Klinkende teksten: Goethes Faust

In deze aflevering van de serie ‘Klinkende teksten’ staat een van de monumenten van de Duitse literatuur centraal: Faust van Johann Wolfgang von Goethe. Het boegbeeld van de Duitse Romantiek werkte een groot deel van zijn leven aan het treurspel rond de ambitieuze professor Faust die de geheimen van het leven wil ontrafelen en daarbij hulp krijgt van de duivel Mephisto. De tekst van Goethes Faust inspireerde talloze componisten tot grootste artistieke prestaties. Hieronder enkele klinkende voorbeelden.

Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787
Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787

De tragedie Faust 

Maar eerst nog even terug naar de bron. De eerste versie van Faust (de zogenaamde oer-Faust) schreef Goethe tussen 1772 en 1775, maar de definitieve versie van het eerste deel van zijn tragedie verscheen pas in 1808. In de jaren voor zijn dood werkte Goethe aan het tweede deel van de tragedie, die in 1832, zijn stervensjaar, verscheen. Het is dus een werk dat met tussenpozen ontstond, en tussen Faust I en Faust II bestaan de nodige verschillen. Het eerste deel is een redelijk rechtlijnig drama, waarin de verhouding van Faust met Gretchen centraal staat. Het tweede deel waaiert veel meer uit; de betekenis ervan is lastiger te grijpen. Vooral het bijna metafysische slot, met de uiteindelijke verlossing van Faust, is behoorlijk complex. Toch horen de twee delen onlosmakelijk bij elkaar; als het tweede deel niet zou hebben bestaan, zou Faust als werk ongetwijfeld kracht en rijkdom zijn verloren.

Orde in de chaos

Goethe benadrukt in zijn treurspel dat er chaos in het leven bestaat. Faust probeert deze chaos in te dammen en probeert de wereld te begrijpen. Dat is zijn hoogste streven: een begrip dat grenst aan het goddelijke. Om de ziel van deze man sluiten de hemel en de hel een weddenschap af: God heeft er vertrouwen in dat Faust als mens automatisch naar het goede zal streven, omdat dat uiteindelijk de bron is van geluk en wijsheid. Mephisto denkt dat hij Fausts honger naar kennis zal kunnen stillen, en dat Faust op een gegeven moment niet verder zal willen streven, maar zal zeggen: ‘Blijf, ogenblik, je bent zo mooi!’ Dat gebeurt uiteindelijk ook, maar in plaats van naar de hel te worden gesleept, wordt de ziel van Faust gered. Door tussenkomst van Gretchen die eerder is overleden maar wier ziel gered is, vindt Faust uiteindelijk verlossing.

Das Ewig-Weibliche

De laatste zinnen van het treurspel zijn misschien wel het beroemdst: 

Alles Vergängliche
ist nur ein Gleichnis;
das Unzulängliche,
hier wird’s Ereignis;
das Unbeschreibliche,
hier ist es getan;
das Ewig-Weibliche
zieht uns hinan.

Dat ‘Ewig-Weibliche’, het eeuwig vrouwelijke, is wat Goethe aan het einde van Faust vooral viert: de pure bezinning, in tegenstelling tot de ‘man van daden’. Het is die vrouwelijke essentie die de mannelijke ziel uiteindelijk redt, die hem opwaarts tilt in de richting van puurheid en schoonheid. 

Muzikale bewerking? Louis Spohrs Faust

Goethe zelf had graag gewild dat zijn meesterwerk op muziek werd gezet, maar tijdens zijn leven heeft hij dit nooit mee mogen maken. De opera Faust van Louis Spohr, geschreven in 1813 en in 1816 in première gegaan, lijkt een bijzonder vroege verklanking van de tekst van Goethe, maar niets is minder waar. Zoals zoveel van dit soort verhalen, bestaan er van de Faust-legende meerdere versies, en Spohr gebruikte voor zijn opera niet Goethes Faust als bron.

Dat wordt al meteen duidelijk door de afwezigheid van Gretchen in de opera. Bij Spohr wordt Faust een man de geregeerd wordt door zijn passies en die zijn amoureuze aandacht verdeelt over twee vrouwen: de onschuldige, eenvoudige Röschen (what’s in a name?) en de begeerlijke Kunigonde, verloofde van de graaf Hugo. In tegenstelling tot bij Goethe is er voor Spohrs Faust geen verlossing mogelijk: aan het einde van de opera sleurt Mephistopheles hem mee naar de hel. 

Componist Louis Spohr
Componist Louis Spohr

Belangrijke schakel

De Faust van Spohr is typisch zo’n opera die vandaag de dag nauwelijks meer te horen is, maar toch een belangrijke schakel vormt in de ontwikkeling van de Duitse opera. Spohr gebruikt korte muzikale motieven die het geheel samenhang moeten geven, maar die ook fungeren als een extra verhalende laag. De motieven laten horen wat in de tekst niet uitgedrukt wordt. Zo biedt Faust aan het einde weerstand aan Mephistopheles, zich beroepend op zijn eigen wil, maar in de muziek hoor je een motief dat met de hel verbonden is. Spohr geeft hiermee meteen aan dat Faust verloren is. Ook doet Spohr zijn best om niet alleen een opeenvolging van muzikale nummers te schrijven, maar te denken in grotere samenhangende scènes. 

