Rossini’s Semiramide: het belcanto kan niet op

Men neme het allermooiste stukje ossenhaas dat je kunt vinden. Men bakt het in de roomboter, legt het op een (tevens in roomboter) gebakken hart van een artisjok. Daarboven op gaat een flink stuk foie gras (gemarineerd in madeira en runderbouillon), schaaft er flink wat truffel over heen en maakt het af met wat madeira demi-glace-saus.

Beroemd, grappig en verzot op lekker eten

Wat ik u net vertelde, is een beroemd recept. Het heet Tournedos Rossini. Het wordt toegeschreven aan de lekkerbek die Rossini was. Een bijzondere man, die Rossini. Hij leefde gedurende een groot deel van de 19e eeuw. Hij werd geboren in 1892, schreef vanaf zijn 18e jaar vervolgens 40 opera’s in 20 jaar tijd en ging met pensioen in 1830. Hij was toen 38 jaar. Hij zou uiteindelijk 76 jaar worden. De tweede helft van zijn leven was hij met name beroemd, grappig en uitermate verzot op lekker eten. Toch is er een verband te leggen tussen het zojuist vermelde recept en de opera Semiramide. Het motto luidt: het kan niet op! In het recept Tournedos Rossini wordt een biefstuk tot de allerhoogste hoogten gebracht. En in Semiramide vinden we belcanto opera op zijn extreemst.

Gioacchino Rossini
Gioacchino Rossini

Een sterke vrouw, politiek, een mirakel en een waanzinsscène

Eerst maar eens het verhaal. Rossini en zijn librettist Rossi baseerden zich op een toneelstuk van Voltaire. Voltaire wist precies wat de gemiddelde theaterganger leuk vond en hij stopte het allemaal in dit stuk: iets koninklijks, een sterke vrouwfiguur, een bovennatuurlijke gebeurtenis, een beetje incest, veel politiek en een waanzinscène. Goed husselen en dan heb je Semiramide. Wie is nou die Semiramide, de hoofdpersoon uit deze opera? Heeft ze echt bestaan? Ja en nee.

Elke nacht een andere soldaat

Er is een historische figuur: Sammuramat, vrouw van een Assyrische koning die zo’n 800 jaar voor Christus regeerde. Toen de koning stierf, was zijn zoon nog minderjarig; Sammuramat trad gedurende vijf jaar op als regentes totdat de jongen volwassen was. Ongehoord en nooit eerder vertoond en dat verzekerde haar van een plaats in de geschiedenis. Maar de orale verteltraditie ging met dit verhaal op de loop. En dat liep twee kanten op. Enerzijds maakte men van haar een ‘powervrouw’, anderzijds deden ook de meest vreemde verhalen over haar de ronde. Sammuramat zou zelf haar man hebben vermoord en incest met haar zoon hebben gepleegd. De Grieken legden er nog een schepje bovenop. Ze zou elke nacht een knappe soldaat van het leger in haar bed hebben gehad om hem vervolgens in de ochtend te vermoorden. Sammuramat als serial killer.

Semiramis (Matteo Rosselli, ca 1623)
Semiramis (Matteo Rosselli, ca 1623))

De niet gezongen proloog

Een aantal van die elementen vinden we ook terug in het opera van Rossini. Belangrijk om het verhaal te kunnen begrijpen is dat vijftien jaar voordat de opera zich afspeelt Semiramide (Rossini’s naam voor deze intrigerende vrouw) met prins Assur onder één hoedje heeft gespeeld om haar toenmalige man, de koning (Nino) te vermoorden. Semiramide is in de veronderstelling dat bij dat bloedbad destijds ook haar zoon Ninyas is omgekomen.

De eerste akte

De opera begint op het moment dat de koningin Semiramide een nieuwe koning gaat kiezen ten overstaan van het hele volk. Vele mannen denken in aanmerking te komen voor deze rol. Onder andere prins Assur (u weet wel, die de moord op Semirades eega uitvoerde), maar ook Arsace. Op die laatste is Semiramide het meest verkikkerd. Na wat heen en weer gedoe en het raadplegen van orakels roept ze vlak voor het einde van de eerste akte inderdaad Arsace uit tot de volgende koning, maar dan komt de oude koning (al vijftien jaar dood) uit zijn graf en roept om wraak. Er zal niet worden getrouwd voordat zijn dood is gewroken door Arsace.

