MUSICO Thuistheater: Online Mahler Festival

Vanavond gaat het ‘Online Mahler Festival’ van start. Dat was natuurlijk niet de opzet van het Mahler Festival 2020. De bedoeling was een groots festival met bezoek van onder meer de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker, het New York Philharmonic, het Mahler Jugend Orchester en het Budapest Festival Orchestra, met hun dirigenten Kirill Petrenko, Daniel Barenboim, Jaap van Zweden, Daniel Harding en Iván Fischer.

Door de coronacrisis is het Concertgebouw gesloten. In plaats van genieten van al deze live concerten kunt u vanaf vanavond kijken naar een online festival, met streamings die een mooi inkijkje geven in de Amsterdamse Mahler-traditie.

Inleiding op het Mahler Festival door Eveline Nikkels

Kijk hieronder naar het interview dat MUSICO-eigenaar Remco Roovers met Eveline Nikkels had. Eveline Nikkels is de voorzitter van de Gustav Mahler Stichting Nederland, en die hoedanigheid nauw betrokken bij het Mahler Festival 2020.

Remco Roovers in gesprek met Eveline Nikkels over het Mahler Festival Online

Mahler in Nederland

Zijn tweede vaderland zou Nederland voor Mahler zijn. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Dat is het ook. Mahler was helemaal niet zo dol op Nederland. Hij was bijzonder gecharmeerd van het Concertgebouworkest, voelde zich als componist hier te lande zeker gewaardeerd en was onder de indruk van de Hollandse meesters in het Rijksmuseum. Maar daar hield de liefde wel zo ongeveer mee op.

Het was dan vooral ook de muzikale vriendschap tussen Mahler en dirigent Willem Mengelberg die maakte dat de componist in de jaren 1903-1909 haast kind aan huis was in Amsterdam.

Mengelberg ‘ontdekte’ Mahler in 1902 tijdens een concert in Krefeld. Mahler dirigeerde er zijn Derde Symfonie. En Mengelberg was onmiddellijk overtuigd van het muzikale genie van Mahler als componist. Want hoezeer Mengelberg als mens later zijn blazoen bevuilde, als musicus was hij een van de weinigen in Nederland die pal stond voor nieuwe muziek. Niet alleen Mahler, maar ook Strauss, Stravinsky en Schönberg kregen bij zijn Concertgebouworkest ruim baan hun nieuwe werken te presenteren.
Voor Mahler in het bijzonder had Mengelberg ontegenzeggelijk een zwak. Het is aan zijn niet aflatende liefde voor diens muziek te danken dat er al begin 20e eeuw de kiem van een Mahlertraditie in Nederland werd gelegd.

Het begin van deze traditie werd gekneed uit de uitnodigingen van Mengelberg aan Mahler om zelf de Nederlandse premières van zijn symfonieën te dirigeren. Uitnodigingen die Mahler met beide handen aangreep, want zo wonderwel werd zijn werk niet gewaardeerd in zijn eerste vaderland, Oostenrijk. Althans, niet bij leven.

En dus schreef Mahler aan Mengelberg na zijn eerste bezoek: ‘ik heb het gevoel dat ik in Amsterdam een tweede muzikaal vaderland heb gevonden.’ (waaruit blijkt dat de gevoelens van Mahler voor Nederland toch iets genuanceerder lagen dan men graag doet veronderstellen).

Das Wichtigste steht nicht in den Noten

Mahler repeteerde voor elke symfonie die hij hier in Nederland in première bracht met het Concertgebouworkest. Uitvoerig. En Mengelberg zat dan in de zaal om aantekeningen te maken. Ook heel uitvoerig. Immers: ‘Das Wichtigste steht nicht in den Noten’, was een veel gehoorde uitspraak van Mahler. Mengelberg deed zijn best zo veel mogelijk van de wereld van Mahler achter de noten te noteren om zo als dirigent zijn werk zo puur mogelijk voor het voetlicht te kunnen brengen.
Juist deze annotaties vormen nu de basis van ‘onze’ Mahlertraditie. Want niet alleen Mengelberg gebruikte deze annotaties voor latere opvoeringen van Mahlers werk, ook chef-dirigenten als Haitink, Chailly en Jansons hebben de opmerkingen van Mengelberg nauwkeurig bestudeerd.

Willem Mengelberg, Gustav Mahler en Alphons Diepenbrock op de hei
Willem Mengelberg, Gustav Mahler en Alphons Diepenbrock op de hei

Amsterdam als Mahlers ‘Bayreuth’

Mahler overleed vrij plotseling in 1911. Dat weerhield Mengelberg er niet van om in tegenwoordige tijd over zijn geliefde Mahler te blijven praten. En belangrijker nog: zijn muziek te blijven programmeren. Zijn 25-jarig jubileum bij het Concertgebouw in 1920 zag Mengelberg als kans om een heus Mahler Festival te organiseren. Amsterdam moest voor Mahler worden, wat Bayreuth voor Wagner was. Dat leek behoorlijk gelukt in 1920. En afgezien van een donkere periode tijdens de Tweede Wereldoorlog is Mahler altijd hoog op de agenda van het Concertgebouworkest blijven staan. Decennium na decennium na decennium. De online programmering van het Mahler Festival geeft daar een goed beeld van.

De streamings van het Mahler Festival 2020 zijn niet meer toegankelijk.

In gedachten naar Santiago de Compostela

Volg onze virtuele pelgrimstocht naar Santiago de Compostela! Van 14 tot en met 27 april zou een MUSICO-groep de voetsporen hebben gevolgd van wereldverbeteraars, koningen, diepgelovigen of ‘normale’ pelgrims. Het Coronavirus gooide echter roet in het pelgrimsmenu.

Dag 1: Nederland – Meung-sur-Loire

door Remco Roovers
Vroeg uit de veren. De bus begint dit keer al bijtijds in Arnhem waar de eerste reizigers worden opgehaald. Bij elke opstapplaats in Nederland (Utrecht, Rotterdam, Breda) komt onze bus steeds een beetje voller te zitten. Chauffeur Bas verheugt zich al maanden op deze reis. Hij heeft zich verdiept in de route, weet waar hij zijn rust moet pakken, en zal zoals altijd een steun in de rug zijn tijdens de reis.

Als we de Belgische grens over rijden, zitten zo’n 20 mensen in de bus. We hebben 3 grote reisdagen voor de boeg, voordat we in Pamplona op 17 april de overige 10 pelgrims gaan ontmoeten die met het vliegtuig aankomen. Er worden grapjes gemaakt: “Pelgrimeren met het vliegtuig? Dat kan toch niet!!!”

Als reisleider weet ik dat vanaf dag vier al die verschillen zullen wegvallen en dat we een hechte groep zullen worden en ervaringen zullen delen. Dat doen we natuurlijk ook al tijdens onze normale muziekreizen, maar deze reis is toch wel heel bijzonder. Dit keer staat namelijk niet de muziek centraal, maar de tocht van de menselijke ziel langs het beroemdste pelgrimspad van Europa. Zelf legde ik de laatste 800 km van het pad exact twee jaar geleden te voet af. Ik haalde geld op voor het goede doel en deelde mijn ervaringen door middel van dagelijkse vlogjes.

Vanaf dat moment bleef ik overstelpt worden met vragen over deze wandeling. Ik merkte dat er behoefte was onder onze reizigers om ook eens te kunnen proeven aan zo’n tocht. Veel van onze reizigers zijn al enigszins op leeftijd en dan begin je misschien wat minder makkelijk aan zo’n lange wandeling. Dus bedachten Taco en ik een MUSICO-variatie. We leggen de grote afstanden af per bus, maar eenmaal in Spanje maken we wel dagelijks korte wandelingen (5-7 km) om iets van de fysieke inspanningen te kunnen ervaren. Daarnaast maakt lopen bepaalde gelukshormonen in je los die je op een ander bewustzijnsniveau kunnen brengen. Om je enigszins op aarde te houden, heeft de natuur daar blaren tegenovergesteld. 🙂

De in Nederland opgestapte reizigers zijn gespannen. Ik herken die spanning: zullen ze de wandelingen aankunnen, maken ze nieuwe vriendschappen in de groep, hoe zullen ze het hele gebeuren ervaren? Ook al vermoed ik de antwoorden op deze vragen, ook bij mij heerst een zekere spanning. Terwijl ik de eerste kopjes koffie in de bus schenk, en langzamerhand steeds meer ontspannen wordt (zelfs met veel reiservaring blijft de eerste dag altijd een beetje griezelig), ben ik er van overtuigd dat we twee heel bijzondere weken tegemoet gaan. Leuk dat u met ons mee reist de komende twee weken!

Op stap met Beuk
Op stap met de vertrouwde bus van de Koninklijke Beuk

Onderweg voor MUSICO vanachter het stuur van de bus

Veertien dagen onderweg voor MUSICO. Jeempie, zou ik dat durven? In de 11 jaar dat ik dit werk doe ben ik nog niet eerder zo lang met de bus onderweg geweest. En wat vindt Linda (mijn vriendin) daarvan? Om gezondheidsredenen kan een meerdaagse van mij soms slecht uitkomen.

Maar, …….. het lijkt me geweldig om te doen!

Via Google Street View heb ik alle hotels en bestemmingen al bezocht. Ik weet dat ik niet overal even gemakkelijk kan parkeren en heb ook gezien dat het nodige van mijn manoeuvreerkunst gevraagd zal worden. Maar, ………… voor een chauffeur is dat alleen maar spannend. Boem is ho, enneh, ……hij kan ook achteruit ….

Ik ben al dagen geleden begonnen om een lijst op te stellen van dingen die ik moet regelen voor de reis. En natuurlijk begin je als chauffeur met de bus. Werkt alles? Verlichting, Airco, CD-speler, Microfoon, Toilet, Koffiemachine, Boiler, ………. Wat moet er aan boord zijn? Bekertjes, roerstaafjes, suiker, melk, witte plastic afvalzakjes, vuilniszakken, Glassex, schoonmaakdoekjes, luchtverfrisser, toiletrollen, papieren handdoekjes, ………

De avond voor vertrek controleer ik de motorolie en de koelvloeistof en loop ik via het menu op het dashboard de overige aandachtspunten door. De mannen van de garage hebben de afgelopen dagen de overige vitale onderdelen zoals snaren, bandenspanning en vloeistoffen al gecontroleerd. Ik vul de drinkwatertank en de spoeltank en zet de catering in het slaapluik. Behalve koffie, thee en fris gaat er voor deze reis vooral heel veel water mee.

Oh, en niet vergeten, de MUSICOborden moeten er nog op! Ik grinnik. Dat zou wat zijn zeg, dat je die vergeet! Ik leg mijn kruimeldief alvast aan de oplader, volgens mij ben ik er klaar voor.

Gisteren zijn we vertrokken. Natuurlijk vond Linda het ook spannend en een beetje eng wanneer ik zo lang van huis zou zijn. Maar ze zag de twinkeling in mijn ogen wanneer ik het over deze reis had en theoretiseerde over hoe het zou gaan en waar ik mij op kon en moest voorbereiden. En omdat het op dit moment goed gaat heeft ze mij gisterenmorgen uitgezwaaid en heel veel plezier gewenst. Lief!

Ik neem het stuur over van een collega in Breda. Hij heeft alle opstapplaatsen voor mij aangedaan zodat mijn rijtijd-teller pas gaat lopen vanaf Breda. Op die manier kunnen we op deze eerste reisdag een flinke slag maken. Bestemming is het Best Western Hotel in Meung-sur-Loire. Op mijn navigatiesysteem zie ik dat het 542 kilometer is. Zonder rust gaan we daar met een bus zeker 7 uur over doen ……. Ruik ik daar de koffie al?’

Château du Meung-sur-Loire
Château du Meung-sur-Loire

Dag 2, Meung-sur-Loire – Bordeaux

door Remco Roovers
Vanochtend werd ik wakker in het hotel van Meung-sur-Loire. Alhoewel het dorpje al dateert uit de middeleeuwen doet het hotel opmerkelijk modern aan. Gelukkig maar, want tijdens mijn eigen Camino, twee jaar geleden heb ik gemerkt hoe belangrijk een goede nachtrust voor de pelgrim kan zijn. Waar sommigen zweren bij het slapen op grote slaapzalen (met alle geluiden en geuren die daarmee samenhangen), was ik ervan overtuigd dat elke nacht die ik goed zou slapen, me gezonder en vrolijker naar Santiago zou brengen. Ik denk dat dat laatste ook geldt voor onze Santiago-reizigers. Dat beetje luxe permitteert men zich graag!

