Bach op het boerenerf: de Bauernkantate

Humor en Bach? Strenge regels, ingewikkeld contrapunt, tot tranen toe ontroerende aria’s en vreugdevolle loftuitingen in koren – meestal ter ere van God. Dat zijn de geijkte en veelgehoorde termen wanneer het over de muziek van Johann Sebastian Bach gaat, maar humor?

Soli Deo Gloria, ofwel ‘Alleen aan God de eer’. Met deze woorden ondertekende Bach veel van zijn werken, want Bach was een diepgelovig man en bovendien het grootste deel van zijn werkzame leven cantor. Daarbij werd hij gekenschetst als een ernstig en serieus man. Kijk maar naar zijn beroemde portret uit de jaren ’40 van de 18e eeuw van Elias Gottlob Haußmann. Een man op leeftijd kijkt met vorsende ogen de toeschouwer aan. Maar tegelijkertijd blinkert het in zijn ogen en is er een begin van een lach.

Portret van Johann Sebastian Bach (Elias Gottlob Haußmann, 1748)
Portret van Johann Sebastian Bach (Elias Gottlob Haußmann, 1748)

Gods zaken vroegen om serieuze aandacht maar er was ook ruimte voor muzikale grappen en grollen. Het is bekend dat de familie Bach minimaal een keer per jaar bijeen kwam. Na het zingen van een vroom koraal volgde een muzikaal dollen waarbij de teksten soms voor meerderlei uitleg vatbaar kon zijn. Ook de paar wereldlijke cantates die bewaard zijn gebleven, laten een heel andere Bach zien dan de Bach van Der Kunst der Fuge, de Matthäus Passion of Das Wohltemperierte Klavier.

Een mooi voorbeeld van die andere Bach is de cantate Mer hahn en neue Oberkeet, beter bekend onder de bijnaam Bauernkantate. In 1742 was Bach bezig aan een van zijn meesterwerken, zijn Kunst der Fuge. Maar in diezelfde tijd werkte hij ook samen met zijn ‘vaste’ tekstschrijver Picander aan een inhuldigingscantate voor Herr Carl Heinrich von Diskau. Deze had een klein landgoed, genaamd Klein-Zschocher, nabij Leipzig verworven en dat mocht gevierd worden.

De opdracht voor de cantate zal zeker via Picander zijn gelopen. In het dagelijks leven heette Picander Christian Friedrich Henrici en had hij als belastinginner de Herr von Diskau als directe baas. Onder de naam Picander had de dichter-belastinginner behoorlijk naam gemaakt in Leipzig. Dat gegeven en het feit dat hij beroepshalve met Herr von Diskau te maken had, zal wel de reden zijn geweest dat hij een inhuldigingscantate voor Von Diskau schreef. Want zo bijzonder was het verwerven van Klein-Zschocher nu ook weer niet.

Bach zal ook geïnteresseerd zijn geweest in het aanhalen van de banden met Herr von Diskau want de kersverse landeigenaar was tevens als kamerheer ‘Directeur des Plaisirs’ aan het hof van Saksen in Dresden. Bach ambieerde al jaren een goede verbintenis met het Saksische hof.

Helemaal zonder gevaar was het overigens niet om met Picander een inhuldigingscantate te schrijven. Picander stond er om bekend geen blad voor de mond te nemen en van onderhuidse erotische verwijzingen was hij ook niet vies. Zijn huldigingsteksten waren nimmer loze lofredes, een kritische noot zijn handelsmerk.

Het plot van deze ‘cantate burlesque’ is simpel. Een boerenmeisje Mieke en een niet bij name genoemde boerenjongen nemen het leven op het landgoed door. De dominee, de belastinginspecteur, de landheer en zijn vrouw, ze komen allemaal voorbij tot het stel het genoeg vindt en naar de kroeg vertrekt voor een drankje en wie weet wat nog meer.

De tekst is niet altijd meteen te begrijpen. Dat komt omdat Picander nogal wat Saksisch dialect erin mengt en bovendien de actualiteit van augustus 1742 niet meer de onze is. Gelukkig kunnen we dankzij een kroniek van dominee M. Heinrich Engelbert Schwarze uit 1744 veel van de details nu wel begrijpen.

Soms schuilt er achter een klein zinnetje een groot vat aan verdriet. In het recitatief Er hilft uns allen (nr 9) zingt de boerenjongen ‘Ist unser Dorf nicht gut genung letzt bei der Werfung durchgekrochen’. Hiermee wordt gezinspeeld op de rekrutering door het leger waarbij boerenzoons massaal van het platteland werden gehaald. Herr van Diskau was er volgens de voornoemde kroniek in geslaagd bij de laatste sessie begin augustus 1742 – dus zo actueel was de cantate – alle jongens in het dorp te behouden.

Minder te spreken is men over een belastinginspecteur met zijn veel te strenge straffen. In het recitatief Der Herr is gut: alleen der Schösser’ (nr 5) krijgt ‘der Schösser’ (de belastinginspecteur) zelfs het predikaat ‘Schwefelsmann’ mee. Hij is een zwavelman, ofwel: hij komt recht uit de hel. En waarom? Zijn straffen zijn fors. Hij legt een ‘neu Schock’ (een hoge boete) op voor wie zijn vinger in het koude water steekt en dus uit vissen gaat op een verboden plaats. De chroniqueur-dominee klaagde in 1744 inderdaad ook over de strengheid van van de collega’s van Picander.

Viel Söhne für die Schöne

‘Die Schöne’ voor wie de boerenbevolking bidt om ‘viel Söhne’ in de aria ‘Gib, Schöne’ (nr 18) is Frau von Diskau. Het echtpaar had al vijf kinderen groot kunnen brengen, maar alleen dochters. De gewenste erfgenaam moest dus nog geboren worden en de eerste kinderjaren zien te overleven. Maar de boerenbevolking vindt mevrouw wel aardig en bovendien is ze handig. Ze weet uit een ‘Fledermaus’ – de bijnaam voor een klein muntstukje – veel Taler te halen (recitatief ‘Und unsere genädge Frau, nr 11)

Samen achter de schrijftafel

Uit de manier waarop tekst en muziek in deze cantate met elkaar verweven zijn, blijkt wel hoezeer Picander en Bach samen achter de schrijftafel hebben gezeten. In het recitatief ‘Nu, Mieke, gib den Guschel immer her (nr 3) bedelt de boerenjongen om een kusje van Mieke (‘Guschel’ = mondje). Maar Mieke heeft daar niet direct zin in want ‘Du willst hernach nur immer weiter’. Na deze zin komt er een kort tussenspel waarin de strijkers een deel uit het toen overbekende liedje Großvaters Tanz citeren, júist dat deel waarvan de tekst luidt:

‘Mit mir und dir ins Federbett,
mit mir und dir ins Stroh
da sticht dich keine Feder net
da beißt dich auch kein Floh.’

Aan het slot van dit recitatief, waarbij de bas nog plompverloren aan de amoureuze escapades van Herr von Diskau refereert – Von Diskau weet heel goed hoe fijn ‘ein bischen Dahlen schmeckt’, saksisch voor het liefdesspel bedrijven – volgt in de strijkers een verwijzing naar weer een ander populair liedje met de veelzeggende titel Ich bin so lange nicht bey dir gewesen.