De tweede akte

In de tweede akte krijgt Arsace te horen dat hij eigenlijk Ninyas is, de dood gewaande zoon van Nino, en zo krijgt Arsace de juiste motivatie om zijn rivaal prins Assur om te brengen. Die laatste ontwikkelingen spelen zich af rondom de tombe van de oude koning Nino. Eerst zien we Assur die door waanzin wordt bevangen en in zijn visioen ziet, dat hij zal triomferen over de dood van Arsace. Als hij de tombe binnengaat, vindt hij bij de urn met de as van Nino enkele priesters én Arsace en Semiramide. Er ontstaat een schermutseling en Arsace steekt Assur neer. Althans, dat denkt hij. In de duisternis heeft hij niet zijn tegenstander gedood, maar zijn moeder! Assur wordt vastgenomen en Arsace wordt tot koning uitgeroepen!

Showcase van vocale acrobatiek

Semiramide vraagt om een aantal hoofdrollen die bezet moeten worden door zangers van het hoogste kaliber. Gedurende de gehele 19e eeuw staat deze opera centraal in het repertoire en is met name voor de sopraan en de mezzosopraan een showcase van vocale acrobatiek. Misschien is dit ook een goed moment om te vermelden dat de rol van de zoon Arsace gezongen moet worden door een vrouw, in dit geval dus de mezzosopraan. We komen dit in de opera natuurlijk wel vaker tegen en is nog een restverschijnsel uit het castratentijdperk. Het doet in onze ogen misschien wat tegennatuurlijk aan, maar het zorgt muzikaal gezien wel voor een unieke combinatie van de hoge en lage vrouwenstem als liefdespaar (en hier ook als moeder en zoon).

Ode aan het belcanto

De opera Semiramide is de laatste opera zijn die Rossini voor Italië zou schrijven. Hierna werkte hij alleen nog opdracht voor de allergrootste operahuizen in Europa, in Parijs en Wenen. Het leek alsof Rossini al wist dat het zo zou lopen, want met Semiramide schreef hij een opera die een ode aan het Italiaanse belcanto is. Hierna ging de Italiaanse zangtraditie langzaam maar zeker een heel andere kant op, eindigend bij Verdi en met name Puccini met een totaal andere stijl. Er wordt wel beweerd dat vanaf Semiramide het belcanto dood is: de verhalen worden eenvoudiger of op zijn minst rechtlijniger, en de zangers moeten wedijveren met verhoogde volumes uit de orkestbak. De uit de barok overgeërfde verfijning en gratie die het belcanto zo kenmerkt, gaat ten koste van het grote gebaar en de opzwepende dramatiek.

Rossini wist dat ook hij nog met één muzikaal been in de 18e eeuw stond en de opera niet verder kon ontwikkelen. Met Semiramide liet hij nog een laatste keer horen waartoe hij in staat was, voordat hij het stokje overliet aan de jonge garde en zich verder wijdde aan het perfectioneren van zijn overheerlijke Tournedos-recept.

Semiramide in Rossini Festival in Pesaro

De bijgevoegde opvoering van Semiramide is een registratie vanuit Pesaro. Iedere zomer staat Rossini’s geboortestad in het teken van zijn operamuziek. In het compacte Teatro Rossini, in de grote Arena (ruim 10.000 plaatsen) en op diverse andere locaties worden operaproducties en concerten opgevoerd, met vaak ook zeer onbekende Rossini-titels. Het festival vond in 2019 voor de veertigste keer plaats. Een van de producties van deze editie was Semiramide, in een co-productie met de Opéra Royal de Wallonie in Luik, onder de muzikale leiding van Michele Mariotti en in een regie van Graham Vick.

Semiramide van Rossini o.l.v. Michele Mariotti en in een regie van Graham Vick (Pesaro, Rossini Festival 2019)

MUSICO Quiz – de antwoorden

Vier afleveringen, negen quizmasters, 36 vragen, 56 muziekfragmenten en één terechte winnaar. Dat is de uitkomst van de MUSICO Quiz die u de afgelopen weken via ons blog kon volgen.