Faust in lied

Er zijn in Duitsland weinig componisten die zich wagen aan het componeren van een muziektheaterwerk dat gebaseerd is op Goethes tekst. Hoe doe je recht aan een werk dat zo omvangrijk is – het hele toneelstuk heeft zo’n 12.000 regels tekst – en zo’n onaantastbare status heeft? Het duurt dus even voordat Faust wordt omgewerkt tot een volledige opera, en dat gebeurt meestal in het buitenland; Duitsers blijven huiverig. Wel gebruiken verschillende componisten teksten uit Faust als liedtekst. Het lied ‘Gretchen am Spinnrade’ van Franz Schubert bijvoorbeeld, dat hij in 1814 componeerde, nog geen achttien jaar oud. Het lied verklankt perfect de onrustige en obsessieve gedachten van Gretchen, gekenmerkt door het steeds herhalende motief dat het spinnewiel voorstelt. Zij kan aan niets anders meer kan denken dan aan Faust. 

‘Gretchen am Spinnrade’ van Franz Schubert door Elly Ameling

Ook andere componisten gebruikten Faust als inspiratie voor hun liederen. Zo componeerde Wagner zeven liederen op teksten uit Faust. Hij liep lang rond met het plan een Faust-opera te componeren, maar van die plannen kwam uiteindelijk niets terecht, ook al kwam het wel tot een symfonische Faust-ouverture. Ook Carl Loewe en Hugo Wolf componeerden Faust-liederen. 

Wagners versie van ‘Gretchen am Spinnrade’ door Marlis Petersen

Faust in de opera: Gounod

Toch durven componisten het op een gegeven moment wel aan om Faust te bewerken tot opera. De beroemdste Faust-opera is zonder twijfel die van Charles Gounod. Voor een groot deel van de negentiende en twintigste eeuw was Faust van Gounod een van de populairste opera’s in het repertoire. Met de essentie van het stuk van Goethe heeft de opera misschien minder van doen: librettisten Jules Barbier en Michel Carré brachten het terug tot de romantische essentie. Ze reduceren de existentiële crisis van Faust tot zijn onvermogen om met zijn naderende ouderdom om te gaan en concentreren zich op de liefdesgeschiedenis tussen hem en Gretchen (Marguerite).

Faust als aankleding

Eigenlijk is het een romantisch drama als enkele andere, met Goethes Faust als ‘aankleding’. Het is niet voor niets dat de opera in Duitsland steevast onder de titel Margarethe werd gebracht, om het onderscheid zo helder mogelijk te houden. Toch is Gounods opera niet alleen een werk vol prachtige, lyrische melodieën (want daarin was hij een absolute meester), maar is het ook een interessant werk in de context van de operageschiedenis. Je zou Faust als een van de belangrijkste tussenschakels tussen de wereld van de ‘grand opéra’ met zijn grootse historische onderwerpen en de sentimentele romantiek van de ‘opéra comique’. Faust markeert het begin van een nieuw type Franse lyrische opera, dat zich vooral richt op het intieme, persoonlijke liefdesdrama. 

Het duet ‘Il se fait tard’ uit Gounods Faust door Alfredo Kraus en Mirella Freni

Boito: de volle breedte van Goethes Faust

Een operacomponist die wel de volle breedte van Goethes Faust wilde bestrijken in zijn opera, was Arrigo Boito. Ambitie kan de 25-jarige Boito niet ontzegd worden: zijn eerste opera Mefistofele duurde meer dan vijf en een half uur, en moest meteen als breekijzer dienen voor de in zijn ogen volkomen vastgeroeste vormentaal van de Italiaanse opera. Maar Boito’s muzikale beeldenstorm was aan het merendeel van het publiek en critici, die pas ver na middernacht het theater verlieten, absoluut niet besteed en de opera flopte jammerlijk. Van die oorspronkelijke Mefistofele is helaas geen partituur bewaard gebleven, dus die première-avond in 1868 zullen we muzikaal nooit kunnen reconstrueren.

Grondige herziening

Wellicht had de opera een modern publiek meer kunnen bekoren, maar het was duidelijk dat als Boito wilde dat zijn Mefistofele toch nog zou worden uitgevoerd, hij het werk grondig zou moeten herzien. Dat doet hij, schoorvoetend, voor een uitvoering in Bologna in 1875. Door vooral heel veel materiaal te schrappen maakt hij er een meer conventionele opera van. De meest radicale en afwijkende elementen gooit hij overboord. Zo maakt hij van Faust, die in 1868 nog een bariton was, een tenor. Want welke rechtgeaarde Italiaanse opera heeft nou geen hoofdrol voor tenor?

Ook componeert Boito een paar nieuwe, meer conventionele en lyrische stukken voor de hoofdpersonages. Toch blijft Mefistofele ook in die herziene vorm een origineel werk, waarin je nog duidelijk merkt dat Boito naar andere vormen zoekt. Vooral de ‘Proloog in de hemel’ is fantastisch: een grootser begin voor een opera is nauwelijks voorstelbaar. 

