De Russische ziel in muziek

Op zaterdag 11 april 2020 zou het ballet Doornroosje van Tsjaikovski op het programma staan tijdens de reis naar Leipzig. U kent deze componist allemaal, maar ik wil u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Russische muziek, die heel anders is dan in andere westerse landen.

Het begint met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek en de volksmuziek. Daarna heeft de muziek in Rusland zich niet ontwikkeld, zij kennen geen eigen barokmuziek of renaissance of klassieke tijd. Tot de 19e eeuw bepaalden Italiaanse, Franse en Duitse componisten de wereldlijke muziek in Rusland. Er heerste een constante strijd of het land Europees of Aziatisch van karakter moest zijn.

Om een beetje in de stemming te komen laat ik u een paar delen uit de Vespers (in het Engels meer correct de All-Night Vigil genoemd) van Rachmaninov horen, gezongen door het Nederlands Kamerkoor .

Ik heb deze Vespers met het Omroepkoor en het Nederlands Kamerkoor vaak uitgevoerd en het was een hele klus om de uitspraak van het Russisch goed onder de knie te krijgen. Omdat wij het cyrillisch schrift niet konden lezen, werd het fonetisch aangeboden maar dan nog was er bij iedere repetitie een taalcoach aanwezig.

Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra voert enkele delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov uit.

Wat is er nou zo anders aan de geschiedenis van de kunstmuziek in Rusland in vergelijking met die van de andere landen? Het land was dun bevolkt en arm, er waren behalve Moskou en Sint-Petersburg eigenlijk eeuwenlang geen cultuurcentra, een groot verschil met Italië en Duitsland waar adel en (kerk)vorsten de kunsten bevorderden en financierden.

Aan de culturele leiband van Italië

Een ander probleem was dat Russische componisten uit die begintijd meestal lijfeigenen waren die door de Italianen, die bij de rijke adel in dienst waren, werden onderwezen. Voor het ontwikkelen van een eigen stijl was geen ruimte. Geen wonder dat die eigen stijl in Rusland pas laat op gang kwam. Overigens werd het lijfeigenschap in Rusland pas in 1861 afgeschaft door Alexander de Tweede.
Een echt mecenaat ter bevordering van de kunst bestond niet in Rusland onder de grootvorsten, behalve tijdens de regeringen van de tsarina’s Anna Ivanovna (1730-1740) die Italiaanse operagezelschappen naar Sint-Petersburg haalde, en tijdens die van Catharina de Grote (1762-1796).

Italiaanse operagezelschappen maakten tournees door de in die tijd belangrijke Russische steden en pas aan het begin van de jaren 1770 ontstonden de eerste Russische opera’s in de eigen taal naar  buitenlandse voorbeelden. In de negentiende eeuw kwam eindelijk de autonome Russische opera tot bloei.

Als de vader van de Russische muziek wordt Michael Glinka genoemd. Op 27 juni 1888 noteerde Tsjaikovski in zijn dagboek: ‘De hele Russische symfonische school is volledig aanwezig in Glinka’s Kamarinskaya. En ja: met Glinka (1804-1854) begon aan het begin van de negentiende eeuw inderdaad de Russische ‘klassieke’ muziek en Glinka’s principebesluit om volkse melodieën als basis voor zijn muziek te kiezen werd door de generaties na hem overgenomen. En gelijk hadden ze, want de volksmuziek in dat enorme rijk had veel te bieden qua harmoniek, ritme enz.

Kamarinskaya van Glinka: het eerste Russische orkestwerk dat in zijn geheel gebaseerd is op een Russische volkslied.

Maar dat ging uiteraard niet helemaal vanzelf. Zo kreeg de westers georiënteerde pianist Anton Rubinstein (niet te verwarren met de beroemde pianist Arthur Rubinstein een eeuw later) die het muziekonderwijs van Sint-Petersburg professionaliseerde en voor het conservatorium vooral westerse docenten aantrok, een lawine van kritiek over zich heen. Tegenover zich had hij de leden van het zogenaamde Het Machtige Hoopje. Muziek moest vooral  Russisch klinken.

