Op Goede Vrijdag 1724 voerde Bach voor de eerste keer zijn Johannes Passion uit tijdens de Vesperdienst in de Nikolaikirche in Leipzig. Wat moeten de kerkgangers die vrijdagmiddag overrompeld zijn door de vaart en de theatrale zeggingskracht van dit werk! Alleen al het openingskoor ‘Herr, unser Herrscher, dessen Ruhm’ zal de oren hebben doen klapperen van intensiteit.
Bach kreeg behoorlijk wat kritiek te verduren op deze passie. Zeer goed mogelijk dat vooral ook dit openingskoor de wenkbrauwen van het kerkbestuur flink hebben doen optrekken. Een jaar later voerde Bach zijn Johannes Passion weer uit, maar dan in een flink aangepaste vorm. Zo horen de Leipzigers nu een veel gematigder openingskoor, een nette koraalbewerking gebaseerd op ‘O Mensch bewein dein Sünde groß’ (dat later zijn weg vond naar de Matthäus Passion overigens). Gelukkig heeft Bach bij nog weer latere herzieningen van zijn Johannes Passion gemeend bepaalde delen van het origineel weer in ere te herstellen.
De stoïcijnse Christus volgens Johannes
Het evangelie volgens Johannes is waarschijnlijk rond het jaar 110 opgeschreven, overgeleverd vanuit een mondelinge traditie. Qua literair gehalte staat het Johannes-evangelie ver boven de andere evangeliën. Johannes treedt hier op als een getuige die enigszins afstandelijk, maar heel exact verslag doet van het gebeurde. Hij roept hiermee een beeld op van een stoïcijnse, superieure, onaantastbare Christus. Geen bloed, zweet en tranen en ook het verhaal van Judas blijft bij Johannes achterwege. De evangelist Johannes concentreert zich vooral op de paradox: aan de ene kant is er de onaantastbaarheid van God, maar aan de andere kant is er het lijden en sterven van Christus dat nodig is om de mens te bevrijden van zijn zonden.
Bitterlich weinen
Bach gebruikte nagenoeg de gehele tekst van het Johannes-evangelie. Hij liet slechts enkele woorden weg. Wél voegde hij enkele teksten toe die van Christus meer mens maken, maar nergens wordt Christus de meelijwekkende figuur uit het evangelie van Matthäus. Zo haalde Bach uit het evangelie van Matthäus het beven van de aarde, het scheuren van het gordijn van de tempel en het splijten van de rotsen, vlak na het sterven van Christus.
Ook het moment dat Petrus zich zijn verloochening realiseert – ‘und weinete bitterlich’ – komt rechtstreeks uit het evangelie van Matthäus. Hierop volgt dan de aria ‘Ach, mein Sinn’, die de opmaat vormt voor de afsluiting van het eerste deel van de passie. Samen met de aria ‘Zerfliesse mein Herze, in Fluten der Zähren’ die aan het einde van het tweede deel van de passie klinkt, behoort deze muziek tot de meest dramatische aria’s die Bach geschreven heeft.
Het zijn die momenten in de Johannes Passion, waarin de emotie toch even de overhand krijgt. Het zijn gevoelens van diep berouw na het verraad van Petrus, die haast tot waanzin leidt, en het gevoel van het bittere verlies van iemand aan de dood (Bach kende dat gevoel als geen ander, als vroeg wees, en met het verlies van zijn eerste vrouw en meer dan tien kinderen).
Ruht wohl
De Johannes Passsion eindigt met de vergelijking van Christus met het paaslam. Christus sterft in het Johannes-evangelie op het uur dat het paaslam geslacht wordt. De regel in die tijd was dat de benen van het paaslam niet gebroken mochten worden. De parallel met Christus dient zich in het ontroerende slotkoor aan: de ‘heilige Gebeine’ zijn ongebroken (‘Ruht wohl, ihr heiligen Gebeine, die ich nun weiter nicht beweine, ruht wohl und bringt auch mich zur Ruh.‘). Christus is het tronende paaslam dat troost biedt en voor de mensheid zijn offer aan het kruis heeft gebracht.










