Verdi’s laatste werken: Quattro pezzi sacri

Half maart zou ik een muziekreis leiden naar het Beethoven festival in Bonn. In de aanloop naar de Corona-crisis heb ik mijn voorbereidingen een aantal malen moeten aanpassen, onder meer omdat het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi toen al een uitreisverbod had gekregen. Het orkest zou Verdi’s Quattro pezzi sacri uitvoeren. Prachtige werken, die ten onrechte weinig worden uitgevoerd. Daarom breng ik ze alsnog onder uw aandacht.

Giuseppe Verdi
Giuseppe Verdi

Terug naar het begin

Verdi kennen we vooral als operacomponist. Maar met deze vier geestelijke werken, die aan het eind van zijn leven ontstonden, keerde Verdi terug naar het begin van zijn muzikale loopbaan. Die begon toen hij twaalf jaar was, in de dorpskerk van Roncole, vlakbij Parma. De Quattro pezzi sacri werden in 1898 gepubliceerd. Verdi was toen vijfentachtig, en kon maar moeilijk afstand nemen van deze composities, die overigens geen onderlinge samenhang en ook verschillende bezettingen hebben.

Verdi’s hernieuwde belangstelling voor religieuze muziek hing samen met zijn interesse voor de oude en meerstemmige muziek van Palestrina. Zijn wens om terug te keren naar deze oude stijl klinkt al in brieven van rond 1871. Toen zocht hij naar een tegenwicht tegen de dominantie van de Duitse instrumentale muziek uit die tijd. Uit weer latere brieven is bekend, dat Verdi zich intensief bezighield met de Hohe Messe van Bach.

Oud en nieuw

Toch weerspiegelen deze Quattro pezzi sacri niet alleen maar een oude stijl. Ook de grote tonale uitbreidingen van de late negentiende eeuw, en Verdi’s eigen ontwikkelingen binnen het operagenre klinken erin door. En Verdi blikt erin terug op het Italiaanse culturele erfgoed: hij verwijst zowel naar Palestina als naar Dante.

Het Ave Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Ave Maria

In het Ave Maria en Laudi alla Vergine Maria past Verdi de traditionele stijl van de oude kerkmuziek toe, en zingen de solisten a-capella. Het Ave Maria werd een vierstemmig, onbegeleid koorwerk, maar wel met moderne harmonieën. Verdi was uitgedaagd door een Milanees tijdschrift, om muziek te componeren rondom de enigmatische toonladder. Wat is nu een enigmatische toonladder? Deze ladder bevat elementen van zowel de majeur- als mineurladder, alsook van de hele toons-toonladder. In die laatste ladder klinken alle toonafstanden gelijk. Er is geen grondtoon, en daardoor heeft de enigmatische toonladder een wat zwevend karakter.

Wat doet Verdi daar nu vervolgens mee? Hij laat de tonen van die enigmatische toonladder beurtelings in iedere stem opduiken, als een oude cantus firmus. De andere stemmen weven daar, soms extreem, chromatische harmonieën doorheen.

Laudi alla Vergine Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Laudi alla Vergine Maria

Laudi alla Vergine Maria ontstond rond 1890 en is een kwartet voor solistische vrouwenstemmen. De tekst is uit het laatste Canto van Dantes Paradiso. Deze retrospectieve muziek heeft een grote klankrijkdom, en er klinken imitaties in alle stemmen. Bij de première had dit werk al zeer veel succes, en moest het zelfs herhaald worden. De innige klank ervan sprak het publiek zeer aan.

Het Stabat Mater uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Stabat Mater en Te Deum

In de andere twee werken, het Stabat Mater en het Te Deum, benut Verdi het volledige koor en orkest. In het Stabat Mater klinkt een zeer persoonlijke uitdrukking van Verdi’s eigen innerlijke beleving. Maria’s pijn en klagen klinken schrijnend. Het werk is zeer kort, maar geeft de dramatiek en essentie van het lijdensverhaal treffend weer.

Verdi’s uiterst geconcentreerde en virtuoze Te Deum wordt tegenwoordig het meest uitgevoerd, en het heeft een zeer grote orkestbezetting met een dubbelkoor. Toen Verdi zich in de winter van 1895 aan het voorbereiden was, bestudeerde hij eerdere versies van Tomas Luis De Victoria en van Purcell.    

Het Te Deum uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Uit deze Quattro pezzi sacri blijkt ook hoe Verdi keek naar het leven na de dood. Op een gegeven moment klinkt in het Te Deum een niet-zichtbare stem van een sopraan. Dit moest een stem uit het koor zijn en geen soliste; zo wilde Verdi het. Hij zei dat het ‘de stem was van de mensheid die angst had voor de hel’. Het Te Deum eindigt dus, net zoals Verdi’s Requiem, niet in een vol Godsvertrouwen, maar vol twijfels en onzekerheden. Verdi wilde dat juist deze zeer persoonlijke partituur hem zou vergezellen tot in zijn laatste rustplaats.