‘Prologo in cielo’ uit Mefistofele van Boito onder leiding van Riccardo Muti en met de bas Ildar Amirovich Abdrazakov

Doktor Faust van Busoni

Ferruccio Busoni volgt Goethes Faust veel minder strak in zijn Doktor Faust, de opera die bij zijn dood in 1924 onvoltooid achter bleef en in 1925 postuum in première ging, voltooid door een van zijn leerlingen. Busoni maakt een radicale stap door Faust I grotendeels te negeren. In een dubbele proloog presenteert Busoni de weddenschap van Faust met Mephistopheles, en condenseert de hele geschiedenis met Gretchen in een instrumentaal intermezzo.

In Busoni’s versie sterft Faust aan het einde en neemt Mephistopheles hem mee naar de hel, maar daarvoor heeft Faust zijn levenskracht overgedragen op een jongeling. Er is dus wel degelijk sprake van verlossing, maar niet voor Faust zelf maar voor een jongere generatie. Busoni behoudt zo iets van de essentie van Goethe, maar volledig buiten een christelijk raamwerk: hier gaat de hoop van de mens op een mens over. Doktor Faust is een fascinerende opera, waarin de eigenzinnige muzikale stijl van Busoni duidelijk hoorbaar is. Een stijl die aan de ene kant nog duidelijk wortelt in de geschiedenis, maar aan de andere kant duidelijk modernistische trekjes vertoont. 

De vurige engel: Faust in een bijrol

Faust maakt ook zijn opwachting in de opera De vurige engel van Sergei Prokofjev uit 1954. Een minder bekend werk, maar zonder twijfel een van de meest verontrustende en werkelijk huiveringwekkende opera’s in het repertoire. Prokofjev weet een echte nachtmerrie op muziek te zetten, waarin hij de onschuldige Renata akte na akte dieper in de ellende stort. Aan het eind van de opera breekt de hel los wanneer Renata en de nonnen van het klooster waar zij haar toevlucht heeft gezocht, bezeten raken door de duivel en zij tot de brandstapel wordt veroordeeld.

Hoewel Renata vrijwel non-stop centraal staat in de opera, zijn er twee scènes waarin zij niet verschijnt. In een van die scènes ontmoet Ruprecht, het mannelijke hoofdpersonage van de opera Faust en Mephistopheles in een kroeg. Het verband met de handeling is niet helemaal duidelijk, en het lijkt er vooral op dat Prokofjev deze scène heeft opgenomen als ‘comic relief’, om de duistere sfeer van de rest van de opera even te doorbreken en zo de inktzwarte hysterie van de slotakte die volgt extra scherp aan te zetten.

Goethes Faust als dramatische legende: Berlioz

Een werk dat naar opera neigt, in 1846 zelfs in première ging aan de Opéra-Comique in Parijs, maar toch geen echte opera is en vaker concertant dan geënsceneerd wordt opgevoerd, is La Damnation de Faust van Hector Berlioz. Uiteindelijk gaf Berlioz het werk de benaming ‘légende dramatique en quatre parties’. De componist presenteert het werk weliswaar als een doorlopende handeling, waarin ook de liefdesgeschiedenis met Gretchen aan de orde komt, maar neemt ook de nodige vrijheid.

In zijn eigen woorden wilde hij ‘het meesterwerk niet vertalen, noch imiteren, maar alleen gebruiken om inspiratie uit te putten en de muzikale essentie die het werk bevat eruit te halen.’ Berlioz stort de luisteraar midden in de handeling; met slechts een korte introductie geeft hij het woord meteen aan Faust zelf, die reflecteert op het bestaan. Ook voegt Berlioz af en toe iets toe: hij situeert een deel van het stuk in Hongarije, om de simpele reden dat hij een Hongaarse mars in het werk wilde opnemen. 

De Hongaarse mars uit La damnation de Faust van Berlioz

Overdonderend en meeslepend

Ook de uiteindelijke hellevaart van Faust krijgt bij de Franse componist een bijzonder overdonderende en meeslepende muzikale behandeling die ver af staat van de geest van Goethe. Berlioz richt zich duidelijk op de figuur van Faust zelf, en zoals in zoveel van zijn werken wordt deze figuur ook een beetje een alter ego, een zelfportret, van de componist. Een man van daden, maar ook van reflectie. La Damnation de Faust is een onvervalst meesterwerk, waarin het bijzondere creatieve genie van Berlioz keer op keer doorklinkt. De ongelooflijke rijkdom van de kleuren die de componist uit het orkest weet te krijgen, de vele muzikale vondsten die het verhaal extra kracht bijzetten: La Damnation is een werk vol contrasten dat toch klinkt als een volmaakt geheel door dat unieke Berlioz-stempel. 

Hellevaart uit La damnation de Faust van Berlioz

Bewust fragmentarisch: Schumanns Faust-Szenen

Bewust fragmentarisch zijn de Szenen aus Goethes Faust van Robert Schumann. Die had oorspronkelijke het plan een opera te componeren naar Goethes tekst. Toen hij met dit ambitieuze project aan de slag ging, liep hij echter vast. In 1844 componeerde hij eerst de slotscène van het toneelstuk, dat uiteindelijke het laatste deel van de complete compositie is gaan vormen. Enkele jaren later voegde Schumann twee delen toe, en voltooide zijn compositie uiteindelijk in 1853 met de ouverture. Een opera is het zeer zeker niet geworden, ook al is er aan beeldende muziek geen gebrek. Maar het is Schumann duidelijk niet te doen om de handeling ‘an sich’.

