Leçons de ténèbres

Geloven is lijden én belijden. Geen moment in het kerkelijk jaar is dat sterker voelbaar dan in de Goede Week. In deze periode werkt de vrome gelovige toe naar het sterven van Christus op Goede Vrijdag en zijn hierop volgende herrijzenis met Pasen. In Nederland kenmerkt deze periode zich door het veelvuldig uitvoeren van Bachs Matthäus Passion. Maar de traditie van het meelijden met Christus is al veel ouder.

Klaagliederen van Jeremia

Zo voelden vanaf de 15e eeuw veel componisten zich al aangetrokken tot de Klaagliederen van Jeremia. In deze expressieve klaagzangen uit het Oude Testament rouwt Jeremia om de val van Jeruzalem en de verwoesting van de tempel in de zesde eeuw voor Christus. Volgens de profeet is de ramp te wijten aan het gedrag van het volk Israëls: het zou een straf van God zijn voor hun zonden.

Jeremiah treurend over de verwoesting van Jeruzalem (Rembrandt)
Jeremiah treurend over de verwoesting van Jeruzalem (Rembrandt)

De tekst van de Klaagliederen heeft de vorm van een acrostichon: elke strofe begint met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet en doet tegelijk dienst als nummering (in het Hebreeuws komt elke letter van het alfabet ook overeen met een getal). In de middeleeuwen ontstond de gewoonte deze letter een bijzonder muzikale behandeling te geven, daar kom ik zo op terug.

De klaagzangen voeren terug op een religieuze traditie uit het jodendom maar vonden ook in het christendom een vruchtbare bodem. Al vanaf de middeleeuwen hadden de Klaagliederen een plek gekregen in de liturgie gedurende drie opeenvolgende nachten in de Goede Week (oftewel de vroege ochtenden van Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag), al kon er lokaal nog wel eens verschil optreden in het hoe of wat.
Het Concilie van Trente bepaalde in de 16e eeuw hoe precies gedurende de drie nachten in series van drie lezingen (of lessen) alle verzen van de Klaagliederen opgedragen dienden te worden. Een volledige set bestaat dan dus uit 9 lezingen (of lessen).

In het holst van de nacht of toch wat vroeger

De diensten tijdens welke de Klaagliederen werden opgevoerd, duurden tot net voor het ochtendgloren, tijdens de dienst blies men telkens een kaars uit tot er nog één kaars over was en het verder helemaal donker was. In het Nederlands spreekt men ook wel van de Donkere Metten, de vroegste ochtenddienst in de katholieke liturgie. De Franse naam voor de uitvoering van de Klaagliederen verwijst ook naar dit tijdstip: Leçons de ténèbres, ‘ténèbre’ betekent donker of duister.

De Leçons de Ténèbres waren dus voor de vroege vogels onder de gelovigen. Eigenlijk alleen een geschikt tijdstip voor monniken. Dit was de reden dat de Leçons de ténèbres ook wel de middag ervoor werden uitgevoerd, op woensdag, donderdag en vrijdag. Daarom verwijzen de titels van de composities naar de woensdag tot en met vrijdag: ‘Leçons de ténèbres Office de Mercredi Saint, de Jeudi Saint et de Vendredi Saint’.

Van kerk naar hof

In de 17e eeuw ontwikkelde zich in Frankrijk een geheel eigen vorm van de Leçons de ténèbres. Ten tijde van de regeerperiode van Lodewijk XIV ontstond de gewoonte de Leçons de ténèbres ook aan het hof uit te voeren en werd de uitvoering ervan steeds meer een wereldlijke gebeurtenis. De magistraat en schrijver Jean-Lauren Le Cerf de La Viéville sprak zich sterk uit tegen deze praktijk waarin getalenteerde en charmante zangeressen lieftallig van achter de gordijnen lachten naar hun aanbidders. Het ‘zien en gezien worden’ – zoals we dat ook in onze Matthäus-traditie kennen – is blijkbaar van alle tijden!

De muziek van de Leçons de ténèbres kenmerkt zich in het algemeen door een bijna voortdurende afwisseling tussen melismes (meerdere noten per lettergreep) en declamatie (over het algemeen één noot per lettergreep). De melismatische passages zijn vooral voorbehouden aan de aanhef van de Klaagliederen, het ‘Incipit Lamemtatio Jeremiae Prophetae’ (Hier beginnen de klaagliederen van de profeet Jeremia) en de Hebreeuwse letters aan het begin van de verzen. Deze melismatische passages zijn vaak nog gebaseerd op de oude Gregoriaanse bronnen. Hieronder vindt u Leçons de ténèbres van een Franse, Belgische en Boheemse componist uit de barok.