Hieronder volgen de antwoorden. Soms in korte vorm, soms in een wat uitgebreidere vorm.

Eerste aflevering

De eerste aflevering begonnen we heel rustig met twee prenten van lang geleden. De man in het blauwe pak is Puccini en de persoon boven in de prent rechts is Wagner.

Vanuit de diepte

‘De profundis’ zijn de eerste woorden uit psalm 130. ‘Vanuit de diepte roep ik tot u’ luidt de vertaling van de eerste regel. Deze smeekbede heeft menig componist geïnspireerd tot intense muziek. Voor de quiz kozen wij drie zettingen uit drie verschillende tijden: het eerste fragment was van Pärt, het tweede fragment was een zetting van Mozart en tot slot hoorde u een versie van Josquin Desprez. Veel componisten hebben de eerste woorden van de psalm zeer letterlijk genomen. Vooral bij Pärt komen de eerste woorden van deze boetepsalm vanuit een bijna onmenselijke diepte naar boven.

Strijkersvraag of strikvraag

Sinds de tijd van Haydn behoort het strijkkwartet tot vaste repertoire van componisten. Wij lieten u drie fragmenten horen met de vraag deze in de juiste volgorde van oud naar nieuw te zetten. Het eerste fragment komt uit strijkkwartet op 59/3 van Beethoven, maar klonk velen blijkbaar als moderner in de oren. Het tweede fragment is uit het Amerikaans kwartet van Dvórak en tot slot klonk geestelijk vader van het strijkkwartet, Joseph Haydn met een fragment uit diens het strijkkwartet Sonnenaufgang.

De strijkkwartetfragmenten:

Vlieg, gedachten, op gouden vleugels

Uit welke opera komen deze woorden was de vraag. ‘Va, pensiero sull’ali dorate’ luidt het Italiaanse origineel. Het is de eerste regel uit het beroemde slavenkoor uit Verdi’s opera Nabuacco dat door het Italiaanse publiek onmiddellijk werd opgevat als lijflied voor de Risorgimento-beweging, de beweging die streefde naar de Italiaanse eenwording.

De woorden ‘Allemachtig, wat een duisternis’ vormen de Nederlandse parafrase van ‘Gott, welch Dunkel hier’. Florestan verzucht ze als hij uitgehongerd in een donkere kerker zijn lot overdenkt, aan het begin van de tweede akte van Beethovens opera Fidelio.

Noorse koeienvlaai?

We lieten u twee fragmenten horen met de vraag uit welk land de componist komt.
Het eerste fragment betrof het Intermezzo uit Cavalleria rusticana van Mascagni. Een Italiaan dus. Het toneel is leeg, iedereen is elders. Met dit lyrische maar tegelijk dramatische tussenspel laat Mascagni de toeschouwer de zich net ontvouwde verwikkelingen op zich inwerken en in de muziek is al te horen dat de protagonisten niet voor de vredelievende oplossing zullen kiezen.
Het tweede fragment kwam uit de toneelmuziek voor Peer Gynt van de Noor Grieg. Hoofdpersoon Peer Gynt dacht even te trouwen met de dochter van de bergkoning maar vond haar bij nader inzien toch te lelijk. Dat besluit wordt hem niet in dank afgenomen en de entourage van de bergkoning denkt na over hun wraak. Grieg schreef: ‘Voor De Hal van de bergkoning heb ik iets geschreven dat zo naar koeienvlaaien, ultra-Norwegianisme en zelfgenoegzaamheid ruikt dat ik het niet kan verdragen om het te horen, al hoop ik dat de ironie zich zal laten voelen.’

Bijna elk begin is moeilijk

Het duurt soms even voordat we goed en wel vol aandacht luisteren naar een muziekstuk. Dat is ook de reden dat opera’s met een ouverture begonnen. En ook veel symfonieën van Mozart en Haydn beginnen met een inleiding. Maar niet elke componist wenste rekening te houden, het kan ook een zekere spanning oproepen als blijkt dat een werk al fluisterzacht is begonnen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Boléro van Ravel het geval. Velen dachten dat de fluit het werk inzet, maar dat is niet het geval. De Boléro begint met een tromgeroffel, en dat houdt het hele stuk aan.
De grote solo aan het begin van de Le sacre du printemps van Stravinsky is voor de fagot. De ligging is echter uitermate hoog en daarmee heel lastig voor de fagottist.