Recitatief voor bas en sopraan uit de Bauernkantate van Bach
Bas: Nu, Mieke, gib dein Guschel immer her
Sopraan: Wenn’s das alleine wär.
Ich kenne dich schon, du Bärenhäuter,
Du willst hernach nur immer weiter.
Der neue Herr hat ein sehr scharf Gesicht.
Bas: Ach! unser Herr schilt nicht
Er weiß so gut als wir, und auch wohl besser,
Wie schön ein bisschen Dahlen schmeckt.

Een potpourri

De cantate opent met een ouverture. Bach zet onmiddellijk de toon met een ware potpourri, dat is een aaneenschakeling van korte (dans-)melodieën die zonder enige vorm van overgang aan elkaar geplakt zijn. In het midden van de ouverture, na vier van die ultrakorte fragmentjes, klinkt opeens een bijzonder en gedragen unisono waarna tot slot nog een paar korte fragmentjes volgen.

Ouverture uit de Bauernkantate van Johann Sebastian Bach door het Bach-Collegium Stuttgart o.l.v. Helmuth Rilling

Wie lacht om wie?

Ware boerenmuziek die Bach hier laat weerklinken. Maar stelt u zich de situatie eens even voor. Bij de inhuldiging zal het grootste deel van de genodigden een hoofse dan wel stadse achtergrond hebben gehad, met behoorlijke wat kunst- en muziekonderricht . Ze zitten daar met zijn allen in een boeren omgeving. Maar in plaats van een mooie sinfonie als opening van de inhuldigingscantate klinkt er boerenmuziek. Wie lacht er nu precies om wie? De stadse mensen om de boeren? De boeren om de stadse lui? Of componist en librettist om hun toehoorders?

‘Ein neues Liedchen’ …

Ook later in de cantate spelen Bach en Picander met de tegenstelling tussen stad en platteland. Voordat Mieke en haar lief naar de kroeg afzakken, wil Mieke nog een eerbetoon brengen aan haar nieuwe landeigenaar. Zij zingt daartoe ‘ein neues Liedchen’, de aria Klein-Zschocher müsse (nr 14). De boerenjongen vindt dat liedje veel te overdreven en te stads voor zijn Mieke, waarop Mieke dan maar een volksliedje zingt (Gib, Schöne, nr 18). Dat is echter toch ook weer niet de bedoeling, zodat de boerenjongen zich gedwongen voelt ook een stads liedje te zingen (aria Dein Wachstum sei feste, nr 19).

… of toch niet?

Ook hier spelen Bach en Picander een spel met hun toehoorders. Niet alleen met de tegenstelling tussen stad en platteland. De twee ‘stadse’ aria’s waren namelijk helemaal niet nieuw. Beide aria’s hadden Bach en Picander al samen eerder geschreven voor twee andere cantates.

Behalve veel jolijt – bij toehoorders en bij de makers van deze cantate – dringen zich toch ook veel vragen op. Waarom zou Picander een belastinginspecteur, nota bene een collega van hem, zo op de hak nemen? Waarom waagt Picander zich op het pad van de sociale kritiek en vraagt hij om meer mildheid ten gunste van de arme bevolking (‘Schont nur unsrer Haut’ in de aria Ach, Herr Schösser, nr 6).
Hoe kan het dat Picander zich zo vrijmoedig tegenover zijn baas uit en zich vrolijk maakt over diens liefdesleven? Want het standsverschil was in die tijd in feite nog onoverbrugbaar. Toch heeft Herr van Diskau toegestaan dat het libretto gedrukt werd.

Ook Bach speelt een spel met die standsverschillen door in een werk met boerenmuziek twee aria’s op te nemen die overduidelijk verwijzen naar de kunstmuziek. Waren die onwrikbare standsverschillen dan toch niet zo onwrikbaar? Of doemt hier in de verte al het lichtpuntje op waarop Mozart met zijn Figaro verder koerste?

MUSICO Quiz – de antwoorden

Vier afleveringen, negen quizmasters, 36 vragen, 56 muziekfragmenten en één terechte winnaar. Dat is de uitkomst van de MUSICO Quiz die u de afgelopen weken via ons blog kon volgen.

Hieronder volgen de antwoorden. Soms in korte vorm, soms in een wat uitgebreidere vorm.

Eerste aflevering

De eerste aflevering begonnen we heel rustig met twee prenten van lang geleden. De man in het blauwe pak is Puccini en de persoon boven in de prent rechts is Wagner.

Vanuit de diepte

‘De profundis’ zijn de eerste woorden uit psalm 130. ‘Vanuit de diepte roep ik tot u’ luidt de vertaling van de eerste regel. Deze smeekbede heeft menig componist geïnspireerd tot intense muziek. Voor de quiz kozen wij drie zettingen uit drie verschillende tijden: het eerste fragment was van Pärt, het tweede fragment was een zetting van Mozart en tot slot hoorde u een versie van Josquin Desprez. Veel componisten hebben de eerste woorden van de psalm zeer letterlijk genomen. Vooral bij Pärt komen de eerste woorden van deze boetepsalm vanuit een bijna onmenselijke diepte naar boven.

Strijkersvraag of strikvraag

Sinds de tijd van Haydn behoort het strijkkwartet tot vaste repertoire van componisten. Wij lieten u drie fragmenten horen met de vraag deze in de juiste volgorde van oud naar nieuw te zetten. Het eerste fragment komt uit strijkkwartet op 59/3 van Beethoven, maar klonk velen blijkbaar als moderner in de oren. Het tweede fragment is uit het Amerikaans kwartet van Dvórak en tot slot klonk geestelijk vader van het strijkkwartet, Joseph Haydn met een fragment uit diens het strijkkwartet Sonnenaufgang.

De strijkkwartetfragmenten:

Vlieg, gedachten, op gouden vleugels

Uit welke opera komen deze woorden was de vraag. ‘Va, pensiero sull’ali dorate’ luidt het Italiaanse origineel. Het is de eerste regel uit het beroemde slavenkoor uit Verdi’s opera Nabuacco dat door het Italiaanse publiek onmiddellijk werd opgevat als lijflied voor de Risorgimento-beweging, de beweging die streefde naar de Italiaanse eenwording.

De woorden ‘Allemachtig, wat een duisternis’ vormen de Nederlandse parafrase van ‘Gott, welch Dunkel hier’. Florestan verzucht ze als hij uitgehongerd in een donkere kerker zijn lot overdenkt, aan het begin van de tweede akte van Beethovens opera Fidelio.

Noorse koeienvlaai?

We lieten u twee fragmenten horen met de vraag uit welk land de componist komt.
Het eerste fragment betrof het Intermezzo uit Cavalleria rusticana van Mascagni. Een Italiaan dus. Het toneel is leeg, iedereen is elders. Met dit lyrische maar tegelijk dramatische tussenspel laat Mascagni de toeschouwer de zich net ontvouwde verwikkelingen op zich inwerken en in de muziek is al te horen dat de protagonisten niet voor de vredelievende oplossing zullen kiezen.
Het tweede fragment kwam uit de toneelmuziek voor Peer Gynt van de Noor Grieg. Hoofdpersoon Peer Gynt dacht even te trouwen met de dochter van de bergkoning maar vond haar bij nader inzien toch te lelijk. Dat besluit wordt hem niet in dank afgenomen en de entourage van de bergkoning denkt na over hun wraak. Grieg schreef: ‘Voor De Hal van de bergkoning heb ik iets geschreven dat zo naar koeienvlaaien, ultra-Norwegianisme en zelfgenoegzaamheid ruikt dat ik het niet kan verdragen om het te horen, al hoop ik dat de ironie zich zal laten voelen.’

