Ludwig van Beethoven (componist)

(16 december 1770 - 26 maart 1827)

De grootvader van Ludwig van Beethoven kwam waarschijnlijk uit de omgeving van Haacht (tussen Mechelen en Leuven) en verhuisde in 1733 naar Bonn. Daar had hij, naast zijn aanstelling als hofmusicus en kapelmeester bij de keurvorst-aartsbisschop, een wijnhandel. De vader van Ludwig, Johann, was tenorzanger bij dezelfde werkgever en als zakenman bij de wijnzaak betrokken. Hij had een alcoholprobleem en trouwde arm en jong met Magdelena Keverich. Ludwig van Beethoven werd geboren in Bonn op 16 december 1770. Zijn vader probeerde hem op strenge wijze tot wonderkind te kweken, wat Ludwigs jeugd er niet gelukkiger op maakte. De muzieklessen van zijn vader werden aangevuld met lessen bij Tobias Pfeifer en hoforganist Gottlob Neefe. Op zevenjarige leeftijd trad Beethoven voor het eerst als pianist op, op elfjarige leeftijd kende hij het Das Wohltemperierte Klavier uit zijn hoofd en een jaar later kon hij Neefe als hoforganist vervangen.

In 1787 was Beethoven op weg naar Wenen om in de leer te gaan bij Mozart toen hij ijlings naar Bonn moest terugkeren wegens ziekte en het overlijden van zijn moeder. Pas in 1792 vertrok hij voor de tweede weer naar Wenen. Mozart was inmiddels al bijna een jaar overleden. Beethoven nam les bij Haydn, maar het contact tussen de twee liet te wensen over. Daarom volgde hij ook lessen bij de componisten Johann Schenk, Albrechtsberger en Salieri. Financieel maakte Beethoven een moeilijke tijd door.
Op 29 maart 1795 gaf Beethoven zijn eerste openbare concert in Wenen, in het Burgtheater. Hier speelde hij (waarschijnlijk) voor het eerst zijn Eerste Pianoconcert. In juli of augustus van hetzelfde jaar verscheen zijn eerste gepubliceerde werk: de Pianotrio's opus 1.
Van zijn belangrijkste mecenas vorst Linowsky kreeg hij een jaargeld toegewezen, waardoor hij zich in hoofdzaak op het componeren kon richten.

Het liefdesleven van Beethoven was nogal complex. Het betrof vrijwel uitsluitend dames uit hogere kringen, die hem vaak ook de inspiratie leverden voor composities. In 1800 had hij trouwplannen met zijn leerlinge Giuletta Guicciardi. Later was hij in de ban van Therese Malfatti en Bettina Brentano, waaruit een ontmoeting met Goethe en de Ouverture Egmond voortvloeide. Het ging Beethoven op materieel gebied steeds beter, zodat hij zijn beide jongere broers naar Wenen kon laten overkomen en ook de opvoeding van zijn neefje Karl op zich nam. Na enkele grote concertreizen naar Praag, Berlijn en Leipzig volgde echter een zware klap: vanaf 1796 traden de eerste symptomen van doofheid op. In 1819 werd hij ten slotte volledig doof en kon hij alleen nog met behulp van conversatieboekjes met de buitenwereld converseren.
Beethoven overleed op 26 mei 1827. Tijdens de begrafenis werd Mozarts Requiem opgevoerd.

Beethoven wordt algemeen beschouwd als de schakel tussen het classicisme en de romantiek. Dit vinden we terug in de stijlevolutie van zijn belangrijkste werken: de eerste kwartetten, pianosonates en symfonieën zijn nog bijna volledig in de traditie van het classicisme geschreven. Slechts hier en daar zijn plotse accenten de aankondigers van de latere typische Beethovenstijl te horen. De laatste werken daarentegen schieten in hun ruwe expressiviteit de vroegromantiek ver voorbij.