Bonusvraag

Op de bonusvraag van de eerste aflevering wist één inzender het juiste antwoord. Het gaat hier namelijk om het schilderij Le grand Muveral van Ferdinand Hodler.

Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)
Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)

De tweede aflevering

De tweede aflevering opende met een drietal beroemde aria’s. De vraag was natuurlijk om uit welke opera deze aria’s kwamen. U hoorde achtereenvolgens fragmenten uit Le nozze di Figaro (Mozart), La bohème (Puccini) en Orfeo (Gluck).

De dodendans

Al sinds de middeleeuwen neemt de dodendans een belangrijke plaats in de kunsten in. Wij lieten u fragmenten van dodendansen van drie verschillende componisten horen. Dat waren achtereenvolgens Sjostakovitsj (4e deel uit diens Tweede Pianotrio), een stukje uit de opera La grande macabre van Ligeti en La danse macabre van Saint-Saëns.

Lübecker Totentanz

Beroemde zangers

Via beroemde aria’s komt men al snel uit bij beroemde zangers. Het was moeilijk kiezen maar u hoorde achtereenvolgens Dietrich Fischer Diskau, Elisabeth Schwarzkopf en tot slot Christoph Pregardien.

Dansen in de muziek

En van dodendansen ging het naar dansen in het algemeen. U hoorde drie heel uit Romeo & Julia van Prokofjev, een pavane van Fauré en tot slot een Ländler van Beethoven.

Requiem

Sinds de renaissnace zijn er vele meerstemmige zettingen geschreven op het Requiem, de dodenmis. U hoorde van ons achtereenvolgens framenten uit het Requiem van Mozart, Martin en Fauré.

Beroemde dirigenten

We lieten u drie beroemde dirigenten horen tijdens een repetitie. Dat waren achtereenvolgens Dudamel, Toscanini en Celibidache.

Dudamel - Toscanini - Celibidache
Dudamel – Toscanini – Celibidache

Hosenrollen

Hosenrollen vormen een genre apart in de operawereld. We lieten drie beroemde Hosenrollen horen, te weten Cherobino in Le nozze di Figaro van Mozart, Tancredi in de gelijknamige opera van Rossini en tot slot Prins Orlofsky in Die Fledermaus van Johann Strauß.

De Hosenrollen-fragmenten:

Kunst in de muziek

Een aantal componisten heeft zich laten inspireren door het werk van beeldend kunstenaars. U zag het werk van Sposalizio van Rafaël, het Isenheimer altaar van Mattias Grünewald en Dance on the Banks of the Manzanares van Goya. De muziek die hierop geïnspireerd was, was van Liszt (Deuxième Anée de pélégrinage), Hindemith (Mathis der Maler) en Granados (Goyescas).
(hiernaast kunt u de fragmenten nogmaals beluisteren)

De op kunst geïnspireerde fragmenten:

Schubert citeert zichzelf

We lieten een fragment horen uit het vierde deel van Schuberts Pianokwintet in A, het Thema mit Variationen waarin Schubert varieert op zijn eigen lied Die Forellen.

Franz Schubert
Franz Schubert

Een duivelskunstenaar

Menig violist studeert zijn vingers blauw op de Caprices van Paganini voor viool solo. De violist Paganini hield zijn zogenaamd duistere kant graag in het voetlicht. Het idee dat hij zijn fabuleuze viooltechniek niet zelf zou hebben ontwikkeld, droeg bij aan het romantische beeld dat mensen van hem hadden. En dat was weer goed voor publiciteit en daarmee de inkomsten.

Paganini
Paganini

Bonusvraag

In welke techniek is het kunstwerk achter Reina gemaakt? Dat bleek een moeilijke vraag. Het is een wandkleed, een wollen deken waarop een figuur is gevilt.

