Carmen en de tijdsgeest

De opera Carmen kent een roerige opvoeringstraditie. Inmiddels kennen we het stuk als hét meesterwerk van George Bizet en zingt iedereen (muzikaal onderlegd of niet) hele delen mee. Dat is niet altijd zo geweest. George Bizet stierf aan een hartaanval, nadat de opera al 33 keer was opgevoerd in Parijs en eigenlijk nog steeds niet echt succesvol was. Er wordt wel eens verondersteld dat het matige succes bijgedragen heeft aan zijn zwakke hartconditie.

Ook de laatste jaren ligt de opera weer onder een vergrootglas. Wat vertelt ons het verhaal over de vrijgevochten zigeunerin die gedood wordt door een man, omdat ze niet langer verliefd op hem is? Is ze held of antiheld? Feministe of nymfomane? Kortom de hoogste tijd om in deze periode van #metoo en Wokeism de operafiguur Carmen eens aan een nader onderzoek te onderwerpen.

Litho voor de poster van de première van Carmen (Prudent-Louis Leray, 1875)
Litho voor de poster van de première van Carmen (Prudent-Louis Leray, 1875)

Carmen deed haar intrede in de gelijknamige novelle van Prosper Merimée uit 1845. Merimée was van origine archeoloog, maar beschikte ook over een vlotte pen. Hij schreef graag over waar zijn vele reizen hem gebracht hadden. Zo schilderde hij in de novelle Carmen een romantisch beeld van Andalusië. De dramatische afloop van de liefdesgeschiedenis tussen Carmen en de luitenant Don José lardeerde hij met hoofdstukken over de zigeunergeschiedenis, de Roma-taal en andere culturele zaken, compleet met voetnoten en al!

Bizet moet zich ongetwijfeld aangetrokken hebben gevoeld tot die zonovergoten sfeer die het boek uitademt. Maar ook het vrijgevochten karakter van de hoofdrolspeelster zal hem niet onberoerd hebben gelaten. Wel voorvoelde hij al dat die rauwe volbloed dame met Spaans temperament waarschijnlijk een stap te ver was voor het Parijse publiek. Dat was gewend aan strakke conventies binnen de gangbare operagenres en zou bij een een-op-een vertaling van het boek naar een operalibretto in shock raken. En anders dan tegenwoordig, was choqueren van het publiek toen nog niet de corebusiness van een operahuis.

Théâtre de l’Opéra-Comique (Salle Favart) in Parijs

De librettisten Meilhac en Halévy slaagden erin aan te sluiten bij de traditie van de opéra comique en toch de volledige dramatische kracht van het verhaal tot bloei te laten komen. In een opéra comique werd er tussen de gezongen delen gesproken door de karakters. Vergelijkbaar met hoe we dat tegenwoordig nog zien in de musical. Daarnaast voorzagen de twee librettisten de opera van kleurrijke massascènes, werd de rol van de toreador Escamillo (Lucas in de oorspronkelijke roman) vergroot en introduceerden ze Michaëla als tegenpool van Carmen. Zij staat voor het negentiende-eeuwse beeld van reinheid en onschuld.

Mérimee had in zijn roman ook een flink portie realisme gestopt. En daarin lag het grote struikelblok voor het vergaren van een instant succes van het verhaal in operavorm. Een boek lezen over een ‘onzedelijke’ vrouw is tot daar aan toe. Om deze vrouw ook echt op het toneel te laten zien, was eigenlijk een brug te ver. Dit realisme culmineert in de slotscène. Een opéra comique zonder happy ending was niet nieuw, maar een moord in het volle theaterlicht was dat wel. Carmen had het absoluut verdiend om te sterven, maar dat diende wel op een beschaafde wijze te gebeuren. Het liefst niet in het zicht van vrouwen en kinderen, je zou ze nog op andere ideeën kunnen brengen! Maar nee, de librettisten en de componist waren overtuigd van hun finale: een verlopen en doorgedraaide minnaar heeft met zijn overspelige vriendin een felle ruzie vol lage verwijten en verkeerde aannames. Vervolgens steekt hij haar ten overstaan van iedereen met een dolk neer.

Prosper Merimée (Mathilde Bonaparte, 1869 - detail)
Prosper Merimée (Mathilde Bonaparte, 1869)

Door de operadirectie werd zwaar ingezet op een revisie van het slot. Even leek het er ook op dat Bizet onder deze druk zou zwichten, maar het is aan de zangers te danken dat dit niet gebeurde. Paul Lhérie (Don José) en Célestine Galli-Marié (Carmen) zagen al snel in dat ze met een meesterwerk te doen hadden. Ze stonden op uitvoering van het oorspronkelijk voorziene slot.