François Couperin

Rond 1700 waren de uitvoeringen van de Leçons de ténèbres in Frankrijk steeds meer een soort publiek operaspektakel met dito toegangsprijzen. Dat kwam goed uit, want Frankrijk sloot in de dagen voor Pasen uit piëteit de operahuizen. Dat gaf de grote zangsterren de mogelijkheid om zich ook in het liturgische circuit te begeven. Couperin schreef een volledig set Leçons de ténèbres (dus voor alledrie de nachten) maar alleen de drie lessen voor de Witte Donderdag zijn bewaard gebleven. Zijn Leçons de ténèbres werden waarschijnlijk niet alleen aan het hof uitgevoerd, maar ook in de abdij van Longchamps, waar publiek welkom was.

Omdat Couperin dicht bij de Italiaanse operastijl bleef, waren zijn Leçons de ténèbres een groot succes. Zijn muziek staat bol van haast tastbare menselijke emoties. De wijze waarop Couperin de bittere angst toonzette die spreekt uit de teksten van Jeremia, was voor die tijd uniek. De eerste twee lessen zijn geschreven voor een solist, de laatste les is een duet. Ze beginnen alledrie met een recitatief, waarna een arioso volgt dat in de stijl van de Franse ‘tragédie lyrique’ en dat mede door de listig ingezette chromatiek gevoelens van eenzaamheid en ontreddering hoorbaar maakt.

Ook ieder begin van een les – een melisma op een letter van het Hebreeuwse alfabet – is bij Couperin veel rijker versierd en vooral verleidelijker dan de gewoonte was. En zelfs de waarschuwende slotzin van ieder deel, ‘Jerusalem, convertere ad Dominum Deum tuum’ (Jeruzalem, wend je tot de Heer, je God), klinkt bij Couperin telkens weer even betoverend als bezwerend. Voor de barokke medemens was er geen andere mogelijkheid dan deemoedig het hoofd te buigen en zijn nietige aardse bestaan onder ogen te zien.

Troisième Leçon de Ténèbres van François Couperin door Orchestre de l’Opéra Royal de Versailles o.l.v. Stéphane Fuget, met Florie Valiquette en Sophie Junker

Joseph Hector Fiocco

Confom de liturgische regels zijn ook de Lamentaties van de Belgische componist Joseph Hector Fiocco (1703 – 1741) in drieën verdeeld. Opvallend zijn de diverse partijen voor meerdere cello’s. Hierdoor kon er niet alleen in grotere zalen worden opgetreden (want de cello had meer volume dan de elegante viola da gamba), maar deze combinatie van instrumenten gaf de muziek ook een zwaardere en donkerder toon. De cellopartijen verdubbelen soms de baslijn van het continuo, maar voegen ook vaak contrapunt toe aan de zangstem, door deze te imiteren of juist een tegenstem te spelen.

Première lamentation du Jeudi Saint van Joseph Hector Fiocco, door Ground Floor

Jan Dismas Zelenka

De Jezuïeten in de hofkapel van August der Starke in het 18e-eeuwse Dresden waren niet erg matineus. Zij voerden hun ‘donkere metten’ uit om half vier ’s middags! Voor elk van deze drie ‘metten’ componeerde Zelenka, ook wel de ‘Boheems Bach genoemd’, telkens twee solocantates, de derde les werd niet getoonzet. In totaal schreef Zelenka dus zes Lamentaties. De donkerte van het kerkelijke jaargetijde verklaart waarom hij daarin alleen voor de drie laagste stemmen schreef en niet voor sopraan.

De klaagliederen met hun vrijwel identieke, klaaglijke gemoed in alle verzen geven geen aanleiding voor de in cantates gebruikelijke afwisseling van recitatieven en expressieve aria’s. Als alternatief daarvoor koos Zelenka voor losse, vloeiende overgangen tussen recitatieven en aria-achtige (arioso) passages. De tekst van de verzen wordt daarbij meestal compact en als een ‘secco recitatief’ (dat wil zeggen slechts door continuo begeleid) getoonzet, zonder dat centrale woorden of passages daarbij nadrukkelijk muzikaal worden geïllustreerd. Het muzikale accent ligt vooral op de instrumentale voor-, na- en tussenspelen. Én op de voor de zangstem op de ‘an sich’ betekenisloze Hebreeuwse beginletters die breed en bloemrijk, melismatisch worden uitgesponnen. Gaandeweg de zes Lamentaties klaart het instrumentale palet enigszins op, in overeenstemming met het wat hoopvoller en troostrijk karakter van de teksten voor Paaszaterdag. In de eerste vier Lamentaties treden, behalve de continuogroep en strijkers, soms ook twee hobo’s op. Deze spelen vaak dezelfde noten als de violen en zorgen daarmee voor mooie kleurverschillen.

