Messiah, een meesterwerk of een campagne?

‘The Stewards of the Charitable Musical Society request the Favour of the Ladies not to come with Hoops this day to the Musick Hall in Fishamble Street. The Gentlemen are desired to come without their Swords.’ 

Het is 13 april 1742 en Dublin maakt zich op voor de première van een nieuw oratorium van Georg Friedrich Händel. De dag ervoor was de openbare generale repetitie een eclatant succes gebleken en door allemaal wat in te schuiven zou de Great Music Hall niet 600 maar 700 bezoekers kunnen ontvangen. Zonder de hoepelrokken van de dames en gevaarlijke zwaarden van de heren hoorde Dublin het nieuwe werk van Händel aan. En men was wild enthousiast. Er volgende nog verscheidene reprises van dit oratorium. De naam van dit nieuwe oratorium: Messiah. 

Händel in … Dublin?

Maar wat deed Händel in Dublin? Na zijn opleiding in Duitsland en omzwervingen door Italië was Händel in Engeland terecht gekomen, waar hij in 1711 de Italiaanse opera introduceerde. Het Engelse publiek was onmiddellijk verkocht en smulde van Händels opera’s, jaar na jaar na jaar. Händel voelde zich thuis in Londen, en naturaliseerde zelfs tot Engelsman. Maar eind jaren ’20 raakte de rek er toch uit. Händel kreeg concurrentie van andere componisten en zijn eigen gezelschap ging aan financiële malheur ten onder. Händel was er echter de man niet naar om bij de pakken neer te gaan zitten. Waar zijn concurrent hoge ogen mee gooide, was een opera in de moerstaal, in het Engels dus. Händel bleef opera’s in het Italiaans schrijven, maar introduceerde tegelijkertijd ook iets nieuws: het oratorium in het Engels.  

Van top naar flop

Händel had het genre van oratorium in zijn jeugdjaren in Italië leren kennen, maar had er lang niets mee gedaan. Nu, in de jaren ’30 greep hij met succes terug op het oratorium. Belangrijke succesfactor was dat het libretto in het Engels was. Daarnaast schreef Händel nog wel enkele Italiaanse opera’s, maar die kregen aanmerkelijk minder bijval. In het voorjaar van 1741 ging Händels laatste Italiaanse opera in première. Deze opera, Deidamia, flopte grandioos, net zoals zijn voorganger Imeneo.  

‘Handel says he will do nothing next winter, but I hope I shalle perswade him to set another Scripture Collection I made for him and perform it for his own benefit in Passion Week. I hope he will layout his whole genius and skil upon it, that the composition may exell all his former compositions as the subject excels every other subject. The subject is Messiah.’  

Aan het woord is Charles Jennens in een brief aan een vriend. Het is dan juli 1741. Jennens was een landeigenaar én mecenas voor de kunsten en muziek. Hij bewonderde Händel bijzonder en had al eerder oratorium-libretti voor hem geschreven. Jennens was niet alleen een mecenas, hij was vooral ook een ‘non-juror’. Zonder nu al te veel in details te willen treden, maak ik toch even een klein uitstapje naar het religieuze klimaat in het 18e-eeuwse Engeland.  

Charles Jennens (Thomas Hudson)
Charles Jennens (Thomas Hudson)

Echtscheiding als inzet voor eigen staatsreligie

Al eeuwenlang was Engeland het toneel van religieuze onenigheid. Koningen kwamen en koningen gingen, en daarmee veranderde ook voortdurend de staatsreligie. Het begon al met koning Henry VIII die vanwege een conflict met de paus – de koning wilde af van zijn vrouw, omdat zij wel zes dochters met hem had gekregen maar geen enkele zoon die de babytijd overleefde; dat vond de paus geen legitiem argument voor scheiding – in 1534 brak met Rome. Het was het begin van de Anglicaanse kerk die – kort door de bocht – wel katholiek maar niet rooms was. Zijn dochter Mary was en bleef wel katholiek. Bij haar troonsbestijging in 1553 deed zij er alles aan Engeland weer katholiek te maken. Geen middel schuwde zij, waaraan zij haar bijnaam ‘Bloody Mary’ te danken heeft. Haar halfzus koningin Elizabeth was meer de protestantse zaak toegedaan en niet alleen om puur religieuze redenen. Als koningin van Engeland zag zij meer in allianties met andere protestantse mogendheden.  

Koning James: to be or not to be

Een extra complicatie in deze religieuze warboel deed zich voor toen een eeuw later de inmiddels weer katholieke koning James II het land uit vluchtte en de Nederlandse Willem III het heft in handen nam. Wie was nu precies koning van Engeland en belangrijker voor ons nu: wie was er nu het hoofd van de Anglicaanse kerk? De koning van Engeland was namelijk ook het hoofd van de Anglicaanse kerk aan wie geestelijken trouw moesten beloven. Velen accepteerden de protestante Willem III niet als hoofd van de Anglicaanse kerk en zo ontstond een kleine maar wel invloedrijke geloofsgemeenschap van ‘non-jurors’ binnen de Anglicaanse kerk. Jennens behoorde tot die geloofsgemeenschap. 

Jennens’ Messiah: het oratorium als campagne

Tegelijkertijd met al deze verwikkelingen had de Anglicaanse kerk ook te maken met de ideeën van de Verlichting. In Engeland waren het de Deïsten die de verlichtende ideeën over religie voor het voetlicht brachten: het godsbeeld diende niet af te hangen van een openbaring maar van rationele principes. De Bijbel was vooral een bron van schitterende poëzie en niet van goddelijke openbaring. Het geloof werd bij de Deïsten dus iets rationeels. Dat konden en lieten de Anglicaanse theologen niet op zich zitten. ‘Sinds de Godheid tot een voorwerp van wetenschap is gemaakt, is de plicht om het Christendom te verdedigen sterk toegenomen’, zo zei de Anglicaanse theoloog Sykes.  

De discussie over hoe men de Bijbel moest lezen en interpreteren werd tot in alle lagen van de geletterde bevolking gevoerd. Ook Jennens was hier vrijwel dagelijks mee bezig. Eén van beste de manieren om die geletterde middenklasse te bereiken was, zo vond men, om ‘via de emotionele kracht van de muziek de godsdienstige leerstellingen over te brengen’. Ofwel: naar een oratorium te luisteren! 

Händels Messiah

Dus Jennens’ libretto voor Messiah had een boodschap. Hij schreef het werk dan ook op eigen gezag, niet omdat hij door Händel ervoor gevraagd was. Maar na ontvangst ging Händel vrijwel direct met het libretto aan de slag. In drie weken tijd, van 22 augustus tot 14 september 1741 schreef hij alle muziek voor dit oratorium. Geen ongebruikelijke termijn voor Händel. Hij was gewoon om in de zomer tussen de theaterseizoenen door nieuwe werken te schrijven. En net zoals bijvoorbeeld Mozart of Rossini was hij in staat zich enorm te focussen en dan min of meer dag en nacht door te schrijven tot hij klaar was. Na het componeren van Messiah ging Händel na één weekje rust dan ook gezwind door met een volgend oratorium, Samson.  

Het vreemde is echter dat Händel geen nieuw theaterseizoen organiseerde in Londen. Het lijkt wel of Händel de hele zomer heeft afgewacht wat er zou gaan gebeuren. En dan, na afronding van Samson, pakte hij plotseling zijn koffers en vertrok naar Dublin waar hij op 18 november arriveerde. De Duke of Devonshire in zijn functie van gouverneur van Ierland was dolgelukkig dat Händel gehoor had gegeven aan zijn uitnodiging. Deze beroemdheid zou het muzikale leven in Dublin een flink ‘boost’ geven. 

‘Some mortification to me’

Minder blij was librettist Jennens. Begin december arriveerde hij vanaf zijn landgoed in Londen om hier het theaterseizoen bij te wonen en politiek te bedrijven. Zijn brief van 2 december 1741 aan een vriend was ronduit chagrijnig. ‘Not amused’, om het onderkoeld op zijn Engels te zeggen: 

‘I heard with great pleasure at my arrival in Town that Handel had set het Oratorio of Messiah. But is was some mortification to me to hear that instead of performing it here he was gone into Ireland with it.’ 

Van ‘not amused’ tot ‘pissed off’

Er lijkt geen enkel contact te zijn geweest tussen Händel en Jennens in de maanden daaraan voorafgaand. En dat terwijl Jennens zich graag met de voortgang van ‘zijn’ oratoria mocht bemoeien. Hij had daar ook de capaciteiten voor, hij was zowel op poëtisch als op muzikaal gebied goed onderlegd. En nu zat Händel opeens in Dublin, met zijn libretto! Jennens bleef mokken, ook toen Händel een jaar later weer in Londen was. Nog voor Messiah zijn Londense première beleefde, had Jennens zijn oordeel al klaar.  