Verlossing

Dat blijkt eigenlijk al duidelijk uit het feit dat hij de uiteindelijke verlossing van Faust als eerste componeerde. Dáár lag voor Schumann de crux van het werk. De twee eerste delen vormen eigenlijk de opmaat voor dat derde deel. Het eerste deel is gewijd aan Gretchen, het tweede aan Faust, en laat in feite hun ‘zondeval’ zien. Van momenten van rust vervallen ze in angst of vertwijfeling. Met de grootse slotscène krijgen deze scènes dan hun natuurlijke besluit. Zowel Gretchen als Faust vinden hun weg naar de hemelse schare. Schumann gebruikt in het stuk verschillende stijlen: we horen hem als lied- en koorcomponist, maar ook als symfonicus. De zonsopgang aan het begin van het tweede deel behoort zonder twijfel tot een van de mooiste verklankte zonsopgangen in de muziekliteratuur. 

Szenen aus Goethes Faust van Schumann door de Berliner Philharmoniker onder leiding van Claudio Abbado

Symfonische Faust: Franz Liszt

De opera is zeker niet het enige grootschalige muzikale genre waarin Faust opduikt. Ook in de symfonie maakt hij zijn opwachting. Zo componeerde Franz Liszt Eine Faust Symphonie in drei Charakterbildern, kortweg meestal de Faust-symfonie genoemd. Hij droeg het werk op aan Berlioz, maar schrijft wel een heel ander werk dan diens Damnation. Het is een monumentaal werk: de symfonie bevat zo’n vijf kwartier muziek. Het is opgezet in drie delen, elk gewijd aan een van de hoofdfiguren van Faust. Het eerste deel aan Faust, het tweede, langzame deel aan Gretchen en het laatste deel aan Mephistopheles.

Stralende samenklank

Het eerste deel alleen al is zo’n half uur lang en doorloopt allerlei emoties. Het Gretchen-deel is bijna net zo lang, maar volkomen anders van toon: pastoraal en dromerig. Het derde deel is, toepasselijk genoeg, een duivelse vervorming van de muziek van Faust uit het eerste deel. Oorspronkelijk eindigde het stuk instrumentaal, met een muzikale verwijzing naar Gretchen en een herhaling van een thema uit het eerste deel dat Faust symboliseert. Maar Liszt voegde uiteindelijk als slot een ‘chorus mysticus’ toe. Een mannenkoor en een tenorsolist de laatste regels van Faust zingen. De tenor benadrukt de laatste twee regels, over de verlossing door het Ewig-Weibliche. De symfonie eindigt zo met een stralende samenklank van orkest en koor, ondersteund door het orgel. 

Uitvoering van Liszts Faust-Symphonie onder leiding van dirigent Vladimir Jurowski

Mahlers Achtste

Ook Mahler gebruikte de tekst van Goethes Faust in een van zijn symfonieën, namelijk de Achtste Symfonie, bijgenaamd de ‘Symphonie der Tausend‘. Het is de eerste symfonie in de muziekgeschiedenis waarin het koor van begin tot eind zingt. De symfonie begint met de jubelende hymne ‘Veni, creator Spiritus’, met een dichte en complexe polyfone structuur. Als het tweede deel begint bevinden we ons in een compleet andere wereld. Hier geeft Mahler zich over aan natuurschilderingen en bereikt hij vaak een liedachtige intimiteit. Voor dit tweede deel, dat eigenlijk het midden houdt tussen een cantate en een oratorium, gebruikt hij teksten uit het slotgedeelte van Goethes Faust II.

Ultieme vereniging van man en vrouw

Mahler presenteert ons een metafysische interpretatie van het stuk: hij ziet het als de ultieme vereniging van man en vrouw. Langzaam leidt Mahler ons naar het sluitstuk van Goethes Faust en zijn compositie. Hij verkort de tekst weliswaar af en toe, maar houdt de structuur, van spirituele gidsen die de geest tot een steeds hoger plan brengen, in stand. Ook Mahler sluit af met de laatste regels van Faust: een langzaam opgebouwde climax van orkest, koor en solisten. Het is een overweldigend einde, dat je vooral in de concertzaal de adem beneemt. Ook Mahler zelf was tevreden met het effect van de symfonie en deze apotheose. Hij zei: ‘Probeer je voor te stellen dat het hele universum begint te zingen en te weerklinken. Er zijn niet meer menselijke stemmen, maar planeten en zonnen die rondcirkelen.’

Uitvoering van Mahlers Achtste Symfonie onder leiding van dirigent Marc Albrecht

Onuitputtelijke inspiratiebron

De hierboven genoemde stukken zijn zeker niet de enige muziekwerken die geïnspireerd zijn op Goethes Faust. Bovendien komen er nog steeds composities bij. Het zegt genoeg over de rijkdom en de kracht van Goethes magnum opus dat het zoveel componisten op zoveel verschillende manieren tot grootse prestaties heeft gebracht. Een onuitputtelijke inspiratiebron!