In de twee laatste Lamentaties zijn de tutti-strijkers (violen en altviolen) en hobo’s geheel verdwenen. In Vijfde Lamentatie wordt het continuo aangevuld met twee concertante celli en twee fluiten, terwijl in de laatste Lamentatie een soloviool, een fagot aantreden én een chalumeau, de voorloper van de klarinet met een wat melancholiek en pastoraal timbre.

Zesde Lamentatie (Lamentationes pro die Veneris Sancto, nr 2 in F (ZWV 53/6)) van Jan Dismas Zelenka, instrumentalisten van de Schola Cantorum Basiliensis o.l.v. René Jacobs

Geen dag zonder Bach

MUSICO-eigenaar Taco Stronks benut deze lock down om alle Bach-cantates te beluisteren. Op Facebook licht hij af en toe een bekende of onbekende parel uit dit repertoire toe. Vandaag ook in het MUSICO-blog aandacht voor een Bach-cantate, de Kaffeekantate.

Bach schreef cantates voor verschillende doeleinden: cantates voor in de kerk, cantates voor bijzondere gelegenheden en cantates voor opvoering in openbare gelegenheden of huiselijke kring. Bachs Kaffeekantate behoort tot die laatste categorie. Het op muziek gezette verhaal over brompot Herr Schlendrian en z’n eigenzinnige dochter Liesgen heeft misschien nog wel het meest weg van een mini-opera. Van alle werken van Bach komt de dit werk het dichtst bij een barok ‘dramma per musica’.

Een verdord stukje geitenvlees

Veel om het lijf heeft dat verhaal niet: dochter Liesgen weigert te breken met haar gewoonte van regelmatig koffie drinken: ‘Als ik niet driemaal daags mijn kopje koffie mag drinken,’ zingt ze, ‘dan verander ik tot mijn verdriet in een verdord stukje geitenvlees.’ Vader Schlendrian, een naam die iets als ‘sleur’ of ’treuzel’ betekent, vindt die obsessie maar niets. Hij probeert zijn dochter over te halen om het koffiedrinken te stoppen. ‘Weg met die koffie!’ beveelt Schlendrian haar. Maar ze trekt zich er niets van aan. Al zijn dreigementen hebben geen enkel effect.

Zum arabische Coffe Baum, Leipzig
Het oudste koffiehuis van Duitsland: Zum arabische Coffe Baum in Leipzig (1711)

We kunnen ons dat nu niet zo goed voorstellen, maar het koffie drinken was in Bachs tijd onder de burgers van Leipzig een opkomende mode, een trend. Het was nog niet zo heel lang geleden dat het nuttigen van de ‘zwarte Turkendrank’ alleen aan mensen van adel was voorbehouden. In Bachs tijd schoten de koffiehuizen in Europa als paddenstoelen uit de grond. In Leipzig waren er zelfs meer dan tien. De burgers namen de gewoonten van de adel over en zoals het vaak gaat met iets nieuws: sommigen zijn enthousiast, anderen verzetten zich.

Geen koffie, dan ook geen man

Voor Liesje is het meedoen met de nieuwe trend het einde, voor haar vader is het iets waarvan hij haar koste wat kost moet zien af te brengen. Dat lukt hem ook in de oorspronkelijke tekst van de dichter Picander. Die eindigt met de overwinning van Schlendrian. Na veel dreigementen zwicht Liesgen tenslotte voor haar vader: geen man krijgen lijkt haar nog erger dan geen koffie meer te mogen drinken. Het is waarschijnlijk Bach zelf geweest die de tekst van Picander heeft aangevuld. Vader Schlendrian mag dan op zoek gaan naar een man voor z’n dochter, intussen laat Liesje wie het maar horen wil, weten dat die wel aan deze voorwaarde moet voldoen: toestaan dat zijn vrouw koffie blijft drinken.

Nu gaat de oude Schlendrian op pad. Hoe krijgt hij voor zijn dochter Liesgen een fijne vrijer op de mat? Maar Liesgen maakt haar geheim bekend:

‘Bij mij in huis komt er geen vent
die eerst niet met mij wil beklinken
en opneemt, zwart op wit in ’t trouwpapier,
dat hij mij toestaat het plezier
om koffie… onbeperkt… te drinken.’