‘His Messiah has disappointed me, being set in great hast, tho he said he would be a year about it and make it the best of all his compositions.’ (januari 1742) 

Jennens was blijkbaar niet op de hoogte van het feit dat Händel altijd zeer gefocust in een kort tijdbestek zijn werken componeerde. En dat Händel er niets aan wilde wijzigen, maakte hem nog bozer. De beledigingen aan het adres van Händel zal ik u besparen.

Georg Friedrich Händel
Georg Friedrich Händel (Balthasar Denner, ca 1726)

Händels bewerking: de muziek

Hoogste tijd om naar de muziek te gaan luisteren! Geheel in overeenstemming met de andere oratoria van Händel had Jennens weer een libretto gemaakt dat bestond uit drie delen, zodat bij uitvoering twee pauzes mogelijk waren. Elk deel is weer onderverdeeld in aparte delen, als ware het scènes. Maar verder week Messiah in bijna alle opzichten af van het oratorium dat Händel in de jaren voorafgaand aan Messiah had ontwikkeld. 

Wie is de Messias?

In Messiah is geen sprake van een verhaallijn met een begin en een einde. Messiah is vooral een uiteenzetting van idee, van een abstract gegeven. Jennens had zorgvuldig al zijn teksten uit het Oude en het Nieuwe Testament gekozen met als resultaat een bloemlezing over de aankondiging, de geboorte en het lijden van de Messias. Met deze teksten werkte Jennens toe naar het enige statement dat hij wilde maken. En dat gebeurt, geheel volgens de regels van het debat, dan ook pas helemaal aan het einde van Messiah: de Messias uit het Oude Testament is Jezus Christus in het Nieuwe Testament. 

Het muzikaal toonzetten van Jennens tekst moet een flinke uitdaging voor Händel zijn geweest. Want waar moest nu de spanningsboog vandaan komen, nu er geen ‘verhaal’ was, geen dramatische personages? In de meeste oratoria ‘gebeurt’ het verhaal tijdens de recitatieven, terwijl de aria’s en de koren als reflectiemomenten gelden. In Messiah fungeren de recitatieven vooral als opstapje naar aria’s, die op hun beurt weer culmineren in koren. Zo zijn de meeste scènes opgebouwd. Alleen in deel II is dit systeem losgelaten en heeft het koor absoluut de leidende rol. De spanningsboog is daarmee vooral een muzikale boog die in eerste instantie leidt van het deel I naar het einde van deel II met wellicht het beroemdste koor uit de klassieke muziek, Hallelujah.  

Messiah opent met een Sinfonia. De eerste maten zijn ernstig, maar tegelijkertijd ook hoopvol en troostend. Het gepuncteerde ritme doet denken aan de Franse ouverture, bedoeld om de koning aan het begin van een opera-opvoering een waardige entree te geven. Hiernaar volgt een fuga, er is geen tijd te verliezen: het verhaal moet verteld worden. 

Sinfonia uit Messiah van Händel, Dunedin Consort o.l.v. John Butt

Deel 1 handelt over de komst van een Messias. Dat is op zich goed nieuws, maar niet alle profeten uit het Oude Testament zijn alleen maar positief. De komst van de Messias zal de wereld doen schokken. De tweede ‘scène’ (The coming judgement), waarin dit uiteengezet wordt, geeft meteen een mooi voorbeeld van hoe Händel het geheel voortdurend opbouwt, van recitatief naar aria naar koor. In een recitatief met strijkersbegeleiding vertelt de bas hoe God eerst alles zal doen schudden:  

Thus saith the Lord, the Lord of hosts:
Yet once a little while  
and I will shake the heavens  
and the earth, the sea and the dry land. 
And I will shake all nations;  
and the desire of all nations shall come.  

The Lord, whom ye seek, 
shall suddenly come to His temple,  
even the messenger of the Covenant,  
whom you delight in;  
behold, He shall come,  
saith the Lord of hosts. 

Uiteraard vertoont Händel het woord ‘shake’ een heel levendig. Toonschildering is een belangrijk element in Messiah. Met het tekstboekje ernaast zal het geen probleem zijn de stijgende lijnen op een woord als ‘mountains’, de lage tonen op ‘low’ en hoge tonen op ‘high’ terug te horen.

Recitatief ‘Thus saith the Lord’ uit Messiah van Händel, door bas Matthew Brook en Dunedin Consort o.l.v. John Butt

In de daaropvolgende aria bezingt de bas of alt dit angstige vooruitzicht. Oorspronkelijk schreef Händel deze aria voor bas. Maar toen bleek dat castraat Guadagni beschikbaar was, herschreef Händel de aria. Bij elke heropvoering paste Händel de partituur aan naar de beschikbare musici. Dat betekent dat men nu bij opvoering van Messiah zelf een keuze moet maken welke versie men kiest.

Het afsluitende koor van deze scène (And he shall purify the sons of Levi) sluit naadloos aan bij de aria. De komst van de Messias vraagt veel van de mensen. Het reinigen krijgt bij Händel weer een heel levendige toonzetting: één lange coloratuur. Het reinigen zal zeer grondig zijn.

Koor ‘And he shall purify’ uit Messiah van Händel, Dunedin Consort o.l.v. John Butt

Less is more

Händel schreef voor een relatief bescheiden orkest van strijkers waaraan af en toe hobo’s worden toegevoegd om extra kleur te geven. Typisch voor Händel is dan ook dat hij op maar een paar momenten trompetten en pauken toevoegt, hetgeen het geheel dan extra luister geeft. De eerste keer dat we trompetten horen, zijn we al op tweederde van deel 1. Aan het einde van de scène over de geboorte van de Messias roept een grote engelenschare uit:  

Glory to God in the highest,  
and peace on earth,  
goodwill towards men! 

Opvallend is hoe Händel elke regel uit deze overbekende tekst anders vormgeeft. ‘Glory to God in the highest’ wordt door het gehele koor homofoon gezongen, met een gepuncteerd ritme net als in de Sinfonia. Het gaat hier immers weer om God. Daarna volgt in lange noten ‘and peace on earth’. De laatste zin ‘goodwill towards men!’ wordt fugatisch gezongen: de ene stem na de andere zet in als ware het een canon. Na de herhaling lost dit visioen van de engelenschare zich op: de strijkers spelen steeds zachter en minder. 

Koor ‘Glory to God’ uit Messiah, Dunedin Consort o.l.v. John Butt

Van offer tot overwinning

Deel 2 van Messiah eindigt groots, met een Hallelujah waarin Händel eindelijk het gehele orkest, met trompetten én pauken laat spelen. Dit slotkoor bezingt de almachtige God, ’the Lord God Omnipotent’. Volgens de legende zou koning George II in 1743 bij deze woorden zijn gaan staan, reden voor de Engelsen om nog altijd bij dit deel als een man op te staan. Maar deze overwinning is niet vanzelf gegaan. Hierover was het offer van Christus nodig. Zijn lijden, zijn kruisiging en wederopstanding en de aanvankelijke weerstand tegen het evangelie staat centraal in dit deel van de Messiah.  

Verlaten en veracht

Het emotionele hoogtepunt in Messiah gaf Händel welbewust aan het lijden van Christus met de aria He was despised. Het is een ABA-aria, dat wil zeggen dat er twee muzikaal verschillende delen zijn waarbij het eerste deel nog eens herhaald wordt. Het A-gedeelte spreekt over een man die veracht en verlaten is en Händel maakt de eenzaamheid uiterst pijnlijk voelbaar.  

He was despised and rejected of men
a man of sorrows 
and acquainted with grief. 

De alt zingt deze regels maar liefst drie keer, maar het orkest laat haar steeds meer in de steek. De laatste keer moet de alt de woorden ‘he was despised and rejected of men’ zelfs alleen zingen. Geen enkele begeleiding krijgt ze nog. Hoe eenzaam kan een mens zijn? 

Het scherp contrasterende B-gedeelte laat de geseling voelbaar horen. Zelden zal haat van de ‘smiters’ zo scherp en meedogenloos getoonzet zijn. 

He gave His back to the smiters, 
and His cheeks 
to them that plucked off the hair:
He hid not His face 
from shame and spitting. 