Reisverslag: Berlijn september 2019

Wat een luxe om je meteen op de dag van aankomst in Berlijn vol in het muzikale avontuur te kunnen storten! Op de eerste dag toog de MUSICO-groep naar de Philharmonie, de schitterende concertzaal, voor een concert in het kader van het Musikfest Berlin met het orkest van de Deutsche Oper onder leiding van Donald Runnicles. Voor de pauze een ronkende Coriolan Ouverture van Beethoven om mee te beginnen, en meteen een verrassing: in plaats van de eerder aangekondigde Alice Coote stapte de Amerikaanse mezzosopraan Susan Graham het podium op om Berlioz’ cantate La Mort de Cléopâtre te zingen. En hoe! Dit is repertoire dat de mezzo in het bloed zit. Ze is bijna zestig, maar van enige slijtage was niets te merken: haar volle, romige stem staat nog als een huis! Ze gaf een intense, dramatische vertolking die de zaal moeiteloos het verhaal in zoog.

De Philharmonie in Berlijn (Foto: Benjamin Rous)
De Philharmonie in Berlijn (Foto: Benjamin Rous)

Nog meer Berlioz

Na de pauze meer Berlioz: hoogtepunten uit zijn grootse opera Les Troyens. Allereerst de instrumentale introductie van de vierde akte, de ‘Koninklijke jacht en storm’. Wat een ongelooflijke, opwindende muziek is dit toch! Berlioz weet werkelijk alles uit het orkest te halen wat er in zit, met verrassende combinaties van instrumenten, klanken en ritmes. 
Na enkele balletfragmenten weer vocale muziek, en ook nu weer, zoals eerder al wél was aangekondigd, Susan Graham, dit keer in de rol van een andere onfortuinlijke koningin, Dido. Aan haar zijde de Duitse tenor Klaus Florian Vogt. Samen maakten zij een magisch moment van het grote liefdesduet van Dido en Aeneas, waarbij hun stemmen zich liefdevol en sensueel om elkaar heen wonden. Daarna de aria’s van Aeneas en Dido uit de laatste akte van de opera. Vogt zong gepassioneerd en krachtig, maar van bladmuziek. Graham had dat extra geheugensteuntje niet nodig, en gaf een doorleefde vertolking van Dido’s ontroerende afscheid van haar volk en het leven die in alles klopte. De groep was het er na afloop roerend over eens: de reis had eigenlijk niet beter kunnen beginnen!

Susan Graham en Klaus Florian Vogt bij het slotapplaus (Foto: Benjamin Rous)
Susan Graham en Klaus Florian Vogt bij het slotapplaus (Foto: Benjamin Rous)

De traditionele stadsrondrit

De MUSICO-groep startte de eerste volle dag in Berlijn traditioneel: met een stadsrondrit. Berlijn is zo’n immens grote stad dat je eigenlijk alleen zo een beetje een beeld kunt krijgen van de vele gedaanteverwisselingen die de stad in de loop der tijd heeft ondergaan. Er is zoveel over Berlijn te vertellen dat je met drie uur eigenlijk alleen nog maar het topje van de ijsberg hebt gehad, maar onze enthousiaste gids – in 2003 vanuit Nederland naar Berlijn getrokken om er een paar maanden te gaan studeren en nooit meer vertrokken – gaf een fantastische, heldere uitleg over de historische hoogtepunten.

Langs de Reichstag tijdens de stadsrondrit (Foto: Benjamin Rous)
Langs de Reichstag tijdens de stadsrondrit (Foto: Benjamin Rous)

Een controversiële Forza

’s Avonds naar de Deutsche Oper voor een voorstelling van Verdi’s La forza del destino, in een regie van regisseur Frank Castorf. Castorf is vooral bekend als toneelregisseur, en waagt zich maar zelden aan opera. In 2013 regisseerde hij de Ring in Bayreuth, met gemengde reacties. Vanavond werd de MUSICO-groep getrakteerd op Duits regietheater in zijn meest zuivere vorm. Castorf gebruikte beeldprojecties (live gefilmd) om handelingen achter het toneel te laten zien. Ook, en dat was een stuk controversiëler, laste hij gesproken toneelteksten in tussen, en soms ook tijdens de muziek. Castorf wilde hiermee extra betekenis geven aan de context van de handeling: kritiek op oorlog, commentaar op de corrumperende werking van geld, en zelfs de problemen van het Europese koloniale verleden kwamen aan bod. Dat wekte op een gegeven moment dusdanig de irritatie van een deel van het Berlijnse publiek dat de voorstelling door geroep uit de zaal (o.a. ‘Viva Verdi!’) eventjes stil werd gelegd.