Ik heb overigens zo’n vermoeden dat we het label ‘luxe-pelgrim” nog wel vaker tijdens deze reis naar ons hoofd geslingerd krijgen als we ergens met onze grote touringcar arriveren. Pelgrims zijn net mensen. Ze vergelijken zich constant met elkaar. Op dat soort momenten moet je altijd maar even terugdenken aan de oude middeleeuwse pelgrims, die met slechts een plunjezak, een zware mantel (die nog zwaarder werd als je er een hele dag mee in de regen moest lopen), zonder routekaart (en al helemaal niet op je mobiele telefoon) hun weg naar Santiago zochten, waarbij zich achter iedere struik een potentiële rover kon verschuilen die het op je leven gemunt had. En als je die al overleefde, dan kwam je vermoedelijk ook wel een aantal keren terecht in de vele ziekenboegen die langs de pelgrimsroute zijn gebouwd. In dat opzicht is elke 21e-eeuwse pelgrim een luxe-pelgrim.

Dé Camino-vraag

In de bus is inmiddels al een heel andere sfeer is ontstaan dan gisteren. Toen was iedereen nog een beetje zenuwachtig. Inmiddels heeft iedereen zijn plek (vaak ook letterlijk) wel zo’n beetje gevonden. Veel reizigers blijken elkaar van andere reizen te kennen. Ze proberen gezamenlijk uit te vinden welke reis dat dan was, en dat roept gelijk ook weer leuke herinneringen op. Op deze reis is er trouwens nog wel een vraag bijgekomen die de reizigers zich onderling stellen. ‘Wat was voor jou de reden om deze reis te maken?’ En laat dat nou net de vraag zijn die pelgrims elkaar onderweg ook veelvuldig stellen. Soms werd de vraag mij tijdens mijn Camino van twee jaar geleden gesteld door toevallige voorbijgangers, waar je een half uurtje mee opliep. Soms was het een onderwerp van gesprek dat zich over meerdere weken uitspreidde met je nieuw gemaakte Camino-vrienden. Het antwoord dat ik gaf, verschilde ook nog wel eens, afhankelijk van hoeveel zin ik had om mezelf bloot te geven. Na zes weken lopen ging dat overigens steeds gemakkelijker. Ik hoop dat we dat in onze groep ook zullen bereiken, ook al duurt onze pelgrimstocht maar twee weken.

Bordeaux doet niet onder voor Parijs

Na enkele uren zoeven in de heerlijke bus (wat rijdt Bas toch fantastisch!) bereiken we Bordeaux. De stad ligt prachtig en statig aan het water, en doet qua schoonheid en uitstraling zeker niet onder voor Parijs! Ons hotel ligt lekker in het centrum, dus kunnen we de tweede helft van de middag nog even onze stadse gewoontes kwijt: winkeltjes kijken, terrasjes pikken, of gewoon een dutje doen op de witte gesteven lakens.

’s Avonds gaan we er gezamenlijk op uit om te dineren. We hebben gekozen voor Le bistro du Musée, een restaurant dat een industriële inrichting combineert met een klassieke kaart. Bovendien presenteren ze een wijnselectie die zich laat lezen als een dwarsdoorsnede van de beroemdste wijnhuizen uit de Bordeaux. Ik waarschuw mijn nieuwbakken pelgrims alvast: we zullen dit aardse leven toch echt een beetje los moeten laten de komende dagen, maar voor nu: geniet er nog maar even van!

Bordeaux
Bordeaux

Dag 3, Bordeaux – Pamplona

door Remco Roovers
Chauffeur Bas en ik staan op tijd bij de bus. Altijd goed om even de komende dag door te spreken. Het blijkt dat we deze dag allebei zien als het einde van het begin. ‘Dat is beter dan andersom’, grappen we naar elkaar. Vandaag is namelijk onze laatste aanreisdag en gelijk onze eerste wandeldag! De Camino staat nu echt te beginnen.

Vanuit Bordeaux rijden we daarom naar een belangrijk knooppunt van de Camino: Saint-Jean-Pied-de-Port. Hier komen diverse (Franse) routes samen. En nog steeds is het een druk punt. Zelf begon ik twee jaar geleden ook vanuit hier te lopen. Het hele dorpje leeft van de pelgrims. De laatste spullen kunnen hier nog worden gekocht. Vaker kiest de pelgrim ervoor om juist enkele spullen hier achter te laten op advies van de mensen bij het inschrijfbureau. Daar wordt je rugzak gewogen en houdt men de 10% regel aan: de rugzak mag 10% van het lichaamsgewicht van de pelgrim zijn. Voor een ultra slanke dame is dat zo goed als niets, maar zelfs een flink uit de kluiten gewassen man zal moeite hebben zijn hele hebben en houden in die luttele kilo’s te stoppen. Hier leert men vaak al les 1 van de Camino: ‘less is more’. Je gewrichten zullen je de komende weken dankbaar zijn voor het niet mee hoeven zeulen van al die overbodige kilo’s.

Het dorpje heeft een gezellige buzz, en ondanks dat onze groep geen heel grote afstanden gaat lopen, voelen we ons al snel een beetje pelgrim. Iedereen die nu in het stadje is, begint morgenvroeg aan zijn wandeltocht. Die eerste dag is gelijk de zwaarste van de hele route. De pelgrims moeten de Pyreneeën oversteken en dat betekent een pittige klim en dito afdaling. De lengte van de eerste etappe is maar liefst 27 kilometer. Veel wandelaars zijn ongetraind (wat zit de mens toch raar in elkaar) en worden tijdens die eerste etappe met hun neus op de feiten gedrukt.

Deze martelgang blijft ons vandaag gelukkig bespaard. Bas neemt ons mee via de autoweg de bergpas over. We passeren tevens de Frans-Spaanse grens en werpen een blik in het pittoreske en serene Roncesvalles, waar een enorm klooster de grootse traditie van deze bedevaart belichaamt.

Klooser van Roncesvalles
Klooster van Roncesvalles

Hierna rijden we door richting Pamplona. Onderweg begin ik druk op mijn telefoontje te turen en scan de weg of ik iets herken van waar ik de vorige keer heb gelopen. Bas is uiterst rustig. Hij heeft namelijk zijn navigatie helemaal ingesteld met de coördinaten van het beginpunt van ons eerste wandelingetje. ‘We zijn er bijna’, zegt hij. En ja hoor, hij heeft het nog niet uitgesproken of daar zie ik een kronkeling in de weg die me bekend tegenkomt. Toch raar dat je soms een stukje weg ziet, waar op het eerste gezicht niets bijzonders aan is, maar waarvan je 100% zeker weet dat je er eerder bent geweest.

Dit moment had ik als scheiding der geesten voorzien: de wandelingen die we hadden gepland zijn uiteraard facultatief, maar wat nou als er helemaal niemand wil lopen? Gelukkig valt het mee. Zo’n ¾ van de reizigers wisselt van schoenen en wil wel eens proeven aan dit wandelgevoel. Het andere deel wenst ons een prettige wandeling en blijft lekker in de bus om samen met Bas naar het afgesproken eindpunt van de wandeling te rijden en ons daar weer op te wachten.

De eerste kilometers te voet

Eindelijk, we wandelen! Het is misschien wel de meest basale beweging die we kennen, we doen het de hele dag, haast ongemerkt. Pas als je er waarde aan gaat hechten, het gaat analyseren of gaat beladen met gedachten, kan de meest simpele wandeling, hoe kort ook, je in een andere staat van bewustzijn brengen. En alhoewel het landschap tijdens ons eerste stukje Camino zeker niet spectaculair is, voelen we allemaal de verbondenheid met elkaar, met de traditie van de route en met de natuur. Dit eerste tochtje is klein, slechts vier kilometer, het voert langs een mooi beekje en in het uurtje hebben we toch het gevoel er even helemaal uit te zien. Hoewel we maar weinig zeggen, genieten we gezamenlijk heel intens.

Als we na een uurtje het bos uitlopen, doemt daar de grote donkerblauwe touringcar op. Bas staat met zijn bussende pelgrims in het zonnetje ons op te wachten. Het valt hem op dat iedereen met een grote glimlach de wandeling voltooit, en voor zover het zich nu laat aanzien, nog zonder blaren!

Nadat we ingestapt zijn, is het nog een half uurtje rijden naar het hotel in Pamplona. We checken in en dineren lekker in het centrum. De stad roept, maar gelukkig hebben we morgen alle tijd om die op ons gemak te bekijken omdat we hier twee nachten zullen verblijven!

Zicht op Pamplona
Pamplona

Dag 4, Pamplona

door Remco Roovers –
Na een goede nachtrust staat de gehele groep als wilde stieren, trappelend van ongeduld, klaar om de stad Pamplona te bezichtigen. Bij de eerste aanblik vanochtend van mijn groep valt op dat hij ineens met 10 mensen is uitgebreid. Gistermiddag zijn de reizigers aangekomen die vanaf Schiphol het vliegtuig naar Bilbao hebben genomen en vervolgens met een aparte touringcar naar Pamplona zijn gereisd. Het diner van gisteren was het eerste moment dat we met zijn allen samen waren. Grappig genoeg waren er veel bekende in de twee groepen over en weer, en na een paar glazen stevige en smakelijke wijn uit de Navarra-streek, waar we ons nu begeven, was er geen enkel onderscheid meer!

Pamplona: meer dan stierenvechters

Gids Mikel Ollo neemt ons mee langs de bezienswaardigheden van Pamplona. Iedereen is natuurlijk nieuwsgierig naar hoe het er hier aan toe gaat tijdens het feest van San Firmin. Die feestweek in juli wordt immers afgesloten met de zogenaamde encierro. Sinds 1591 worden ter ere van de patroonheilige van de stad zes vechtstieren door de smalle straatjes gejaagd. “Stoere Spaanse branies proberen de stieren voor te blijven en tonen hiermee hun moed en kracht”, zegt Mikel. “Nou volgens mij tonen ze hiermee vooral hun domheid”, voegt één van de reizigers er snedig aan toe.

Het hoogtepunt van de ochtend wordt het bezoek aan de kathedraal (Basilica) van Santa Maria de Real. Deze immense gotische kerk is de opvolger van een romaanse bouw en is in de 12e eeuw ook nog eens uitgebreid met een prachtig klooster. Voor Spaanse katholieke begrippen doet de kerk vrij zakelijk aan. Daar houden Nederlanders van, dus onze groep is behoorlijk onder de indruk.

Kloostergang bij kathedraal Pamplona
Kloostergang bij kathedraal Santa Maria de Real, Pamplona

In het winkeltje kopen sommige mensen op advies van de gids een Pelgrimspaspoort. Eigenlijk een nutteloos ding voor het soort pelgrims dat wij zijn. Normaal gesproken geeft zo’n paspoort je recht op overnachtingen in de Albergues (u weet wel, met die slaapzalen) en als je dagelijks stempeltjes verzamelt van je tocht, kun je het paspoort in Santiago inleveren voor een bewijs dat je de pelgrimsroute te voet (of per fiets of per paard) hebt afgelegd. Die stempels kun je overal vragen. Bij grote religieuze instellingen (zoals deze kathedraal) tot aan de kleine espresso-barretjes op de route. En al komen wij dan niet in aanmerking voor zo’n bewijs, ons paspoort kan wel een mooi aandenken van deze toch worden.

Na afloop van de bezichtiging van de kerk drinken we een stevig kopje koffie om vervolgens de wandelaars te verzamelen. De tweede wandeling staat te beginnen. Het is inmiddels een beetje warmer geworden, perfect wandelweer! Dit keer lopen we een kilometertje langer. We beginnen bij de kathedraal, lopen door het prachtige middeleeuws centrum van Pamplona, komen uit bij het indrukwekkende terrein rondom de citadel. De huizen worden vanaf hier steeds eenvoudiger, om vervolgens te veranderen in betonnen torenflats. Daarna begeven we ons over de campus van de universiteit. Hier vallen we behoorlijk op: de gemiddelde leeftijd is hier zo’n 23 jaar. Dat halen we met onze groep flink omhoog!