Kunst aan de muur bij Reina

Derde aflevering

De derde aflevering opende met een bespiegeling over de meestentijds onbekende moeders van componisten en leidde zo naar bekende moeders.
De beroemde moeder van Manon Gropius was Alma Schindler. Alma was getrouwd met Gustav Mahler maar had onderwijl een relatie met Gropius.Alma Mahler

Een vervolg op het begin

Ook in deze aflevering de vraag met welk instrument beroemde meesterwerken beginnen. Het Vioolconcert van Beethoven begint met pauken. De Rhapsody in blue van Gershwin heeft aan het begin een geweldige klarinetsolo en de orkestversie van Ravel van Moessorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling begint met trompet.

De fragmenten van het begin van beroemde meesterwerken:

Bijnamen

Beethoven schreef 32 pianosonates en velen daarvan hebben in de loop van de tijd een bijnaam gekregen. De herkomst van die bijnamen is niet altijd te achterhalen. Het is wel opvallend dat juist de sonates met bijnaam het meest geliefd lijken te zijn. Maar waarom? Het is waarschijnlijk een kip-of-ei-discussie.

Beestenboel

Van wie zijn deze zwanen?
Er zijn in de klassieke muziek nogal wat zwanen te bewonderen. We lieten er drie horen: ‘De dans van de zwanen’ uit het Zwanenmeer vanTsjaikovski, ‘De zwaan van Tuonela’ uit de Lemminkaïnen Suite van Sibelius en ‘Le cygne’ uit Carnaval des animaux van Saint-Saëns.

De fragmenten van de zwanen:
figure>

Olifanten
Op verzoek van choreograaf Balanchine schreef Stravinsky voor het Barnum and Bailey Circus de Circus Polka: For a Young Elephant. Het werk dat Stravinsky hierin citeerde – en dat is vooral aan het einde goed hoorbaar – is de Marche Militaire nr 1 van Schubert.

Het Shakespeare-blok

Een Franse Hamlet
De componist Ambroise Thomas schreef in 1868 een ware ‘grand opéra’ naar het toneelstuk Hamlet van Shakespeare. Thomas volgde het werk van Shakespeare vrij nauwkeurig, behalve op het einde. In de Franse opera was een gelukkige afloop zo gebruikelijk, dat Thomas daar niet aan kon ontkomen.

Shakespeare-opera’s van Verdi
Verdi voltooide drie opera’s op werk van Shakespeare: Macbeth, Otello en Falstaff. In het blog van reisleider Benjamin Rous kunt u meer lezen over deze Shakespeare-opera’s.

Een Amerikaanse Romeo & Julia
Bernstein baseerde zijn bendestrijd in West Side Story op het eeuwenoude verhaal over Romeo & Julia.

Liszt bewerkt

Liszt bewerkte talloze composities van anderen tot pianowerken. Eigenlijk bewerkte men in de 19e eeuw alles voor piano, het was de manier om muziek te leren in een wereld zonder cd, streaming en radio.
Twee bijzondere operaparafrases die we van Liszt lieten horen, waren Don Giovanni van Mozart en Isoldes Liebestod van Wagner.

De fragmenten van Liszt-bewerkingen:

Ah perfido

Ah perfido is een concertaria die in première ging tijdens een merkwaardig concert dat Beethoven organiseerde tijdens een koude winteravond in 1808, waarbij ook onder meer zijn Vijfde Symfonie en Zesde Symfonie in première ging. (Beethoven was bang dat hij niet genoeg muziek zou hebben. Een kleine misrekening: het concert duurde vier uur lang.)
Sopraan in ons luisterfragment was Maria Callas.

Fragment van Ah perfido door Maria Callas:

Bonusvraag

Het verzoek om werken te noemen die te maken hebben met de lente, was geen moeilijke.

De vierde aflevering

Voor de laatste aflevering van de MUSICO Quiz vertrokken drie presentatoren naar Italië. In gedachten dan. Italië is in kunstzinnig opzicht toch wel het land van de onbegrensde mogelijkheden geweest. Al vanaf de renaissance trokken vele componisten naar de Italiaanse hoven en kerken, vooral ook vanuit de Nederlanden. ‘Oltremontani’ werden ze genoemd, ‘die van over de Alpen’. Italië was begin 17e eeuw de bakermat van de opera. De eerste stad waar opera de overstap maakte van een louter voor de adel bedoeld genre naar de publieke theaters, was Venetië.