Discussie uitlokken

En het moet gezegd: het doel van Castorfs interventies was lang niet altijd duidelijk. Hij bouwde ermee een soort parallelle laag in de opera die het soms moeilijk maakte de hoofdhandeling te volgen: het menselijke brein is nu eenmaal niet gemaakt om meerdere dingen tegelijk te kunnen volgen. En opera, met zijn combinatie van muziek, zang en toneel, is wat dat betreft al een uitdagende kunstvorm. Als de symbolen die de regisseur aanreikt dan nog goed te plaatsen zijn, kan het een verrijking zijn van de ervaring. Maar Castorf deed Verdi’s Forza bijna bezwijken onder het gewicht van zijn ideeën, en had eerlijk gezegd over de hoofdhandeling van de opera zelf niet veel nieuws te vertellen. Het luide boegeroep veranderde tijdens het slotapplaus al snel in luid applaus voor de zangers en het orkest, want muzikaal mocht de voorstelling er zijn. Vooral de heroïsch stralende tenor van Russell Thomas mocht er zijn, en de groep was ook uitermate enthousiast over de diepe bas van Marko Mimica die de rol van Padre Guardiano zong. Na afloop werd er nog lang en heftig nagepraat. Niet alleen over de vraag wat het nou allemaal betekende, maar ook of je je als regisseur wel zulke vrijheden mag permitteren. Als Castorfs doel het uitlokken van discussie is, is hij daarin in ieder geval voor de MUSICO-groep helemaal in geslaagd!

Slotapplaus bij La forza del destino in de Deutsche Oper (Foto: Benjamin Rous)
Slotapplaus bij La forza del destino in de Deutsche Oper (Foto: Benjamin Rous)

Fotografie in de ochtend

‘Wie Berlijn zegt, zegt kunst en cultuur, in alle mogelijke uitingsvormen. Vanochtend stond de fotografie centraal. In het C/O Berlin (Care Of Berlin), gevestigd in het historische Amerikahaus – waar tijdens de scheiding van de stad culturele activiteiten van de Amerikaanse ambassade plaatsvonden – bezocht de MUSICO-groep twee tentoonstellingen: Unseen, met werk van de beroemde Amerikaanse fotograaf Robert Frank (die twee dagen voor de opening van de huidige tentoonstelling overleed) en No photos on the dance floor! waarin de befaamde en beruchte Berlijnse clubcultuur centraal stond.

Het Amerikahaus, waar fotomuseum C/O Berlin is gevestigd (Foto: Benjamin Rous)

Het ongeziene wordt zichtbaar

Twee compleet verschillende onderwerpen, maar toch met de nodige raakvlakken. Frank is de fotograaf van de ‘kleine geschiedenissen’, die een feilloos oog had voor de verborgen verhalen achter de situaties die hij op straat tegen kwam. Door slim te spelen met wat hij wel en niet liet zien, kon hij in een enkele foto hele verhalen vertellen. En dat spelen van wel en niet laten en kunnen zien, was ook van toepassing op de andere tentoonstelling: als foto’s verboden zijn op de dansvloer (om de vrijheid van de feestgangers te kunnen garanderen), hoe kun je dan toch iets van de sfeer en de mystiek van die clubs weergeven? Foto’s van lege clubs overdag, of van de nietszeggende ingang: wat gebeurt daar allemaal als er wel gefeest wordt? En de nasleep: vermoeide of uitgelaten mensen na het dansen: wat is er eerder gebeurd. Twee tentoonstellingen die je verder laten denken dan het beeld dat je direct voor ogen krijgt.

Een heerlijke Ballo

’s Avonds Verdi’s Un ballo in maschera, opnieuw in de Deutsche Oper. En dat was, zoals velen in de groep terecht opmerkten, balsem voor de ogen na de controversiële La forza del destino van gisteren. De al meer dan 25 jaar oude productie van de beroemde Duitse regisseur Götz Friedrich ging nergens over het randje, maar gaf wel een consequente omkadering voor de opera met mooie, strakke toneelbeelden. Friedrich liet zich vooral inspireren door de historische koning Gustaaf III, een van de hoofdpersonages in de opera, en dan vooral diens liefde voor het theater. De regisseur liet zien hoe de koning zijn leven als theater leefde, met als mooi slotbeeld zijn buigingen aan de hofhouding, stervend, in een clownspak, nog één laatste keer ‘in karakter’, dat mooi aansluit op de tragische en komische elementen die Verdi in zijn opera zo briljant wist te vermengen.

Geen Beczala, maar viva Popov!

De beroemde Poolse tenor Piotr Beczala zou aanvankelijk zingen, maar moest op doktersadvies volledige stemrust houden. De groep heeft hem niet al te veel hoeven missen, want zijn vervanger, Dmytro Popov, bleek een fantastische zanger met een prachtig geluid en een soepele hoogte. Ook de rest van de cast was van een bijzonder hoog niveau: Irina Churilova zong een diep ontroerende Amelia en bariton Thomas Lehman als haar man Anckarström zong krachtig zonder te hoeven forceren. De Kroatische dirigent Ivan Repušić bleek een uitstekend gevoel te hebben voor Verdi’s muziek, en wist zowel het pathos, het drama en de luchtigheid van de opera prachtig te treffen. Minder voer voor discussie dan gisteren misschien, maar wel een avond van onvervalst operagenot.