Opvallend is echter dat de meeste leden van Het Machtige Hoopje geen muzikale achtergrond hadden. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was opgeleid tot chemicus. Alleen Balakirev had als kind al een gedegen muzikale opleiding gekregen. Hij was dan ook initiatiefnemer van Het Machtige Hoopje.

De componisten van het 'Machtige Hoopje': Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov
De componisten van Het Machtige Hoopje: Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov

Afstand van de groep

Rimski-Korsakov begon later te twijfelen aan de doelstelling van de groep. Door veel zelfstudie, en contacten met de meer westers-georiënteerde Tsajikovski ontwikkelde hij zich in een andere richting, alhoewel hij bevriend bleef met de anderen. Uiteindelijk werd hij een belangrijk pedagoog en leverde als leerlingen onder anderen Glazoenov, Prokofjev en Stravinsky af.

Van tsaristische tot stalinistische censuur

In de muziekgeschiedenis van Rusland was er altijd censuur. Van componeren wat in je opkwam vanuit een vrije geest, was geen sprake. De hervormingen van Alexander II aan het eind van de vorige eeuw hadden wel enige invloed op het culturele leven. Zo werd het staatsmonopolie op theaters in 1882 afgeschaft waardoor hier en daar een kapitaalkrachtige mecenas een eigen gezelschap kon oprichten en daarmee kunstenaars meer vrijheid kregen.

De laatste culturele bloeitijd van tsaristisch Rusland, de zogenaamde Zilveren Tijd, leverde een hausse aan avant-gardistische stromingen op: het neo-nationalisme, het symbolisme, het primitivisme, het futurisme. Dat was een klimaat waarin iemand als Skrjabin kon gedijen. En het was de tijd waarin Diaghilev uitgenodigd werd naar Parijs te komen. Zijn Ballets Russes gaf Russische componisten enorme kansen, denkt u maar aan de wereldwijde successen van Stravinsky’s Vuurvogel en de Sacre du Printemps.

De Russische revolutie kwam en alles werd anders. De overheid eiste een proletarische cultuur. Voortaan moest kunst optimistisch en positief zijn, ze mocht vooral niet choqueren en al helemaal niet experimenteel. Het moest begrijpelijk zijn voor het proletariaat. Het muziekleven werd steeds meer gebureaucratiseerd. Sjostakovitsj maakte zijn opwachting en werd door het regime naar voren geschoven als ‘De Russische componist’. Maar rond 1930 werd de vrijheid weer aan banden gelegd. Veel componisten vertrokken naar het westen of belandden in inferieure baantjes. Stalin startte zijn eerste vijfjarenplan. Dat betekende voor de muziek dat enkel het massalied nog was toegestaan en componisten gedwongen werden in collectieven te werken. Daarbij moesten ze rekenschap afleggen van iedere noot die ze schreven en bovendien hun werk ter beoordeling voorleggen aan collega-componisten. 

Van Sjostakovitsj wil ik u graag de ‘Romance’ uit de suite The Gadfly laten horen, zo prachtig gespeeld door de violiste Nicola Benedetti.

Violiste Nicola Benedetti speelt ‘Romance’ uit de suite The Gladfly van Sjostakovitsj

De gevierde Sjostakovitsj bleek niet veilig te zijn. Zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk was al twee jaar lang een succes, toen Stalin het werk voor het eerst zag. Het beviel Stalin totaal niet en Sjostakovitsj viel in ongenade, een uiterst gevaarlijke situatie. Er verscheen een anoniem stuk in de Pravda, waarin het werk werd neergesabeld als te modern en decadent. Ook Prokofjev die in de jaren ’30 nog vol optimisme naar zijn vaderland was teruggekeerd, werd volledig kapot gemaakt. Hieronder kunt u een heel bekend deel uit het ballet Romeo & Julia zien dat Prokofjev schreef toen hij weer terug was in Rusland. Met donkere klankkleuren laat Prokofjev perfect de onderhuidse spanning tussen de Capuleti en de Montagues al horen.