(vertaling: Carel Alphenaar)

De moraal van het verhaal klinkt aan het eind van de cantate: vrouwen houden nu eenmaal van koffie, waarom zou je dat willen veranderen?

De kat blijft op de muis gericht
en meisjes blijven koffieleuten.
Mama die zich aan koffie laaft
en omalief is zwaar verslaafd.
Zeg mij wie neemt het dochters kwalijk.

(vertaling: Carel Alphenaar)

Gedonder in de glazenkast

Zoals in al zijn cantates, weet Bach ook hier op meesterlijke wijze de tekst in de muziek uit te beelden en de karakters van zijn hoofdpersonen muzikaal uit te tekenen. Let eens op de eerste aria, hoe nurks en star klinkt de begeleiding van Schlendrian en hoe overdreven vaak zingt hij over dat ‘gedonder in de glazenkast’. Een hamerend motief illustreert de onverzettelijkheid van de getergde vader.

Natuurlijk overdrijft ook Liesgen in haar eerste aria (‘Ei! wie schmeckt der Coffee süße’), maar haar pleidooi voor koffie heeft toch vooral iets jeugdig aanstekelijks, wat haar voor ons sympathieker maakt dan haar vader.
In haar aria ‘Heute noch’, met zijn Siciliano-ritme, is alles in harmonie: zangeres en instrumentalisten delen dezelfde thematiek en er zijn geen verontrustende harmonieën of chromatische noten.

Vrouw met kopje koffie (Louis-Marin Bonnet, 1774)
Vrouw met kopje koffie (Louis-Marin Bonnet, 1774)

Bach schreef de Kaffee Kantate voor zijn Collegium Musicum, een muziekgezelschap dat aanvankelijk vooral bestond uit universitaire studenten, maar dat meer en meer werd aangevuld met musici van naam. Het niveau was, al voordat Bach ervan in 1729 de leiding kreeg, dermate hoog dat het Collegium een soort opleidingsschool vormde voor tal van bekende zangers en instrumentalisten. Twee keer per week musiceerde men met elkaar in een koffiehuis(!); daarnaast trad het Collegium op bij bijzondere gelegenheden van een universiteit of vorstelijk hof.

Een verrassend slot

De Kaffeekantate was bedoeld voor zo’n ‘gewone’ wekelijkse bijeenkomst in het koffiehuis. De inwoners van Leipzig die gratis mochten luisteren, zullen er zeker van genoten hebben. Misschien was het voor hen een hernieuwde kennismaking met de tekst van Picander, want ook tijdgenoten van Bach zetten die op muziek. In dat geval zullen ze zeker hebben opgekeken van het voor hen verrassende slot van deze cantate. De laatste twee (bovengenoemde) delen zijn later namelijk later toegevoegd: een slotkoor en de voorafgaande verklaring dat een vrijer er bij Liesjes alleen in komt wanneer die haar haar koffie gunt; zo verschijnt Liesje alsnog als de morele winnaar. Maar waar komen die extra teksten vandaan en waarom? Is Bach tot de orde geroepen door Anna Magdalena of een van zijn dochters? En wie hebben die teksten geschreven? Bach zelf of zijn tekstdichteres Christitana Mariane von Ziegler, of misschien toch ook Picander? We weten het niet en het doet ook niks af aan de meesterlijke compositie!

Luister en kijk naar een opname onder leiding van Nikolaus Harnoncourt, met sopraan Janet Perry, tenor Peter Schreier en bas Robert Holl:

Kaffeekantate van Johann Sebastian Bach, door sopraan Janet Perry, tenor Peter Schreier en bas Robert Holl o.l.v. Nikolaus Harnoncourt, 1984

MUSICO Thuistheater: Bachwoche

Als wij niet naar Bach kunnen, dan laten wij Bach naar ons toekomen. Deze week in het MUSICO Thuistheater creëren we onze eigen mini-Bachwoche. Taco Stronks mijmert met heimwee in het hart naar een gebied waar hij zich wonderwel thuisvoelt: de geboortegrond van Johann Sebastian Bach. We kunnen er dit jaar niet komen, maar gelukkig is er de korte documentaire van de Weimarer Bachkantate-Akademie en trekken al die belangrijke plekken uit het leven van Bach op het scherm aan onze neus voorbij.