Aria ‘He was despised’ uit Messiah van Händel, door alt Clare Wilkinson en Dunedin Consort o.l.v. John Butt

De muzikale verbeelding van leven en dood

Deel 3 is het kortste deel van Messiah. De wederopstanding van Christus waaraan in deel 2 al even was gerefereerd, komt hier uitgebreider aan bod en dan vooral ook in combinatie met de wederopstanding na het Laatste Oordeel.  

De tegenstelling tussen leven en dood geeft Händel een even eenvoudige als veelzeggende vertolking in het koor Since by man came death. Tot twee maal toe krijgt de dood een a capella-koor op lang gedragen tonen en het leven een door het orkest begeleid snelle passage. 

Since by man came death, 
by man came also 
the resurrection of the dead. 
For as in Adam all die, 
even so in Christ shall all be made alive. 

Koor ‘Since by man came death’ uit Messiah van Händel, Dunedin Consort o.l.v. John Butt

De teksten in deel 3 zijn minder plastisch dan in deel 1 en 2. En waar Händel in die eerste twee delen veel aandacht had voor woordschildering, was daar in deel 3 minder gelegenheid toe. In deel 3 legde Händel zich veel meer toe op muzikale ontwikkeling van de aria’s en koorwerken. Zoals bijvoorbeeld de laatste aria, If God is for us dat men ook zou kunnen beschouwen als een triosonate voor sopraan, viool (de violen spelen hier unisono) en basso continuo.  

Hetgeen gezegd moest worden, was namelijk al in het koor hiervoor gezegd, als de naam van Jezus samenvalt met de Messias. Want dat was de boodschap van Jennens. Dan past alleen nog een slotkoor met grandeur. In dit drieluik haalt Händel alles uit de kast om tot slot te eindigen met een overweldigende fuga op ‘Amen’. 

Koor ‘Amen’ uit Messiah van Händel, Dunedin Consort o.l.v. John Butt

For this be all your sins forgiven

Op 23 maart 1743 kreeg Messiah zijn Londense première. En wie van te voren de kranten had gelezen, wist het al. In Londen was men niet zo enthousiast als in Dublin. Er was al een controverse ontstaan over waar het stuk opgevoerd zou mogen worden, in het theater of in de kerk. De inhoud was te sacraal voor het theater, maar de vorm paste niet in een kerk. Bovendien viel men vooraf over de deelname van de wereldse zangeres-actrice Susanna Cibber. Diezelfde Cibber, verwikkeld in een scheiding waarvan de schandaalpers smulde, had in Dublin ook al de wenkbrauwen doen optillen. Volgens de legende echter zou haar vertolking van de aria ‘He was despised’ dominee Delany hebben doen uitroepen ‘Woman, for this be all you sins forgiven.’ 

In Londen had Händel iets langer de tijd nodig, maar binnen tien jaar had hij het pleit gewonnen en sindsdien heeft Messiah het repertoire niet meer verlaten. Over de boodschap van Jennens heeft niemand het meer. De ‘non-jurors’ zijn een voetnoot in de Britse geschiedenis geworden.

Rodelinda in Amsterdam

Vraag operahaters waarom ze niet van opera houden en grote kans dat ze beginnen over ongeloofwaardige verhalen die niet te volgen zijn. Op papier is dat zeker het geval met Händels Rodelinda (voluit: Rodelinda, regina de’ Longobardi). Als je het verhaal begint te lezen, duizelt het je al snel. Bovendien lijken sommige namen ook nog eens ernstig op elkaar (Garibaldo en Grimoaldo). Voordat je bij de derde akte van de synopsis bent aangeland, zakt de moed je in de schoenen en kun je alleen maar hopen op een alles verhelderende enscenering.

Een landhuis is het decor voor deze productie van Rodelinda (Foto: De Nationale Opera)
Een landhuis is het decor voor deze productie van Rodelinda (Foto: De Nationale Opera)

Een huiselijke productie

Die taak moet regisseur Claus Guth zich ook gesteld hebben. Samen met zijn vaste decorontwerper Christian Schmidt neemt hij de kijker mee in het ingewikkelde familieleven van de Lombardijse Royalty. En tot op zekere hoogte slaagt hij wonderwel in zijn opzet. Hij laat ons het verhaal beleven in een betrekkelijk overzichtelijke ruimte. Een groot landhuis op een draaitoneel biedt in totaal 3 speelkanten (twee binnenruimtes en één vooraanzicht van het huis inclusief tuin). Het is het huis waar de broers Gundeberto en Bertarido met hun zus Eduige aanvankelijk in harmonie samenleven, totdat er onmin over de erfdeling uitbreekt.

In die strijd doodt Bertarido zijn oudere broer en slaat op de vlucht, waarop hij verondersteld wordt te zijn gestorven. Grimoaldo, de ‘geliefde’ van Eduige, werpt zich op als troonpretendent. Hij zet Eduige plompverloren aan de kant en veinst nu liefde voor de weduwe van Bertarido (Rodelinda) om zo zijn macht te kunnen bezegelen door een huwelijk. Binnen een mum van tijd is het aangenaam samenzijn tot een plaats delict geworden en verandert de warme sfeer in afwisselend felle of juist asgrauwe belichting.

De persoonlijke verhoudingen worden in deze productie door de ogen van de jonge Flavio bezien (Foto: De Nationale Opera)
De persoonlijke verhoudingen worden door de ogen van de jonge Flavio bezien (Foto: De Nationale Opera)

De jonge Flavio

De opera’s van Händel (en eigenlijk alle barokopera’s) kenmerken zich door een eindeloze keten van aria’s. En in het geval van Rodelinda zijn het vaak extreem lange en – het moet gezegd – extreem prachtige aria’s. Probleem is dat deze horizontale verteltrant weinig affiniteit met de karakters losmaakt. Dat probeert Guth te ondervangen door één personage op het toneel toe te voegen, die in de meeste opvoeringen nooit zichtbaar is: Flavio, het zoontje van Bertarido en Rodelinda. Deze Flavio maakt alle politieke intriges van dichtbij mee. Zo ervaart hij tot twee keer toe dat zijn vader is overleden (waarna hij evenzovele keren toch nog in leven blijkt te zijn) en ziet hij zijn moeder de liefde bedrijven met de man van zijn tante.

Projecties laten zien wat er in het hoofd van Flavio omgaat (Foto: De Nationale Opera)
Projecties laten zien wat er in het hoofd van Flavio omgaat (Foto: De Nationale Opera)

Verraad van de moeder

Maar wat hem wellicht het allerzwaarst treft, is dat hij zijn moeder aan haar nieuwe minnaar hoort toevertrouwen dat ze alleen met hem wil trouwen als hij haar zoontje vermoordt. De jonge Flavio interpreteert dit uiteraard als hoogverraad van zijn bloedeigen moeder en voelt zich extreem onveilig in dit gedoemde huis. Steeds meer verdwijnt Flaviootje in zijn wereld vol kindertekeningen die geprojecteerd worden op het decor. Maar de wereld van de volwassen vindt ook zijn weerslag in zijn psyche. Hij vertrouwt niemand meer en alle hoofdpersonen verschijnen aan hem als spookverschijningen met uitvergrote maskers.

Rodelinda (Lucy Crowe) troost haar zoon Flavio (Foto: De Nationale Opera)
Rodelinda (Lucy Crowe) troost haar zoon Flavio (Foto: De Nationale Opera)

Karakterontwikkeling

Doordat Flavio bijna in elke scène aanwezig is, lijkt het verhaal verteld te worden vanuit zijn perspectief en leef je als toeschouwer ook met hem mee. Keerzijde is dat de ‘echte’ personages niet een werkelijke ontwikkeling doormaken; het blijven sjabloonachtige figuren. En dat terwijl sommige van hen (waaronder de ‘slechterik’ Grimoaldo) toch wel een behoorlijke stap maken: van dodelijke tiran tot dankbare overlevende bijvoorbeeld. En, u raadt het al, dat overleven heeft Grimoaldo uiteraard te danken aan zijn rivaal Bertarido. Maar als hij hem aan het einde van de opera de hand reikt lijkt dit gebaar toch teveel uit het niets tevoorschijn te komen.

De jonge Flavio raakt zijn jeugdtrauma’s echter wat minder snel kwijt: terwijl de volwassenen al weer gezellig aan de dis zitten, wordt hij aan einde nog steeds achternagezeten door de spookbeelden die dit keer voorzien zijn van scherpe messen!