Bijna elk begin is moeilijk

Het duurt soms even voordat we goed en wel vol aandacht luisteren naar een muziekstuk. Dat is ook de reden dat opera’s met een ouverture begonnen. En ook veel symfonieën van Mozart en Haydn beginnen met een inleiding. Maar niet elke componist wenste rekening te houden, het kan ook een zekere spanning oproepen als blijkt dat een werk al fluisterzacht is begonnen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Boléro van Ravel het geval. Velen dachten dat de fluit het werk inzet, maar dat is niet het geval. De Boléro begint met een tromgeroffel, en dat houdt het hele stuk aan.
De grote solo aan het begin van de Le sacre du printemps van Stravinsky is voor de fagot. De ligging is echter uitermate hoog en daarmee heel lastig voor de fagottist.

Bonusvraag

Op de bonusvraag van de eerste aflevering wist één inzender het juiste antwoord. Het gaat hier namelijk om het schilderij Le grand Muveral van Ferdinand Hodler.

Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)
Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)

De tweede aflevering

De tweede aflevering opende met een drietal beroemde aria’s. De vraag was natuurlijk om uit welke opera deze aria’s kwamen. U hoorde achtereenvolgens fragmenten uit Le nozze di Figaro (Mozart), La bohème (Puccini) en Orfeo (Gluck).

De dodendans

Al sinds de middeleeuwen neemt de dodendans een belangrijke plaats in de kunsten in. Wij lieten u fragmenten van dodendansen van drie verschillende componisten horen. Dat waren achtereenvolgens Sjostakovitsj (4e deel uit diens Tweede Pianotrio), een stukje uit de opera La grande macabre van Ligeti en La danse macabre van Saint-Saëns.

Lübecker Totentanz

Beroemde zangers

Via beroemde aria’s komt men al snel uit bij beroemde zangers. Het was moeilijk kiezen maar u hoorde achtereenvolgens Dietrich Fischer Diskau, Elisabeth Schwarzkopf en tot slot Christoph Pregardien.

Dansen in de muziek

En van dodendansen ging het naar dansen in het algemeen. U hoorde drie heel uit Romeo & Julia van Prokofjev, een pavane van Fauré en tot slot een Ländler van Beethoven.

Requiem

Sinds de renaissnace zijn er vele meerstemmige zettingen geschreven op het Requiem, de dodenmis. U hoorde van ons achtereenvolgens framenten uit het Requiem van Mozart, Martin en Fauré.

Beroemde dirigenten

We lieten u drie beroemde dirigenten horen tijdens een repetitie. Dat waren achtereenvolgens Dudamel, Toscanini en Celibidache.

Dudamel - Toscanini - Celibidache
Dudamel – Toscanini – Celibidache

Hosenrollen

Hosenrollen vormen een genre apart in de operawereld. We lieten drie beroemde Hosenrollen horen, te weten Cherobino in Le nozze di Figaro van Mozart, Tancredi in de gelijknamige opera van Rossini en tot slot Prins Orlofsky in Die Fledermaus van Johann Strauß.

De Hosenrollen-fragmenten:

Kunst in de muziek

Een aantal componisten heeft zich laten inspireren door het werk van beeldend kunstenaars. U zag het werk van Sposalizio van Rafaël, het Isenheimer altaar van Mattias Grünewald en Dance on the Banks of the Manzanares van Goya. De muziek die hierop geïnspireerd was, was van Liszt (Deuxième Anée de pélégrinage), Hindemith (Mathis der Maler) en Granados (Goyescas).
(hiernaast kunt u de fragmenten nogmaals beluisteren)

De op kunst geïnspireerde fragmenten:

Schubert citeert zichzelf

We lieten een fragment horen uit het vierde deel van Schuberts Pianokwintet in A, het Thema mit Variationen waarin Schubert varieert op zijn eigen lied Die Forellen.

Franz Schubert
Franz Schubert

Een duivelskunstenaar

Menig violist studeert zijn vingers blauw op de Caprices van Paganini voor viool solo. De violist Paganini hield zijn zogenaamd duistere kant graag in het voetlicht. Het idee dat hij zijn fabuleuze viooltechniek niet zelf zou hebben ontwikkeld, droeg bij aan het romantische beeld dat mensen van hem hadden. En dat was weer goed voor publiciteit en daarmee de inkomsten.

Paganini
Paganini

Bonusvraag

In welke techniek is het kunstwerk achter Reina gemaakt? Dat bleek een moeilijke vraag. Het is een wandkleed, een wollen deken waarop een figuur is gevilt.

Kunst aan de muur bij Reina

Derde aflevering

De derde aflevering opende met een bespiegeling over de meestentijds onbekende moeders van componisten en leidde zo naar bekende moeders.
De beroemde moeder van Manon Gropius was Alma Schindler. Alma was getrouwd met Gustav Mahler maar had onderwijl een relatie met Gropius.Alma Mahler

Een vervolg op het begin

Ook in deze aflevering de vraag met welk instrument beroemde meesterwerken beginnen. Het Vioolconcert van Beethoven begint met pauken. De Rhapsody in blue van Gershwin heeft aan het begin een geweldige klarinetsolo en de orkestversie van Ravel van Moessorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling begint met trompet.

De fragmenten van het begin van beroemde meesterwerken:

Bijnamen

Beethoven schreef 32 pianosonates en velen daarvan hebben in de loop van de tijd een bijnaam gekregen. De herkomst van die bijnamen is niet altijd te achterhalen. Het is wel opvallend dat juist de sonates met bijnaam het meest geliefd lijken te zijn. Maar waarom? Het is waarschijnlijk een kip-of-ei-discussie.

Beestenboel

Van wie zijn deze zwanen?
Er zijn in de klassieke muziek nogal wat zwanen te bewonderen. We lieten er drie horen: ‘De dans van de zwanen’ uit het Zwanenmeer vanTsjaikovski, ‘De zwaan van Tuonela’ uit de Lemminkaïnen Suite van Sibelius en ‘Le cygne’ uit Carnaval des animaux van Saint-Saëns.

De fragmenten van de zwanen:
figure>

Olifanten
Op verzoek van choreograaf Balanchine schreef Stravinsky voor het Barnum and Bailey Circus de Circus Polka: For a Young Elephant. Het werk dat Stravinsky hierin citeerde – en dat is vooral aan het einde goed hoorbaar – is de Marche Militaire nr 1 van Schubert.

Het Shakespeare-blok

Een Franse Hamlet
De componist Ambroise Thomas schreef in 1868 een ware ‘grand opéra’ naar het toneelstuk Hamlet van Shakespeare. Thomas volgde het werk van Shakespeare vrij nauwkeurig, behalve op het einde. In de Franse opera was een gelukkige afloop zo gebruikelijk, dat Thomas daar niet aan kon ontkomen.

Shakespeare-opera’s van Verdi
Verdi voltooide drie opera’s op werk van Shakespeare: Macbeth, Otello en Falstaff. In het blog van reisleider Benjamin Rous kunt u meer lezen over deze Shakespeare-opera’s.