Een van de bekendste delen uit Romeo & Julia van Prokofjev: de dans van de ridders.

Wonderschone balletmuziek

Tot slot een fragment uit het ballet Doornroosje op muziek van Tsjaikovski – want daar ging het nu uiteindelijk allemaal om. In Leipzig zouden we voorstelling zien met een choreografie van Jeroen Verbruggen. Ik laat u echter een video zien van The Royal Ballet, waarin dansers commentaar geven op het verhaal en waarin ook de ongelofelijke prestatie van de dansers te zien is.

Introductie op Doornroosje door leden van de Royal Ballet, de dirigent en artistieke directie, gebaseerd op de productie uit 2006.

Ode aan de stem

Voor mij bestaat er geen mooier instrument dan de menselijke stem, waarmee ik niets nadeligs wil zeggen over alle prachtige, instrumentale muziek. De stem is echter zo verbonden met de ziel en persoonlijkheid van de zanger, en er is zoveel schitterende vocale muziek geschreven, dat mijn fascinatie hiervoor alleen maar is toegenomen.

Ik was blij, toen MUSICO vroeg of ik de reis naar het Three Choirs Festival kon begeleiden Dit festival kan bogen op een eeuwenoude traditie, en vindt jaarlijks plaats in de kathedralen van Hereford, Gloucester en Worcester. Veel beroemde namen van dirigenten, solisten en componisten zijn verbonden met het festival. Bovendien gingen hier ook veel nieuwe werken in première. In al die jaren ontstond een weids spectrum aan stijlen, periodes en genres. Er was ruimte voor koormuziek, kamermuziek, liturgische muziek, opera’s en masterclasses uit driehonderd jaar muziekhistorie.

Cathedral, Gloucester
Cathedral, Gloucester

Canons zingen tijdens de afwas

Mijn eigen koorervaringen begonnen al in de toen nog vier jaar durende AMV-opleiding, waar de muziekjuf ons wees op alle enthousiaste, maar ongewenste uithalen aan het eind van elke melodische zin. Zingen vond ik heerlijk, en tijdens de afwas thuis passeerden heel wat canons en meerstemmige liederen. Op de basisschool had ik gelukkig een muzikale juf. Wanneer we moe waren van het rekenen liet ze ons zingen, waarna we er weer tegenaan konden. Iedere maandag was er een weekopening met een uur vol zang en toneel.

Toen ik dertien was, belandde ik in een jeugdkoor, waar een gedreven en inspirerende dirigent ons paasmuziek van Kodály liet zingen. Wat genoot ik van het naar elkaar toe kleuren van de stemmen en de harmonieën op de woorden ‘Hilf mir siegen über den Tod’. Helaas kwam er na een jaar een opvolger, die in mijn puber-oren zo’n bullebak was, dat ik het koor weer verliet. Daarna volgde een cantorij, met muziek uit alle periodes, en met concerten in de Bovenkerk in Kampen. Daar was de akoestiek zo enorm, dat het leek of je met koor en al de hemel in werd getild.

Later zong ik missen van Schubert en Mozart, en passies van Bach tijdens meezingconcerten. Parallel aan de oefensessies waren er verdiepende lezingen, die de koorbeleving extra intensiveerde. Mijn zoon, destijds drie jaar, kwam kijken bij de generale. Achter de dirigente stond hij enthousiast te dirigeren. Voor haar niet te zien, maar voor ons des te beter. Bij het Lasset uns denn nicht zerteilen was hij niet meer te houden…   

Tijdens mijn muziekvakopleidingen waren de wekelijkse zanglessen voor mij het hoogtepunt van de week. Ik ervoer puur geluk, en heb er veel repertoirekennis opgedaan. Ook volgde ik inspirerende zangworkshops in Duitsland. Door mijn studie muziekwetenschap maakte ik uitgebreider kennis met meerstemmige muziek uit de renaissance, en ook daartussen ontdekte ik vele juweeltjes.