Célestine Galli-Marié, de eerste vertolkster van de rol van Carmen zou van wezenlijk belang worden voor het succes van de opera. Ze verbond als het ware haar lot aan het succes van de opera. Standvastig leverde ze opvoering na opvoering kwaliteit af, ondanks dat ze aanvankelijk sterk bekritiseerd werd. “Ze fotografeerde Carmen”, stond in een van de kritieken, verwijzend naar de nieuwe technische uitvinding van die tijd. Men vond haar vulgair, te realistisch, te gewoon. Galli-Marié wist dat dat nou precies was wat van haar werd verwacht.

Celestine Galli-Marié als Carmen (foto Nadar)
Célestine Galli-Marié als Carmen (foto Nadar)

Als Bizet komt overlijden na 33 opvoeringen, helpt Galli-Marié (mede) de opera aan het grote internationale succes. Vaak zong ze de rol in de premières in verschillende landen. Zo liet ze de wereld kennismaken met een nieuwe trend in de opera. Je kunt zonder overdrijving stellen dat zonder Carmen de operageschiedenis een heel andere wending had genomen. Gelukkig is ook de naam van Galli-Marié vereeuwigd. Haar naam staat synoniem voor een bepaald stemtype onder de mezzosopranen. Het houdt het midden tussen sopraan en donkere mezzo, heeft een krachtig geluid en een heel eigen, verleidelijk timbre. Daarnaast dient een dergelijke zangeres te beschikken over een groot acteertalent en bereid te zijn om buiten de lijntjes te kleuren.

Als in 1885, tien jaar na de dood van Bizet, Galli-Marié afscheid neemt van het operatoneel, is het fundament voor een van de succesvolste opera’s aller tijden gelegd. Carmen zit in ieders oor en in ieders hart. Maar of dat ook geheel geschiedt volgens de bedoeling van de componist en de librettisten valt te betwijfelen. Net als heel veel andere vrouwelijke protagonisten, viel ook Carmen ten prooi aan een flinke dosis misogynie (vrouwenhaat). Dat gold zeker niet alleen ten tijde van de Victoriaanse moraal van de late negentiende eeuw, maar strekte zich uit over vrijwel de gehele twintigste eeuw.

En, staat u mij toe als ik nu persoonlijk word, ook ikzelf heb lange tijd getwijfeld aan de drijfveren van Carmen. Ik vind mezelf redelijk vrijgevochten, maar toch had ik moeite met deze vrouw die zich niet aan de eerste de beste liefde wilde binden. Sterker nog, ze wil zich aan geen enkele liefde binden. ‘Vrij ben ik geboren, en vrij zal ik sterven’, roept ze nog net uit voordat Don José zijn mes in haar steekt. Misschien had ik altijd nog de hoop dat ze zich toch aan hem zou geven.

Maar voor Carmen bestaat er geen leven waarin geen plaats is voor haar passie. Luitenant Don José was duidelijk een maatje te klein voor haar. Waar Don José nog duidelijk last had van omgangsvormen en moraliteit van de bourgeoisie, was Carmen haar tijd ver vooruit. Niet alleen was zij een van de eerste realistische operapersonages, ook was ze als feministe nieuw op het operatoneel.

En zo werd geprobeerd, door publiek, door regisseurs en door zangeressen steeds weer van haar die femme fatale te maken. De vrouw die heupwiegend mannen het hoofd op hol brengt, maar die zich niet kan binden. Nee, mijne dames en heren, ze kan zich wel binden, maar ze WIL zich niet binden. Dat is een groot verschil.

Habanera uit Carmen van Bizet door Maria Callas en het Royal Opera House Orchestra o.l.v. Georges Prêtre in Covent Garden, 1962

De laatste decennia is Carmen een veelbesproken onderwerp in de muziekwetenschap. Twee belangrijke studies van Susan McClary gaven hiervoor de aanzet. In Feminine Endings: Music, Gender and Sexuality (1991) en Georges Bizet: Carmen (1992) onderzoekt zij seksistische elementen in traditionele musicologie in het algemeen en onderwerpen als gender, ras en klasse in Carmen in het bijzonder.