Nadat de laatste universiteitsgebouwen achter ons zijn, lopen we in een rustig stukje natuur. We horen nog wel de snelweg, maar zien hem gelukkig niet. Voor ons doemt een stevige heuvel op, met bovenop een groepje huizen. Het is duidelijk dat onze route daar langs gaat voeren. De eerste angstige vermoedens worden geuit: “Moeten we echt zo die “berg” op??”, en: “Jeemig, dat had je ons niet beloofd Remco!”. Ik laat ze maar even. Want net voordat we aan de klim beginnen staat daar weer ons vertrouwde ijkpunt: chauffeur Bas met zijn bus. Iedereen is opgelucht!

Bas brengt ons terug naar het hotel in Pamplona. We hebben even wat vrije tijd en we verkleden ons voor de late lunch. Langzamerhand gaan we wennen aan de vreemde eettijden van de Spanjaarden en aan het delen van de verschillende gerechten van één bord. Het is misschien allemaal net wat losser hier in Spanje, maar als je een beetje zoekt kun je fantastisch eten hier in Baskenland!

Lieder eines fahrende Gesellen

De avond besteden we in typische MUSICO-stijl. We gaan naar een concert. Op het programma een titel die als een handschoen past bij deze reis: Lieder eines fahrenden Gesellen. Meer pelgrim wordt het niet. Dit concert brengt ons opnieuw naar een diepere laag van de reis. De teksten zinken diep in ons gevoel en, en de muziek van Mahler maakt ons er heel ontvankelijk voor. Na afloop van het concert zijn we er allemaal een beetje stil van. Gezamenlijk besluiten we dat deze vier liederen onze lijfliederen worden voor de komende dagen!

Hieronder een strofe uit het laatste lied:

Ich bin ausgegangen in stiller Nacht,
In stiller Nacht wohl über die dunkle Heide.
Hat mir niemand ade gesagt, ade!
Mein Gesell war Lieb und Leide!

Luister hier naar een complete uitvoering van mijn lievelingsbariton Christian Gerhaher:

Lieder eines fahrende Gesellen van Mahler door bariton Christian Gerhaher en het Mahler Jugendorchester olv Herbert Blomstedt (London, Proms 2010)

Dag 5, Pamplona – Burgos

– door Bas Duizer
Prima geslapen vannacht. De tweede en eventuele volgende nachten slaap ik toch altijd beter dan de eerste nacht in een vreemd bed. Om 7.30 uur ben ik opgestaan. Ik ben een slow starter en heb dus ’s morgens wel even tijd nodig om op gang te komen. Maar, …. koffie en een ontbijtje wat steevast bestaat uit yoghurt met fruit en muesli, en daarna twee boterhammen met roerei doet wonderen.

De bus staat geparkeerd om de hoek van het hotel. Terwijl de eerste thermoskan al begint te druppelen rijd ik naar de voorkant van het hotel waar gelukkig een busparkeerplaats is, waar ik een kwartier mag staan om gasten in- en uit te laten stappen. Het is kwart voor tien. Ik ben er klaar voor. Kom maar op met die koffers!

In het wijnland La Rioja

De route die we vandaag rijden, wordt deels bepaald door de Camino de Santiago. We gaan op weg naar Santo Domingo de la Calzada en beginnen aan een tocht van bijna 200 kilometer naar Burgos door de provincie La Rioja. Ja, die van de wijn. Het landschap hier is relatief vlak.

Na iets meer dan 1,5 uur rijden, waarbij we ook de hoofdstad Logroño van de provincie La Rioja passeren, naderen we de afrit welke ik wil nemen om in Ciriñuela uit te komen. Hier stappen de pelgrims uit en volgen ze de pelgrimsroute naar het oude stadscentrum van Santo Domingo de la Calzada.
Wanneer we Ciriñuela inrijden, maak ik mij zorgen of we wel goed zijn. Als ik niet op tijd geremd had waren we er zo aan de andere kant weer uit gereden (bij wijze van spreken dan).
Maar gelukkig komt Remco net naar voren lopen en samen kijken we uit naar een geschikte plek om te stoppen. Het wordt de lokale bushalte.

Het is droog, de zon schijnt en er waait een heerlijk windje. Prima wandelweer!

Een burger in Santo Domingo de le Calzada

Bijna iedereen gaat pelgrimmen. Met nog maar een paar mensen in de bus zwaaien we de wandelaars uit, laten Ciriñuela achter ons en vertrekken naar het oude centrum van Santo Domingo de la Calzada. Ik zoek een plekje voor de bus, spreek met de zittenblijvers af dat ik ze samen met de wandelaars weer om 16.00 uur ophaal bij de plaatselijke kathedraal. Ik wandel door het gezellige dorpje en nuttig op een terrasje, genietend in het zonnetje, een lunch. De lunchkaart is in het Spaans en voor mij dus een soort abracadabra maar gelukkig breng Google Translate uitkomst. Ik probeer in alle steden waar ik kom tijdens meerdaagse reizen en waarbij ik mag lunchen of dineren een hamburger te eten. Normaal gesproken eet ik onderweg vegetarisch (omdat ik een lastige eter ben) maar als ik zelf kan kiezen en er staat een hamburger op de kaart dan ……….
Ook ik heb recht op een afwijking, toch?

Om 16.15 uur rijden we de parkeerplaats af waar ik de bus geparkeerd heb. Het is opvallend rustig in de bus. Velen zijn moe van het wandelen, of zitten voldaan een beetje te doezelen en te mijmeren over de lunch en de gezellige ambiance van het oude centrum.

Tegen 17.15 uur rijden we het centrum in van Burgos. Het hotel ligt aan een drukke weg waar ik wel even kan stoppen om uit te stappen en de koffers in de lobby af te zetten, maar daarna moet ik op zoek naar een plekje waar de bus ’s nachts kan blijven staan.
Van Remco hoor ik dat de receptie van het hotel een adres heeft gegeven waar wel vaker bussen staan dus daar ga ik kijken of er nog plek is. Daar aangekomen zie ik dat het een prima plek is. Ik parkeer de bus, pak mijn spullen en loop op mijn gemakje naar het hotel. Morgen ruim ik wel even op. Om 19.30 uur gaan we met z’n allen dineren in een restaurant op loopafstand en omdat ik morgen vrij ben moet ik natuurlijk een Rioja proberen ………

Burgos
Burgos

Dag 6, Burgos

– door Remco Roovers
Zondag in Burgos. Het zou een titel van een roman kunnen zijn. Dat wordt vast een heel prettig leesbare roman. Ik ben namelijk gek op zondagen (vooral als ze een beetje lui zijn – sorry dat dit stukje daarom pas wat later op de dag verschijnt) én ik heb heel mooie herinneringen aan Burgos.

We gaan al aardig in een ritme komen: één dag reizen en één dag in een grotere plaats, waar veel te bekijken is. Echter, op de dagen die we in de steden doorbrengen, is ook altijd een wandeling gepland, dus echt tot rust komen we niet, maar dat is ook niet geheel des pelgrims, nietwaar?

Versteende religiositeit

Vanochtend bezoeken we met onze lokale gids dé bezienswaardigheid van Burgos: de Santa Maria kathedraal. De bouw begon vroeg in de twaalfde eeuw, net toen Burgos groot aan het worden was als belangrijke stad op de route naar Santiago. Enkele eeuwen later zetelde hier het beroemde koningspaar Ferdinand en Isabella. Het paar ontving Columbus na zijn tweede ontdekkingsreis, terwijl in de 18e eeuw de stad in handen viel van aanvankelijk Napoleon en vervolgens Wellington. En in de recente geschiedenis huisvestte de voorlopige regering van Franco tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Al met al een roerige locatie dus. En deze rots in de branding, dit icoon van vertrouwen in het goede, deze versteende religiositeit is eeuw na eeuw ooggetuige geweest van al die politieke gebeurtenissen.

Kathedraal van Burgos
Kathedraal van Burgos

Uiteraard kent de kerk ook een sterke politieke kant, maar als je de Camino loopt kan ik u verzekeren, dat je daar toch wat minder in geïnteresseerd bent. Op het moment dat je je kwetsbaar opstelt, komt de naastenliefde en de broederschap veel sterker bij je binnen, dan alle lelijke dingen waar de kerk zich ook schuldig aan heeft gemaakt. Inmiddels staan we als groep ook steeds meer open voor die ervaring. We horen de geschiedenis van de gids, maar ik betwijfel of het allemaal zullen kunnen reproduceren na afloop. Is ook helemaal niet belangrijk. We proeven en ruiken aan de kerk. En dat ruiken is juist op deze dag nou net zo lekker, er hangt namelijk nog een heerlijke wierookgeur van de zojuist beëindigde hoogmis.

El Cid

Op één plek in de kerk maakt mijn operahart een klein sprongetje: plotseling staat we oog in oog met de kist van Rodrigo Díaz de Vivar. Wie? Jawel die dus, beter bekend als El Cid, de grote Spaanse held, die deugdzaam en ridderlijk was, gerespecteerd door zowel de katholieken als de Moren. El Cid is veel ouder dan Burgos, maar toch is zijn lichaam hier te vinden, net als dat van zijn vrouw. Zelf had hij er het liefst nog een kist bij willen hebben staan, namelijk met zijn paard erin. Dat was zijn grootste wens: begraven worden met zijn paard. Ze moeten een bijzondere band hebben gehad. Toen El Cid overleed, liet het paard (Babieca, ‘dwaas’) zich door niemand meer berijden. Het paard behaalde de wonderbaarlijke leeftijd van 40 jaar, voor een paard is dat extreem oud! Het leven van El Cid zit vol met dit soort verhalen, geen wonder dat operacomponist Jules Massenet een heroïsche opera over hem schreef. Luister hieronder naar de aria ‘Ô Souverain, Ô juge, Ô père’ uit de derde acte.

Act III – aria ‘Ô Souverain, Ô juge, Ô père’ (Rodrigue) uit Le cid van Massenet door Roberto Alagna

Nadat we een beetje bijgekomen zijn van alle stedelijke indrukken, drinken we pittige espresso (inmiddels weet iedereen hoe hij hier zijn koffie moet bestellen: een simpele café, of een cortado (met scheutje melk), een café con lecche (met veel melk) of een americano, het is er allemaal). Dit keer is het een beetje ingewikkelder, want vanwege de rijtijdenwet kunnen we vandaag geen gebruik maken van onze touringcar. Ik heb wat taxibusjes besteld en probeer in mijn beste Spaans uit te leggen dat we ons net buiten de stad aan de Camino willen laten afzetten. De chauffeur begrijpt gelukkig meteen wat ik bedoel, en in colonne rijden we de stad uit. We zijn dit keer met één extra wandelaar: chauffeur Bas heeft dan weliswaar een dagje vrij, maar het leek hem toch leuk om een wandeling mee te maken, dus zodra we op de wandelweg zijn, is hij meteen een echte pelgrim!

Na de vlakke maar mooie route (waarbij we helaas vaak wel nog de snelwegen van de stedelijke omgeving horen), arriveren we bij het punt waar ik de taxi’s had gevraagd heen te komen. Althans, dat dacht ik. Als we er aankomen, is er geen taxi te zien. De schrik slaat me om het hart, we zijn redelijk in de middle of no-where, en teruglopen naar de stad is echt geen optie. ‘Zitten we wel goed Remco?’, hoor ik sommigen al met een lichte angst in hun stem vragen. ‘Ja hoor’, probeer ik vol overtuiging te zeggen, ‘dit is precies waar we hadden afgesproken.’

