Verdi’s Messa da Requiem – een ‘opera in kerkgewaad’

Om eerlijk te zijn vormt de aanleiding van het schrijven van dit blog over Verdi’s magistrale Requiem de aanstaande Capriccio-reis naar Groningen, die voor november op het programma staat. Maar daarnaast sluit deze denk ik ook goed aan op het prachtige blog, dat mijn collega reisleider Benjamin Rous onlangs publiceerde over de beginjaren van Verdi.

Als violist en altviolist heb ik het Requiem vele malen mogen spelen, met verschillende orkesten en onder diverse dirigenten. Maar ook als toehoorder was ik getuige van menig uitvoering: heel mooie, maar ook mindere.

Aankondiging van de eerste uitvoering van Verdi’s Requiem in het Teatro alla Scala

De eerste kennismaking zal ik nooit vergeten

Als zoon van twee zingende ouders, die 35 jaar deel hebben uitgemaakt van het onvolprezen Groot Omroepkoor, werd ik al vanaf jonge leeftijd meegetroond naar de studio’s in Hilversum en soms ook naar repetities, omdat zij mij even niet ‘onder konden brengen’. Met een stripboek van Kuifje werd ik dan meestal achterin de zaal geplant en gemaand mij vooral muisstil te houden. Zo was ik al op zeer jeugdige leeftijd getuige van de repetities met de radio-orkesten, het RPhO, maar ook van het Concertgebouworkest op Bach’s Hohe Messe o.l.v. Eugen Jochum , de jeugdige Claudio Abbado en van Rafael Kubelik en Leonard Bernstein op Beethoven’s Missa Solemnis. En natuurlijk herinner ik mij de vele repetities met Benard Haitink en zeker ook die ene keer, toen hij op mij toestapte en zei: ‘Zozo, jij leest dus Kuifje. Mooi, hoor!’

Vanaf mijn 12e kreeg ik vioolles van Henk Schram, violist en pianist van het Concertgebouworkest, en dat maakte het extra leuk om repetities bij te wonen. Nooit zal ik echter de eerste repetitie in 1976 van Verdi’s Requiem met het Groot Omroepkoor en het Concertgebouworkest onder leiding van Riccardo Muti vergeten, die bij mijn weten daarna nooit meer bij het orkest te gast is geweest. Met deze – voor mij ongekende ervaring – besluit ik graag mijn blog.

Nu eerst iets over de ontstaansgeschiedenis en de muzikale inhoud van het werk.

Wat is een requiem?

Het requiem is een dodenmis, in de rooms katholieke eredienst een strak ritueel op vaste teksten, die in de loop der eeuwen zijn vorm heeft gekregen. De benaming is ontleend aan de eerste zin van de tekst: ‘Requiem aeternam dona eis, Domine’ (‘geef hun eeuwige rust, o Heer’). De structuur van het requiem, zoals die werd vastgelegd aan het eind van de 14e eeuw, was die van een mis waarbij het Gloria en het Credo worden weggelaten, en het Dies Irae is toegevoegd.

Het vroegste polyfone requiem is dat van de Vlaamse componist Ockeghem, rond 1470. In de talloze requiem-composities is door de eeuwen heen vrijwel altijd de Latijnse tekst aangehouden. Uitzonderingen zijn o.a. Ein Deutsches Requiem van Brahms, waarin de Duitse bijbeltekst is gebruikt, en het War Requiem van Britten, waarin de Latijnse tekst afgewisseld wordt met gedichten van Wilfred Owen.

Het is opmerkelijk dat door de muziekgeschiedenis heen talrijke componisten zulke verschillende muziek hebben gecomponeerd op dit vaste thema. Denkt u daarbij alleen al aan de bekendere versies, zoals bijvoorbeeld van Mozart, Brahms, Fauré, Berlioz en Duruflé.