Slotapplaus bij Un ballo in maschera in de Deutsche Oper (Foto: Benjamin Rous)

Excursie naar de Gemäldegalerie

Dat je in Berlijn als kunstminnaar je hart op kunt halen bleek maar weer eens tijdens de excursie van vanochtend: in de Gemäldegalerie kreeg de groep een rondleiding langs enkele hoogtepunten van het museum, en verbaasde zich over de omvang en de kwaliteit van de collectie. En wat wordt kunst kijken toch oneindig veel leuker als je weet hoe en waarnaar je moet kijken. Zo speelt Titiaan in zijn Venus en de orgelspeler een slim spel over de vraag wat het hogere zintuig is: zicht of gehoor. En is De bron van de Jeugd van Lucas Cranach de Oude een schilderij waar je misschien niet direct bij stil zou blijven staan, nu betoverde die bijzondere voorstelling waarop oude vrouwen veranderen in bekoorlijke jonge hofdames, opeens. En in tegenstelling tot veel musea in Nederland hoef je hier niet over de hoofden te lopen, en kun je rustig en aandachtig genieten van de schitterende schilderijen.

Titiaans Venus en de Orgelspeler in de Gemäldegalerie (Foto: Benjamin Rous)
Titiaans Venus en de Orgelspeler in de Gemäldegalerie (Foto: Benjamin Rous)

Cavalleria rusticana en Pagliacci

In de avond ging de groep opnieuw naar de Deutsche Oper voor de laatste opera van het programma. Of liever gezegd opera’s, want het was de beurt aan de beroemde operatweeling Cavalleria rusticana en Pagliacci. De avond begon licht teleurstellend met het nieuws dat Eva-Maria Westbroek, die Santuzza zou zingen, vervangen was door de Russische mezzo Elena Zidkhova. Die zong krachtig, maar wist in haar zang misschien te weinig de kwetsbaarheid van het onfortuinlijke meisje dat door Turridu verleid en afgedankt wordt, te suggereren. Roberto Alagna was de grootste naam van de avond, die beide mannelijke hoofdrollen zong. Als Turiddu liet hij horen nog steeds over een formidabele stem te bezitten, maar ook bij hem miste de groep wat subtiliteit. Wel mooi was de enscenering, onder en naast een niet afgebouwde snelweg die de Siciliaanse setting van het verhaal op een moderne manier perfect wist te vangen. Aan het einde werd het lijk van de in een duel vermoorde Turridu van het viaduct afgegooid. Maar leek dat niet wat té opzichtig op een pop?

Schijn en werkelijkheid

Dat neppe aspect bleek echter de perfecte opmaat en brug voor de tweede helft van de avond. Pagliacci begon na de pauze met een herhaling van de slotakkoorden van Cavalleria rusticana, met hetzelfde toneelbeeld, waarna het decor voor onze ogen uit elkaar werd gehaald: het werd meteen duidelijk dat de Engelse regisseur David Pountney het hier over een heel andere boeg zou gaan gooien. Een deconstructie van het toneel, waarbij steeds de kunstmatigheid van het toneel en het spelen werd benadrukt. De groep komedianten bleek een groep beroemde acteurs, en Pountney speelde de rest van de voorstelling met het idee van roem en het feit dat dit soort sterren min of meer publiek bezit zijn: wij smullen van de misère van beroemdheden, zij zijn voor een deel afhankelijk van de publieksgunst en dus steeds gedwongen ook een deel van zichzelf aan ons te blijven geven, waarbij de grens tussen publiek en privé, tussen theater en de werkelijkheid, moeilijk te trekken is. Precies het thema waar het in Pagliacci om gaat. Silvio, in het oorspronkelijke verhaal de minnaar van Nedda, wordt hier een wat treurige superfan, een handtekeningenjager die iets te veel aandringt en in de waan leeft – zoals dat soort superfans soms doen – dat zij op dezelfde manier over hem denkt als hij over haar.

Stertenor Roberto Alagna tijdens het slotapplaus van Pagliacci (Foto: Benjamin Rous)
Stertenor Roberto Alagna tijdens het slotapplaus van Pagliacci (Foto: Benjamin Rous)

Een welluidend besluit

Een geweldige vondst, die zorgde voor een buitengewoon spannende voorstelling waarbij elk beeld nieuwe associaties en mogelijkheden voor interpretatie opwierp. In tegenstelling tot het Duitse regiethater van Castorf in La forza del destino hier dus de positieve variant van regie: een idee dat de thematiek van de opera verrijkt, ook al gaat het soms tegen het eigenlijke verhaal uit het libretto in. Daarbij hadden we hier een echte topcast. Alagna was een bezeten en arrogante Canio, en kreeg een luide ovatie na afloop. Maar vrijwel net zo enthousiast was het publiek, én de MUSICO-groep, over de fenomenale bariton Carlos Alvarez, die als Tonio met zijn prachtig dramatische bariton elke vileine nuance van dat personage tevoorschijn toverde. Minstens zo imposant was sopraan Aleksandra Kurzak (in het echte leven de levenspartner van Alagna) als Nedda: wat een stem, en wat een rijkdom aan details en dynamiek. Iemand die het aandurft niet altijd mooi te zingen, en daardoor des te overtuigender. Als ‘superfan/stalker’ Silvio viel bovendien de prachtige stem op van de jonge Australische bariton Samuel Dale Johnson. Paolo Arrivabeni, die tot enkele jaren geleden de Opéra Royal de Wallonie van Luik leidde, zweepte het orkest op tot dramatische hoogten en intensiteit, en wist hen een volbloed Italiaans geluid te ontlokken. 