El grupe Ollandese

Na 15 minuten te hebben gewacht, word ik toch enigszins zenuwachtig en moet ik een moeilijke stap nemen: ik zal moeten bellen in het Spaans. In de meeste vreemde talen kan ik mij goed redden, maar Spaans is niet mijn forte en bellen is al helemaal erg moeilijk. Maar ik heb geen keus, het moet. Ik draai het nummer dat ik van de chauffeur op de heenweg heb gekregen. Ik hoor een harde en (denk ik) chagrijnige mannenstem, daarna valt een stilte en ik begin een beetje te stotteren over ‘el grupo Ollandese’. De man aan de andere kant begint te lachen. Ik spits mijn oren, en ik denk dat hij zegt dat ze er over een paar minuten zijn, iets met probleempje een wegopbreking. Ik weet nog steeds niet of dat de waarheid was, maar gelukkig kwam mijn wens uit. Een paar minuten nadat we de verbinding hebben verbroken, rijden dezelfde taxibusjes het weggetje op, en ik denk dat ik de meest brede grijns op mijn gezicht moet hebben gehad, sinds we uit Nederland zijn vertrokken!

Dag 7, Burgos – Sahagún – León

door Bas Duizer
Uitslapen vandaag! 10.30 uur vertrekken we vanaf het hotel in Burgos. In het seizoen, dat van half april tot half oktober loopt, maak ik regelmatig dagen van 12 à 14 uur. In deze periode moet het geld verdiend worden. De overige maanden is het relatief rustig waarbij je de te veel gewerkte uren voor een deel weer compenseert. Dus als je pas ‘acte de présence’ hoeft te geven om 10.15 uur voor het hotel dan voelt dat als verwennerij…..

Gisteren was ik in verband met de rijtijdenwet vrij. ’s Morgens heb ik op eigen gelegenheid door de stad geslenterd en ’s middags heb ik geheel vrijwillig doch ook onder lichte druk van de pelgrims meegelopen met de wandeling. Dat was hartstikke leuk om mee te maken en het voelde geweldig om eens de sfeer te proeven van de saamhorigheid die ontstaat wanneer je met elkaar onderweg bent naar …..Thuis wandel ik regelmatig lange stukken met de honden, dus ik kon ‘m hebben.

We rijden om exact 10.30 uur weg bij het hotel in Burgos en nadat we de stad achter ons laten draaien we al snel de A-231 op, oftewel de Autovia Camino de Santiago. Het is grijs, en slechts 11 graden. We zijn op weg naar Sahagún. Daar kan iedereen op eigen gelegenheid lunchen en het gezellige centrumpje doorkruisen. We komen om iets voor half een aan. Ik kan met de bus niet het centrum in, dus ik parkeer de bus langs de doorgaande weg zodat iedereen kan uitstappen en spreek met Remco af dat ik om 14.15 uur op dezelfde plek weer klaar sta om de groep op te pikken. Ik parkeer de bus net buiten het centrum en wandel terug door de prachtige stadspoort het dorpje in.

Sahagún
Sahagún

Wanneer ik de groep weer opgepikt heb en we klaar zijn om op weg te gaan naar de afzetplaats voor de vijfde pelgrimswandeling komt Remco naast mij zitten en geeft mij de coördinaten door waar de wandeling begint en waar ik ze maar liefst 8,6 kilometer verder weer oppik. Volgens mij wordt het de langste wandeling van deze reis. Op de afzetlocatie aangekomen beginnen de pelgrims vol goede moed aan de ruim 8 kilometer. Het is gelukkig nog steeds droog, maar wel fris.

Ik rijd, bijna leeg, naar de oppiklocatie. Daar aangekomen blijkt dat dat makkelijker gezegd dan gedaan is. De weg naar de door Remco opgegeven coördinaten is smal en kronkelig. Ik moet goed opletten op de takken van de bomen die over de weg hangen en dat ik met alle wielen op het verharde gedeelte van de weg blijf. Hier jezelf vastrijden is echt het laatste wat je wilt. De bus is 12.40 meter lang, 2.55 meter breed en weegt op kenteken ruim 18.000 kilo. Nu zitten we niet helemaal vol, dus het werkelijke gewicht is lager, maar toch ….

Achteruit naar de oppiklocatie

Behoedzaam neem ik de laatste bocht en constateer dat er geen ruimte is om te draaien. Oeps! Gelukkig passeerden we ongeveer 300 meter terug een zijpad waar ik met wat heen- en weer steken de bus wel kan keren. Dus ik rijd achteruit terug naar dat pad, steek 4 keer heen en weer en rijd vervolgens achteruit naar de oppiklocatie. Phoe! Ik heb het er warm van!

Ruim 2 uur hebben de pelgrims nodig om de 8,6 kilometer af te leggen. Nadat ze even hebben kunnen bijkomen en er dankbaar gebruik is gemaakt van het toilet in de bus, manoeuvreer ik ons weer de provinciale weg op waarbij we na een paar kilometer weer op de Autovia opdraaien.
Een klein uurtje later komen we bij ons hotel in León aan. Ik loop de koffers de lobby in en ga op zoek naar een parkeerplaats voor de bus. Ik vind de plaatselijke touringcar parkeerplaats op een kwartiertje lopen van het hotel. Omdat ik nog tijd heb, ruim ik de bus op, ga met de kruimeldief door de bus om het pelgrimspadzand op te zuigen en zet alvast alles klaar voor overmorgen. Want, …..ik ben morgen alweer vrij!

Dag 8, Léon

door Taco Stronks
Vandaag ben ik gearriveerd in Léon. Ik ben niet met de MUSICO-groep meegereisd, maar al eerder in Spanje aangekomen. Op maandag 30 maart jongstleden ben ik met de trein naar de Frans-Spaanse grens bij Irún gegaan en van daaruit heb ik een groot deel van de Camino del Norte gelopen.

Camino del Norte
Camino del Norte

De Camino del Norte (‘Noordelijke (kust)weg’) start aan de Atlantische kust, bij de Spaanse stad Irún. In feite gaat het niet om één weg, maar om meerdere wegen: “Los Caminos del Norte”, die op verschillende plaatsen de noordkust verlaten om, via het kustgebergte, aan te sluiten op de Camino Francés, de route die de MUSICO-groep aflegt. In de praktijk wordt met de “Camino del Norte” vaak bedoeld: de route van Irun, via Gijón, Ribadeo en Vilalba, naar Santiago.

Camino del Norte
Camino del Norte

Ik ben zelf tot aan Gijón gelopen en toen per snelle lijnbus naar Léon gekomen. De afgelopen weken waren drie intense loop-weken met veel pieken, maar ook een aantal dalen: wat heb je een doorzettingsvermogen nodig als het halverwege de dag gaat plenzen en je nog lang niet op je eindbestemming bent! Wat kan het toch saai zijn om 10 kilometer achter elkaar door hetzelfde landschap te moeten lopen, zonder iemand tegen te komen! Maar, wat is het ook bijzonder dit alleen te doen: teruggeworpen op jezelf, genieten van het wandelen, de hele dag in de buitenlucht zijn, interessante gesprekken hebben met toevallige passanten of mensen waar je een paar dagen mee optrekt. Een ervaring om nooit te vergeten!

Van voet-pelgrim naar bus-pelgrim

Toch ben ik blij dat het er op zit, mijn wandeltocht. Het is fijn om Remco weer te zien en de ontvangst in de groep voelde als een warm bad. De meeste mensen kwam ik al bij het ontbijt tegen. Ik was expres heel vroeg vanuit Gijón vertrokken was, zodat ik het dagprogramma van de MUSICO-groep in Léon nog mee kon maken. Het was leuk om te merken dat de groep al zo veel beleefd had. En wat was het bijzonder om te horen dat zoveel mensen ook de (korte) wandelingen mee maakten tijdens de reis. Ik voelde me echt pelgrim tussen de pelgrims en kan niet wachten om de tweede helft van deze MUSICO-reis – via Santiago de Compostela naar Bilbao – gezamenlijk te beleven!

– door Remco Roovers
‘Dit wordt een heerlijke dag’, bedenk ik als ’s ochtends opsta. Vanaf vandaag zijn we compleet: Taco zal zich na drie weken wandelen langs de Camino del Norte bij de groep voegen, en maakt de rest van onze bus-pelgrim-reis mee. Ik ben supertrots op hem, ik weet dat het een zware tocht is langs de kust, en het weer was niet al te beste de afgelopen dagen. Maar toch: hij heeft een gezond kleurtje en de energie spat van hem af. Toch altijd bijzonder om te zien wat zo’n Camino met een mens doet.

Energie is overigens wel iets dat je kunt gebruiken in Léon. Alhoewel de stad bij Nederlanders niet zo bekend is, is het één van de levendigste steden van Spanje. Zodra hier ook maar een straaltje zon schijnt, trekt iedereen naar buiten en hangt rond op pleintjes, terrasje en parken. De Spanjaard is een echt buitenmens. In de smalle middeleeuwse straatjes weergalmt al dat rumoer nog eens extra door, dus als je even rust wilt, zit je in Léon niet zo goed.

Na Léon komt de spiritualiteit

Op mijn eigen wandeltocht, twee jaar geleden, was Léon een soort keerpunt van mijn Camino. Ik had toen al zoveel gewandeld, dat ik wist dat ik het fysiek aankon. Daarna kwam misschien het moeilijkste deel, je komt erachter wat de Camino op mentaal vlak met je doet. Toen ik later andere pelgrims sprak, hadden de meesten eenzelfde ervaring: na Léon komt de spiritualiteit.

Kathedraal van Léon
Kathedraal van Léon

Ik bereid mijn reizigers er een beetje op voor. Geen betere plek daarvoor natuurlijk dan een bezoek aan de schitterende kathedraal van Léon. Maar ik merk ook dat iedereen veel meer gefocust is op buiten zijn. We willen de heerlijke voorjaarszon op onze huid voelen, we willen actief zijn, lachen, shoppen, een wijntje drinken. En wie ben ik om dat tegen te houden?

Voor vandaag is ook een wandeling gepland, voor het eerst merk ik dat het aantal deelnemers aan de dagelijkse wandeling ietsjes kleiner is geworden. Is men moe? Trekt de stad net even wat harder? Ik weet het antwoord niet, maar dat hoeft ook niet.

Als we vanavond aan het (late!) Spaanse diner zitten, deelt iedereen zijn ervaringen van de dag. Iedereen heeft zich opperbest vermaakt. De kracht van Léon heeft zich maar weer eens laten blijken. Als ik voorzichtigjes meld dat we morgen ons al verplaatsen naar Santiago, schrikt iedereen een beetje: het voorlopige wandeleinde is in zicht. In Léon kan dat maar op één manier worden onderstreept: we bestellen nog een drankje!

Dag 9, Léon – Santiago

– door Remco Roovers
Ik denk dat naar deze dag de pelgrim het meeste uitkijkt, maar er zich maar een slechte voorstelling van kan maken. In het geval van onze ‘bus-Camino’ is dat in extreme mate het geval. Normaal gesproken is Léon-Santiago nog zo’n twee weken wandelen, en dat doen wij nu in één dag. Voor pelgrims die ook een groot gedeelte vóór Léon hebben gelopen, voelen die laatste weken heel speciaal. Men noemt dit laatste gedeelte ook wel het spirituele gedeelte van de Camino. Zelf heb ik dat ook zo ervaren, en een paar van die belevenissen vertel ik als we in de touringcar dit traject afleggen.

Onze eerste stop is de leuke plaats Astorga, met een indrukwekkend aartsbisschoppelijk paleis gebouwd door niemand minder dan Antonio Gaudí. Heel bijzonder om zo’n extravagant gebouw in zo’n kleine plaatsje te vinden. Het vormt samen met de gigantische kathedraal ernaast de omranding van het grote plein.

Vredelievende pelgrims of zwaardzwaaiende vechters?

Het weer is heerlijk, we brengen een bezoekje aan het paleis met een audio-guide, en binnen blijkt een mooie tentoonstelling te zijn van beelden, schilderijen en katholieke parafernalia die te maken hebben met de eeuwenoude traditie van de Camino. Bij nadere beschouwing blijkt dat veel van die hele oude pelgrims helemaal geen lieve jongens waren. Ze zwaaiden er lustig met hun zwaarden op los, en dan het liefst richting de Moren. Ze worden dan ook wel Matamoros genoemd, oftewel Morendoder. Het schijnt zelfs dat deze vechtlustige types op één van hun veldslagen in de 9e eeuw tegen de Moren werden bijgestaan door Sint-Jakob (Santiago) zelf. Hij had zich weliswaar vermomd als geheimzinnige ruiter, maar voor hen was het duidelijk dat dit niemand minder kon zijn dan de discipel van Christus. Soms ben ik jaloers dat ik niet wonderen geloof.