Tussen alle bekende toonzettingen is die van Verdi misschien wel de meest dramatische. In zijn Requiem verloochent Verdi zijn afkomst als operacomponist niet. Je zou kunnen stellen dat het werk qua muzikale opbouw eigenlijk meer op een opera lijkt, al is het natuurlijk niet scenisch en betreft het vaste Latijnse requiem-teksten. Bekend is dan ook het beroemde citaat van Hans von Bülow (1830-1894), Duits pianist, componist en een van de beroemdste dirigenten van de 19e eeuw. Hij sprak van een ‘opera in kerkgewaad’.

Gioachino Rossini in 1865

Een ‘Libera me’ voor Rossini

Toen Gioacchino_Rossini in 1868 overleed, stelde onder meer Verdi voor dat een aantal Italiaanse componisten zou samenwerken aan een Requiem ter ere van Rossini, en zelf componeerde Verdi daarvoor muziek voor het ‘Libera me’. Gedurende het volgende jaar werd een Messa per Rossini samengesteld door dertien componisten, waarvan – naast wellicht Bazzini – Verdi zelf de enige nu nog bekende componist is.

De première was voorzien op de eerste verjaardag van Rossini’s dood in 1869, maar de uitvoering werd afgelast en het stuk raakte in de vergetelheid tot 1988, toen Helmuth Rilling het volledige Requiem per Rossini in première liet gaan in Stuttgart.

In de tussentijd liet zijn ‘Libera me’ Verdi niet los, sterker nog: de gedachte dat de gezamenlijke herdenkingsmis voor Rossini mogelijk niet zou worden uitgevoerd tijdens zijn leven frustreerde hem danig. Maar gelukkig voor ons en Verdi volgde enkele jaren later de bekende ‘misstap’!

Alessandro Manzoni in 1864

Een requiem voor Manzoni

Het was 22 april 1873 toen de bekende dichter en schrijver Alessandro Manzoni (1785-1873), die door Verdi zeer bewonderd werd, bij het verlaten van de kerk van San Fedele struikelde en van de trappen viel.

Sinds Verdi op 16-jarige leeftijd Manzoni’s beroemdste boek, I promessi sposi (De verloofden) had gelezen was hij een grote fan van de schrijver. Wat hem vooral aansprak, was Manzoni’s patriottisme. De schrijver was, evenals Verdi, een groot voorstander van de bevrijding en vereniging van Italië, dat al eeuwenlang door vreemde mogendheden werd overheerst. Had Manzoni met zijn grootste roman het nationalisme van de Italianen aangewakkerd, Verdi had hetzelfde gedaan met zijn opera Nabucco. Beide mannen hadden een grenzeloze bewondering voor elkaar, hoewel ze elkaar maar een keer in levenden lijve hadden ontmoet.

In mei 1873 vertrok Verdi, samen met zijn vrouw, naar Parijs, waar hij begon te werken aan het Requiem. Hierin verwerkte hij ook zijn eerder voor Rossini geschreven ‘Libera me’, zij het in een herziene versie.

Verdi voltooide het werk op 10 april 1874 en de première vond plaats in de kerk van San Marco in Milaan op 22 mei van datzelfde jaar, Manzoni’s eerste sterfdag. Drie dagen erna volgde de eerste uitvoering in een seculiere setting, het Teatro alla Scala.

Tekening van de eerste opvoering van Verdi’s Requiem in het Teatro alla Scala in Milaan op 25 mei 1874.

Première en ontvangst

Het werk werd enthousiast ontvangen en veroverde na Italië ook de rest van Europa. Alleen in het Victoriaanse Engeland lukte het niet om de Royal Albert Hall – overigens de enige zaal die Verdi voor zijn werk goed genoeg achtte vanwege de uitmuntende akoestiek – vol te krijgen. Ondanks lovende kritieken bleef het puriteinse Engelse publiek wantrouwig tegenover een liturgisch werk dat niet gepast plechtstatig en bezadigd was.