Maar eerst praten Taco Stronks en Remco Roovers u nog bij over de laatste stand van zaken rond corona en reizen. Daarna neemt Taco u mee naar Bach.

Mijn favoriete bestemmingen

Vraag een willekeurige MUSICO-reisleider wat zijn of haar favoriete bestemming is en hij of zij zal steevast antwoorden dat de bestemming van de reis niet veel uitmaakt. Het samen op pad zijn en het samen muziek beleven staat voorop. Maar vraag je nog even door, dan zal er bijna altijd schoorvoetend worden toegegeven dat ze dat dan toch liefst doen in Berlijn, of in Finland, in de Arena di Verona of bij de Schubertiade in Schwarzenberg. De ene reisleider vindt het fijn om juist elke keer – op avontuur – naar een nieuwe bestemming te gaan, de andere reisleider vindt het juist fijn om vast locaties, landen of streken te bezoeken. Je weet waar je aan toe bent en wat je kan verwachten.

Ik zelf behoor tot de laatste categorie. Stuur mij maar tien keer naar Leipzig, drie keer achter elkaar naar Berlijn, elk jaar naar het operafestival in Glyndebourne. Ik vind het heerlijk om het gevoel te hebben de groep een paar stappen – soms letterlijk – voor te zijn. Te weten wat je te wachten staat als je naar een concertlocatie, wat de gang van zaken is in bepaalde musea en om de groep dus ook van tevoren hierover te kunnen informeren.

Bij de hierboven door mij genoemde favoriete bestemmingen moet ook zeker Thüringen vermeld worden. Niet voor niets wordt deze Duitse deelstaat ‘het groene hart van Duitsland’ genoemd, met een glooiend landschap, diepe dalen, bossen, rivieren, meren en stuwdammen. Mede door een milieuvriendelijke wetgeving en niet te vergeten de zeer lage bevolkingsdichtheid is er zo een ongerepte natuur ontstaan.

Bach van wieg tot graf

Ook op cultuur gebied valt er veel te ontdekken. Bekende namen uit de kunst en cultuur hebben hun voetsporen nagelaten in Thüringen. Dichters als Goethe en Schiller leefden en werkten in Weimar, Jena en andere plekken in Thüringen. Luther beleefde er de belangrijkste momenten van zijn leven: de wisseling van een juridische naar een geestelijke loopbaan in het Augustijner klooster Erfurt, de vertaling van het Nieuwe Testament op de Wartburg in Eisenach en zijn werk als reformator. En, voor MUSICO-reizigers niet onbelangrijk, componisten als Liszt en Wagner hebben er hun muzikale sporen achtergelaten. En niet te vergeten, het is de geboortegrond van Johann Sebastian Bach. Zijn wieg stond in Eisenach en hij werkte onder andere in Arnstadt, Mühlhausen en Weimar. De familie Bach stamt oorspronkelijk uit Hongarije, maar rond de reformatie trokken zij naar Thüringen. De Duitse tak van de muzikale Bachfamilie begon in het Thüringer plaatsje Wechmar. Hier leefde en werkte rond 1600 oervader Veit (de betovergrootvader van Johann Sebastian).

In Bachs geboorteplaats Eisenach staat diens geboortehuis. Althans, dat leren we van de plaatselijke stadsgids. Maar als je een stukje verder door het stadje loopt, weet je wel beter. Even verderop staat een modern huis, met daarop een bordje dat Johann Sebastian daar geboren is. Helaas is er van het geboortehuis niets meer over en daarom heeft men voor een andere locatie gekozen. Het in 1456 gebouwde vakwerkhuis is ingericht als museum en maakt duidelijk hoe men tijdens het leven van Bach werkte en woonde. Bovendien kan je er op veel plaatsen in het gebouw heerlijk naar muziek luisteren.

Bachhaus in Eisenach
Het Bachhaus in Eisenach, een vijftiende-eeuws vakwerkhuis met moderne uitbouw

Wat er in Eisenach nog wel met zekerheid terug te voeren is op Bach, is het doopvont in de Georgenkirche. Daar begint dan ook voor de Bach-liefhebber het magische gevoel in de voetsporen van de componist te treden, een gevoel dat in heel Thüringen behouden blijft. In Ohrdruf voel je zijn droefenis nadat hij na de dood van zijn ouders introk bij zijn oudste broer die er organist was. In het schilderachtige dorpje Dornheim maak je zijn eerste bruiloft mee in het kleine kerkje. In Arnstadt snap je waarom hij er weg wilde en te voet helemaal naar Lübeck liep om naar de componist Buxtehude te gaan luisteren. Ook in Weimar wilde Bach andere horizonten opzoeken maar dit verloopt niet zonder slag of stoot. De hertog wou hem niet laten gaan en nam zijn geliefde huismuzikant gevangen. En met een beetje fantasie zie je hem daar nog achter de tralies zitten!