De spirituele ervaringen en mijn persoonlijke herinneringen nemen vanaf Astorga in frequentie toe:

• Vanaf Astorga is het een kleine dag-etappe naar Rabanal. Daar wilde ik twee jaar geleden best mijn intrede doen in het kleinste kloostertje (vier priesters) dat ik ken.

De weg naar Santiago, dag 28 van de Camino van Remco Roovers

• Even na Rabanal is het beroemde Cruz del Ferro, daar leggen pelgrims een van huis meegebrachte steen mee om hun zonder/pijn/verdriet van zich af te leggen. Op onze tocht slaan we deze plek over, ik vind het niet gepast om hier met een touringcar uit te stappen en er dan een fotomoment van te maken.

• Het letterlijke hoogtepunt van de tocht wordt bereikt in O Cebreiro. Ik weet nog hoe ik de pittige klim naar dit pittoreske dorpje moest maken in de barre sneeuw, en hoe goed het was mijn vrienden daar weer te treffen. De Camino geeft altijd precies dat wat je nodig hebt.

De weg naar Santiago, dag 31 van de Camino van Remco Roovers

Reconstructie van de Jacobsweg

Tijdens onze busrit bezoeken we O Cebreiro. Het dorpje moet oppassen niet ten onder te gaan aan zijn eigen succes, want we zijn niet de enige groep die hier neerstrijkt. Toen Don Elías hier dorpspriester was, dook hij in de bijna verloren gegane geschiedenis van de Jacobsweg. Hij vond de oude paden terug en begon met het reconstrueren van de route. Hij is ook de uitvinder van de gele pijl, dé routemarkering die zo kenmerkend is! Don Elías overleed in 1989, ik denk dat hij niet kon vermoeden dat het wandelen van de Camino de laatste decennia zo’n vlucht heeft genomen.

Na de lunch rijdt chauffeur Bas ons door naar de laatste heuvel voor Santiago: Monte de Gozo. We worden afgezet bij het immense monument. Het is de plek waarop de pelgrims voor het eerst de stad Santiago in de verte kunnen zien liggen. Vanaf hier is het alleen nog maar een lichte dalende weg van zo’n 6 kilometer de stad in. U begrijpt, het is ook tijd voor onze laatste wandeling van de reis. Zelfs de mensen die vaak in de bus bleven zitten de afgelopen week, besluiten nu toch mee te lopen. Iedereen wil weten hoe dit voelt. Deze wandeling is veel drukker dan alle andere die we hiervoor hebben gelopen, maar we voelen ons ook verbonden met de andere pelgrims. Die zijn over het algemeen best verwonderd, want onze groep is net een klein beetje ouder dan de gemiddelde pelgrim, maar wij laten hen graag in de waan dat ook wij het hele stuk hebben gelopen. 🙂

Naarmate we dichterbij komen, ruiken we de stad. De tentjes waar je souvenirs kunt kopen, nemen toe. En ook de prijzen van de souvenirs trouwens. Maar daar zijn we nu niet in geïnteresseerd. We lopen stug door totdat we oog in oog staan met de kathedraal. Dit moment is onbeschrijflijk. We vallen elkaar in de armen, hier en daar vloeit zelfs een traantje, en we beseffen eens te meer wat onze zegeningen in het leven zijn. We hadden ook zo maar thuis kunnen zitten door een virus-uitbraak!

Santiago
Santiago

Dag 10, Santiago

– door Remco Roovers –
Vandaag hebben we een rustige dag in Santiago. ’s Ochtends lopen we met een gids door het centrum van de stad. We lunchen in Casa Marcelo, hét culinaire hoogtepunt van de reis (in een restaurant bekroond met een Michelin-ster). ’s Middags gaat iedereen zijn eigen gang en dat geeft mij de gelegenheid hier nog wat feiten op een rijtje te zetten over de Camino del Santiago, afkomstig van de website van het Utrechtse Museum Catharijneconvent):

Santiago de Compostela is van oorsprong niet christelijk. De Kelten en de Romeinen trokken al naar Finisterra aan de westkust van Spanje (tua finis terrae). Zij beschouwden dit als het eindpunt van de wereld, en eerden er de goden. De christelijke traditie maakt van Santiago de Compostela naast Jeruzalem en Rome een derde voornaam pelgrimsoord. Onder invloed van de machtige monniken van Cluny werden in de 11e en 12e eeuw bedevaarten naar Compostela gestimuleerd als middel om een bolwerk te vestigen tegen de Moren die een bedreiging vormden voor de christelijke noordelijke gebieden van Spanje.

De eerste pelgrims

Na de (vermeende) ontdekking van het graf van de heilige Jacobus in Compostela ontwikkelden zich diverse pelgrimsroutes. Het is moeilijk te achterhalen wanneer precies de eerste pelgrims toestroomden naar de plaats van het graf van de apostel Jacobus. Informatie over de eerste bedevaarten dateren uit de 10e eeuw. De eerste buitenlandse pelgrims die we uit bronnen kennen, waren Godeschalk, bisschop van Le Puy in het jaar 950 en rond 959 wordt de abt Caetarius van de abdij Montserrat vernoemd. Het pelgrimeren naar het graf van de heilige Jacobus (San Iago) in Compostela beleefde zijn bloeiperiode van de 12e tot de 15e eeuw. In de 16e eeuw nam de populariteit af.

Documenten

Pelgrims waren niet anoniem en moesten zich kunnen legitimeren. Daartoe droegen ze onder andere aanbevelingsbrieven bij zich van pastoors, abten en bisschoppen. Onder Lodewijk de XIV werd het bij wet verplicht dergelijke documenten bij zich te dragen. Er waren twee categorieën pelgrims. Mensen door godsdienstijver aangespoord en boetelingen die verplicht waren tot een bedevaart. Pelgrims werden door de kerk en de staat beschermd. Er bestond zelfs internationale wetgeving om pelgrims beschermen. Pelgrims reisden vaak met een vrijgeleide. In toenemende mate ontstonden er onderkomens aan de pelgrimsweg waar pelgrims konden overnachten.

Miniatuur van pelgrimsstoet uit getijden van Margareta van Orléans - 15e eeuw
Miniatuur van pelgrimsstoet uit getijden van Margareta van Orléans – 15e eeuw

Rome versus Compostela

In de loop van de 11e eeuw kregen de Jacobuslegende en de Jacobusverering hun definitieve vorm en betekenis. In de tweede helft van de 11e eeuw groeide het aantal pelgrims dan ook aanzienlijk. Door deze groei nam Compostela een steeds arrogantere houding aan van verzet tegen Rome. De pausen vreesden dat de kerk van Compostela te veel macht en invloed zou verkrijgen. Een apostel als patroon gaf al direct gewicht aan de kerk. Dat had Rome zelf ook ondervonden met apostel Petrus als patroon. Rome was pas gerust, toen tegen het einde van de 11e eeuw de Rome gezinde monnik Dalmatius de bisschopsstoel van Compostela bezette.

Compostela zou een belangrijke Europese bedevaartplaats worden en daarin gelijk komen te staan met Rome en Jeruzalem. Een bepaalde passage dienaangaande in de Gids voor de pelgrim, een onderdeel van het Liber Sancti Iacobi dat in 1140 werd voltooid, bevestigt dat de drie bedevaartsplaatsen als gelijkwaardig moesten worden beschouwd.

Liber Sancti Iacobi - eerste bladzijde
Liber Sancti Iacobi – eerste bladzijde

Dag 11, Santiago de Compostela – Oviedo – Bilbao

– Bas Duizer
Het gaat niet om de bestemming, maar om de reis er naar toe (wijsheid van Boeddha). Vandaag verlaten we die bestemming, en ik kan niet anders concluderen dat iedereen in de bus onder de indruk is van de reis er naar toe en de uiteindelijke bestemming, pelgrimsoord Santiago de Compostela.

Het gaat om de reis er naar toe … en ook weer terug

Uiteraard heeft iedereen eergisteren de laatste meters gelopen. Het was voor ons immers de laatste pelgrimswandeling, en deze kans om symbolisch hier lopend binnen te komen liet niemand zich natuurlijk ontnemen.
Na gisteren een dag sfeer en ambiance in Santiago de Compostela te hebben kunnen proeven maken we ons vandaag op voor het begin van de terugreis. We nemen de Noordelijke route en rijden dus deels op dezelfde manier terug als dat Taco op weg naar Leon moet hebben gelopen. Het is ruim 600 kilometer rijden naar Bilbao en daarom heb ik na overleg met Taco en Remco kunnen afspreken om niet om 10.00 uur maar om 09.15 uur te vertrekken. Iets na 09.15 uur rijden we de parkeerplaats af van het hotel en beginnen aan onze tocht naar Oviedo.

santiago - oviedo - bilbao
Route Santiago – Oviedo – Bilbao

We rijden in noordelijke richting naar Betanzos, draaien daar de A6 op naar Baamonde en nemen vervolgens de A8 richting de kust. We stampen in 1 keer door naar Oviedo, en dat is best een lange zit, maar iedereen is goedgemutst en de route langs de kust is een stuk gezelliger dan de Autovia die we hebben gevolgd op de heenreis.

Om iets voor 13.00 uur komen we in Oviedo aan. Net op tijd om nog even rond te struinen door het prachtige centrum en op eigen gelegenheid even wat te lunchen voordat de siësta begint. Stipt om 14.30 uur verlaten we Oviedo weer en gaan op weg naar Bilbao. We volgen de A8, oftewel de Autovia del Cantábrico, en laten ons regelmatig verrassen door het prachtige uitzicht op de oceaan.

Zicht op de Golf van Biskaje
Zicht op de Golf van Biskaje

In Bilbao aangekomen heeft de groep nog ruim de tijd om zich te settelen op de hotelkamer voordat we in het restaurant van het hotel verwacht worden voor het diner. De bus parkeer ik na bijna een halfuur zoeken op een busparkeerplaats bij het Guggenheim museum. Een aardig stukje bij het hotel vandaan, maar de wandeling van de parkeerplaats naar het hotel is geweldig. Wat een sfeer en dynamiek heeft Bilbao!

Dag 12, Bilbao

door Taco Stronks
Vandaag brengen we de dag door in Bilbao. We zijn bijna aan het eind van de reis en je merkt dat veel mensen wat vermoeider beginnen te worden. Het was een prachtige reis, maar het is natuurlijk ook weer fijn om over een paar dagen weer thuis te zijn. We doen het daarom rustig aan en maken onder leiding van een gids een rondrit door Bilbao. De gids vertelt: ‘Er zijn niet veel steden die zo’n metamorfose hebben ondergaan als Bilbao: van industriestad tot levendige cultuurstad. Het Guggenheim is het visitekaartje, maar er is meer: nieuwe metro, nieuw vliegveld, de rivier die is schoongemaakt, veel nieuwe architectuur. De stad heeft een historisch, autovrij centrum, maar net zo goed 19e-eeuwse, ruime winkelboulevards én een hip havengedeelte.’

Museo Guggenheim

Na de rondrite lunchen we in de brasserie van het Guggenheim. Na deze heerlijke maaltijd heeft iedereen de mogelijkheid op eigen gelegenheid het museum te bezoeken. Voor liefhebbers van moderne kunst en architectuur is het Museo Guggenheim Bilbao een absolute aanrader. Dit museum staat sinds 1997 te pronken aan de rivier Nervión. Daar is een bouwperiode van maar liefst vier jaar aan vooraf gegaan en een enorme investering die de Baskische overheid voor zijn rekening heeft genomen. Velen van ons lopen vol verbazing en bewondering door het gebouw. Wat indrukwekkend!