In Italië werd het werk zo populair dat bij allerlei gelegenheden uitvoeringen plaatsvonden, bijvoorbeeld in Ferrara door een fanfareorkest en in een versie voor 4 piano’s. Maar daar was de componist niet van gediend. Verdi, die alleen het beste wilde voor zijn Requiem, gaf niet zijn goedkeuring aan deze verbasterde versies. Maar het was vechten tegen de bierkaai, want het werk was immers intussen niet meer alleen van hem, maar van het hele Italiaanse volk, en gedeeltes uit het Requiem waren her en der in de meest uiteenlopende bezettingen te horen.

Ook onder vakgenoten werd het Requiem over het algemeen zeer positief ontvangen. De meesten waren het met Brahms eens dat het het werk van een genie was. Sommigen waren echter minder positief: Wagner schijnt, nadat hij het werk had gehoord, te hebben opgemerkt dat het maar beter was om niets te zeggen. Flauw van hem, maar de mannen lagen elkaar nu eenmaal niet.

Algemene muzikale kenmerken van het werk

Verdi haalt in zijn meesterwerk – net als bij zijn opera’s – alle muzikale expressiemiddelen die hem ter beschikking staan, uit de kast om de zeggingskracht te verdiepen.  Zo horen we een breed scala aan wisselende toonsoorten, grote dynamische contrasten, explosieve koorgedeeltes; dramatische, maar ook intieme getuigenissen van de solisten, momenten van in de muziek voorgeschreven rusten en fermates. Maar naast de luidere en zeer dynamische en opwindende passages, zoals het geram op de grote trom, zijn er ook die prachtige momenten van verstilling en rust, waarbij de twijfel overigens vaak weer op de loer ligt in de vorm van chromatiek en vreemde harmonische wendingen.

Bezetting en duur

Het Requiem is geschreven voor een groot orkest bestaande uit drie fluiten (de derde fluit dubbelt op piccolo), twee hobo’s, twee klarinetten, vier fagotten, vier hoorns, acht trompetten (waarvan vier buiten het toneel spelen gedurende het Tuba mirum), drie trombones, een ophicleïde (een verouderd instrument dat gewoonlijk wordt vervangen door een tuba in hedendaagse uitvoeringen), pauken, grote trom en strijkers. Voorts hoort u een kwartet van solozangers: sopraan, mezzosopraan, tenor en bas, alsmede een groot koor.

Het begin van Verdi’s Requiem.

Een gemiddelde uitvoering duurt circa 90 minuten en meestal wordt afgezien van een pauze. Mijns inziens terecht, want dat haalt de hele opbouw onderuit en is funest voor de spanningsboog van het werk.

Het werk in een notendop, mede aan de hand van persoonlijke ervaringen

In het Requiem aeternam horen we allereerst alleen de strijkers van het orkest pianissimo (dus heel zachtjes) inzetten, waarbij zij met sourdine (demper) spelen. Kort daarna volgt de fluisterende koorinzet: “Heer, geef hen de eeuwige rust”. In het Te decet hymnus heft het koor een luide lofzang aan. Zonder onderbreking volgt dan het Kyrie, waarin voor het eerst de solisten optreden en afzonderlijk en samen om verlossing vragen. Het angstaanjagende (en meteen herkenbare) Dies Irae dat volgt, wordt door het werk heen enkele malen herhaald om eenheid te bereiken. Het is het langste deel en is onderverdeeld in verschillende gedeeltes. In het befaamde Dies Irae wordt de dag van het laatste oordeel geschilderd en daarbij haalt Verdi werkelijk alles uit de orkestkast. We horen enorme slagen op de grote trom, schetterende trompetten en luide angstkreten van het koor. De trompetten fungeren in het Tuba mirum als de luide bazuinen die het laatste oordeel aankondigen. En dat is in de praktijk wel even een dingetje. Meestal staan de 8 trompetten in 4 groepjes van 2 opgesteld in 4 hoeken van de zaal en heeft het publiek vaak niet door dat zij daar staan of stiekem zijn binnengeslopen. Het effect is enorm, maar het is ook erg lastig, want hoe krijg je het allemaal gelijk?