Sublieme aria’s

De muziek van Händel laat in ieder geval voldoende ruimte tot persoonlijke ontwikkeling. Er zijn maar weinig barokopera’s op zo’n hoog niveau geschreven. Elke aria treft de luisteraar direct in het hart. En of de sfeer nu hartverscheurend, woedend, vertwijfeld of juist krachtdadig moet zijn, Händel vindt altijd de juiste noten. Maar hij maakt het zijn zangers niet gemakkelijk. De virtuositeit die hij blijkbaar kon eisen van zijn eigen Londense ensemble, was voor sommige zangers in de productie van De Nationale Opera net iets teveel gevraagd. Zo is veruit de spannendste muziek geschreven voor de figuur Grimoaldo. In zijn aria’s en accompagnato’s gaat Händel tot het uiterste qua harmonie en expressie. Tenor Bernard Richter miste voor deze expressie de nodige spankracht en in zijn coloraturen ontbrak het aan precisie.

Bertarido (Bejun Mehta) met zijn zoon Flavio aan tafel (Foto: De Nationale Opera)
Bertarido (Bejun Mehta) met zijn zoon Flavio aan tafel (Foto: De Nationale Opera)

Falsetto-strijd

Interessant was ook de ‘battle of the countertenors’. Twee countertenors van naam stonden in deze Rodelinda op het podium: Bejun Mehta in de hoofdrol van Bertarido en Lawrence Zazzo in de wat kleinere rol van Unulfo. Beide heren waren aan elkaar gewaagd. Zazzo beschikt over een wat donkerder geluid en een heel elegante stemvoering, met de nadruk op het legato. Mehta had in zijn eerste aria grote moeilijkheden met de intonatie, maar gelukkig revancheerde hij zich en bloeide zijn performance op naarmate de voorstelling vorderde. Het is misschien niet de mooist denkbare counterstem en ook zijn coloraturen zouden nog wat verzorgder kunnen, maar hij is wel in staat om de rol te dragen qua expressie.

Datzelfde moet gezegd worden van Lucy Crowe, haar flexibele sopraan heeft zowel warmte als scherpte in het geluid zitten. Precies datgene wat de rol van Rodelinda definieert. Voor alle zangers gold overigens dat ze wel erg exotische en niet-idomatische versieringen maakten.

Dirigent Riccardo Minasi vuurde het Concerto Köln regelmatig aan tot drager van het drama. Felle accenten, lieflijke blokfluiten, razende tempi of juist serene verstilling toverde hij moeiteloos uit het ensemble tevoorschijn.

Kijk hier om te zien wanneer de voorstelling van Rodelinda van De Nationale Opera in januari nog te zien is.

Klinkende teksten – Ariosto’s Orlando furioso

In de serie ‘Klinkende teksten’ duikt het MUSICO-blog in de letters achter de muziek. Welke teksten hebben componisten in de loop der eeuwen geïnspireerd tot het schrijven van hun meesterwerken? Welke verschillende manieren zijn er om hetzelfde verhaal, soms zelfs precies dezelfde tekst, op muziek te zetten? In deze eerste aflevering staat het magnum opus van de Italiaanse renaissancedichter Ludovico Ariosto centraal: Orlando furioso. Het is een van de hoogtepunten van de Italiaanse literaire traditie.

Het epische heldendicht, in het Nederlands te vertalen als de Razende Roeland, gaat terug op mythen en legendes die ontstonden rond de veldslagen van Karel de Grote tegen de Moren in Spanje. In die mythen staan vooral de getrouwen van de koning centraal, zoals de ridder Roland. Die verhalen werden eerst mondeling overgeleverd, maar rond de tijd van de eerste kruistocht, omstreeks het jaar 1100, vinden we een eerste geschreven versie in het Frans: La Chanson de Roland, in de dertiende eeuw in onze streken vertaald naar het Roelantslied. In dit epische gedicht is Roland nog een strenge, kuise ridder en de tekst ademt sterk de sfeer van de heilige oorlog van christenen tegen mohammedanen.

Orlando ontwortelt in zijn razernij eikenbomen (gravure van Gustave Doré)
Orlando ontwortelt in zijn razernij eikenbomen (gravure van Gustave Doré)

Avontuurlijke ridderromans

In de loop der tijd ontstaan uit deze oerversie avontuurlijke ridderromans die zeer populair zijn en over heel Europa gelezen en verteld worden. In Italië komt Roland bekend te staan als Orlando. In Frankrijk wordt de verhalencyclus langzaam verdrongen door een andere cyclus, rond koning Arthur en zijn ridders, maar in Italië blijft Orlando onverminderd populair. Maar er zijn ook transformaties. Die strenge, kuise ridder wordt in Orlando innamorato, geschreven aan het einde van de vijftiende eeuw door Matteo Maria Boiardo voor het hof van Ferrara, bijvoorbeeld verliefd. En de oorspronkelijke cyclus raakt vervlochten met de typische verhalen van koning Arthur en zijn ridders:  liefdesgeschiedenissen en avonturen, vaak met een magisch sausje, van dolende ridders, hulpbehoevende jonkvrouwen en doortrapte, verleidelijke tovenaressen.

Orlando furioso

Dat soort verhalen vinden we volop terug in het epische heldendicht dat Ludovico Ariosto schrijft aan het begin van de zestiende eeuw. Ook hij schrijft zijn Orlando furioso voor het hof van Ferrara. In feite is het een vervolg op het gedicht van Boiardo. Een belangrijke rode draad is de onbeantwoorde liefde van Orlando voor Angelica, een prinses van Cathay (China) die uiteindelijk leidt tot zijn jaloerse razernij: de waanzin nabij rukt de ongelukkige Orlando eiken uit de grond. Maar Orlando is niet de enige die achter Angelica aan zit: ook zijn neef Rinaldo heeft een ingewikkelde relatie met haar, en heel wat andere ridders raken eveneens in haar ban. Daarnaast presenteert Ariosto vele zijweggetjes, waarin hij personages opvoert die op een of andere manier verbonden zijn met de hoofdpersonages. Orlando furioso wordt zo een breed uitwaaierend epos in 46 uitgebreide canti (zangen).

De drie Orlando’s van Vivaldi

Gezien de status van het heldendicht in Italië en de vele sappige verhaallijnen vol romantiek, intrige en verraad is het niet zo gek dat veel componisten eruit putten voor hun opera’s. Antonio Vivaldi componeert bijvoorbeeld niet minder dan drie opera’s over Orlando, hoewel de eerste van die drie, Orlando finto pazzo, niet op Ariosto maar op Orlando innamorato van Boiardo is gebaseerd. Van die drie opera’s is Orlando furioso uit 1727 zonder meer het hoogtepunt. Vivaldi combineert in de opera meerdere verhaallijnen uit Ariosto’s gedicht, zodat we niet alleen de ongelukkige liefde en waanzin van Orlando voorgeschoteld krijgen, maar een ware achtbaanrit van liefdesintriges waarin de tovenares Alcina de centrale spil vormt. Dat zorgt voor een serie spectaculaire aria’s vol virtuositeit. Het is knap hoe Vivaldi in deze opera weet te schakelen tussen heroïek, romantiek en komedie.

Orlando zingt de virtuoze aria ‘Sorge l’irato nembo’ als hij ontwaakt uit zijn razernij (Marie-Nicole Lemieux als Orlando)

Händels briljante drieluik

Ook Händel put dankbaar uit de verhalencyclus rond de Razende Roeland. Hij schrijft niet minder dan drie opera’s gebaseerd op het heldendicht van Ariosto, die stuk voor stuk gerekend kunnen worden tot zijn allerbeste werk. De eerste, Orlando, behandelt de kern van het verhaal: de titelheld kan het niet aan dat Angelica van een andere man ( Medoro) houdt, en daardoor zijn verstand verliest. De twee andere opera’s, Alcina en Ariodante, volgen zijwegen van het gedicht die niet minder spannend zijn.   

Waanzinnige muziek

Händel grijpt het onderwerp van Orlando furioso aan om zich muzikaal eens flink te buiten te gaan. Naast een paar werkelijk schitterende aria’s voor Angelica is het vooral de muziek voor Orlando zelf die de aandacht opeist. Als Orlando buiten zinnen raakt door zijn al te heftige passies, is het resultaat een fascinerende en opwindende waanzinscène. De componist gebruikt abrupte wisselingen in tempo en harmonie in het begeleide recitatief waarmee de scène begint (‘Ah, stigie larve’): gebroken muziek om een gebroken geest te verbeelden. De ‘echte’ aria waarmee de scène eindigt (‘Vaghe pupille’) laat hij naïef, bijna kinderlijk klinken. Hier wordt pijnlijk duidelijk dat Orlando ze niet meer allemaal op een rijtje heeft, en dat zijn obsessie met Angelica nog onverminderd hevig is.