Helaas is het door de Corona-crisis tijdelijk niet mogelijk naar Thüringen te reizen, maar gelukkig zijn er de video’s en concertregistraties nog! Want elk voorjaar wordt Bach geëerd in de Thüringer Bachwochen. Dit festival behoort inmiddels tot de grootste klassieke muziekfestivals van Thüringen. Vooraanstaande musici uit de (oude) muziekwereld musiceren tijdens deze weken op bijzondere plekken. De aftrap van dit festival wordt gegeven met de ‘Lange nacht van de kamermuziek’. Gedurende één avond openen de inwoners van Thüringen hun huizen en zingen en spelen zoals Bach dit met zijn familie deed. Professionele muzikanten en amateurs, kinderen en volwassenen werken allemaal mee en houden hiermee de muziek levend. In dit korte filmpje krijgt u een aardig idee van de sfeer en de locaties van het festival:

Thüringer Bachwochen

Mehr als nur Musik

De korte documentaire Mehr als nur Musik gaat over de Weimarer Bachkantaten-Akademie. Bach-dirigent Helmuth Rilling nodigde in 2015 jonge muzikanten uit de hele wereld uit om naar Duitsland te komen om de cantates van Bach in hun authentieke locatie in Weimar te bestuderen en uit te voeren. 63 musici uit 18 landen werden uit ontelbare kandidaten gekozen, die zich in de kortste tijd ontwikkelden tot een uitstekend koor en orkest met een enorm enthousiasme en groot muzikaal talent.

Documentaire Mehr als nur Musik over de Weimarer Bachkantaten-Akademie

Het slotconcert van deze Weimarer Bachkantaten-Akademie 2015 vond plaats in de Georgenkirche in Eisenach. Studenten van de Bachkantaten-Akademie voerden onder leiding van Helmuth Rilling vier cantates uit, waaronder een van mijn favoriete cantates, ‘Herz und Mund und Tat und Leben’ (BWV 147). In het uitbundige openingskoor domineert het orkest, waarin de stralende trompet als een heraut voorop gaat. De fuga waarmee de koorstemmen, van boven naar beneden, deze tekst introduceren, geeft een mooi beeld van hoe deze getuigenis van mond tot mond gaat. Let op! Vanaf 59’20’’ hoort u de sopraanaria ‘Bereite dir, Jesu, noch itzo die Bahn’, volgens mij een van de mooiste aria’s die Bach geschreven heeft. Eenvoudig qua opzet, met een zwierige soloviool, begeleid door de instrumenten van het basso continuo. De sopraan gaat dansend op weg; triolen vormen het dominante ritme in dit stuk:

Maak de weg nog heden voor U gereed
mijn Heiland, kies
de gelovende ziel
en zie met ogen vol genade mij aan!

Slotconcert Weimarer Bachkantaten-Akademie 2015 (Georgenkirche Eisenach)

Teatro San Cassiano: het eerste operatheater

Iedereen kent het beroemdste operatheater van Venetië, Teatro La Fenice, dat in 2001 door brand werd verwoest en daarna, haar naam eer aandoend, inderdaad als een feniks uit de as herrees. Maar Venetië kende nog een ander beroemd operahuis dat momenteel wordt herbouwd ‘com’era, dov’era’ (zoals het was, waar het was). Het was het allereerste commerciële operatheater ter wereld: het Teatro San Cassiano.

Geboorte van de opera

Het genre opera ontstond aan het eind van de zestiende eeuw in Florence. Opera was in die tijd exclusief voor de aristocratie. De peperdure kunstvorm moest de geboortes, verlovingen en bruiloften van de adellijke families en zelfs de feesten van de kerkelijke elite opluisteren. Het betrof meestal eenmalige gebeurtenissen om de gasten te vermaken en de enorme rijkdom van de gastheer te etaleren. De wens elkaar de loef af te steken was regelmatig het motief om een opera te laten uitvoeren. Permanente operatheaters bestonden nog niet; de voorstellingen vonden plaats in zalen van paleizen en in tijdelijke openluchttheaters in de tuinen.