Voldaan en opgewonden verliet de groep het theater: een geweldig besluit van een memorabele reis naar Berlijn.

Ode aan de stem

Voor mij bestaat er geen mooier instrument dan de menselijke stem, waarmee ik niets nadeligs wil zeggen over alle prachtige, instrumentale muziek. De stem is echter zo verbonden met de ziel en persoonlijkheid van de zanger, en er is zoveel schitterende vocale muziek geschreven, dat mijn fascinatie hiervoor alleen maar is toegenomen.

Ik was blij, toen MUSICO vroeg of ik de reis naar het Three Choirs Festival kon begeleiden Dit festival kan bogen op een eeuwenoude traditie, en vindt jaarlijks plaats in de kathedralen van Hereford, Gloucester en Worcester. Veel beroemde namen van dirigenten, solisten en componisten zijn verbonden met het festival. Bovendien gingen hier ook veel nieuwe werken in première. In al die jaren ontstond een weids spectrum aan stijlen, periodes en genres. Er was ruimte voor koormuziek, kamermuziek, liturgische muziek, opera’s en masterclasses uit driehonderd jaar muziekhistorie.

Cathedral, Gloucester
Cathedral, Gloucester

Canons zingen tijdens de afwas

Mijn eigen koorervaringen begonnen al in de toen nog vier jaar durende AMV-opleiding, waar de muziekjuf ons wees op alle enthousiaste, maar ongewenste uithalen aan het eind van elke melodische zin. Zingen vond ik heerlijk, en tijdens de afwas thuis passeerden heel wat canons en meerstemmige liederen. Op de basisschool had ik gelukkig een muzikale juf. Wanneer we moe waren van het rekenen liet ze ons zingen, waarna we er weer tegenaan konden. Iedere maandag was er een weekopening met een uur vol zang en toneel.

Toen ik dertien was, belandde ik in een jeugdkoor, waar een gedreven en inspirerende dirigent ons paasmuziek van Kodály liet zingen. Wat genoot ik van het naar elkaar toe kleuren van de stemmen en de harmonieën op de woorden ‘Hilf mir siegen über den Tod’. Helaas kwam er na een jaar een opvolger, die in mijn puber-oren zo’n bullebak was, dat ik het koor weer verliet. Daarna volgde een cantorij, met muziek uit alle periodes, en met concerten in de Bovenkerk in Kampen. Daar was de akoestiek zo enorm, dat het leek of je met koor en al de hemel in werd getild.

Later zong ik missen van Schubert en Mozart, en passies van Bach tijdens meezingconcerten. Parallel aan de oefensessies waren er verdiepende lezingen, die de koorbeleving extra intensiveerde. Mijn zoon, destijds drie jaar, kwam kijken bij de generale. Achter de dirigente stond hij enthousiast te dirigeren. Voor haar niet te zien, maar voor ons des te beter. Bij het Lasset uns denn nicht zerteilen was hij niet meer te houden…   

Tijdens mijn muziekvakopleidingen waren de wekelijkse zanglessen voor mij het hoogtepunt van de week. Ik ervoer puur geluk, en heb er veel repertoirekennis opgedaan. Ook volgde ik inspirerende zangworkshops in Duitsland. Door mijn studie muziekwetenschap maakte ik uitgebreider kennis met meerstemmige muziek uit de renaissance, en ook daartussen ontdekte ik vele juweeltjes.

Luisteren tijdens de repetities

Ik heb nog een korte periode rondgetoerd met een barokorkest en het Nederlands Kamerkoor, dat destijds Purcell zong. Luisteren is al even heerlijk als zingen. Ik genoot van de repetities in de Beurs van Berlage. Ook volgde ik jarenlang uitvoeringen van het Groot Omroepkoor, met onder meer Jaap van Zweden op de bok.   

Een van mijn eerste reizen als reisleider was een korenreis naar Wenen. Daar zouden vier koren van één dirigent samen zingen in de Stephansdom en Votivkerk, en op de terugreis ook nog in de prachtige Dom van Passau. Na de concerten een paar keer te hebben gehoord besloot ik mee te zingen, wat een leuke ervaring werd.

Internationaal Liedfestival Zeist

Inmiddels ben ik drie jaar betrokken bij het Internationaal Liedfestival in Zeist, waarvoor ik programmatoelichtingen schrijf. Het luisteren naar de zangers, en naar coryfeeën als Elly Ameling, die jonge zangers coacht, is een feest. Soms is het zelfs ontroerender om naar de nieuwe lichting te luisteren, waarbij alle technische en emotionele zaken en interpretaties nog niet helemaal op elkaar afgestemd zijn. Dan houd ik het niet altijd droog.

Het blijft iets onbeschrijflijk prachtigs, die menselijke stem…   

Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016, foto Studio Samhaveld
Masterclass Elly Ameling bij Internationaal Liedfestival Zeist 2016 , foto Studio Samhaveld