Een Amerikaanse Romeo & Julia
Bernstein baseerde zijn bendestrijd in West Side Story op het eeuwenoude verhaal over Romeo & Julia.

Liszt bewerkt

Liszt bewerkte talloze composities van anderen tot pianowerken. Eigenlijk bewerkte men in de 19e eeuw alles voor piano, het was de manier om muziek te leren in een wereld zonder cd, streaming en radio.
Twee bijzondere operaparafrases die we van Liszt lieten horen, waren Don Giovanni van Mozart en Isoldes Liebestod van Wagner.

De fragmenten van Liszt-bewerkingen:

Ah perfido

Ah perfido is een concertaria die in première ging tijdens een merkwaardig concert dat Beethoven organiseerde tijdens een koude winteravond in 1808, waarbij ook onder meer zijn Vijfde Symfonie en Zesde Symfonie in première ging. (Beethoven was bang dat hij niet genoeg muziek zou hebben. Een kleine misrekening: het concert duurde vier uur lang.)
Sopraan in ons luisterfragment was Maria Callas.

Fragment van Ah perfido door Maria Callas:

Bonusvraag

Het verzoek om werken te noemen die te maken hebben met de lente, was geen moeilijke.

De vierde aflevering

Voor de laatste aflevering van de MUSICO Quiz vertrokken drie presentatoren naar Italië. In gedachten dan. Italië is in kunstzinnig opzicht toch wel het land van de onbegrensde mogelijkheden geweest. Al vanaf de renaissance trokken vele componisten naar de Italiaanse hoven en kerken, vooral ook vanuit de Nederlanden. ‘Oltremontani’ werden ze genoemd, ‘die van over de Alpen’. Italië was begin 17e eeuw de bakermat van de opera. De eerste stad waar opera de overstap maakte van een louter voor de adel bedoeld genre naar de publieke theaters, was Venetië.

Wij lieten u drie fragmenten horen van componisten die een sterke binding met Venetië hadden. Dat waren achtereenvolgens Monteverdi met een fragment uit het Lamento d’Arianna, Vivaldi met een fragment uit het derde deel van de Lente uit De vier jaargetijden en een deel uit de Prelude van Wagners Tristan und Isolde.
In 1740 trok Vivaldi naar Wenen, hij hoopte er voor keizer Karel VI theaterwerken te maken. Helaas stierf Karel VI in oktober 1740. Vivaldi bleef zonder inkomsten en zonder keizerlijke protectie achter en stierf in grote armoede in 1741.

Fragment met drie werken van componisten die met Venetië verbonden zijn.

Rome

Een enorm oeuvre liet hij achter, de componist wiens naam die wij zochten en als tip een beschrijving van Rome met zijn vele fonteinen, pijnbomen en feesten gaven. Want dat is precies de inhoud van de Trilogie van Rome, zijn meest bekende werk. We hebben het hier over Ottorini Respighi.

Er is meer dan opera

Wie Italië zegt, komt inderdaad al snel uit bij opera. Opera werd echter niet overal geaccepteerd. Men loste het verlangen naar dramatische muziekwerken op bijbelse thema’s handig op door een genre te ontwikkelen waarin decors achterwege bleven maar het verhaal wel verteld kon worden aan de hand van recitatieven, aria’s, ensembles en koorwerken. Dit genre noemde oratorium, vernoemd naar de plaats waar deze werken het eerst werden opgevoerd: in de oratorio, een ontmoetingsruimte naast de Santa Maria in Vallicella in Rome.

Beroemde instrumenten

De beroemdste vioolbouwer aller tijden kwam uit Cremona. Deze stad is al eeuwenlang het centrum van de vioolbouw, sinds Amati in de 16e eeuw hiervoor de basis legde. Stradivari had zijn opleiding genoten bij een van de nazaten van Amati. Nog altijd kent Cremona zo’n honderd vioolbouwers. En het mooie is dat de bouwwijze niet wezenlijk verschilt met 400 jaar geleden.

Viool versus stem

Wat is er mooier dan een Stradivarus-viool. Volgens quizmaster Remco is dat toch echt de menselijke stem. En zo kwam hij te spreken over een merkwaardig fenomeen in de operawereld van weleer: de castraat. Hoewel de meeste castraten een moeizaam leven leidden en zelden voor vol werden aangezien, bood de biografie van Farinelli genoeg stof voor een romantische film waarin uiteraard ook veel muziek. Het geluid van de castraat heeft men geprobeerd na te bootsen door de stemmen van een countertenor en een sopraan te mengen.

De allerlaatste bonusvraag

Tot slot de allerlaatste bonusvraag. In 1666 stelde Lodewijk XIV een speciale prijs in voor getalenteerde kunstenaars opdat deze met eigen ogen de kunstwerken uit de klassieke oudheid konden bestuderen. De prijs bestond uit verblijf van enkele jaren in Rome, eerst in Palazzo Mancini en later in Villa Medici. De prijs heet dan ook Prix de Rome. In 1803 werd de prijs uitgebreid naar muziek, ook de getalenteerde musici mochten voor drie of vier jaar afreizen naar Rome. Maar niet winnen betekende niet dat men niet getalenteerd was. De vijfde afwijzing van Ravel leidde tot een nationaal schandaal en reorganisatie van het Parijse conservatorium.

Villa medici, Rome
Villa medici, Rome

MUSICO Quizzz – 4e aflevering

De vierde en laatste aflevering van de MUSICO Quiz is opgenomen en staat voor u klaar. In deze aflevering nemen MUSICO-reisleiders Sandra Overdijk, Remco Roovers en Susan Dorrenboom u mee op een tocht door Italië.

De antwoorden op hun vragen kunt u op het online-formulier onder de film invullen. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze laatste aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

De vierde en laatste aflevering van de MUSICO Quiz

Uw antwoorden

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

De linken naar eerdere afleveringen van de MUSICO Quiz vindt u hier:
• MUSICO Quiz – aflevering 1
• MUSICO Quiz – aflevering 2
• MUSICO Quiz – aflevering 3

Richard Strauss en Hugo von Hofmannsthal

In 1891 werd de literaire wereld wakker geschud door de poëzie van een onbekende dichter die publiceerde onder de naam Loris. Niemand wist wie het was: een Fransman, een psycholoog? In elk geval iemand van middelbare leeftijd die alles had gezien. Literair criticus Hermann Bahr fantaseerde verder: ‘… iemand die zijn lange jaren in Parijs had doorgebracht … Hij had vast en zeker omgang gehad met Flaubert, de Goncourts, Tourgenjev’. Bahr stuurde aan op een ontmoeting en trof een jongen van 17. ‘Hij droeg nog de korte broek van de middelbare scholier.’ Zijn naam: Hugo von Hofmannsthal.

‘We zullen mooie dingen maken, als u mij trouw blijft’

De jonge dichter raakte echter al snel in een crisis. Woorden alleen schoten te kort om tot de kern door te dringen, om het ‘wat’ en het ‘waarom’ van menselijk handelen te verklaren; dat was de belangrijkste samenvatting van zijn beroemde Chandosbrief uit 1902. Hij had ‘handeling’ nodig, zo concludeerde hij. Handelingen zijn direct, waar woorden indirect zijn.
Het artistieke resultaat van deze conclusie was zijn drama Elektra, waardoor Richard Strauss in 1905 compleet overrompeld werd en hem onmiddellijk schreef: ‘Uw kunst lijkt zoveel op de mijne, we zijn voor elkaar geboren, en we zullen zeker mooie dingen samen doen als u trouw blijft aan mij.’