Luisteren tijdens de repetities

Ik heb nog een korte periode rondgetoerd met een barokorkest en het Nederlands Kamerkoor, dat destijds Purcell zong. Luisteren is al even heerlijk als zingen. Ik genoot van de repetities in de Beurs van Berlage. Ook volgde ik jarenlang uitvoeringen van het Groot Omroepkoor, met onder meer Jaap van Zweden op de bok.   

Een van mijn eerste reizen als reisleider was een korenreis naar Wenen. Daar zouden vier koren van één dirigent samen zingen in de Stephansdom en Votivkerk, en op de terugreis ook nog in de prachtige Dom van Passau. Na de concerten een paar keer te hebben gehoord besloot ik mee te zingen, wat een leuke ervaring werd.

Internationaal Liedfestival Zeist

Inmiddels ben ik drie jaar betrokken bij het Internationaal Liedfestival in Zeist, waarvoor ik programmatoelichtingen schrijf. Het luisteren naar de zangers, en naar coryfeeën als Elly Ameling, die jonge zangers coacht, is een feest. Soms is het zelfs ontroerender om naar de nieuwe lichting te luisteren, waarbij alle technische en emotionele zaken en interpretaties nog niet helemaal op elkaar afgestemd zijn. Dan houd ik het niet altijd droog.

Het blijft iets onbeschrijflijk prachtigs, die menselijke stem…   

Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016, foto Studio Samhaveld
Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016 , foto Studio Samhaveld

Nederlands Kamerkoor – ‘Vergeten’

Met het programma Vergeten maakt het Nederlands Kamerkoor een reis door het hoofd van iemand met dementie. De aanleiding ervoor was hoogstpersoonlijk: directeur en artistiek leider Tido Visser verloor zijn vader (bariton Lieuwe Visser) vijf jaar geleden aan deze mensonterende ziekte. Samen met blokfluitvirtuoos Erik Bosgraaf, tekstschrijver en componist Erik de Jong (alias Spinvis) en meesteracteur Arjan Ederveen in de rol van de dementerende huisarts Tim Claes brengt het koor een voorstelling die er echt toe doet.

Rondom het programma zijn inleidingen en nabesprekingen over het thema “Zingen in de zorg”. Medewerkers van zorginstellingen kunnen de voorstellingen met korting bezoeken. Het resulteert in volle foyers en concertzalen met een minder voorspelbaar concertpubliek. Aanvankelijk is de zaal onrustig, mobieltjes blijven lang hun felle lichtjes uitstralen, mensen schuifelen op hun stoelen. Maar uiteindelijk overstijgt de thematiek het academische dat altijd een beetje aan een kamerkoor kleeft, en raakt iedereen door de muziektheatervoorstelling ontroerd.

Erik Bosgraaf
Meesterblokfluitist Erik Bosgraaf vertolkt het emotionele alter-ego van dementerend huisarts Tim Claes

Zingen in de Zorg

Ik bezocht de voorstelling op donderdag 21 maart 2019 in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Voorafgaand aan de voorstelling ondervroeg radiopresentator Hans Haffmans zangeres Maartje de Lint over haar passie: zingen. Lange tijd was ze vast lid van het fantastische koor van de Nationale Opera in Amsterdam. Maar hoe mooi de voorstellingen ook waren, ze voelde altijd enige afstand tussen haar en het publiek, terwijl zingen voor haar juist zoiets intiems en persoonlijks is.

Wel leerde ze veel nuttige vaardigheden als zangeres. Vooral erg goed luisteren, niet alleen luisteren naar de tonen (of ze goed zijn en zuiver), maar ook luisteren naar de stem, en – nog dieper – luisteren naar de betekenis en emotie. Alles wat gesproken en gezongen wordt, gaat samen met een “subtekst”, en daar is Maartje erg gevoelig voor. “Wie die subtekst eenmaal begrijpt – ook bij iemand met dementie – is in staat te communiceren.”