Mezzosopraan Ann Hallenberg zingt de waanzinscène van Orlando

Een betoverende opera

Van Händels drie Orlando-opera’s is vooral Alcina een flonkerend muzikaal juweel, waarin Händel een van zijn meest memorabele vrouwenrollen creëert met de titelrol. Bij Ariosto en in bijvoorbeeld Vivaldi’s opera is Alcina een echt serpent, maar Händel geeft haar een ontroerend menselijk aspect. Bij Händel is zij niet alleen een toverkol die de mannen om haar heen betovert en manipuleert, maar ook iemand die echt verliefd wordt op Ruggiero en diep geraakt wordt door zijn verraad en zijn voornemen haar magische eiland te verlaten. Händel versterkt dat effect nog eens door tegenover Alcina haar veel lichtvoetigere zuster Morgana te plaatsen die de liefde een stuk minder serieus neemt. Morgana’s luchtige muziek contrasteert sterk met de gepijnigde, radeloze muziek van Alcina als zij hoort dat Ruggiero haar wil verlaten, met als hoogtepunt de lange aria ‘Ah! Mio cor’.

Sopraan Sandrine Piau stort als de verlaten Alcina haar hart uit in de aria ‘Ah! Mio cor’

Andere Orlando’s

De Italiaanse barokopera’s gebaseerd op Orlando furioso zijn het bekendst en geliefdst. Maar ook de Fransen zien wel iets in het verhaal. Zowel Lully (Roland) als Rameau (Les paladins) schrijven opera’s die uiteindelijk teruggaan op Ariosto’s meesterwerk. Haydn, sowieso al ondergewaardeerd als operacomponist, schreef met zijn Orlando paladino een bijzonder onderhoudende opera die veel te weinig te horen is, en in zijn mix van heroïsche en komische elementen wel doet denken aan Vivaldi. Componisten Étienne Méhul en Simon Mayr raken net als Händel geïnspireerd door de Schotse uitloper van Orlando furioso: de liefdesgeschiedenis van Ariodante en Ginevra.

Wel lijkt het verhaal in de loop van de tijd zijn aantrekkingskracht op componisten te verliezen. Kennelijk zijn die kenmerkende elementen van ridderlijke avonturen en tovenarij, met alle mogelijkheden voor speciale toneel- en muzikale effecten van dien, vooral in de barok erg geliefd. In de loop van de negentiende eeuw zijn het vooral de donkerdere verhalen van menselijke passie uit de literatuur van de Romantiek die componisten inspireren. Daarover meer in een volgende aflevering van ‘Klinkende teksten’…

Rodelinda – Händels ode aan de huwelijkse trouw

Het seizoen 1724/25 was uitzonderlijk succesvol voor Georg Friedrich Händel. Hij was op het hoogtepunt van zijn kunnen als operacomponist, en produceerde drie absolute meesterwerken op rij: Giulio Cesare, Tamerlano en ten slotte Rodelinda, regina de’ Longobardi. Al deze werken laten zien dat Händel niet alleen een meester van de melodie was, maar ook het nodige dramatische inzicht had. Vooral bij Rodelinda greep hij af en toe in om het verhaal nog meeslepender en overtuigender te maken.

Georg Friedrich Händel
Georg Friedrich Händel

Historische basis

Tekstdichter Nicola Haym bewerkte voor het verhaal van de opera een ouder libretto van Antonio Salvi. Salvi had zich op zijn beurt gebaseerd op de tragedie Pertharite, roi des Lombards van de grote Franse toneelschrijver Pierre Corneille. De bron voor die tragedie vormde op zijn beurt de Historia gentis Langobardorum van de monnik Paulus Diaconus uit de achtste eeuw na Christus. Je zou dus kunnen zeggen dat de opera ‘gebaseerd is op ware feiten’, zoals de ballingschap van koning Perctarit (Bertarido in de opera) en het bewind van Grimoald (Grimoaldo). Maar de vrouwen komen er in het relaas wat bekaaid van af. Corneille plaatst ze meer op de voorgrond, maar houdt de focus op de politieke gebeurtenissen.

Dramatische spanning

Wat de opera zo overtuigend maakt, is dat Antonio Salvi, en na hem Haym en Händel, veel meer dramatische spanning in het stuk weten te bereiken. Zo laat Salvi in zijn libretto Bertarido al in de eerste akte terugkeren uit ballingschap, zodat hij ooggetuige is van de pogingen van Grimoaldo om Rodelinda met hem te laten trouwen en het niet uit tweede hand hoort. Daarnaast maakt hij van Grimoaldo een veel gelaagder en menselijker personage: hij is niet meedogenloos, maar wordt geplaagd door een slecht geweten. Rodelinda doorziet dat; als zij toestemt in het huwelijk op de voorwaarde dat hij haar zoon zal doden, weet ze heel goed dat Grimoaldo dat nooit zal doen.

Haym doet er dramatisch nog een schepje bovenop. Hoewel hij de handeling van Salvi’s libretto volgt, snijdt hij zo’n beetje de helft van de recitatieven weg, zodat de nadruk veel meer op de aria’s komt te liggen. Al die lappen Italiaanse tekst zouden toch niet besteed zijn aan het Engelse publiek, dat die taal nauwelijks sprak. En net als hij in Giulio Cesare had gedaan, zet hij vooral het centrale koppel in de schijnwerpers, ten koste van de andere personages die elk minder aria’s krijgen. Zo krijgt Rodelinda niet minder dan acht aria’s en zingt zij twee duetten met Bertarido.

Portret van de beroemde sopraan Francesca Cuzzoni (Foto: New York Public Library)
Portret van de beroemde sopraan Francesca Cuzzoni (Foto: New York Public Library)

Inspirerende zangers

Was het toeval dat Handel in één seizoen drie briljante opera’s schreef? In deze periode was het vaak zo dat theaters bepaalde zangers voor een heel seizoen aan zich bonden. Componisten herschikten bestaande opera’s om deze aan te passen aan de individuele talenten van de zangers, en nieuwe opera’s werden specifiek voor deze zangers geschreven. En in het seizoen 1724/25 had Händel het buitengewone geluk om te kunnen schrijven voor de sopraan Francesca Cuzzoni en de countertenor Senesino, twee van de beroemdste zangers van die tijd. Voor Tamerlano en Rodelinda had hij ook nog eens de beschikking over de uitzonderlijke tenor Francesco Borosini. Het is heel goed mogelijk dat zij hem inspireerden tot de muzikale hoogten van zijn drie briljante opera’s van dat seizoen. 

Muzikaal parelsnoer

De populariteit van zangers had de nodige gevolgen voor de structuur van opera’s. Zangers schitterden het liefst alleen, wat betekende dat de nadruk lag op individuele aria’s, en er betrekkelijk weinig duetten of andere ensemblestukken werden geschreven. Händel gebruikt stukken met meerdere zangers in zijn opera’s eigenlijk alleen vaak aan het einde van een akte, om een finale zo extra emotioneel en dramatisch gewicht te geven. Zo zitten in Rodelinda twee duetten: een aan het einde van de tweede akte, en een aan het einde van de opera, net voor een kort slotkoor waarin alle solisten zingen. Om de aria zo goed mogelijk uit te lichten was die bovendien scherper dan vroeger gescheiden van de verbindende recitatieven. Barokopera’s werden zo steeds meer snoeren van schitterend glanzende parels die aan elkaar gekoppeld waren door recitatieven.  

Da capo

Niet alleen de structuur van de opera als geheel stond in dienst van de zanger, maar ook de vorm van de aria zelf. De da-capo-aria is hierbij de standaardvorm. Dat wil zeggen dat de aria een ABA-vorm had. Een aria had altijd een opzichzelfstaand eerste deel (het A-gedeelte), dat de grondemotie, het affect, van de aria laat horen. Een tweede deel (B) volgt, dat vaak contrasteert in tempo en sfeer, en een reflectie is op de inhoud en emotie van het eerste gedeelte. Daarna volgt een herhaling vanaf het begin (da capo, in het Italiaans) van het eerste deel. Vooral bij die herhaling, waarbij naar hartenlust kon worden geïmproviseerd, openbaarde zich de kunst van de zanger in de zo smaakvol en kundig mogelijke versiering en intensifiëring van de oorspronkelijke melodie en emotie. 

Bas Umberto Chiummo zingt ‘Tirannia gli diede il regno’ uit de tweede akte van Rodelinda, een van Garibaldo’s typische schurkenaria’s.