Een bijzondere uitspraak van Strauss, de heren hadden op dat moment nog geen scène samen op papier gezet. Het tekent ook direct hun bijzondere samenwerking die vastgelegd is in ruim 500 brieven die Strauss en Hofmannsthal elkaar schreven, tot de dichter in 1929 plotseling overleed. Strauss schrijft onverbloemd en bondig wat hij vindt, Hoffmansthal blijft 23 jaar lang formeel en afstandelijk maar biedt wel de nodige ruimte om te filosoferen over de artistieke kwesties.

Hugo von Hofmannsthal en Richard Strauss
Hugo von Hofmannsthal en Richard Strauss

Op het eerste gezicht vraag je je af waarom de componist en de dichter zo lang en zoveel (uniek in de operawereld) samen hebben gerealiseerd. Want wie sec de briefwisseling leest, zal al gauw tot het oordeel willen komen dat de samenwerking vooral berustte op onenigheid en misverstanden. En op antipathie: ’trouwens, tussen mensen als wij bestaat niets meer dan onze samenwerking en eerlijk gezegd geen ander gespreksonderwerp.’ (Hofmannsthal, 1923).

Feit is dat Hofmannsthal zich als mens niet erg aan getrokken voelde tot de mens Richard Strauss – en naar het schijnt nog minder tot diens vrouw Pauline de Ahna. Reden te meer om ver weg te blijven van huize Strauss. Tot verbazing van Richard Strauss die niet anders gewend was dan aan een huis vol kunstenaars.

De nuchtere kijker van Strauss

En op artistiek niveau was er de nodige geharrewar. Hofmannsthal was een dichter, en alleen al de gedachte dat zijn woorden ondergeschikt zouden zijn aan de muziek, was voor hem onverdraaglijk. Hij besteedde veel tijd aan zijn teksten en was heel tevreden over zijn libretti voor Ariadne auf Naxos, Die ägyptische Helena en Frau ohne Schatten vanwege de rijke symboliek, de filosofische en psychologische inhoud van de teksten. Maar Strauss, de theaterman, zag direct de problemen van deze overschatting van het publiek: ‘De auteur ziet in het stuk dingen die de nuchtere kijker niet ziet… Het symbool moet uit zichzelf uit de plot springen en mag achteraf niet moeizaam worden geïnterpreteerd.’

De kritiek die Strauss leverde, was echter altijd bedoeld ‘om het beste’ uit Hofmannsthal te krijgen. Strauss was ervan overtuigd de juiste man voor zijn operawerken gevonden te hebben.

Het antwoord op het ‘Gesamtkunstwerk’ van Wagner

Want ondanks hun verschil in karakter en in werkwijze (furieus kon Strauss worden als hij weer eens moest wachten op teksten van Hofmannsthal omdat het regende. Hofmannsthal schreef alleen als het creatieve proces in zijn hoofd hem daartoe noopte én alle externe factoren meewerkten) voelden componist en dichter elkaar uitstekend aan.

Beiden zochten een antwoord op het ‘Gesamtkunstwerk’ van Wagner. Hugo von Hofmannsthal had dat antwoord, namelijk terug naar de Griekse mythes en niet langer proberen er met een ‘unendliche Melodie’ een doorlopend geheel van te maken. Maar met dien verstande dat men niet moest proberen het oude te herhalen, maar vanuit het oude tot iets nieuws moest komen. Transformatie was het sleutelwoord.

We zijn wat we ooit waren, nu zijn en zullen worden

Dit begrip ’transformatie’ krijgt in Der Rosenkavalier al zijn vorm en zal in latere libretto’s een steeds terugkerend thema worden: we zijn wat we ooit waren, nu zijn en zullen worden. Uit de ruïnes van een oude liefde kan een nieuwe liefde groeien. Dat was voor Hugo von Hofmannsthal het mysterie van het leven en vanaf Der Rosenkavalier ook een belangrijk thema in de opera’s van Strauss en Hofmannsthal.

Richard Strauss schreef Der Rosenkavalier toen hij zelf bijna 50 was. Het was pas zijn derde opera die succes had, maar hij had als jonge componist al naam gemaakt als symfonicus en gold zo rond 1910 zeker als de belangrijkste en bekendste Duitse componist. Zijn eerste twee operasuccessen waren eenakters met heel dramatische verhalen: een gruwelijke opera over Salome en een huiveringwekkende opera over Elektra. In beide opera’s wist Strauss een rauwheid van toon te treffen en een moderniteit die goed bij de thematiek van die werken pasten.

Een harmonie van contrasten

Met Der Rosenkavalier lijkt Strauss wel een heel andere weg in te slaan. De bedoeling was dan ook om na Salome en Elektra met een lichtvoetiger opera te komen. De muziekstijl die Richard Strauss hier aanboort, lijkt van een heel ander soort: er zijn meezingbare walsen, prachtige duetten en terzetten, een echte Italiaanse aria en de muziek loopt over van toonschilderingen. Deze combinatie van stijlen, welbewust gekozen, sloot perfect aan bij de verwijzingen naar het werk van Molière, Beaumarchais, Da Ponte en Shakespeare die Hofmannsthal in zijn libretto opnam. Dit simultaan samengaan van al die verschillen noemde Hofmannsthal ‘een harmonie van contrasten’. Het zou een belangrijk kenmerk van hun samenwerking worden.

Der Rosenkavalier is tegelijkertijd ook een kind van zijn tijd. Het markeert eigenlijk de overgang van de 19e eeuw naar de 20e eeuw. Veel componisten leden nog sterk onder het juk van Wagner. Strauss probeerde zich hier aan te ontworstelen, niet door zich tegen zijn muziek af te zetten maar door een andere onderwerpskeuze te nemen en zijn muziek op een andere manier te organiseren.

Datzelfde deed Strauss met de muziekgeschiedenis, hij wist de zwaarbeladen 19e-eeuwse ‘tonale’ muziek naar een andere niveau te tillen, juist door zo’n zogenaamd ‘ouderwets’ stuk als Der Rosenkavalier te schrijven. Maar degenen die goed luisteren, zullen horen dat deze muziek uiterst complex en niet minder modern dan Salome of Elektra.

MUSICO Thuistheater

Der Rosenkavalier uit Baden-Baden

Korte samenvatting
De vorstin Werdenberg, de ‘Marschallin’, heeft een verhouding met de zeventienjarige Octavian. Als zij ’s ochtends gestoord worden door Baron Ochs, verkleedt Octavian zich als het kamermeisje Mariandl. Op voorspraak van de Marschallin wordt Octavian uitgekozen als ‘Rosenkavalier’, dat wil zeggen degene die namens de bruidegom de aanstaande bruid een zilveren roos moet overhandigen.
Als het zover is, blijkt de liefde op het eerste gezicht tussen Octavian en Sophie even duidelijk als de afkeer van Sophie voor haar toekomstige gemaal. Het lompe gedrag van Baron Ochs maakt dat Octavian zich niet verplicht voelt als man van eer terug te treden en hij lokt de baron in een val. Verkleed als Mariandl organiseert hij een rendez-vous, waar hij de baron in compromitterende omstandigheden laat betrappen door Sophie en haar vader, Herr von Faninal.
Als daar dan ook de Marschallin ten tonele verschijnt, blijft Baron Ochs helemaal niets anders over dan zich terug te trekken. De Marschallin, zich bewust van het leeftijdsverschil tussen haar en Octavian, zorgt grootmoedig dat deze de plaats van Baron Ochs als bruidegom aan de zijde van Sophie kan innemen.