Guggenheim, Bilbao
Guggenheim, Bilbao

Dag 13, Bilbao (E )- Blois ( F)

– door Bas Duizer
Vandaag zijn we relatief vroeg uit de veren, want er staat ons een lange, enerverende en toch ook wel emotionele dag te wachten. Lang en enerverend omdat we bijna 750 kilometer moeten overbruggen naar Blois in Frankrijk, en emotioneel omdat we vlak voor vertrek van het hotel afscheid nemen van de ‘pelgrims’ die met vlucht KL 1686 vanuit Bilbao naar Schiphol vliegen. Omdat wij onze tijd echt hard nodig hebben om zonder tijdsdruk binnen de maximale rijtijd van 10 uur in Blois te kunnen aankomen, gaan de vliegers een halfuurtje na ons vertrek met de taxi naar Aeropuerto deBilbao.

Ik ben om 06.30 uur opgestaan zodat ik op mijn gemakje heb kunnen ontbijten. Ik heb na het ontbijt nog wat fruit en cakejes in een servet mee naar boven genomen zodat ik op de lunchlocatie straks ‘zelfvoorzienend’ ben. De bus heb ik gisterenavond nadat we terugkwamen van het concert van Rossini, gelukkig dichtbij het hotel kunnen parkeren.

Vergezichten

De tocht van Bilbao naar de Spaans / Franse grens bij Irun is groen, heuvelachtig en gaat gepaard met zo nu en dan prachtige doorkijkjes naar de oceaan (links van ons) of vergezichten met veel groen (rechts van ons). De koffie gaat rond en de kilometers glijden onder ons door.

Net na Labouheyre en ruim voor Bordeaux stoppen we voor de lunch. We hebben dan 254 kilometer gereden en zijn ruim 3 uur verder. Hiervandaan is het nog 500 kilometer naar Blois. De groep krijgt drie kwartier tot een uur om te lunchen. Ik ruim de rommeltjes op en ga achter de bus op een bankje in de zon zitten waarbij ik het meegesmokkelde fruit en cake’je soldaat maak. Ik heb gisterenavond de bus nog getankt zodat ik me daar vandaag geen zorgen over hoef te maken.
Morgen op de reis Blois – Nederland wil ik ook nog een keer tanken omdat het maar de vraag is of ikzelf alle uitstapplaatsen in Nederland binnen de rust- en rijtijd kan aandoen. En je wilt voorkomen dat de collega die je komt aflossen tijdens “de laatste loodjes” nog moet tanken.

Rijtijden en rusttijden

Iets voor 13.30 uur rollen we het parkeerterrein van Aire dela Porte des Landes-Est weer af en draaien de A63 naar Bordeaux weer op. Het is inmiddels 22 graden en af en toe breekt ook de zon door.
Voor beroepschauffeurs gelden in heel Europa dezelfde regels voor wat betreft de rij- en rusttijdenwet. In een notendop zijn de belangrijkste regels waarmee je onderweg te maken hebt de maximale rijtijd van 4,5 uur ononderbroken rijden, maximaal 9 uur rijden per dag (incidenteel 10 uur) en de maximale werktijd van 14 uur.
Nu we na de lunchpauze weer vertrokken zijn van Aire de la Porte des Landes op weg naar Blois, hebben we nog 500 kilometer voor de boeg. Dat is voor een touringcar ruim 6 uur rijden. Behalve dat dat voor je passagiers veel te lang is past het dus ook niet in de rij- en rusttijdenwet. We besluiten nog een pauze in te lassen op ongeveer 160 kilometer voor Blois. Ik heb al gezien dat we net na Portiers de tank- en rustplaats Aire de Portiers- Chincé zullen passeren en dat is ook rijtijdtechnisch een goede plek voor drie kwartier pauze zodat mijn rijtijdteller weer op nul staat.

Om 20.15 uur komen we aan bij het hotel in Blois. Ondanks de lange dag stapt iedereen goedgemutst de bus uit en dat begrijp ik ook wel want het hotel ligt aan de Loire en het uitzicht wat we hebben vanaf de kade naar de overkant met z’n eeuwenoude brug is indrukwekkend.
Het hotelpersoneel helpt mij met de koffers, vertelt mij waar ik de bus kan parkeren, en wanneer we opnieuw gezellig met z’n allen gedineerd hebben kruip ik moe maar voldaan onder de wol.
Morgen de laatste reisdag. Ruim 8 uur rijtijd en opnieuw 700 kilometer af te leggen. Het zal er om houden of ikzelf alle uitstapplaatsen aan kan doen. De dag nog eens overpeinzend val ik in slaap …..

Blois

Dag 14, Blois – Nederland

door Taco Stronks
We zijn weer thuis! De groep die de Santiago-reis per bus heeft afgelegd vertrok vanochtend vroeg vanuit de Franse stad Blois naar Nederland. De reis verliep bijzonder voorspoedig, het was erg rustig op de weg. Chauffeur Bas en ik grapten nog onderweg dat het wel leek of België en Frankrijk ook Koningsdag vierden. Alleen rondom Antwerpen kwamen we even in de file te staan, maar we waren aan het eind van de middag al weer in Breda!

De vlieggroep vloog gisteren met Remco Roovers al terug vanaf Bilbao naar Nederland. In de loop van de middag landde deze groep op Schiphol en rond 15.00 uur kreeg ik van Remco een appje dat iedereen zijn of haar koffer had en met trein of auto huiswaarts was gekeerd.

De Camino geeft wat je nodig hebt

Wat een avontuur was deze Santiago-reis! In veertien dagen hebben we zoveel indrukken opgedaan en hebben we kennisgemaakt met het pelgrimsleven. Voor sommigen was het wandelen de (fysieke) uitdaging van de reis, voor anderen het samen de pelgrimage afleggen. Sommigen genoten van de steden die we bezochten, andere zochten juist meer de rust op tijdens de wandelingen in de natuur. ‘De Camino geeft je wat je nodig hebt’; het lijkt een holle frase, maar toen ik deze spreuk vlak voordat we in Breda waren nog een keer in de bus door de microfoon herhaalde, zaten velen instemmend te knikken. ‘Voor Elck wat Wils’ en toch zo mooi om deze ervaringen samen te beleven!

Volgend jaar gaan we zeker weer, maar dan voor het eggie. Buen camino!

Thuiskomen na een virtuele reis. Remco Roovers, Taco Stronks en Bas Duizer kijken terug maar ook vooruit.

Klinkende teksten: Goethes Faust

In deze aflevering van de serie ‘Klinkende teksten’ staat een van de monumenten van de Duitse literatuur centraal: Faust van Johann Wolfgang von Goethe. Het boegbeeld van de Duitse Romantiek werkte een groot deel van zijn leven aan het treurspel rond de ambitieuze professor Faust die de geheimen van het leven wil ontrafelen en daarbij hulp krijgt van de duivel Mephisto. De tekst van Goethes Faust inspireerde talloze componisten tot grootste artistieke prestaties. Hieronder enkele klinkende voorbeelden.

Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787
Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787

De tragedie Faust 

Maar eerst nog even terug naar de bron. De eerste versie van Faust (de zogenaamde oer-Faust) schreef Goethe tussen 1772 en 1775, maar de definitieve versie van het eerste deel van zijn tragedie verscheen pas in 1808. In de jaren voor zijn dood werkte Goethe aan het tweede deel van de tragedie, die in 1832, zijn stervensjaar, verscheen. Het is dus een werk dat met tussenpozen ontstond, en tussen Faust I en Faust II bestaan de nodige verschillen. Het eerste deel is een redelijk rechtlijnig drama, waarin de verhouding van Faust met Gretchen centraal staat. Het tweede deel waaiert veel meer uit; de betekenis ervan is lastiger te grijpen. Vooral het bijna metafysische slot, met de uiteindelijke verlossing van Faust, is behoorlijk complex. Toch horen de twee delen onlosmakelijk bij elkaar; als het tweede deel niet zou hebben bestaan, zou Faust als werk ongetwijfeld kracht en rijkdom zijn verloren.

Orde in de chaos

Goethe benadrukt in zijn treurspel dat er chaos in het leven bestaat. Faust probeert deze chaos in te dammen en probeert de wereld te begrijpen. Dat is zijn hoogste streven: een begrip dat grenst aan het goddelijke. Om de ziel van deze man sluiten de hemel en de hel een weddenschap af: God heeft er vertrouwen in dat Faust als mens automatisch naar het goede zal streven, omdat dat uiteindelijk de bron is van geluk en wijsheid. Mephisto denkt dat hij Fausts honger naar kennis zal kunnen stillen, en dat Faust op een gegeven moment niet verder zal willen streven, maar zal zeggen: ‘Blijf, ogenblik, je bent zo mooi!’ Dat gebeurt uiteindelijk ook, maar in plaats van naar de hel te worden gesleept, wordt de ziel van Faust gered. Door tussenkomst van Gretchen die eerder is overleden maar wier ziel gered is, vindt Faust uiteindelijk verlossing.

Das Ewig-Weibliche

De laatste zinnen van het treurspel zijn misschien wel het beroemdst: 

Alles Vergängliche
ist nur ein Gleichnis;
das Unzulängliche,
hier wird’s Ereignis;
das Unbeschreibliche,
hier ist es getan;
das Ewig-Weibliche
zieht uns hinan.

Dat ‘Ewig-Weibliche’, het eeuwig vrouwelijke, is wat Goethe aan het einde van Faust vooral viert: de pure bezinning, in tegenstelling tot de ‘man van daden’. Het is die vrouwelijke essentie die de mannelijke ziel uiteindelijk redt, die hem opwaarts tilt in de richting van puurheid en schoonheid. 

Muzikale bewerking? Louis Spohrs Faust

Goethe zelf had graag gewild dat zijn meesterwerk op muziek werd gezet, maar tijdens zijn leven heeft hij dit nooit mee mogen maken. De opera Faust van Louis Spohr, geschreven in 1813 en in 1816 in première gegaan, lijkt een bijzonder vroege verklanking van de tekst van Goethe, maar niets is minder waar. Zoals zoveel van dit soort verhalen, bestaan er van de Faust-legende meerdere versies, en Spohr gebruikte voor zijn opera niet Goethes Faust als bron.

Dat wordt al meteen duidelijk door de afwezigheid van Gretchen in de opera. Bij Spohr wordt Faust een man de geregeerd wordt door zijn passies en die zijn amoureuze aandacht verdeelt over twee vrouwen: de onschuldige, eenvoudige Röschen (what’s in a name?) en de begeerlijke Kunigonde, verloofde van de graaf Hugo. In tegenstelling tot bij Goethe is er voor Spohrs Faust geen verlossing mogelijk: aan het einde van de opera sleurt Mephistopheles hem mee naar de hel. 

Componist Louis Spohr
Componist Louis Spohr

Belangrijke schakel

De Faust van Spohr is typisch zo’n opera die vandaag de dag nauwelijks meer te horen is, maar toch een belangrijke schakel vormt in de ontwikkeling van de Duitse opera. Spohr gebruikt korte muzikale motieven die het geheel samenhang moeten geven, maar die ook fungeren als een extra verhalende laag. De motieven laten horen wat in de tekst niet uitgedrukt wordt. Zo biedt Faust aan het einde weerstand aan Mephistopheles, zich beroepend op zijn eigen wil, maar in de muziek hoor je een motief dat met de hel verbonden is. Spohr geeft hiermee meteen aan dat Faust verloren is. Ook doet Spohr zijn best om niet alleen een opeenvolging van muzikale nummers te schrijven, maar te denken in grotere samenhangende scènes. 

Faust in lied

Er zijn in Duitsland weinig componisten die zich wagen aan het componeren van een muziektheaterwerk dat gebaseerd is op Goethes tekst. Hoe doe je recht aan een werk dat zo omvangrijk is – het hele toneelstuk heeft zo’n 12.000 regels tekst – en zo’n onaantastbare status heeft? Het duurt dus even voordat Faust wordt omgewerkt tot een volledige opera, en dat gebeurt meestal in het buitenland; Duitsers blijven huiverig. Wel gebruiken verschillende componisten teksten uit Faust als liedtekst. Het lied ‘Gretchen am Spinnrade’ van Franz Schubert bijvoorbeeld, dat hij in 1814 componeerde, nog geen achttien jaar oud. Het lied verklankt perfect de onrustige en obsessieve gedachten van Gretchen, gekenmerkt door het steeds herhalende motief dat het spinnewiel voorstelt. Zij kan aan niets anders meer kan denken dan aan Faust. 