Het probleem zit vaak in de afstand tot het orkest en dirigent. Als je als trompettist op je oren af gaat, ben je gegarandeerd te laat – en ‘achter op het orkest’ – dus je moet echt op de slag van de dirigent spelen én anticiperen. En dat is bepaald geen sinecure, blijkt vaak in de praktijk.

In deze opname gaat het goed:

Verdi: Requiem – ‘Tuba Mirum’

Maar het is niet alleen geweld wat er klinkt. Er zijn zeer tedere en mooie momenten. Wat dacht u bijvoorbeeld van de prachtige tenoraria Ingemisco, waarin de tenor, gekweld door een enorm schuldgevoel, smeekt om een plaats te midden van de volgzame gelovigen aan de rechterzijde van God?

Luistert u naar mijn favoriete tenor Jussi Björling (1911-1960):

Jussi Björling

En ook de bas en de mezzo-sopraan smeken om een rechtvaardige behandeling. Verdi bewerkte het duet “Qui me rendra ce mort? Ô funèbres abîmes!” uit het vierde bedrijf van Don Carlos voor het meeslepende Lacrymosa, die deze sequentie besluit. Nadat de cellogroep aan het begin van het Offertorium heeft laten horen of zij zuiver, ritmisch, gelijk en mooi van toon samen kunnen spelen, smeken de vier solisten in het Domine Jesu om de gelovige en rechtvaardige overledenen te redden van de hel. Door met offers en gebeden proberen zij God mild te stemmen. Hierna klinkt het Sanctus voor koor en orkest hoopvol en jubelend. Voor het (dubbel)koor een uitdaging, want het betreft een lastige fuga. Hoe kort ook, hier heb ik wel eens enkele ontsporingen meegemaakt…

In het daarop volgende Agnus Dei vragen sopraan en mezzo-sopraan om barmhartigheid en de eeuwige rust voor de doden. Net als bij het gregoriaanse Agnus Dei zingen zij hun duet driemaal. In het daarop volgende Lux aeterna vragen mezzo-sopraan, tenor en bas om het eeuwige licht. Tenslotte horen we dan het Libera me, de eerste muziek die Verdi schreef voor zijn Requiem. Hier schreeuwt de sopraan het uit, smekend “Bevrijd mij, Heer, van de eeuwige dood … wanneer Gij komt om de wereld met vuur te oordelen”. Nog even keert het Dies irae terug, waarna wat mij betreft het spannendste en mooiste gedeelte van de avond volgt. Het begin van het Requiem keert terug, met de begintekst dus, en de sopraan zingt dit in haar eentje met het koor a capella. Zij eindigt dan met een hoge bes, waarbij Verdi ppp voorschrijft. Dat blijkt in de praktijk heel, heel erg moeilijk. Vraag is dus of de sopraan dat kan en haalt – we zijn dan immers al een uur ‘onderweg’ – maar als het lukt, is het onvoorstelbaar mooi!

Luistert u maar naar Montserrat Caballé

Montserrat Caballé

Na alle angst en dramatiek van het voorafgaande werkt het Libera me daadwerkelijk als een bevrijding en biedt het de luisteraar troost. Wát een stuk!

Coda

Ik heb beloofd om nog even terug te komen op ‘die eerste keer’ met het Concertgebouworkest o.l.v. Riccardo Muti. Dat heeft zo een indruk op mij gemaakt en dan vooral dat begin. Muti nam geen genoegen met ‘zacht’, nee hij wilde het nóg zachter en nóg zachter en hij sloeg steeds maar weer af, omdat hij het schijnbaar niet zacht genoeg vond en niet tevreden was met de klank die hij hoorde. Dat vindt een orkest helemaal niet leuk, als een dirigent steeds maar weer afslaat. Maar op een gegeven moment klonk er zoiets magisch; dat heb ik zelden in mijn leven gehoord.