Der Rosenkavalier van Richard Strauss (Covent Garden, februari 1985)

In deze productie zingt sopraan Kiri Te Kanawa de rol van Die Marschallin. Een andere beroemde sopraan die lang deze rol heeft gezongen, is Renée Fleming. Weinig zangeressen hebben deze rol zo vaak en in zulke uiteenlopende producties gezongen als zij. En alhoewel het een rol die je tot op hoge leeftijd kunt zingen, vond ze toch dat het genoeg is geweest. En misschien heeft ze daar ook goed aan gedaan: Die Marschallin is een vrouw die langzaamaan beseft dat de tijd ook op haar vat krijgt. Dat eeuwige jeugd en schoonheid niet bestaan, zelfs niet als je de financiële middelen hebt of als je er een liefdesaffaire met een puber op nahoudt.

Elektra uit Dresden

Korte samenvatting
De in ongenade gevallen Elektra treurt over haar vader Agamemnon die door haar moeder, koningin Clytaemnestra vermoord is. Haar broer Orestes is ver weg gevlucht en haar zuster denkt alleen maar aan trouwen om het paleis te kunnen ontvluchten.
Intussen wordt Clytaemnestra bestookt met nachtmerries en vraagt uiteindelijk Elektra om raad. Elektra zegt dat alleen Orestes haar kan genezen.
Boodschappers kondigen de dood van Orestes aan. De koningin triomfeert. Dan blijkt dat één van de boodschappers Orestes zelf is. Tot grote vreugde van Elektra blijkt Orestes bereid tot wraak. Als de koningin vermoord is, raakt Elektra zo uitzinnig van vreugde dat haar vader gewroken is, dat ook zij sterft.

Elektra van Richard Strauss o.l.v Daniele Gatti met Iréne Theorin (Elektra), Waltraud Meier (Klytämnestra), Eva-Maria Westbroek (Chrysothemis), René Pape (Orest) en Robert Gambill (Aegisth), Salzburg Festival, 2010

MUSICO Quizzz – 3e aflevering

Van harte welkom bij alweer de derde aflevering van de MUSICO Quiz.

In deze derde aflevering van de MUSICO Quiz gaan MUSICO-reisleiders Benjamin Rous en Diana Bohnenberger het gesprek aan met u en met elkaar aan de hand van thema’s als moeders in de muziek, de beginnoten van beroemde orkestwerken en ontroerende zwanen.

Antwoorden op hun vragen kunt u op het online-formulier onder de film invullen. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze derde aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

Derde aflevering van de MUSICO Quiz

Uw antwoorden

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

De linken naar de andere afleveringen vindt u hieronder.
MUSICO Quiz – aflevering 1
MUSICO Quiz – aflevering 2
• MUSICO Quiz – aflevering 4

MUSICO Quizzz – 2e aflevering

In de tweede aflevering van de MUSICO Quiz nemen MUSICO-reisleiders Reina Boelens en Saskia Cohen u mee op een muzikale ontdekkingsreis langs beroemde oude zangers, nukkige dirigenten, ‘Hosenrollen’ en de relatie tussen beeldende kunst.

Onder de film staat weer een antwoordformulier. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze tweede aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

MUSICO Quiz aflevering 2

Uw antwoorden

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

De linken naar de andere afleveringen van de quiz vindt u hieronder:
• MUSICO Quiz – aflevering 1
• MUSICO Quiz – aflevering 3
• MUSICO Quiz – aflevering 4

MUSICO Thuistheater: Online Mahler Festival

Vanavond gaat het ‘Online Mahler Festival’ van start. Dat was natuurlijk niet de opzet van het Mahler Festival 2020. De bedoeling was een groots festival met bezoek van onder meer de Berliner Philharmoniker, de Wiener Philharmoniker, het New York Philharmonic, het Mahler Jugend Orchester en het Budapest Festival Orchestra, met hun dirigenten Kirill Petrenko, Daniel Barenboim, Jaap van Zweden, Daniel Harding en Iván Fischer.

Door de coronacrisis is het Concertgebouw gesloten. In plaats van genieten van al deze live concerten kunt u vanaf vanavond kijken naar een online festival, met streamings die een mooi inkijkje geven in de Amsterdamse Mahler-traditie.

Inleiding op het Mahler Festival door Eveline Nikkels

Kijk hieronder naar het interview dat MUSICO-eigenaar Remco Roovers met Eveline Nikkels had. Eveline Nikkels is de voorzitter van de Gustav Mahler Stichting Nederland, en die hoedanigheid nauw betrokken bij het Mahler Festival 2020.

Remco Roovers in gesprek met Eveline Nikkels over het Mahler Festival Online

Mahler in Nederland

Zijn tweede vaderland zou Nederland voor Mahler zijn. Dat klinkt te mooi om waar te zijn. Dat is het ook. Mahler was helemaal niet zo dol op Nederland. Hij was bijzonder gecharmeerd van het Concertgebouworkest, voelde zich als componist hier te lande zeker gewaardeerd en was onder de indruk van de Hollandse meesters in het Rijksmuseum. Maar daar hield de liefde wel zo ongeveer mee op.

Het was dan vooral ook de muzikale vriendschap tussen Mahler en dirigent Willem Mengelberg die maakte dat de componist in de jaren 1903-1909 haast kind aan huis was in Amsterdam.

Mengelberg ‘ontdekte’ Mahler in 1902 tijdens een concert in Krefeld. Mahler dirigeerde er zijn Derde Symfonie. En Mengelberg was onmiddellijk overtuigd van het muzikale genie van Mahler als componist. Want hoezeer Mengelberg als mens later zijn blazoen bevuilde, als musicus was hij een van de weinigen in Nederland die pal stond voor nieuwe muziek. Niet alleen Mahler, maar ook Strauss, Stravinsky en Schönberg kregen bij zijn Concertgebouworkest ruim baan hun nieuwe werken te presenteren.
Voor Mahler in het bijzonder had Mengelberg ontegenzeggelijk een zwak. Het is aan zijn niet aflatende liefde voor diens muziek te danken dat er al begin 20e eeuw de kiem van een Mahlertraditie in Nederland werd gelegd.

Het begin van deze traditie werd gekneed uit de uitnodigingen van Mengelberg aan Mahler om zelf de Nederlandse premières van zijn symfonieën te dirigeren. Uitnodigingen die Mahler met beide handen aangreep, want zo wonderwel werd zijn werk niet gewaardeerd in zijn eerste vaderland, Oostenrijk. Althans, niet bij leven.

En dus schreef Mahler aan Mengelberg na zijn eerste bezoek: ‘ik heb het gevoel dat ik in Amsterdam een tweede muzikaal vaderland heb gevonden.’ (waaruit blijkt dat de gevoelens van Mahler voor Nederland toch iets genuanceerder lagen dan men graag doet veronderstellen).

