. Het aantal deelnemers loopt in de duizenden. Als je daar dan nog het massaal toestromende publiek bij optelt…

Voor een uitgebreide musicologische verhandeling verwijs ik u graag naar het blog van mijn collega Benjamin Rous (Bachs Matthäus-Passion: een muzikaal monument).

Een prachtige uitvoering van de Matthäus-Passion vanuit de grote kerk in Naarden onder leiding van Jos van Veldhoven wil ik u niet onthouden.

Matthäus-Passion door de Nederlandse Bachvereniging o.l.v. Jos van Veldhoven, 2014

Reisverslag: Hamburg september/oktober 2019

Om 10 uur vertrokken we met de bus uit Utrecht in de stromende regen die de hele weg naar Hamburg aanhield. Daarom niet getreurd, de gasten verheugden zich op Hamburg, de concerten en natuurlijk de Elbphilarmonie. 

In de bus een uitgebreid verhaal gehouden over Berlioz, in dit jaar precies 150 jaar geleden gestorven. In La Côte-Saint-André wordt een groot festival ter ere van hem gehouden waar grote dirigenten als Eliot Gardener en Gergiev acte de présence geven. Tijdens zijn leven werd zijn muziek in Frankrijk nauwelijks gewaardeerd. Zelf zei hij: ‘je moet de stenen die ze naar je gooien, verzamelen. Ze vormen het begin van een voetstuk.’ En hij kreeg gelijk. Ondertussen zijn 880 Franse pleinen en straten naar Berlioz vernoemd. 

Na ons rond een uur of 5 geïnstalleerd te hebben in het prima ARCOTEL Rubin, vertrokken we om 7 uur naar restaurant Cox. De sfeer was geanimeerd en het diner uitstekend. Lof van de gasten voor de kok en MUSICO die dit soort restaurantjes altijd weer weet te vinden.

Restaurant Cox
Restaurant Cox

Rondrit door een herbouwde stad

De volgende dag een rondrit door Hamburg gemaakt. Onze Nederlandse gids Desiree die al 23 jaar in Hamburg woont, wist veel te vertellen over deze bijzondere stad. In de oorlog is 60% van de stad verwoest, in het havengebied zelfs 80%. Bewonderenswaardig hoe vele monumentale wijken weer gerestaureerd zijn. Vooral Speicherstadt, een complex aan oude roodstenen pakhuizen is prachtig. Deze wijk staat niet voor niets op de werelderfgoedlijst van Unesco. Hamburg is de derde grootste haven na Rotterdam en Antwerpen, een plezier om hier eens wat langer rond te kijken.

Rondrit door Hamburg
Rondrit door Hamburg

De Elbphilharmonie

’s Avonds naar de Elbphilarmonie, het spectaculaire nieuwe concertgebouw aan de haven gebouwd op een oud pakhuis. Het was een belevenis om een concert in de grote zaal mee te maken. Het Staatsorchester van Hamburg werd gedirigeerd door een vrouwelijke dirigent die de touwtjes stevig in handen had. Op het programma stond o.a. een liederencyclus van Martucci, een componist die je niet vaak hoort. Na de pauze de Vierde symfonie van Mendelssohn. Al met al vonden de mensen het een geslaagde avond en bij een afzakkertje in de bar werd er nog gezellig na gepraat.

De spectaculaire Elbphilharmonie
De spectaculaire Elbphilharmonie

De dag erna hadden we een rondleiding in het Museum für Kunst und Gewerbe, op de afdeling muziekinstrumenten. Bij binnenkomst in dit prachtige museum sprong een grote kroonluchter van weggooiplastic meteen in het oog. Alles wat ook in zee zou kunnen belanden hing hier nu mooi te zijn aan het plafond in de grote hal. Onze gids Nora Ebneth, musicienne en musicoloog gaf een uitgebreide toelichting op allerlei klavieren vanaf de baroktijd. Ze liet ook het verschil in klank horen tussen het instrumentarium. Erg boeiend!

Een van de historische instrumenten in het Museum für Kunst und Gewerbe
Een van de historische instrumenten in het Museum für Kunst und Gewerbe

Naar de opera

En dan ’s avonds naar de opera, Káta Kabanová van Janáček. Wat een prachtige opera, een dramatisch verhaal dat gaat over de liefde en over gewetensnood die uiteindelijk eindigt in zelfmoord. De rol van Káta werd gezongen door Olesya Golovneva, wat ze fantastisch deed. Ook de andere rollen waren heel goed bezet. De regie van Willy Decker was sober maar verrassend. Al met al een voorstelling waar iedereen even stil van was.

Vaartocht door de haven

Vanmorgen een vaartocht in het havengebied gemaakt. De weergoden waren ons gunstig gezind. Voor het eerst in deze dagen scheen de zon, wat maakte dat een aantal mensen heerlijk buiten op het dek van het uitzicht kon genieten. Vanaf het water had je goed zicht op de bijzondere gebouwen die in de loop der jaren zijn verrezen, en natuurlijk het zicht op de Elbphilarmonie in al haar glorie. Daarna heerlijk geluncht bij restaurant Rive met uitzicht op de haven.

Rondvaart door de haven
Rondvaart door de haven

’s Avonds naar Nabucco van Verdi in een enscenering van de Rus Kirill Serebrennikov. De regisseur had als uitgangspunt de veiligheidsraad en de behandeling van het vluchtelingenprobleem genomen en het paste wonderwel op de teksten van Nabucco. Een intrigerende voorstelling die diepe indruk maakte op de hele zaal en onze gasten. De zangers waren voortreffelijk. Abigaillem, gezongen door Liudmyla Monastyrska, was geweldig en ook Nabucco, door de Griek Dimitri Platanias gezongen, was mooi. Een voorstelling die men niet gauw zal vergeten.

Voer voor discussie

De terugreis liep voorspoedig, dankzij onze chauffeur Bas. Ook tijdens de ritten in Hamburg was Bas onze steun en toeverlaat. Het was een mooie reis. Voor mij als reisleider is het fijn om te zien dat de gasten het al snel goed met elkaar kunnen vinden. De gezamenlijke passie voor muziek schept verbinding. De laatste voorstelling Nabucco gaf veel stof tot overdenking en discussie. De oorlog tussen de Babyloniërs en de Israëlieten plaatsen in het heden, de oorlog in Syrië. De Russische regisseur was daar heel goed in geslaagd en dat vonden bijna alle gasten. De muziek van Verdi paste feilloos bij deze prachtige regie. De gasten van MUSICO zijn niet meer piep-jong, maar wel hebben ze een ‘open mind’!