Orchestra Giovanile Luigi Cherubini onder leiding van Riccardo Muti
Riccardo Muti

Grappig genoeg vond ik een recensie van de befaamde, maar ook gevreesde J. Reichenfeld, recensent van de NRC (toen nog Algemeen Handelsblad), over ‘de uitkomst’ van deze repetitie, namelijk het concert dat op 18 oktober 1976 werd gegeven. Echt blij was hij kennelijk niet met de opvattingen van Muti. Een paar citaten uit zijn recensie: Bombast beheerst dure versie van Verdi’s Requiem. Een toporkest, twee superieure koren plus vier dito vocale solisten garanderen nog geen uitvoering van hoog niveau. Ook de voor ons land gepeperde entreeprijs van vijftig gulden zegt niets over het artistieke gehalte. Alles hangt namelijk in de praktijk af van de dirigent. Op de Verdi Gala zaterdagavond in Amsterdam heeft men de negatieve uitkomst van zulk een groots opgezette onderneming kunnen ervaren: het Requiem van Verdi onder leiding van de 35-jarige Italiaan Riccardo Muti. Hij heeft zijn wil opgelegd aan het Concertgebouw Orkest, aan het Groot Omroepkoor van NOS, het Nederlands Vocaal Ensemble en aan vier zangers met internationale reputatie: de Roemeense sopraan Illeana Cotrubas, de Hongaarse mezzo Julia Hamari, de Italiaanse tenor Veriano Luchetti en zijn landgenoot, de bas Ruggero Raimondi. De wil van de dirigent luidde: bombast, en hij werd op zijn wenken bediend. Aldus veranderde een van de aangrijpendste partituren van de toonkunst in een serie klankeffecten waarin de laaiendste tot en met de tederste hartstocht buiten werking werd gesteld”.

Maar gelukkig toch ook: “Die spierkracht van de klank beheerst Riccardo Muti overigens meesterlijk: Zelfs het uitzinnigste fortissimo en het bijna onhoorbare pianissimo hanteert hij met gemak, zij het lang niet altijd als ze door de componist zijn voorgeschreven” en “ Onverwacht kan Muti namelijk ook echt muziek maken, echt doordringen tot de kern van de expressie. De furieuze geladenheid bij de inzet van het Dies Irae was zulk een moment, voorts de inzet van het lyrisch klagende Lacrymosa en de a-cappella-episode met sopraansolo tegen het slot van het werk”.

Nu, ik zal die ene repetitie nooit meer vergeten en het magistrale werk behoort sindsdien en daardoor tot mijn absolute favorieten!

U kunt Verdi’s Requiem samen met mij beluisteren tijdens een repetitie én een concert van het NNO o.l.v. Hartmut Haenchen tijdens de Capriccio Reis naar Groningen, van 8 t/m 11 november.

Ik maakte speciaal een clipje voor deze reis:

Reisverslag: Antwerpen oktober 2019

Koud in Antwerpen aangekomen of we waanden ons al in het warme Italië. Rubens ging in zijn jonge jaren in de leer in Italië en kwam terug met grootse plannen. Hij verbouwde zijn huis en atelier om tot een waar stadspalazzo, compleet met tuin en een prachtige poort: geweldig voor de perspectiefbeleving. Onze gids tijdens ons bezoek aan dit Rubenshuis schepte groot genoegen in het vertellen van de smeuïge details uit de levens van de Griekse goden die Rubens en tijdgenoten zelf ook al blijkbaar met veel genoegen op doek of koper projecteerden. Over Rubens leven leerden we niet veel, maar wel dit: Rubens was een waar Caravaggist voor de term goed en wel bestond. Kijk maar eens naar zijn spel van donker en licht. 