Händels meesterschap

Het genie van Händel zit hem in het feit dat hij van deze nood een deugd weet te maken. Hij houdt zich in grote lijnen aan de conventies van zijn tijd, en geeft het publiek een serie aria’s waarin zijn zangers volop kunnen schitteren. Maar Händel gebruikt die aria’s meesterlijk voor expressieve en dramatische doeleinden. Zo weet hij tussen de twee booswichten een effectief contrast aan te brengen. Garibaldo, in de opera het ‘pure’ kwaad, krijgt van Händel typische schurkenmuziek, vol arrogante loopjes. Maar de muziek van de ambivalente Grimoaldo laat het afkalven van zijn zelfverzekerdheid prachtig horen. Händel geeft het personage uiteindelijk zelfs een halve waanzinscène met ‘Fatto inferno è il mio petto’. De vocale lijn is hier gefragmenteerd, de harmonie wil nooit helemaal tot rust komen en de sfeer van het stuk slaat halverwege plotseling 180 graden om.

Tenor Steve Davislim zingt Grimoaldo’s ‘waanzinscène’ uit de derde akte van Rodelinda

Het centrale koppel

Maar ook het centrale liefdeskoppel, en misschien wel vooral Rodelinda, worden door Händel liefdevol en effectief geportretteerd, waarbij hij de behoefte aan variatie feilloos weet te koppelen aan het centrale thema van de opera. De titelheldin doorgaat weliswaar een heel scala aan emoties – verdriet, machteloosheid, verzet en trots – wat zorgt voor de nodige muzikale variatie, maar haar onwankelbare trouw aan Bertarido loopt als een rode draad door al haar muziek heen. Wat zo interessant is aan Rodelinda, is dat we in de manuscripten kunnen zien dat hij zich actief met de structuur van de opera heeft bemoeid om ervoor te zorgen dat het verhaal zo overtuigend mogelijk is.

Sopraan Dorothea Röschmann zingt Rodelinda’s prachtige aria ‘Ritorna, o caro e dolce mio tesoro’ uit de tweede akte.

Muzikaal portret

Zo gaf hij Rodelinda een eerste aria, ‘Ho perduto il caro sposo’ die oorspronkelijk niet in het libretto zat, zodat het publiek eerst haar droefenis kan zien. Ze denkt op dat moment nog dat Bertarido is gestorven. Als zij vlak daarna het huwelijksaanzoek van Grimoaldo weigert, weten we precies wat de reden daarvoor is. Rodelinda’s tweede aria, waarin zij haar verontwaardiging de vrije loop laat, valt zo veel beter op zijn plek. Händel geeft ons zo meteen aan het begin van de opera een fascinerend muzikaal portret van de koningin in haar benarde situatie. Hij herhaalt dat ‘recept’  later voor de introductie van Bertarido, die hij de prachtige, verstilde aria ‘Dove sei, amato bene?’ geeft om zijn liefde voor zijn vrouw te laten horen voor hij later in woede uitbarst over haar vermeende ontrouw, als hij denkt dat ze toch instemt met een huwelijk met Grimoaldo. 

Countertenor Andreas Scholl zingt Bertarido’s aria ‘Dove sei, amato bene?’

Dramatische barok

Rodelinda is een van de beste voorbeelden van de manier waarop Händel binnen de vaste structuren van de barokopera toch drama weet te creëren. Hij gebruikt de afwisseling van emoties in de opeenvolgende aria’s om effectieve contrasten aan te brengen en overtuigende portretten van zijn personages te scheppen. Zo weet Händel ons niet alleen sublieme muziek voor te schotelen, maar ook meeslepend en ontroerend theater.

Händels opera Rodelinda, regina de’ Longobardi is in januari te zien bij De Nationale Opera in een regie van Claus Guth.

Essen – barok in het Ruhrgebied

Tegenwoordig is bijna elke locatie goed voor een concert, of het nou een afgedankte kolenmijn of gasfabriek is, een woonkamer of museumzaal of zelfs de vrije natuur. Uiteraard horen we klassieke muziek ook in de prachtige en beroemde concertzalen die de wereld rijk is en daarom reizen MUSICO-gasten graag naar andere steden af.

Kaffee Zimmermann in het middelpunt

Vroeger was dat anders toen muziek hoofdzakelijk aan het hof of in de kerk te horen was. De missen, serenades en oratoria uit die tijd verwijzen daar naar. Dat muziek toen alleen voor een selecte kring toegankelijk was, spreekt voor zich. Het was vooral de verlichting die daar verandering in bracht.

Het koffiehuis van Gottfried Zimmermann aan de Katharinenstraße 14 in leipzig (ets van Johann George Schreiber uit 1720)
Het koffiehuis van Gottfried Zimmermann aan de Katharinenstraße 14 in Leipzig (ets van Johann George Schreiber uit 1720)

Een van de eerste openbare concertlocaties was Kaffee Zimmermann in Leipzig, het stamcafé van het muziekensemble Collegium Musicum. Niemand minder dan Johann Sebastian Bach bivakkeerde daar wekelijks op de vrijdagen vanaf 1729. Het was in dat jaar dat hij de leiding kreeg over dit stedelijk muziekgezelschap van studenten en beroepsmusici, dat door Georg Philipp Telemann was opgericht. Eigenaar Zimmermann stelde een grote en geschikte ruimte voor concerten ter beschikking en zomers werd er in de tuin gemusiceerd. Entréegelden werden niet geheven maar de opbrengst van de toen nog exotische koffie maakte het voor de eigenaar dubbel en dwars waard.

Wereldlijke muziek

Voor Bach verschoof hiermee ineens de aandacht van de kerkmuziek naar de wereldlijke muziek die hij met dit ensemble kon uitvoeren. Hij had nu gelegenheid om het Leipziger publiek kennis te laten maken met grotere werken zoals zijn viool- en klavecimbelconcerten die hij grotendeels in zijn ambtstijd als kapelmeester in Köthen had geschreven. Het hof van Prins Leopold von Anhalt-Köthen was calvinistisch en daarom mocht er geen meerstemmige muziek in de kerk gespeeld worden. Zo ontstond er ruimte voor kamermuziek. Een deel van die muziek kon Bach nu uit de kast trekken, bewerken en aanpassen voor verschillende instrumenten al naar gelang welke solist beschikbaar was. Het is ook vaak niet meer na te gaan voor welk instrument Bach het ene of andere concert geconcipieerd had. Veel van zijn vioolconcerten zijn ook voor klavecimbel gearrangeerd of andersom.

Knus en intiem

In Essen zullen we stervioliste Isabelle Faust in verschillende combinaties horen, samen met de Akademie für Alte Musik Berlin: solistisch, in een dubbelconcert samen met hobo, wat net zo goed een tweede viool had kunnen zijn, en in kamermuziekverband in een triosonate die uit het orgelboekje van Bach komt en natuurlijk ook anders bezet kan worden. De meeste van deze werken zal de oude Bach samen met zijn zonen, knus en intiem, in Kaffee Zimmermann uitgevoerd hebben. Wij hebben, bijna 300 jaar later, de Essener Philharmonie ter beschikking, een moderne naoorlogse en inmiddels ook gerenoveerde zaal voor bijna 2000 man! Hoe zal Bach daar klinken?

Isabelle Faust
Isabelle Faust

Een rijk programma

In het beroemde Leipziger koffiehuis klonk niet alleen muziek van Bach. Het is bij gebrek aan bewijs onmogelijk de door Bach geprogrammeerde muziek in haar totaliteit op te sporen. Wel weten we dat er ook muziek van Georg Friedrich Händel en Alessandro Scarlatti geklonken heeft, precies de twee componisten op ons barok-programma in Essen! Hoe Bach het voor elkaar kreeg, blijft een raadsel maar in hetzelfde jaar dat de opera Alcina van Händel in Londen in première ging, 1735, droeg Bachs Collegium Musicum twee aria’s hieruit voor, vers van de pers: Ruggiero’s ‘Mi lusinga il dolce affetto’, en Alcinas’ eerste aria ‘Di’, cor mio quanto t’amai’.

Van gebedsplaats tot oratorium

Alessandro Scarlatti was een hoogstaande componist uit de late Italiaanse barok die componeerde in het verlengde van Monteverdi en Carissimi. Hij heeft bijgedragen aan een verdere ontwikkeling van de opera en het oratorium. Qua vernieuwing kan hij worden vergeleken met Johann Sebastian Bach bijna een eeuw later. Alleen bij Bach voltrok alles zich in het betrekkelijke isolement van het lutherse Leipzig, terwijl Scarlatti zich ontplooide in de rijke maar ook beperkende aristocratische kringen van Napels en Rome. Ongetwijfeld hebben zijn vernieuwingen invloed gehad op zijn navolgers, waaronder Vivaldi en Händel.