Ik zing, dus ik besta

Voor Maartje is zingen Alfa en Omega, even vanzelfsprekend als tandenpoetsen. Ze merkte ook dat Alzheimerpatiënten nog lang kunnen blijven zingen, ook al kunnen ze in het dagelijkse leven niet meer op woorden komen en uiten ze nog louter klanken. In variatie op Descartes is Maartjes levensmotto dan ook “Ik zing, dus ik besta!”

Maartje de Lint ontwikkelde een methodiek die aanslaat bij mensen met allerlei niveaus van Alzheimer. Soms geeft ze zangtrainingen aan mensen die nog thuis wonen (de gemiddelde Alzheimerpatiënt leeft 8 jaar thuis voordat hij naar een zorginstelling verhuist), maar vaak ook komt ze bij de zorginstellingen over de vloer. Ze laat niet alleen de patiënten zingen, maar moedigt ook (mantel)zorgers aan om met de patiënten te zingen. Vooral op momenten dat er een impasse dreigt, bijvoorbeeld bij angst, boosheid of bij behoefte aan troost kan zingen enorm helpen.

Mevrouw Bakker

Maartje geeft een voorbeeld van een verzorgende die bij mevrouw Bakker altijd met een stralend humeur ’s ochtends de gordijnen openrukte en met luide stem riep: “Zo mevrouw Bakker, het zonnetje schijnt, dat wordt weer een mooie dag!” waarop mevrouw Bakker in elkaar dook van ellende (ze had last van de luide stem, en de energie die in de boodschap doortrilde). Na de training zong de verzorgende bij binnenkomst voortaan een lief zacht wiegenliedje om mevrouw Bakker langzaam aan de nieuwe fase van de dag te laten wennen, en dat wierp zijn vruchten af over de hele dag. Zowel voor mevrouw Bakker als ook voor de verzorgende. Onderstaand filmpje geeft een goed beeld van de bijeenkomsten onder leiding van Maartje de Lint.

Mevrouw Bakker komt niet in de voorstelling voor. Wel huisarts Tim Claes. Arjan Ederveen (bekend van de docudrama’s 30 minuten) zet een indringend portret neer van deze hoofdpersoon. Tim is een slimme man. Het was zijn grootste wens om neuroloog te worden, maar het leven loopt wel eens anders. Dus werd hij huisarts, en met plezier! Een lieve vrouw, twee mooie kinderen, een leven met alles erop en eraan. En dan merkt hij dat langzaam zijn hoofd gebreken begint te vertonen. Even niet op namen kunnen komen, dingen niet meer terug kunnen vinden. In het begin lijkt het onschuldig. Maar langzaamaan vertelt hij steeds onsamenhangendere verhalen, wordt zijn motoriek meer schuifelend en kan hij simpele dingen (thee zetten) niet meer voor elkaar krijgen.

Ik denk, dus ik besta

In een helder moment houdt hij zich vast aan de beroemde uitspraak van René Descartes “Ik denk, dus ik besta”, maar vraagt zich vervolgens af of hij nog wel bestaat als hij niet meer kan denken. Ook zijn godsbeeld verandert door de ziekte. Hij is boos op God omdat het ook de schepper is van de eiwitten Amyloid en Tau, die een belangrijke rol spelen bij Alzheimer. Maar God krijgt het voordeel van de twijfel, hij heeft immers ook muziek gemaakt!

Toneelbeeld van de voorstelling Vergeten

Rondom Tim Claes klinkt veel muziek. Soms inderdaad goddelijke muziek: het motet ‘Warum ist das licht gegeben dem Mühseligen’ van Brahms duikt een aantal keren op. Maar steeds vaker is ook ontregelende muziek te horen. De toenemende chaos, hiaten, verwarring, boosheid, oncontroleerbare emoties worden razendknap weergegeven in de gekozen stukken van onder meer David Fennessy, Panayiotis Kokoras, Matijs de Roo, Ingvar Lidholm en Spinvis. De uitvoering door het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra is in de best mogelijke handen. De regie van Titus Tiel Groenestege onderstreept op de juiste momenten de aangrijpende vertelling.

Remco Roovers