‘Gretchen am Spinnrade’ van Franz Schubert door Elly Ameling

Ook andere componisten gebruikten Faust als inspiratie voor hun liederen. Zo componeerde Wagner zeven liederen op teksten uit Faust. Hij liep lang rond met het plan een Faust-opera te componeren, maar van die plannen kwam uiteindelijk niets terecht, ook al kwam het wel tot een symfonische Faust-ouverture. Ook Carl Loewe en Hugo Wolf componeerden Faust-liederen. 

Wagners versie van ‘Gretchen am Spinnrade’ door Marlis Petersen

Faust in de opera: Gounod

Toch durven componisten het op een gegeven moment wel aan om Faust te bewerken tot opera. De beroemdste Faust-opera is zonder twijfel die van Charles Gounod. Voor een groot deel van de negentiende en twintigste eeuw was Faust van Gounod een van de populairste opera’s in het repertoire. Met de essentie van het stuk van Goethe heeft de opera misschien minder van doen: librettisten Jules Barbier en Michel Carré brachten het terug tot de romantische essentie. Ze reduceren de existentiële crisis van Faust tot zijn onvermogen om met zijn naderende ouderdom om te gaan en concentreren zich op de liefdesgeschiedenis tussen hem en Gretchen (Marguerite).

Faust als aankleding

Eigenlijk is het een romantisch drama als enkele andere, met Goethes Faust als ‘aankleding’. Het is niet voor niets dat de opera in Duitsland steevast onder de titel Margarethe werd gebracht, om het onderscheid zo helder mogelijk te houden. Toch is Gounods opera niet alleen een werk vol prachtige, lyrische melodieën (want daarin was hij een absolute meester), maar is het ook een interessant werk in de context van de operageschiedenis. Je zou Faust als een van de belangrijkste tussenschakels tussen de wereld van de ‘grand opéra’ met zijn grootse historische onderwerpen en de sentimentele romantiek van de ‘opéra comique’. Faust markeert het begin van een nieuw type Franse lyrische opera, dat zich vooral richt op het intieme, persoonlijke liefdesdrama. 

Het duet ‘Il se fait tard’ uit Gounods Faust door Alfredo Kraus en Mirella Freni

Boito: de volle breedte van Goethes Faust

Een operacomponist die wel de volle breedte van Goethes Faust wilde bestrijken in zijn opera, was Arrigo Boito. Ambitie kan de 25-jarige Boito niet ontzegd worden: zijn eerste opera Mefistofele duurde meer dan vijf en een half uur, en moest meteen als breekijzer dienen voor de in zijn ogen volkomen vastgeroeste vormentaal van de Italiaanse opera. Maar Boito’s muzikale beeldenstorm was aan het merendeel van het publiek en critici, die pas ver na middernacht het theater verlieten, absoluut niet besteed en de opera flopte jammerlijk. Van die oorspronkelijke Mefistofele is helaas geen partituur bewaard gebleven, dus die première-avond in 1868 zullen we muzikaal nooit kunnen reconstrueren.

Grondige herziening

Wellicht had de opera een modern publiek meer kunnen bekoren, maar het was duidelijk dat als Boito wilde dat zijn Mefistofele toch nog zou worden uitgevoerd, hij het werk grondig zou moeten herzien. Dat doet hij, schoorvoetend, voor een uitvoering in Bologna in 1875. Door vooral heel veel materiaal te schrappen maakt hij er een meer conventionele opera van. De meest radicale en afwijkende elementen gooit hij overboord. Zo maakt hij van Faust, die in 1868 nog een bariton was, een tenor. Want welke rechtgeaarde Italiaanse opera heeft nou geen hoofdrol voor tenor?

Ook componeert Boito een paar nieuwe, meer conventionele en lyrische stukken voor de hoofdpersonages. Toch blijft Mefistofele ook in die herziene vorm een origineel werk, waarin je nog duidelijk merkt dat Boito naar andere vormen zoekt. Vooral de ‘Proloog in de hemel’ is fantastisch: een grootser begin voor een opera is nauwelijks voorstelbaar. 

‘Prologo in cielo’ uit Mefistofele van Boito onder leiding van Riccardo Muti en met de bas Ildar Amirovich Abdrazakov

Doktor Faust van Busoni

Ferruccio Busoni volgt Goethes Faust veel minder strak in zijn Doktor Faust, de opera die bij zijn dood in 1924 onvoltooid achter bleef en in 1925 postuum in première ging, voltooid door een van zijn leerlingen. Busoni maakt een radicale stap door Faust I grotendeels te negeren. In een dubbele proloog presenteert Busoni de weddenschap van Faust met Mephistopheles, en condenseert de hele geschiedenis met Gretchen in een instrumentaal intermezzo.

In Busoni’s versie sterft Faust aan het einde en neemt Mephistopheles hem mee naar de hel, maar daarvoor heeft Faust zijn levenskracht overgedragen op een jongeling. Er is dus wel degelijk sprake van verlossing, maar niet voor Faust zelf maar voor een jongere generatie. Busoni behoudt zo iets van de essentie van Goethe, maar volledig buiten een christelijk raamwerk: hier gaat de hoop van de mens op een mens over. Doktor Faust is een fascinerende opera, waarin de eigenzinnige muzikale stijl van Busoni duidelijk hoorbaar is. Een stijl die aan de ene kant nog duidelijk wortelt in de geschiedenis, maar aan de andere kant duidelijk modernistische trekjes vertoont. 

De vurige engel: Faust in een bijrol

Faust maakt ook zijn opwachting in de opera De vurige engel van Sergei Prokofjev uit 1954. Een minder bekend werk, maar zonder twijfel een van de meest verontrustende en werkelijk huiveringwekkende opera’s in het repertoire. Prokofjev weet een echte nachtmerrie op muziek te zetten, waarin hij de onschuldige Renata akte na akte dieper in de ellende stort. Aan het eind van de opera breekt de hel los wanneer Renata en de nonnen van het klooster waar zij haar toevlucht heeft gezocht, bezeten raken door de duivel en zij tot de brandstapel wordt veroordeeld.

Hoewel Renata vrijwel non-stop centraal staat in de opera, zijn er twee scènes waarin zij niet verschijnt. In een van die scènes ontmoet Ruprecht, het mannelijke hoofdpersonage van de opera Faust en Mephistopheles in een kroeg. Het verband met de handeling is niet helemaal duidelijk, en het lijkt er vooral op dat Prokofjev deze scène heeft opgenomen als ‘comic relief’, om de duistere sfeer van de rest van de opera even te doorbreken en zo de inktzwarte hysterie van de slotakte die volgt extra scherp aan te zetten.

Goethes Faust als dramatische legende: Berlioz

Een werk dat naar opera neigt, in 1846 zelfs in première ging aan de Opéra-Comique in Parijs, maar toch geen echte opera is en vaker concertant dan geënsceneerd wordt opgevoerd, is La Damnation de Faust van Hector Berlioz. Uiteindelijk gaf Berlioz het werk de benaming ‘légende dramatique en quatre parties’. De componist presenteert het werk weliswaar als een doorlopende handeling, waarin ook de liefdesgeschiedenis met Gretchen aan de orde komt, maar neemt ook de nodige vrijheid.

In zijn eigen woorden wilde hij ‘het meesterwerk niet vertalen, noch imiteren, maar alleen gebruiken om inspiratie uit te putten en de muzikale essentie die het werk bevat eruit te halen.’ Berlioz stort de luisteraar midden in de handeling; met slechts een korte introductie geeft hij het woord meteen aan Faust zelf, die reflecteert op het bestaan. Ook voegt Berlioz af en toe iets toe: hij situeert een deel van het stuk in Hongarije, om de simpele reden dat hij een Hongaarse mars in het werk wilde opnemen. 

De Hongaarse mars uit La damnation de Faust van Berlioz

Overdonderend en meeslepend

Ook de uiteindelijke hellevaart van Faust krijgt bij de Franse componist een bijzonder overdonderende en meeslepende muzikale behandeling die ver af staat van de geest van Goethe. Berlioz richt zich duidelijk op de figuur van Faust zelf, en zoals in zoveel van zijn werken wordt deze figuur ook een beetje een alter ego, een zelfportret, van de componist. Een man van daden, maar ook van reflectie. La Damnation de Faust is een onvervalst meesterwerk, waarin het bijzondere creatieve genie van Berlioz keer op keer doorklinkt. De ongelooflijke rijkdom van de kleuren die de componist uit het orkest weet te krijgen, de vele muzikale vondsten die het verhaal extra kracht bijzetten: La Damnation is een werk vol contrasten dat toch klinkt als een volmaakt geheel door dat unieke Berlioz-stempel. 

Hellevaart uit La damnation de Faust van Berlioz

Bewust fragmentarisch: Schumanns Faust-Szenen

Bewust fragmentarisch zijn de Szenen aus Goethes Faust van Robert Schumann. Die had oorspronkelijke het plan een opera te componeren naar Goethes tekst. Toen hij met dit ambitieuze project aan de slag ging, liep hij echter vast. In 1844 componeerde hij eerst de slotscène van het toneelstuk, dat uiteindelijke het laatste deel van de complete compositie is gaan vormen. Enkele jaren later voegde Schumann twee delen toe, en voltooide zijn compositie uiteindelijk in 1853 met de ouverture. Een opera is het zeer zeker niet geworden, ook al is er aan beeldende muziek geen gebrek. Maar het is Schumann duidelijk niet te doen om de handeling ‘an sich’.

Verlossing

Dat blijkt eigenlijk al duidelijk uit het feit dat hij de uiteindelijke verlossing van Faust als eerste componeerde. Dáár lag voor Schumann de crux van het werk. De twee eerste delen vormen eigenlijk de opmaat voor dat derde deel. Het eerste deel is gewijd aan Gretchen, het tweede aan Faust, en laat in feite hun ‘zondeval’ zien. Van momenten van rust vervallen ze in angst of vertwijfeling. Met de grootse slotscène krijgen deze scènes dan hun natuurlijke besluit. Zowel Gretchen als Faust vinden hun weg naar de hemelse schare. Schumann gebruikt in het stuk verschillende stijlen: we horen hem als lied- en koorcomponist, maar ook als symfonicus. De zonsopgang aan het begin van het tweede deel behoort zonder twijfel tot een van de mooiste verklankte zonsopgangen in de muziekliteratuur. 

Szenen aus Goethes Faust van Schumann door de Berliner Philharmoniker onder leiding van Claudio Abbado

Symfonische Faust: Franz Liszt

De opera is zeker niet het enige grootschalige muzikale genre waarin Faust opduikt. Ook in de symfonie maakt hij zijn opwachting. Zo componeerde Franz Liszt Eine Faust Symphonie in drei Charakterbildern, kortweg meestal de Faust-symfonie genoemd. Hij droeg het werk op aan Berlioz, maar schrijft wel een heel ander werk dan diens Damnation. Het is een monumentaal werk: de symfonie bevat zo’n vijf kwartier muziek. Het is opgezet in drie delen, elk gewijd aan een van de hoofdfiguren van Faust. Het eerste deel aan Faust, het tweede, langzame deel aan Gretchen en het laatste deel aan Mephistopheles.

Stralende samenklank

Het eerste deel alleen al is zo’n half uur lang en doorloopt allerlei emoties. Het Gretchen-deel is bijna net zo lang, maar volkomen anders van toon: pastoraal en dromerig. Het derde deel is, toepasselijk genoeg, een duivelse vervorming van de muziek van Faust uit het eerste deel. Oorspronkelijk eindigde het stuk instrumentaal, met een muzikale verwijzing naar Gretchen en een herhaling van een thema uit het eerste deel dat Faust symboliseert. Maar Liszt voegde uiteindelijk als slot een ‘chorus mysticus’ toe. Een mannenkoor en een tenorsolist de laatste regels van Faust zingen. De tenor benadrukt de laatste twee regels, over de verlossing door het Ewig-Weibliche. De symfonie eindigt zo met een stralende samenklank van orkest en koor, ondersteund door het orgel. 