Alessandro Scarlatti
Alessandro Scarlatti

Begeleid recitatief

Scarlatti geldt als uitvinder van het expressieve en door het orkest begeleide recitatief (recitativo accompagnato), tegengesteld aan het secco recitatief dat alleen door de basso continuo werd begeleid. In zijn oratorium Cain, overo il primo omicidio vinden we deze accompagnati op belangrijke momenten, bijvoorbeeld als de stem Gods aan het woord is of als de vermoorde Abel vanuit de hemel zijn treurende ouders Adam en Eva toezingt. Het is indrukwekkend hoe Scarlatti binnen de vorm van recitatief en aria hiermee muzikaal een andere dimensie toevoegt die de dramaturgie ondersteunt.

Verkapte opera

Dit werk mag dan wel oratorium heten, het is eigenlijk een verkapte opera. Il primo Omicidio, zoals het titelblad als ondertitel vermeldt, is het enige van Alessandro Scarlatti’s oratoria waarvan het originele manuscript is overgeleverd zonder dat er verdere kopieën bestaan. Er zijn maar weinig  opnames van dit werk, al werd het onlangs wel concertant uitgevoerd in het Concertgebouw van Amsterdam. Voor een scenische uitvoering moet je dus naar Essen! De enscenering is van de hand van de spraakmakende Duitse theater- en operaregisseur Dietrich Hilsdorf die ik kort geleden meemaakte in Janáceks De zaak Makropulos. Predikaat: fantastisch! Ik ben benieuwd naar zijn visie op een geënsceneerd oratorium.

De Chiesa Nuova (Santa Maria in Vallicella) in Rome, geboorteplaats van het oratorium
De Chiesa Nuova (Santa Maria in Vallicella) in Rome, geboorteplaats van het oratorium

Geboorte van het oratorium

Toen Scarlatti dit werk omstreeks 1700 schreef, was het oratorium reeds volgroeid tot een uitgebreide niet-scenische compositie gebaseerd op een religieus, bij voorkeur bijbels thema. Maar het oratorium ontspringt een eeuw eerder letterlijk in Rome uit de gebedszaal –  oratorio – van de kerk waar Filippo Neri geestelijke oefeningen en gezangen in de volkstaal organiseerde. Dit kwam voort uit de contrareformatorische ideeën die het Concilie van Trente (1545-1563) aandroeg. Het muzikale aandeel van deze oefeningen nam toe en componisten begonnen een eigen bijdrage te leveren. Die vernoemden ze naar de plek van oorsprong, het oratorio. Zo werd het oratorium de geestelijke tegenhanger van de wereldlijke opera, terwijl beide genres stilistisch nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn.

Scenische uitvoering

Dat we dit werk nu geënsceneerd mogen aanschouwen is overigens geen nieuw idee. In Scarlatti’s tijd werden de oratoria waarschijnlijk nog niet scenisch uitgevoerd maar zo’n halve eeuw later wordt er nauwelijks meer onderscheid gemaakt in de terminologie tussen een ‘opera sacra’ en een oratorium, die beiden geënsceneerd uitgevoerd konden worden.

Zo’n geënsceneerde opvoering vond niet plaats in de kerk maar wel in salons en privé-theaters van aristocraten of van de clerus. Wij gaan in Essen naar het Aalto Theater, een ‘modern’ gebouw uit de jaren ’80, gebouwd door de Finse architect Alvar Aalto en in 2008 uitgeroepen tot operahuis van het jaar!

Aalto Theater Essen

Het begin van Covent Garden

In het jaar 1733 kreeg Händel’s Royal Academy of Music in Londen concurrentie. Oorzaak was een rivaliteit tussen Prins Frederick van Wales en zijn vader George II, beschermheer van het King’s Theater aan de Haymarket, Händels domein. Frederick stichtte een tweede operagezelschap, de Opera of the Nobility en benoemde de Napolitaan Nicola Porpora tot directeur. Binnen de kortste keren nam Porpora niet alleen belangrijke zangers en orkestleden van Händel over maar ook ‘zijn’ theater. Händel moest uitwijken naar het nieuwe Theatre Royal Covent Garden. Vanuit ons perspectief was dit geen slechte ruil maar voor Händel was het even wennen. Toch ontpopte zich de verandering als positief. Geprikkeld door de concurrentie schreef Händel naast andere vocale werken de meesterlijke en uitzonderlijke opera Alcina die in het seizoen 1735/36 succesvol in première ging.

Orlando Furioso

Alcina is geïnspireerd op Ariosto’s epische gedicht Orlando Furioso. De tovenares Alcina staat aan de spits van een rij personages die allemaal door dezelfde emotionele keten met elkaar verbonden zijn: Oronte houdt van Morgana, die houdt van Ricciardo (vermomd als Bradamante, de verlaten verloofde van Ruggiero), die van Ruggiero houdt, die weer van Alcina houdt, die ook van hem houdt, maar hem uiteindelijk niet krijgt. Kunt u het nog volgen? Hoe dan ook, Alcina is een echt ‘vrouwelijke’ opera in tegenstelling tot de eerder geschreven ‘mannelijke’ Ariodante, twee opera’s die door Händel verbonden werden door dezelfde bron (Orlando Furioso) en dezelfde zangers.

De prachtige aria ‘Ah! Mio cor’ uit Händels Alcina

Zangers behagen

Het lijkt alsof Händel zijn zangers zoet moest houden zodat elke diva of divo eens een hoofdrol kreeg. Dat deed Händel al eerder in de ‘trilogie’ Giulio Cesare, Tamerlano en Rodelinda. In Alcina voegt hij bovendien een extra personage toe dat uit de lucht lijkt te komen vallen. De enige plausibele reden hiervoor is, dat er in Londen een jonge ster van veertien rondliep, William Savage, die veel applaus oogstte. Als je het manuscript van de maestro ter hand neemt dan zie je, dat hij altijd de naam van de zanger schrijft in plaats van die van het personage.

Scherpe karakterisering

Händel staat bekend om zijn scherpe karakterisering van personages. Alcina is een van zijn meesterlijke, verleidelijke creaties. Als het doek voor haar valt omdat ze verliefd is geraakt op een sterveling die haar afwijst, ontwikkelt het publiek empathie en ontstaat er medelijden met de vrouw die harteloos mannen in stenen beelden veranderd. In de regie van de jonge, gelauwerde Nederlandse Lotte de Beer zullen wij voor vernieuwing komen te staan. In eigen land probeert ze jonger publiek te trekken door opera’s te situeren op ongebruikelijke eigentijdse locaties zoals popfestival Lowlands. Wij gaan haar bekijken in het burgerlijke Opernhaus Düsseldorf dat oorspronkelijk dateert uit de jaren ’70 van de 19e eeuw.

Operaregisseur Lotte de Beer (Foto: Aviya Wyse)
Operaregisseur Lotte de Beer (Foto: Aviya Wyse)

En als dat nog niet alles is wat Essen te bieden heeft, u kunt op de laatste dag van de reis genieten van een rondleiding door de spectaculaire Domschatzkammer en de bezichtiging van een unieke sculptuur, de Gouden Madonna! Ik ben er graag bij!

Mozart was here

Ik denk dat ik het gevoel voor het eerst in Leipzig had: de sensatie dat een componist – in dit geval Bach – op bepaalde plekken heeft gewerkt, geleefd, zijn boodschappen heeft gedaan. Dat zijn Matthäus Passion in première is gegaan in de Thomaskirche, waar je nu nog steeds elk jaar datzelfde stuk kunt ervaren. Het zijn buitenmuzikale zaken die voor mij in sterkte mate bijdragen aan het plezier dat ik beleef aan het bijwonen van een concert of een operavoorstelling.