Dit culmineerde in twee voorstellingen die relatief kort achter elkaar en onafhankelijk van elkaar werden gemaakt. In januari 2018 regisseerde Leo Muscato een voorstelling van Carmen in Florence in het kader van de Maggio Musicale. En een maand later ging in Covent Garden Londen de productie van regisseur Barrie Kosky via een live video-stream de hele wereld over. Alhoewel deze laatste voorstelling reeds in 2016 in Frankfurt was gemaakt, kon nu een groot publiek kennis maken met deze opmerkelijke zienswijze.

In Florence pakt Carmen vlak voor de doodsteek een pistool en schiet ze Don José neer. Was in de negentiende eeuw de operawereld nog in shock omwille van de moord op het toneel, nu was men in shock omdat Carmen niet werd vermoord. Het is ook niet gauw goed! Regisseur Muscato probeerde nog uit te leggen dat hij een lans wilde breken voor de ruim 100 Italiaanse vrouwen die jaarlijks sterven door huiselijk geweld, maar het mocht niet baten. Carmen-gate was geboren! De kranten stonden er bol van en twitter stroomde over. Het werd eigenlijk de Zwarte Piet-discussie, maar dan met Carmen als onderwerp. De makers werd politieke hyper-correctheid verweten, maar tegenstanders werden als snel als Boomers neergezet.

Carmen schiet Don José neer (regie Leo Muscato, Florence 2018)
Carmen schiet Don José neer (regie Leo Muscato, Florence 2018)

In Londen ging het er nog iets anders aan toe. Daar sterft Carmen wel degelijk, maar vervolgens staat ze even zo vrolijk weer op en glimlacht schouderophalend het dramatische relaas van zich af. Ook deze Carmen laat het publiek in verwondering achter. Overigens – ere wie ere toekomt – had Kosky leentjebuur gespeeld bij niemand minder dan Charlie Chaplin. In zijn film A burlesque on Carmen uit 1915 komen zowel Don José als Carmen ook weer schaterlachend tot leven aan het einde van zijn parodie.

Carmen als toreador (regie Barrie Kosky, Londen 2018)
Carmen als toreador (regie Barrie Kosky, Londen 2018)

Je kunt je afvragen of het nodig is een einde van een opera te veranderen. Ik denk niet dat daar regels voor gelden of dat wel of niet mag. Wel is het toegestaan om een stuk uit de negentiende eeuw, geschreven onder heel andere morele regels dan die tegenwoordig gelden, langs onze eigentijdse meetlat te leggen. Een vraagstelling zou kunnen zijn: Zijn vrouwen in onze tijd eigenlijk wel vrij om hun eigen keuzes te maken? Mijn vermoeden is dat het antwoord hierop in grote lijnen nog altijd ontkennend is. Dat heeft ruim vier jaar aan #metoo-affaires ons toch minimaal geleerd. En als operaproducties een bijdrage aan de discussie hierover kunnen leveren, dan is dat – naast het feit dat het hier om werk van extreem hoge kwaliteit gaat –  een extra reden om dit werk een keer op keer weer op de planken te brengen!

EXTRA: lees hier het verslag van reisleidster en zangers Marlies Geurts over de reis naar Londen, waarin zij samen met MUSICO-reizigers een bezoek aan de veelbesproken Carmen-productie van Barrie Kosky brengt: http://vocalies.k71.webawere.nl/?p=1596

Giacomo Meyerbeer – koning van de grand opéra

Rond 1830 begint Parijs zich steeds meer tee ontwikkelen tot een cultureel mekka waar vele componisten hun succes beproeven en op het toneel van de Opéra verschijnt een nieuwe operavorm: de grand opéra. Kosten noch moeite worden ge­spaard om daar de grootst mogelijke muzikale en theatrale spekta­kels op te voeren, waarin de burgerij haar eigen positie weerspiegeld en bevestigd wilde zien.

Grand opéra: een groots genre

De grand opéra was een avondvullend werk in vier of vijf aktes met als onderwerp vrijwel altijd een historisch politiek of religieus con­flict dat gebracht werd met weelderige, imposante decors. De zang­partijen waren groots en meeslepend, het koor kreeg een belangrijke rol toebedeeld en er moest standaard één, maar het liefst meerdere balletten in de opera verweven zitten.

Giacomo Meyerbeer
Giacomo Meyerbeer

De gouden standaard van Meyerbeer

De ongekroonde koning van deze operavorm was de in Duitsland geboren maar in Parijs woonachtige Giacomo Meyerbeer. Zijn Robert le diable uit 1831 werd de gouden standaard waaraan alle andere opera’s vanaf dan moesten voldoen. Meyerbeer werd een van de meest succesvolle componisten van de negentiende eeuw. Zijn naam stond synoniem voor de Franse grand opéra: Meyerbeer gaf het Parijse publiek alles wat hun operahart begeerde.