Volkskunst

Toch sloeg de nieuwe kunstvorm ook buiten de adellijke kringen aan, en het grote succes van de opera als ‘kunst voor het volk’ begon in Venetië. In 1637 stichtten enkele musici het Teatro San Cassiano, het eerste commerciële operatheater ter wereld. Al snel was de belangstelling voor opera zo overweldigend, dat nog voor het einde van de zeventiende eeuw tientallen andere theaters hun deuren openden. Het feit dat in deze theaters deze opera-opvoeringen afhankelijk waren van de kaartverkoop, had directe invloed op de vorm en de inhoud van opera’s. Zo gebruikten de operahuizen een klein orkest om geld te besparen en kwamen koren om dezelfde reden niet vaak voor. Verder betekende het dat de operahuizen bij hun producties vooral de smaak van het publiek meewogen.

De zanger centraal

De positie van de vocalisten in de opera werd steeds belangrijker. Dit was namelijk precies waarom het publiek een avondje naar het theater kwam: vocaal vuurwerk! Een groot deel van het budget besteedde de theaterdirecteuren aan het engageren van sterzangers. Omdat in die tijd vrouwen op het toneel lang niet overal waren toegestaan, draaide het op het hoogtepunt van de opera-rage vooral om de vocale prestaties van de ‘primo uomo’, oftewel de belangrijkste zanger van de voorstelling. De glorietijd van de castraat brak aan, want naar de mode van die tijd was de ‘primo uomo’ in Italië vrijwel altijd een castraat. Dat waren mannen bij wie door een operatieve ingreep de stembreuk werd verhinderd. En zonder de baard in de keel waren castraten in staat om op volwassen leeftijd en met een volgroeid lichaam hun oorspronkelijke sopraan- of altstem te gebruiken.

Het eerste operahuis

Aan de wieg van al deze ontwikkeling stond dus het eerste openbare operahuis ter wereld, het Teatro San Cassiano in Venetië. Tot in de achttiende eeuw was het theater in gebruik, tot het in de tijd van Napoleon werd verwoest. In het onderstaande filmpje wordt op eenvoudige en duidelijke wijze de geschiedenis van San Cassiano uit de doeken gedaan:

Reconstructie

Zakenman en musicoloog Paul Atkin heeft het ambitieuze plan opgevat het zeventiende eeuwse Teatro San Cassiano te reconstrueren en te herbouwen. Onder het motto ‘com’era, dov’era’ (‘zoals het was, waar het was’) zamelt hij geld in en probeert hij de autoriteiten én het publiek van het belang van dit project te overtuigen. Om dit mede mogelijk te maken verkocht hij zijn bedrijf en wijdt hij sindsdien zijn leven aan dit project. Uiteraard is voor dit project veel geld nodig. In onderstaand filmpje vertelt Paul Atkin meer over zijn drijfveer en het project:

Een werkend baroktheater

Atkin is van plan om het Teatro San Cassiano uit 1637 zo goed als mogelijk te reconstrueren. Hij wil er een volledig functionerend en goed uitgerust operahuis van te maken, compleet met volledig operationele, barokke toneelmachinerie, bewegende decors en speciale effecten. In het onderstaande filmpje een voorbeeld van zo’n decorwisseling:

Op deze manier hoopt Atkin om op historische bronnen gebaseerde barokopera’s in Venetië te kunnen opvoeren. Daarnaast wil hij van het Teatro San Cassiano een kenniscentrum maken voor onderzoek naar de authentieke uitvoeringspraktijk van barokopera. Het grote voordeel daarbij is dat de opera meteen ook tot klinken komt, op het podium en in de orkestbak.

Als het aan Atkin ligt, herrijst de komende jaren dus nog een tweede Venetiaanse feniks uit haar as. Het publiek zal hier de gloriedagen van de Italiaanse barokopera weer ten volle zal kunnen beleven.

Winactie: operaboek van reisleider Benjamin Rous

Reisleider Benjamin Rous is voor velen inmiddels een bekend MUSICO-gezicht. Recent verscheen zijn boek Opera – een geschiedenis in 27 sleutelwerken bij uitgeverij Van Oorschot. In het boek neemt Benjamin zijn lezers mee door vierhonderd jaar operageschiedenis. Hij laat ze kennis maken met werken die het genre hebben gedefinieerd en veranderd. Met een vlotte pen geschreven en boordevol interessante observaties over de muziek is het boek ideaal als voorbereiding op het operabezoek, maar ook een prettig leesboek. MUSICO Reizen is uiteraard trots op dit mooie resultaat en laat u graag kennismaken met dit boek.