Uitvoering van Liszts Faust-Symphonie onder leiding van dirigent Vladimir Jurowski

Mahlers Achtste

Ook Mahler gebruikte de tekst van Goethes Faust in een van zijn symfonieën, namelijk de Achtste Symfonie, bijgenaamd de ‘Symphonie der Tausend‘. Het is de eerste symfonie in de muziekgeschiedenis waarin het koor van begin tot eind zingt. De symfonie begint met de jubelende hymne ‘Veni, creator Spiritus’, met een dichte en complexe polyfone structuur. Als het tweede deel begint bevinden we ons in een compleet andere wereld. Hier geeft Mahler zich over aan natuurschilderingen en bereikt hij vaak een liedachtige intimiteit. Voor dit tweede deel, dat eigenlijk het midden houdt tussen een cantate en een oratorium, gebruikt hij teksten uit het slotgedeelte van Goethes Faust II.

Ultieme vereniging van man en vrouw

Mahler presenteert ons een metafysische interpretatie van het stuk: hij ziet het als de ultieme vereniging van man en vrouw. Langzaam leidt Mahler ons naar het sluitstuk van Goethes Faust en zijn compositie. Hij verkort de tekst weliswaar af en toe, maar houdt de structuur, van spirituele gidsen die de geest tot een steeds hoger plan brengen, in stand. Ook Mahler sluit af met de laatste regels van Faust: een langzaam opgebouwde climax van orkest, koor en solisten. Het is een overweldigend einde, dat je vooral in de concertzaal de adem beneemt. Ook Mahler zelf was tevreden met het effect van de symfonie en deze apotheose. Hij zei: ‘Probeer je voor te stellen dat het hele universum begint te zingen en te weerklinken. Er zijn niet meer menselijke stemmen, maar planeten en zonnen die rondcirkelen.’

Uitvoering van Mahlers Achtste Symfonie onder leiding van dirigent Marc Albrecht

Onuitputtelijke inspiratiebron

De hierboven genoemde stukken zijn zeker niet de enige muziekwerken die geïnspireerd zijn op Goethes Faust. Bovendien komen er nog steeds composities bij. Het zegt genoeg over de rijkdom en de kracht van Goethes magnum opus dat het zoveel componisten op zoveel verschillende manieren tot grootse prestaties heeft gebracht. Een onuitputtelijke inspiratiebron!

Mahlers mythische Zesde

Mahlers Symfonie nr 6 in a-klein is een met mythes omgeven stuk. Onduidelijk is of Mahler zelf de bijnaam “Tragische” op enig moment van componeren eraan gegeven heeft. Het zou mogelijk muziek bevatten die gewijd was aan zijn vrouw Alma, of haar zou beschrijven. Wilhelm Furtwängler beschrijft het stuk als “het eerste nihilistische stuk in de muziekgeschiedenis”. Bruno Walter, beroemd dirigent en tevens vriend van Mahler, achtte het werk voor hem “te donker qua expressie” om te kunnen dirigeren. Het stuk zou volgens hem “eindigen in hopeloosheid en in de donkere nacht van de ziel”.

Van het werk wordt altijd gezegd dat het sterk autobiografisch is. Met name in het laatste 4e deel, een hallucinogene, emotionele nachtmerrie van een half uur. Toen Mahler het stuk in 1906 reviseerde, verwijderde hij de laatste van een reeks van drie mokerslagen die het stuk zo beroemd hebben gemaakt. Veel Mahlerdeskundigen en liefhebbers vinden dat deze hamerslagen profetisch moeten worden geïnterpreteerd als het noodlot. Het noodlot was immers niet ver te zoeken in het leven van de componist. In 1907 zou Mahlers dochtertje komen te overlijden, kwam zijn uiterste houdbaarheidsdatum als directeur van de Weense Opera in zicht en werd een ernstige hartafwijking geconstateerd, waar hij vier jaar later aan zou overlijden. Drie tragische gebeurtenissen, dus drie hamerslagen. Maar zo kort door de bocht blijkt het allemaal niet te zijn.

De volgorde van de middendelen

Een van de eerste dingen die opvalt in een uitvoering is de volgorde van de delen. Mahler zelf had grote moeite om te bepalen in welke volgorde de afzonderlijke delen moesten worden gespeeld. Moest nou het scherzo of het langzamere Andante Moderato als tweede gespeeld worden? En om de verwarring (of moet ik zeggen besluiteloosheid) te vergroten, week Mahler bij de eerste uitvoering af van de volgorde zoals het werk aanvankelijk was uitgegeven. Dit leidde tot consternatie en verbazing bij dirigenten en luisteraars, die dit element meenamen in het bepaling van hun mening ten opzichte van de structuur en zeggingskracht van zijn zesde symfonie.

Manuscript Symfonie nr 6 in a-klein – Gustav Mahler

Overigens zou er helemaal geen verwarring moeten zijn over de volgorde van de delen. Mahler zelf dirigeerde het stuk altijd met het Andante als tweede deel en het Scherzo als derde. Hij was hierin zeer stellig. Goed, hij had het werk laten uitgeven in de omgekeerde volgorde, maar nog voor dat de partituren werden verkocht vroeg hij de uitgever om er een erratum bij te stoppen, dat er voor moest zorgen dat de symfonie altijd in de juiste volgorde zou worden gespeeld. Mahler moet overtuigd geweest zijn van zijn beslissing om op deze manier een wijziging aan te brengen op een reeds gedrukte partituur. Hij joeg zichzelf op extra kosten en het kon hem op hevige kritiek (van besluiteloosheid) komen te staan.

Postume verwarring

De verwarring ontstaat echter pas postuum. Alma Mahler stuurt in 1919 een telegram naar de dirigent van het Concertgebouw in Amsterdam, Wilhelm Mengelberg, waarin ze suggereert dat Scherzo-Andante de juiste volgorde is. Ook Mahler-deskundige Erwin Ratz draagt op zijn manier bij aan het misverstand. In de kritische editie van 1963 laat hij het werk uitgeven met Scherzo-Andante als de volgorde van binnendelen van de symfonie. Deze editie wordt vanaf dat moment door dirigenten en platenmaatschappijen als de Bijbel beschouwt, ook al druist het in tegen de enige volgorde die Mahler zelf gedurende zijn leven ooit heeft gedirigeerd of gehoord.

1, 2 of 3 hamerslagen?

En hoe zit het met die hamerslagen? Ook hier geldt dat het idee dat ze staan voor de klappen van het noodlot – met ook nog eens de voorspellende kracht zoals eerder genoemd – niet overeenkomt met hoe Mahler naar ze keek. Dit idee wordt ook tegengesproken door de coherente en overtuigende redenen die Mahler had voor het schrappen van de derde hamerslag. Ook hier zijn veel dirigenten ingegaan tegen Mahler’s overtuiging en hebben sommigen het werk altijd met drie hamerslagen uitgevoerd.

Eén van de hamerslagen in de zesde symfonie

Maar hoe de feiten ook zijn, de ontstane meningen verdwijnen er niet mee, en hebben tot op de dag van vandaag stand gehouden. Ze maken deel uit van hoe het stuk is gespeeld, geïnterpreteerd en beluisterd. Decennia lang. Het hoeft overigens niet te betekenen dat uitvoering met de volgorde Scherzo-Andante of een met drie hamerslagen per definitie verkeerd is. Echter, de dirigent moet wel met zeer sterke analytische argumenten komen om zich te verdedigen ten opzicht van de ideeën van de componist Gustav Mahler zelf. Voor wie zich wil verdiepen in de ze materie kan terecht in het boek “The Mahler Companion” van Donald Mitchel of “Mahler’s sixth symfonie – a study” van de Mahlerspecialist Norman del Mar.

Hoewel het stuk dus aanleiding geeft tot interpretatieve controverses, is deze symfonie eigenlijk de eerste in het oeuvre van Gustav Mahler die het dichtst bij de klassieke vorm van de symfonie als genre blijf. Natuurlijk, deze symfonie is megalomaan opgezet qua vorm en schaal, maar na de eerste symfonie (die in feite een symfonisch gedicht is) schreef Mahler 3 symfonieën waarin de menselijke stem een belangrijk onderdeel was. De vijfde symfonie zingt zich door haar vijfdeligheid ook los van de standaard opzet.

Een duistere symfonie

Het eerste deel (Allegro Energico, ma non troppo) laat zich analyseren als een klassieke sonatevorm. Het opent met een grimmige tred van een mars in mineur. Het contrasteert met een lyrisch tweede thema (het “Alma-thema”). Die expositie herhaalt zich, een gebruik uit de klassieke Weense symfonieën, maar wat al lang uit de mode was. Het eerste deel eindigt in een uitbundige overwinning in majeur, Het enige gelukzalige moment van de gehele symfonie. De beschrijvingen van Walter en Furtwängler blijken hier te eenzijdig te zijn. De symfonie heeft een onweerlegbare duistere uitstraling, Echter het punt dat Mahler wil maken is dat hoe duister de muziek ook is, er is altijd een transformatie naar geluk mogelijk tot op het allerlaatste moment. De zesde van Mahler probeert constant dit geluksmoment te bereiken, maar slaagt daar in het laatste deel uiteindelijk niet in. Dat maakt de symfonie misschien wel tragisch, maar verre van nihilistisch!

Van abstract tot koebel

Toch daagt deze symfonie ook de symfonische conventies uit, zelfs als er aan wordt voldaan. Mahler componeert in zijn zesde symfonie op een hoog abstractieniveau, van teksten en programma’s zoals in eerdere symfonieën is hier geen sprake. Hij weet naast de abstractie wel emotionele dieptepunten en hoogtepunten te schilderen. Soms klinken delen van de muziek alsof ze buiten het geraamte van de gehele symfonie vallen. Een voorbeeld hiervan zijn de koebellen in het verstilde centrum van het eerste deel; het verklankt een visie op onbezoedelde wereld. Deze visie wordt heel stiekem de concertzaal binnengelokt en hint op een haast ouderwets pastoraal geluid. De wanhopige strijd die de rest van het eerste deel laat horen komt daarna des te harder binnen.

De koebellen keren ook terug in het langzame deel, en duiken opnieuw op in de finale. Hier staan ze voor hoop op emotionele stabiliteit die de muziek nastreeft, maar faalt om te bereiken. In het scherzo speelt Mahler met muziek die tegelijkertijd kinderlijk en ouderwets is. Maar het is in de groots opgezette finale, waar de micro- en macrostructuren samen lijken te vallen, dat alle belangrijke momenten van dit immense muzikale deel zich, als een symfonisch mes, in je diepste lijken te raken. Althans, dat zouden ze moeten doen. Alles staat of valt met de uitvoering. De hamerslagen dienen meer te zijn dan bruut en grof (klank)geweld, ze onderstrepen het falen van de muziek om een overwinning te bereiken. De hamerslagen laten de muziek schiften van angst. Ze blijken de nagels aan de doodskist van de symfonie te zijn, die aan het einde tot niets verkruimelt.

Een autobiografisch document?

Alma Mahler

Elke poging om de symfonie louter als autobiografisch te beschouwen schiet te kort. De muziek schetst in het algemeen het beeld van het opgeven van de hoop. Maar tijdens de laatste maten klinkt een persoon die iets heldhaftigs heeft. Misschien is dit Mahler zelf, of wellicht een ander symfonisch super-ego? Beter is het om onszelf als luisteraar in deze persoon te herkennen. De luisteraar als tragische anti-held of -heldin in het drama van de zesde symfonie.

Paradoxaal kan deze niet-zegevierende symfonie tot catharsis leiden. Het confronteert ons met de grenzen van het muzikale en het symfonische, en laat ons extreme klanken horen die uniek in hun soort zijn, zelfs nog ruim een eeuw na componeren. Het beste voorbeeld hiervan is het droomachtige klankveld waarmee de finale opent, en dat steeds zal terugkeren in het vierde deel, elke keer net ietsjes intenser. Alsof iedere draai aan het symfonische wiel ons dichterbij bij de vergetelheid brengt. En precies dat maakt Mahlers zesde symfonie zo bijzonder; gegoten in een klassiek keurslijf wordt de luisteraar een wereld voorgeschoteld die in vergelijking met al zijn andere symfonieën het meest surreëel, imaginair en emotioneel verontrustend is.