De magie van een plek

Zo beleef ik nog meer plezier aan de opvoering van barokopera’s als ik in het 18e-eeuwse theater in het Zweedse Drottningholm ben. Alleen al de boottocht vanuit Stockholm is natuurlijk heerlijk, maar de kers op de taart vormt het achttiende-eeuwse systeem van decorwisselingen en de toneelmachines die hun oude staat hebben behouden. Ik geniet dubbel van de opera’s van Händel dankzij de betoverende 18e-eeuwse decors van het kasteeltheater in Český Krumlov. De muziek van Telemann wordt nóg mooier als je in Magdeburg een concert bijwoont, zijn geboortestad. En je vergeet al snel hoe hard de stoelen eigenlijk zijn in het Festspielhaus in Bayreuth als je de opera’s van Wagner hoort in het theater waarvoor ze geschreven zijn, inclusief de befaamde akoestiek. Die is grotendeels te danken aan de gebogen kap die de orkestbak overdekt en de plaatsing van het orkest, dat half onder het toneel zit, met het zware koper achteraan ‘begraven’. Het onzichtbare orkest maakt de toneelillusie nog completer.

Podium van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen
Podium van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen

Schloss Schwetzingen

Een zelfde soort magie ervoer ik toen ik voor het eerst in het rococo theater in Schloss Schwetzingen kwam. Het is de plek waar Mozart driemaal is geweest, voor de eerste keer als zevenjarig wonderkind. Geen wonder dat hij later in zijn leven terug mocht komen, want de eerste keer maakten hij en zijn zus Nannerl behoorlijk wat los aan het hof van Schwetzingen: ‘Meine Kinder haben ganz Schwetzingen in Bewegung gesetzet: und die Churf. Herrschaften hatten ein unbeschreiblich vergnügen, und alles geriet in verwunderung’, schreef zijn vader Leopold Mozart in 1763 vanuit Schwetzingen aan een vriend in Salzburg.

Zaal van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen
Zaal van het laatbarokke theater in Schloss Schwetzingen

Het theater is onderdeel van Schloss Schwetzingen, nabij Heidelberg, en werd geopend in 1753. Helaas zijn de originele decors en de toneelmachinerie niet bewaard gebleven, maar het auditorium ziet er nog grotendeels zo uit als de classicistische draai die er in de jaren ’70 van de 18e eeuw aangegeven is. En zoals Mozart die dus gekend moet hebben. Het is bijzonder om in zo’n relatief klein theater de klanken van de opera’s Le nozze di Figaro of Don Giovanni te mogen beluisteren. Je waant je even terug in de 18e eeuw en misschien is dat wel de reden waarom ik het zo heerlijk vind om daar te zijn. Een Mozart-opera in dit theater horen; dichter bij Mozart kan je bijna niet komen!

Muzikaal detectivewerk

Er is niets leukers dan de voorbereiding van een MUSICO-reis. Ik verheug me altijd weer op de ontdekkingen die ik tijdens het lezen doe. Ik voel me dan net een detective, op zoek naar dwarsverbanden, invloeden van de ene componist op de andere en kruisbestuivingen tussen stukken. Hoe dichter je er met het vergrootglas op zit, des te vertakter blijkt het web van informatie te zijn. Dan hebben we het nog niet eens over analytische ontdekkingen, diepere betekenis of zoiets als de raadselen van getalsymboliek in de muziek van Bach. Kortom, veel speurwerk om me op te verheugen!

Ontknoping

Neem als voorbeeld het programma op het door Ton Koopman georganiseerde Festival Itinéraire Baroque in Frankrijk in de zomer van 2019. Het muzikale avontuur dat je daar kon beleven omvatte een periode van 2 eeuwen, van Tarquino Merula (einde 16e eeuw) tot Ignaz Pleyel (einde 18e eeuw). Hier dient zich al de eerste vraag aan: wat heeft Pleyel te zoeken op een barokfestival? De man die later bekend werd als pianobouwer van vleugels die door Chopin geliefd werden zou je hier zeker niet verwachten. Toch schreef deze Oostenrijker veel muziek waaronder het vioolduo dat we te horen zullen krijgen. Nu komt de ontknoping: het droevige begin van dit duo lijkt een kopie van het Erbarme dich van Bach’s Matthäus Passion. Daarmee is in elk geval een melodische link gelegd naar de barok!

Mooie alliteratie

Pleyel was overigens leerling van Haydn, de echte klassieker die ook zijn opwachting maakt in dit festival. En wat heeft Haydn daar te zoeken? Hiervoor moest de detective echt aan het werk. Ton Koopman presenteert zijn programma onder de naam “van Händel tot Haydn”. Dat is natuurlijk een mooie alliteratie maar de samenhang ligt verborgen in een bijna vergeten mechanisch instrumentje, een zogenaamde Flötenuhr. Händel schreef er muziekjes voor maar verstopte daarin soms bekende aria’s uit zijn opera’s. Haydn daarentegen had een beroemde klokkenmaker als vriend en kon zich geen parodieën veroorloven. Het is interessant dat hij de muziekrol van deze curieuze orgelklokjes persoonlijk ingespeeld heeft. Ton Koopman live op het orgel is natuurljk minstens zo boeiend!

Ton Koopman
Ton Koopman

Oordopjes

Het wordt tijd voor een echte barokcomponist. Ik blijf graag in Oostenrijk en kies voor Heinrich Ignaz (al weer een Ignaz!) Franz von Biber (tweede helft 17e eeuw). Was zijn vermeende leraar Johann Heinrich Schmelzer in Duitse landen een invloedrijke violist, zo werd de virtuoze Biber een voorloper van Paganini. In een periode waarin de viool het leidende instrument van de Italianen was, schreef hij met zijn vioolstukken in Noord-Europa geschiedenis! Het meest uitzonderlijke zijn de experimenten met de techniek van de ‘scordatura’. Het gaat hierbij niet alleen om het anders stemmen van snaren maar vooral hoe dit wordt opgeschreven. Biber noteert wat er gewoonlijk gespeeld zou moeten worden (greepnotatie) zonder rekening te houden met de afwijkende klank bij anders gestemde snaren. In dit programma hebben we als klap op de vuurpijl te maken met een sonate voor twee violas d’amore, instrumenten met zes tot zeven bespeelbare snaren! Stel je voor dat je als musicus een absoluut gehoor hebt, zou je dan met oordopjes moeten spelen?

De boot gemist

Ik hoop dat het een beetje begint te dagen hoe spannend dit allemaal is. Daarbij is er een aantal onderwerpen nog niet eens aan bod gekomen! Bach’s beroemde aria Bist Du mei mir uit het ‘Notenbüchlein’ van zijn vrouw Anna Magdalena blijkt bij nader inzien helemaal niet van hem te zijn! Zijn gewaardeerde collega Gottfried Heinrich Stölzel tekent volgens de laatste muziekwetenschappelijke ontdekkingen voor deze aria uit een van zijn opera’s. Toch houdt Koopman vast aan de vermelding dat Bach de componist is, hetgeen bij deze speurder uiteraard de vraag oproept of zij de boot gemist heeft over nog recenter onderzoek. Uiteraard heeft Bach de aria naar zijn hand gezet, hetgeen heel gebruikelijk was in die tijd.

Criminele praktijken

Sommige dingen zullen voor altijd verborgen blijven. Zo staat er een componist van obscure komaf met een prachtige naam op het programma, Joseph Clement Ferdinand Barone Dall’Abaco. Hij was in het begin van de 18e eeuw Hofmusikus mit dem Violoncell bij kroonprins Clemens August van Bayern en Keulen. Nadat familie van zijn vrouw met een gigantische som koninklijke daalders uit de kluis van de prins gevlucht was, werd hij zelf beticht van poging tot vergiftiging van de prins. 200 bladzijden aan rapportages volgden op de aanklacht. Er kon niets bewezen worden maar Dall’Abaco moest het land uit vluchten om zijn naam te zuiveren. Dat laatste lukte aardig want hij kon zich weer bewijzen als uitzonderlijk cellist en componist en wist de titel van Baron te verkrijgen!

Marin Marais (André Bouys)
Marin Marais (André Bouys)

Madeleine

Last but not least: mocht u in de gelegenheid zijn om de fantastische film Tous les matins du monde (sont sans retour) te zien, dan beveel ik u die van harte aan. De film baseert zich op de gelijknamige roman van Pascal Quignard. Hij speelt eind 17e eeuw in de tijd van Louis XIV en werpt een licht op hofmusicus Marin Marais, de uitzonderlijke viola da gamba-speler en zijn leraar Monsieur de Sainte-Colombe, met in de hoofdrol Gérard Depardieu en muziek door Jordi Savall. De titel van de film wordt pas aan het einde duidelijk: “alle ochtenden van de wereld keren nooit terug”, zegt Marais in hoofdstuk XXVI van Quignards roman als hij hoort over de dood van Madeleine. Ik hoop dat we op het kaarslichtconcert waarin Marais’ leven en muziek centraal staan te weten komen, wie Madeleine was…