De indringende donkere ogen van Bach

Indringende donkere ogen, borstelige wenkbrauwen, een vleugje Mona-Lisa-glimlach rond de lippen en een muziekstuk in de hand. Generaties muziekliefhebbers zijn er mee groot geworden: het schilderij dat Elias Gottlieb Haussmann in 1748 maakte van Johann Sebastian Bach. Een exemplaar van het portret is te bewonderen in het Bach-Museum in Leipzig. Dirigent John Eliot Gardiner had zelfs het geluk dagelijks langs hem te lopen, toen hij klein was, want het hing bij zijn grootvader in de hal. Of geluk … het schilderij overweldigde Gardiner toentertijd nog al. Die ogen achtervolgden hem bij zijn tocht door de hal. Geen doorsnee hal van een doorsnee doorzonwoning natuurlijk, maar uiteraard de hal van een landhuis, in de Engelse countryside. Voor een kleine jongen een lange tocht met priemende ogen in zijn rug…

Portret van Johann Sebastian Bach (Elias Gottlob Haußmann, 1748)
Portret van Johann Sebastian Bach (Elias Gottlob Haußmann, 1748)

Ja, die ogen. Met strenge blik kijkt Bach je vorsend aan. Maar toch, wie langer kijkt, ziet ook de lichtjes in zijn ogen, en het begin van een lach en de uitstraling van “heel interessant wat je zegt, maar ik volg toch liever mijn eigen weg. Mijn weg is misschien niet de makkelijkste maar voor mij wel de mooiste”. Eigenlijk geeft Haussmann hier een prachtige samenvatting van het muzikale oeuvre van Bach: achter een façade van geleerdheid (denk aan zijn streng vormgegeven contrapunt in bijvoorbeeld zijn fuga’s ) spreekt een groot gevoel.

Die Kunst der Fuge

Neem bijvoorbeeld Die Kunst der Fuge. In de jaren 1740 schreef Bach een groot aantal fuga’s op telkens hetzelfde thema. Bij een fuga zetten de verschillende stemmen achter elkaar het thema in waarna er gevarieerd wordt op dit thema. Dat variëren kan op verschillende manieren: je kan het thema achterste voren laten horen, of horizontaal gespiegeld (dus waar in het origineel de melodie omhoog gaat, gaat de melodie bij spiegeling juist omlaag). Andere mogelijkheden zijn het thema sneller of juist langzamer te laten spelen. Bach maakte de uitdaging voor zichzelf nog groter door bij een aantal fuga’s een tweede of zelfs een derde thema aan het eerste thema toe te voegen, waarvoor dan weer dezelfde regels gelden. Bach hield er blijkbaar van dit soort complexe vraagstukken tot een goed einde te brengen. En dan komt het meest fascinerende: wat lijkt op construeren aan de tekentafel, blijkt bij uitvoering zeer het beluisteren waard.

Een passend eerbetoon

Het resultaat was sowieso belangrijker dan de opdracht. Luister bijvoorbeeld naar de prachtcantate “Lass, Fürstin, lass noch einen Strahl” (BWV 198). Toen Christiane Eberhardine von Brandenburg-Bayreuth, in 1727 overleed, was men in Leipzig oprecht diep bedroefd. Deze keurvorstin van Saksen werd in Leipzig op handen gedragen. Terwijl haar man, August de Sterke, zich uit politieke overwegingen zich tot het katholicisme had bekeerd, bleef zij trouw aan de Lutherse kerk. Leipzig besloot tot een grootse herdenking en Bach kreeg de eervolle opdracht om muziek daarvoor te schrijven: een Trauer-Ode. Nu was het gebruik om voor zo’n ode een aantal coupletten tekst te vervaardigen die telkens op dezelfde melodie herhaald werden. Dat was voor Bach niet voldoende voor zo’n belangrijke gelegenheid. Hij hakte de aangeleverde tekst (9 strofes van telkens 8 regels) van literair-politieke coryfee van de Leipziger universiteit, filosoof en dichter professor Johann Christoph Gottsched, zonder enige scrupules in diverse stukken en smeedde ze op zijn eigen wijze aaneen tot een cantate im Italienischen Stil met koren, recitatieven en aria’s.

In het marmer van de muziek beitelt Bach de rouw om de dood van de keurvorstin met Seufzer (dalende secundes) uit, wordt de dood met dissonante akkoorden aangezet maar laat hij de keurvorstin nog eenmaal stralen met prachtige lijnen omhoog.

Verwerking van verlies

Verlies van naasten kan mensen diep raken. Ook Bach heeft het een en ander te verduren maar hij weet de emoties van rouw en verdriet echter altijd om te zetten in wonderschone muziek. Mijn favoriet in dat opzicht: ´Ich wünschte mir den Tod, wenn du, mein Jesu, mich nicht liebtest’ (sopraanaria uit de cantate ‘Selig ist der Mann’, BWV 57). Hiernaar luisteren geeft mij – ondanks alles – toch altijd weer een gevoel van berusting.

De vrolijke noot

En dat het niet alleen kommer en kwel was, blijkt ook uit een heel ander deel van Bachs oeuvre, zeg maar dat deel waar de Mona-Lisa-glimlach vandaan komt. Want wie neemt nu precies wie in de maling in de Kaffeekantate? En muziek kon ook een heerlijk vermaak zijn. Daar wijst het velletje muziek op het portret al op. Het is een raadselcanon van het soort waarmee Bach en zijn familie zich graag vermaakten. Aan de hand van de notatie moest je zelf maar uitvinden hoe de canon in elkaar stak en wanneer je als moest inzetten.

Muziek die raakt

Maar hoe geleerd de muziek er op papier ook uitziet, hoeveel zorg Bach ook aan de constructie besteedde, het raakt altijd je ziel. Waarom? Ik citeer dirigent Philippe Herreweghe: ‘Het Parthenon in Athene, de kathedraal van Antwerpen. Waarom vinden we die gebouwen zo prachtig? Omdat ze genialiteit koppelen aan hoogwaardig vakmanschap. Bij Bach is dat net zo. Zijn vakmanschap is onvergelijkbaar, harmonisch – ook in zake het contrapunt. Daardoor maakt zijn muziek deel uit van ons erfgoed en vindt iedereen zijn muziek goed, tot kinderen toe. Daarbij komt dat Bachs boodschap zeer positief is. Zijn muziek straalt optimisme uit, kracht en moed.’