Hij kon als geen ander voor de stem schrijven, met fantastische melodieën. Daarbij maakte hij inventief gebruik van de instrumenten in het orkest om te spelen met klankkleuren en dramatiek. Maar bovenal wist hij emoties uit te drukken, en had hij een feilloos theaterinstinct.

Wagner contra Meyerbeer

Dat laatste aspect van zijn opera’s is in de loop der tijd wat weggezakt. Dat is misschien vooral te wijten aan Richard Wagner. Die was aanvankelijk zeer onder de indruk en stuurde Meyerbeer brieven waarin hij een verbazingwekkend kruiperige toon aanneemt. Rond het midden van de negentiende eeuw keerde Wagner zich echter tegen de componist in giftige en ronduit antisemitische polemieken, en deed de opera’s af als behaagziek en oppervlakkig effectbejag. Opvoeringen van Meyerbeers opera’s werden in de loop van de late negentiende en de twintigste eeuw steeds zeldzamer.

Het grote liefdesduet uit de vierde akte van Les Huguenots
Het grote liefdesduet uit de vierde akte van Les Huguenots

Les Huguenots

De laatste jaren is er een voorzichtige Meyerbeer-revival op gang aan het komen, en dat is maar goed ook. Want zijn opera’s zijn niet alleen imposant, ze zitten vol interessante details. Zo gebruikt Meyerbeer in zijn weidse epos Les Huguenots uit 1836 de Lutherse hymne ‘Ein feste Burg ist unser Gott’ als een muzikale leidraad door de opera. De muziek krijg daarbij steeds andere betekenissen naarmate het drama vordert. En wat zo razend knap is: hij weet binnen de grootse gebaren van de grand opéra ook ontroerende intieme momenten te scheppen. Les Huguenots bevat niet alleen fantastische muziek, het is ook nog eens overtuigend theater! Het werk was zo mogelijk een nog groter succes dan Robert le diable: binnen twee jaar beleefde de opera tweehonderd voorstellingen, en het werd de eerste opera die de duizend voorstellingen haalde aan de Opéra alleen. 

Kroningsscène uit de vierde akte van Le Prophète
Kroningsscène uit de vierde akte van Le Prophète

Le prophète

In Les Huguenots zijn de hoofdpersonen nog speelballen van het historische krachtenveld waarin zij zich bevinden; zij staan symbool voor het grotere conflict. De hoofdpersoon uit het in 1849 geschreven Le prophète, de historische figuur Jan van Leiden, vormt dat krachtenveld en conflict hoogstpersoonlijk. Maar Meyerbeer houdt de man die met geweld het Koninkrijk Gods op aarde wilde stichten, wel menselijk. Het is een typisch voorbeeld van een weifelende, getroebleerde held die tussen gevoel en ambitie heen en weer geslingerd wordt. Ook hier verenigt de componist moeiteloos de meest grootse thema’s aan diep menselijke emoties.

Dinorah danst met haar schaduw in de tweede akte van Le pardon de Ploërmel
Dinorah danst met haar schaduw in de tweede akte van Le pardon de Ploërmel

Le pardon de Ploërmel

Dat Meyerbeer ook buiten de grand opéra een begenadigd componist was hoor je bijvoorbeeld in een werk als Le plardon de Ploërmel, ook wel bekend als Dinorah. Zo verrast Meyerbeer al in de ouverture door veel percussie te gebruiken én het koor in te zetten. Het verhaal over een geitenhoedster die denkt door haar geliefde verlaten te zijn, en eigenlijk al vanaf het begin van de opera waanzinnig is, graaft misschien niet heel diep, maar het geeft Meyerbeer de mogelijkheid om de meest prachtige en uiteenlopende muziek te schrijven, waaronder ‘Ombre légère’, het beroemde ‘Schaduwlied’, waarin de heldin met haar eigen schaduw danst.

Al Meyerbeers opera’s geven blijk van de enorme veelzijdigheid van de componist. Ze laten zijn vermogen zien om aan de ene kant zijn publiek tevreden te houden en tegemoet te komen aan hun verwachtingen, maar toch avontuurlijk te zijn en het drama op te zoeken. Het is dan ook niet vreemd dat zijn muzikale invloed duidelijk hoorbaar is in de opera’s van tijdgenoten en navolgers. Neem Meyerbeer als componist serieus en je zult ontdekken: hij verdient zonder meer een plek verdient naast de andere grote operacomponisten van de negentiende eeuw.