Rubenshuis, Antwerpen
Rubenshuis, Antwerpen

Bevrijding, een thema van belang

’s Avonds nog meer Italië. Verdi schreef een overdonderd eerbetoon aan Alessandro Manzoni, het intellect achter de Risorgimento-beweging in Italië. Wie eerder zijn Requiem beluisterde, weet natuurlijk al op wat voor verpletterende wijze Verdi de Dag van Wraak toonzet en de angst en totale paniek voelbaar maakt. De smeekbede om bevrijding in het afsluitende Libera me – subliem vertolkt door de sopraan Eleonor Lyons (onthoud die naam) en het koor van de Vlaamse Opera – kreeg extra lading door de minuut stilte die dirigent Alejo Pérez aan de mis toevoegde. Bevrijding, het blijft een thema van belang. Verdi zei het al, en Pérez lijkt hetzelfde te willen zeggen.

Eleonor Lyons
Eleonor Lyons

Naar een goede vriend van Rubens

Ze hebben een eigen museum – het enige Unesco-museum ter wereld – en er is in Antwerpen een Ley (straat) naar hen vernoemd, maar niemand kent ze. De taxichauffeur weet niet waar ik het over heb en roept dat er op vrijdag geen markt is. We zijn op weg naar het Plantin-Moretusmuseum, gelegen aan de Vrijdagmarkt. Het museum is gevestigd in het voormalige woonhuis en atelier van Plantin en Moretus dat meer weg heeft van een stadspaleis. Plantin en Moretus waren vader en schoonzoon maar bovenal de stichters van een uiterst succesvolle uitgeverij.

Rubens was een goede vriend van kleinzoon Moretus, hij kwam er vaak over de vloer en heeft er nogal wat schilderijen achtergelaten. Plantin reisde heel Europa door en correspondeerde met iedereen. Met minder dan het beste nam hij geen genoegen. In opdracht van koning Filips II vervaardigde hij onder meer de beroemde Polyglotta-bijbel, een bijbel in vijf talen. Een dappere poging af te rekenen met alle fouten die in de loop der eeuwen in de manuscripten waren geslopen. En dan te bedenken dat alle tekst letter voor letter gezet moest worden, in spiegelbeeld.

Letterzetten in de drukkerij van Plantin-Moretus
Letterzetten in de drukkerij van Plantin-Moretus

De flashback van Don Carlos

’s Avonds sluiten we ons Verdi-tweeluik af met een opvoering van Don Carlos. Het leek de Vlaamse Opera een mooi gebaar het nieuwe seizoen te openen met de opstand van Vlaanderen tegen Spanje en vroeg de Nederlander Johan Simons voor de regie. Nu is het met Don Carlos altijd weer spannend voor welke versie men kiest en in hoeverre de artistieke leiding daar zelf nog een variatie op maakt. Het gemopper van de Vlaamse kranten over de première had ons wat bezorgd en überkritisch gemaakt. Dat bleek volstrekt overbodig.

Ja, de Vlaamse Opera had gerommeld met de volgorde van het een en ander, maar het idee om het gehele verhaal te presenteren als een flashback van Don Carlos in zijn laatste uren werkte uitstekend. Want vier uur lang keken en luisterden we gebiologeerd naar de neergang van de door de liefde gefnuikte Don Carlos. Wat ontegenzeggelijk hielp was de présence en stem van tenor Leonardo Capalbo, die omringd werd door een overwegend jonge maar geweldig acterend team van solisten en niet te vergeten het koor en orkest van de Vlaamse Opera. 

Don Carlos in Antwerpen
Don Carlos (foto: Annemie Augustijns)

Het toetje en een donderkast

Het toetje op onze reis kwam vanochtend met een rondleiding door de Vlaamse Opera door een bevlogen team van de Vlaamse Opera zelf. Een primeur want normaal gesproken leiden de gidsen van de stad Antwerpen de groepen rond door de publieksruimten van het mooie pand, terwijl wij nu ook backstage konden zien en alles mochten en konden vragen over het operabedrijf. De Opera is mooi gerestaureerd en gemoderniseerd maar één aspect uit de bouw van 1907 heeft men behouden: de donderkast. Vraag bij gelegenheid maar eens naar dit archeologische wonder.