Das Wichtigste steht nicht in den Noten

Mahler repeteerde voor elke symfonie die hij hier in Nederland in première bracht met het Concertgebouworkest. Uitvoerig. En Mengelberg zat dan in de zaal om aantekeningen te maken. Ook heel uitvoerig. Immers: ‘Das Wichtigste steht nicht in den Noten’, was een veel gehoorde uitspraak van Mahler. Mengelberg deed zijn best zo veel mogelijk van de wereld van Mahler achter de noten te noteren om zo als dirigent zijn werk zo puur mogelijk voor het voetlicht te kunnen brengen.
Juist deze annotaties vormen nu de basis van ‘onze’ Mahlertraditie. Want niet alleen Mengelberg gebruikte deze annotaties voor latere opvoeringen van Mahlers werk, ook chef-dirigenten als Haitink, Chailly en Jansons hebben de opmerkingen van Mengelberg nauwkeurig bestudeerd.

Willem Mengelberg, Gustav Mahler en Alphons Diepenbrock op de hei
Willem Mengelberg, Gustav Mahler en Alphons Diepenbrock op de hei

Amsterdam als Mahlers ‘Bayreuth’

Mahler overleed vrij plotseling in 1911. Dat weerhield Mengelberg er niet van om in tegenwoordige tijd over zijn geliefde Mahler te blijven praten. En belangrijker nog: zijn muziek te blijven programmeren. Zijn 25-jarig jubileum bij het Concertgebouw in 1920 zag Mengelberg als kans om een heus Mahler Festival te organiseren. Amsterdam moest voor Mahler worden, wat Bayreuth voor Wagner was. Dat leek behoorlijk gelukt in 1920. En afgezien van een donkere periode tijdens de Tweede Wereldoorlog is Mahler altijd hoog op de agenda van het Concertgebouworkest blijven staan. Decennium na decennium na decennium. De online programmering van het Mahler Festival geeft daar een goed beeld van.

De streamings van het Mahler Festival 2020 zijn niet meer toegankelijk.

MUSICO Quizzz – 1e aflevering

Van harte welkom bij de eerste aflevering van de MUSICO Quiz.

Hieronder kunt u de eerste aflevering van de MUSICO Quiz zien. In deze aflevering vragen MUSICO-reisleiders Marlies Geurts en Robert Andriessen u de oren van het hoofd. Antwoorden op hun vragen kunt u op het online-formulier onder de film invullen. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze eerste aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

MUSICO Quizzz, aflevering 1

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

Hieronder vindt u de linken naar de volgende afleveringen.
• MUSICO Quiz – aflevering 2
• MUSICO Quiz – aflevering 3
• MUSICO Quiz – aflevering 4

Het tumult van de tijd – Julian Barnes

Titel: Het tumult van de tijd
Auteur: Julian Barnes
2016
, ISBN 9798 0254 46611
Vertaling van The Noice of Time door Ronald Vlek
Uitgever: Atlas Contact

Wie was Dmitri Sjostakovitsj? Wat dacht hij? Wat deed hij, behalve componeren, drinken en voetbal kijken.

Hij was een volstrekt gesloten man. Of zoals Mariss Jansons in 2006 in de Volkskrant zei: “Maar je kreeg moeilijk hoogte van hem. Aan de buitenkant zag je nooit wat … Zijn gezichtsexpressie was effen.”

Wat Dmitri Sjostakovitsj precies dacht, zullen we nooit meer achterhalen. Dat is de portee van alle recensies over boeken die over deze Russische componist zijn geschreven.

Was dit gedrag lijfsbehoud? Daar lijkt het wel op, als je zijn levensgeschiedenis legt naast de grote historische gebeurtenissen in Rusland. ‘Hij werd geboren in Sint-Petersburg, groeide op in Petrograd en werd volwassen in Leningrad (of Sint-Leningrad zoals hijzelf soms zei)’.

Het is een klein zinnetje in de roman van Julian Barnes over Sjostakovitsj, maar het zegt alles over de willekeur van de dictators waaronder hij moest leven. En leven onder een dictator als Stalin die irrationeel en volledig willekeurig als een blad aan de boom kon draaien, deed je het liefst in volstrekte anonimiteit.

Getergd door de muziek

Anonimiteit was Sjostakovitsj inmiddels niet meer gegund. Hij had al naam gemaakt en zijn opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk toerde inmiddels met succes al ruim twee jaar door de wereld, toen Stalin – om wat voor redenen dan ook – getergd raakte door de muziek. En ‘getergd’ was genoeg om een leven te vernietigen.

In de willekeur van Stalin kende men nog maar twee soorten componisten: zij die in angst leven en zij die niet meer leven. Zo kwam de angst in het leven van Sjostakovitsj en vele, vele anderen.

Wachten met een koffertje bij de lift

Julian Barnes weet de angst in bedrieglijk eenvoudige zinnen voelbaar te maken. Het kruipt onder je huid. Barnes maakt de irrationele angst rationeel. De angst om ’s nachts opgehaald te worden was zo enorm dat ’s avonds Sjostakovitsj zijn koffertje al klaar zette. De avond daarna besloot hij om gekleed op bed te gaan liggen zodat de vernedering zich voor de mannen die hem zouden komen ophalen, te moeten aankleden hem bespaard zou blijven. Uiteindelijk nam hij zelfs ’s avonds afscheid van zijn vrouw en kind en ging alvast bij de lift staan, om zo zijn vrouw zijn vernedering om opgehaald te worden te besparen. Nachtenlang.

Merkwaardigerwijs werd Sjostakovitsj niet opgehaald. Misschien was zijn ondervrager zelf intussen verdacht geworden en was de aandacht tijdelijk naar iemand anders verschoven. Het waken bij de lift hield op, het gekleed op bed liggen wachten ook. Uiteindelijk pakte Sjostakovitsj zijn koffertje weer uit en ging weer componeren. Wat scheelde was dat hij als burger en de Grote Roerganger (een van de vele bijnamen van Stalin) intussen met dezelfde vijand werden geconfronteerd in de Tweede Wereldoorlog. Merkwaardigerwijs brak er een periode aan van betrekkelijke rust voor de ziel.

Maar van blijvende rust voor de ziel is geen sprake. De Grote Leider zou hem in 1949 persoonlijk opgebeld hebben met de mededeling dat Sjostakovitsj de Sovjet-Unie moest vertegenwoordigen tijdens de Cultural and Scientific Conference for World Peace in New York. En of dit gesprek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of niet, doet niet ter zake. Noch of Sjostakovitsj daadwerkelijk heeft gezegd dat hij niet kon gaan omdat hij zijn land niet als componist kon vertegenwoordigen in Amerika terwijl in eigen land zijn muziek in de ban was gedaan. Feit is dat vlak voor vertrek Sjostakovitsj weer in genade was aangenomen en zijn muziek weer gespeeld mocht worden.

Stil protest

In New York hield Sjostakovitsj twee speeches. Dat wil zeggen, hij liet ze voorlezen door zijn vertaler waarmee hij op zijn manier duidelijk maakte dat het niet zíjn speeches waren. Het was zijn enige vorm van stil protest. Helaas begrepen niet alle journalisten indertijd dat het niet zelf gekozen woorden waren die de vertaler uitsprak. En dat terwijl de speeches bol stonden van de holle retoriek over formalisme en realisme. Termen die gebezigd werden in de aanvallen door het stalinistisch bewind op componisten die hun eigen weg zochten.