Cover boek Rous

MUSICO Reizen geeft nu tien boeken weg (winkelwaarde € 25,=)

Om hiervoor in aanmerking te komen vragen wij u een kort verhaal te schrijven (tussen de 100 en 200 woorden) waarin u uw leukste, ontroerendste, frustrerendste of grappigste opera-ervaring vertelt. Natuurlijk het liefst tijdens een door u gemaakte reis met MUSICO. Onder alle inzenders worden tien boeken verloot, uiteraard gesigneerd door de auteur en voorzien van een persoonlijke opdracht! De mooiste verhalen kunt u op een later moment teruglezen in het MUSICO-blog.

De spelregels

* Uw verhaal dient uiterlijk 18 oktober 2019 per e-mail te zijn ingeleverd (via info@musico.nl);
* Verhalen dienen te zijn voorzien van de naam van de auteur, indien gewenst wordt uw naam bij publicatie niet vermeld;
* Met het inleveren van uw verhaal doet u afstand van copyright op dit verhaal (d.w.z. de tekst mag door MUSICO Reizen worden gebruikt, binnen het redelijke mag MUSICO Reizen ook wijzigingen doorvoeren);
* Het is geen wedstrijd, er komt dus geen winnend stukje uit. De boeken worden eerlijk onder alle deelnemers verloot.

Mozart was here

Ik denk dat ik het gevoel voor het eerst in Leipzig had: de sensatie dat een componist – in dit geval Bach – op bepaalde plekken heeft gewerkt, geleefd, zijn boodschappen heeft gedaan. Dat zijn Matthäus Passion in première is gegaan in de Thomaskirche, waar je nu nog steeds elk jaar datzelfde stuk kunt ervaren. Het zijn buitenmuzikale zaken die voor mij in sterkte mate bijdragen aan het plezier dat ik beleef aan het bijwonen van een concert of een operavoorstelling.

De magie van een plek

Zo beleef ik nog meer plezier aan de opvoering van barokopera’s als ik in het 18e-eeuwse theater in het Zweedse Drottningholm ben. Alleen al de boottocht vanuit Stockholm is natuurlijk heerlijk, maar de kers op de taart vormt het achttiende-eeuwse systeem van decorwisselingen en de toneelmachines die hun oude staat hebben behouden. Ik geniet dubbel van de opera’s van Händel dankzij de betoverende 18e-eeuwse decors van het kasteeltheater in Český Krumlov. De muziek van Telemann wordt nóg mooier als je in Magdeburg een concert bijwoont, zijn geboortestad. En je vergeet al snel hoe hard de stoelen eigenlijk zijn in het Festspielhaus in Bayreuth als je de opera’s van Wagner hoort in het theater waarvoor ze geschreven zijn, inclusief de befaamde akoestiek. Die is grotendeels te danken aan de gebogen kap die de orkestbak overdekt en de plaatsing van het orkest, dat half onder het toneel zit, met het zware koper achteraan ‘begraven’. Het onzichtbare orkest maakt de toneelillusie nog completer.

Podium van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen
Podium van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen

Schloss Schwetzingen

Een zelfde soort magie ervoer ik toen ik voor het eerst in het rococo theater in Schloss Schwetzingen kwam. Het is de plek waar Mozart driemaal is geweest, voor de eerste keer als zevenjarig wonderkind. Geen wonder dat hij later in zijn leven terug mocht komen, want de eerste keer maakten hij en zijn zus Nannerl behoorlijk wat los aan het hof van Schwetzingen: ‘Meine Kinder haben ganz Schwetzingen in Bewegung gesetzet: und die Churf. Herrschaften hatten ein unbeschreiblich vergnügen, und alles geriet in verwunderung’, schreef zijn vader Leopold Mozart in 1763 vanuit Schwetzingen aan een vriend in Salzburg.

Zaal van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen
Zaal van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen

Het theater is onderdeel van Schloss Schwetzingen, nabij Heidelberg, en werd geopend in 1753. Helaas zijn de originele decors en de toneelmachinerie niet bewaard gebleven, maar het auditorium ziet er nog grotendeels zo uit als de classicistische draai die er in de jaren ’70 van de 18e eeuw aangegeven is. En zoals Mozart die dus gekend moet hebben. Het is bijzonder om in zo’n relatief klein theater de klanken van de opera’s Le nozze di Figaro of Don Giovanni te mogen beluisteren. Je waant je even terug in de 18e eeuw en misschien is dat wel de reden waarom ik het zo heerlijk vind om daar te zijn. Een Mozart-opera in dit theater horen; dichter bij Mozart kan je bijna niet komen!