‘Spring uit het raam’, stond er op borden onder het hotel waar Sjostakovitsj verbleef tijdens deze conferentie. Natuurlijk deed hij dat niet, hij had thuis zijn vrouw en twee kinderen. Dat was een enorme verantwoordelijkheid.

Sjostakovitsj in New York
Oproep aan Sjostakovitsj om politiek asiel aan te vragen

In opleiding tot volmaakt Sovjet-burger

En juist deze verantwoordelijkheid bleef hem zijn leven lang achtervolgen. Als Stalin vond dat Sjostakovitsj niet voldoende op het rechte pad bleef, dan kreeg de componist een boekenlijstje en een persoonlijk mentor. Dat leverde weer een extra probleem op dat Barnes haarfijn fileert. Tijdens de lessen genoot Sjostakovitsj een zekere mate van bescherming, want hij was ‘in opleiding’. Maar hoelang kon hij deze lessen rekken? Wat zou er gebeuren als de lessen niet het gewenste effect hadden? Niet alleen met hem maar ook met zijn mentor die dan blijkbaar te kort schoot in zijn pedagogische kwaliteiten?

              In de tijd van Galilei was een collega-geleerde
              Niet dommer dan Galilei
              Hij wist best dat de aarde draaide
              Maar het ook een groot gezin te voeden.

                            (Carrière van Jevtoesjenko uit diens bundel Armzwaai,
geciteerd in Het tumult van de tijd)

Als Stalin dan eindelijk overlijdt, lijkt het te gaan dooien in de Sovjet-Unie. Ja, er komen mensen terug uit de kampen, de Partij lijkt aan zelfkritiek te doen. Moet Sjostakovitsj dan niet eindelijk lid worden van de Partij, als blijk van erkenning dat er iets is veranderd in de Sovjet-Unie?

Een leven lang een lafaard of heel even heel dapper?

Het is moment waarop Sjostakovitsj in de roman van Barnes breekt. Sjostakovitsj vindt zichzelf in de woorden van Barnes een lafaard. Maar is het niet veel moeilijker een leven lang lafaard te zijn dan een held? ‘Daarvoor hoef je maar heel even dapper te zijn, namelijk alleen op het moment dat je de tiran uit de weg ruimt, en ook jezelf’.

Wat Sjostakovitsj ook dacht of voelde, we zullen het nooit zeker weten. Maar de angst en de onmogelijke spagaat waarin Sjostakovitsj verkeerde – en met hem vele anderen – maakt Barnes beklemmend voelbaar. Je wilt het uitschreeuwen dat Sjostakovitsj voor zichzelf moet kiezen, moet opstaan tegen de leugens die over hem verspreid worden. Maar wat ik zelf zou doen in zo’n situatie, met achter je je vrouw, je twee kinderen, je moeder, je vrienden? Ik weet dat zo net nog niet.

Het boek is uit, ik heb het koud gekregen. Van binnen en van buiten. Het wordt tijd op te warmen, in de tuin. In vrijheid.

Dit boek is ook te lezen via de online bibliotheek:
https://www.onlinebibliotheek.nl

MUSICO Thuistheater: Ritratto

Koesteringspatina. Het is verreweg het mooiste woord dat ik tegenkwam bij de voorbereiding op dit blog. Zo noemt men de plek op bronzen beelden die gaat oplichten als deze vaak wordt aangeraakt door bijvoorbeeld pelgrims. Gabriel d’Annunzio, een van de hoofdpersonen van de opera Ritratto kreeg zo’n plek op zijn kostuum rond het kruis om zijn fallische obsessie vorm te geven.

Een levend kunstwerk

Gabriel d’Annunzio was lange tijd de minnaar van Luisa Casati, over wie Ritratto gaat. Luisa Casati, voluit Luisa Camillo Casati Stampa di Soncino, Marchese di Roma, was een puissant rijke vrouw in de eerste helft van de 20e eeuw. Invulling in haar leven vond zij door muze te zijn voor kunstenaars en van haar zelf een levend kunstwerk te maken. Dat betekende uitwandelen gaan met een in goud gekleurde bediende en twee luipaarden en zelf gekleed in niet meer dan een bontjas. Maar het betekende gelukkig ook dat ze een enorme schare aan kunstenaars de kans gaf werk te maken. Een levend kunstwerk is immers geen blijvende kunst. Geschilderde portretten wel.

En zo komen onder meer de kunstenaars Léon Bakst, Man Ray, Cecil Beaton, Kees van Dongen en Romaine Brooks in haar leven. Zij legden haar vast in ruim 200 portretten. Maar ook mensen als Sergei Diaghilev en dus ook Gabriele d’Annunzio, de zeer gevierde dichter met vele verhoudingen, romances en affaires op zijn cv.

Fantasia en verita

Voor de opera Ritratto brachten componist Willem Jeths en librettist Frank Siera het leven van Luisa Casati samen tot een anderhalf durende opera, een zoektocht naar ‘fantasia e verita’ (fantasie en waarheid). Want wat is de waarde van kunst en vooral van levende kunst, als de wereld in brand lijkt te staan? De opera speelt zich af tijdens een feestavond; Luisa Casati was beroemd om haar extravagante feesten. En op het toneel heeft zich een dwarsdoorsnede uit de kunstenaars en minnaars verzameld waarmee Casati zich zo graag omringde: niet alleen Gabriele d’Annunzio maar ook Kees van Dongen, Man Ray, Jacop Epstein, Filippo Marinetti, Sergei Diaghilev en Romaine Brooks. Kunstenaars die elkaar in het echt nooit zo op een avond hebben ontmoet.

Koesteringspatina met rozenblaadjes

Jan Taminiau ontwierp de kostuums voor de opera. Prachtige creaties, bizar en met voor Gabriele d’Annunzio dus dat koesteringspatina rond zijn kruis. Er hangt daar ook een soort bakje waar dan weer heel schattig rozenblaadjes uit gestrooid kunnen worden.
Voor Romaine Brooks echter een ‘gewoon’ rokkostuum. Zij lijkt in de opera de enige te zijn die meer waarde hecht aan ‘verita’ dan aan ‘fantasia’.

Willem Jeths schreef toegankelijke maar wel heel intense muziek, met hier en daar citaten uit de muziekgeschiedenis bij wijze van herkenningspunten (zo komt onder meer Tristan & Isolde voorbij). En waar de belichting op het toneel heel sober is, speelt Jeths in de muziek voortdurend met kleur.

Interview Els de Graaff & Remco Roovers

Luister hieronder naar een interview dat Remco Roovers had met MUSICO-reizigster Els de Graaff die betrokken is bij de Nationale Opera Studio. Ritratto is speciaal geschreven voor de Nationale Opera Studio.

Vraaggesprek over Ritratto en de Nationale Opera Studio

En hier nogmaals de link naar de podcast van Radio4 over de voorbereiding op deze opera.

https://www.nporadio4.nl/podcasts/making-an-opera

En tot slot uiteraard de link naar de streaming van deze opera. Deze streaming blijft beschikbaar zolang De Nationale Opera gesloten blijft in verband met het coronavirus.

Ritratto van Willem Jeths