Wij lieten u drie fragmenten horen van componisten die een sterke binding met Venetië hadden. Dat waren achtereenvolgens Monteverdi met een fragment uit het Lamento d’Arianna, Vivaldi met een fragment uit het derde deel van de Lente uit De vier jaargetijden en een deel uit de Prelude van Wagners Tristan und Isolde.
In 1740 trok Vivaldi naar Wenen, hij hoopte er voor keizer Karel VI theaterwerken te maken. Helaas stierf Karel VI in oktober 1740. Vivaldi bleef zonder inkomsten en zonder keizerlijke protectie achter en stierf in grote armoede in 1741.

Fragment met drie werken van componisten die met Venetië verbonden zijn.

Rome

Een enorm oeuvre liet hij achter, de componist wiens naam die wij zochten en als tip een beschrijving van Rome met zijn vele fonteinen, pijnbomen en feesten gaven. Want dat is precies de inhoud van de Trilogie van Rome, zijn meest bekende werk. We hebben het hier over Ottorini Respighi.

Er is meer dan opera

Wie Italië zegt, komt inderdaad al snel uit bij opera. Opera werd echter niet overal geaccepteerd. Men loste het verlangen naar dramatische muziekwerken op bijbelse thema’s handig op door een genre te ontwikkelen waarin decors achterwege bleven maar het verhaal wel verteld kon worden aan de hand van recitatieven, aria’s, ensembles en koorwerken. Dit genre noemde oratorium, vernoemd naar de plaats waar deze werken het eerst werden opgevoerd: in de oratorio, een ontmoetingsruimte naast de Santa Maria in Vallicella in Rome.

Beroemde instrumenten

De beroemdste vioolbouwer aller tijden kwam uit Cremona. Deze stad is al eeuwenlang het centrum van de vioolbouw, sinds Amati in de 16e eeuw hiervoor de basis legde. Stradivari had zijn opleiding genoten bij een van de nazaten van Amati. Nog altijd kent Cremona zo’n honderd vioolbouwers. En het mooie is dat de bouwwijze niet wezenlijk verschilt met 400 jaar geleden.

Viool versus stem

Wat is er mooier dan een Stradivarus-viool. Volgens quizmaster Remco is dat toch echt de menselijke stem. En zo kwam hij te spreken over een merkwaardig fenomeen in de operawereld van weleer: de castraat. Hoewel de meeste castraten een moeizaam leven leidden en zelden voor vol werden aangezien, bood de biografie van Farinelli genoeg stof voor een romantische film waarin uiteraard ook veel muziek. Het geluid van de castraat heeft men geprobeerd na te bootsen door de stemmen van een countertenor en een sopraan te mengen.

De allerlaatste bonusvraag

Tot slot de allerlaatste bonusvraag. In 1666 stelde Lodewijk XIV een speciale prijs in voor getalenteerde kunstenaars opdat deze met eigen ogen de kunstwerken uit de klassieke oudheid konden bestuderen. De prijs bestond uit verblijf van enkele jaren in Rome, eerst in Palazzo Mancini en later in Villa Medici. De prijs heet dan ook Prix de Rome. In 1803 werd de prijs uitgebreid naar muziek, ook de getalenteerde musici mochten voor drie of vier jaar afreizen naar Rome. Maar niet winnen betekende niet dat men niet getalenteerd was. De vijfde afwijzing van Ravel leidde tot een nationaal schandaal en reorganisatie van het Parijse conservatorium.

Villa medici, Rome
Villa medici, Rome

Milaan – een virtuele stadstour

3 januari 2016. Ik gluur ’s morgens tussen de zware gordijnen van mijn hotelkamer in een grijs en grauw Milaan. Het licht valt aarzelend binnen. Zou het nog sneeuwen of zou het mistig zijn? Er werd van alles wat voorspeld en gisterenavond, toen we uit La Scala glibberden, sneeuwde het als een dolle: ik had in de twintig minuten dat ik tussen taxi-standplaats en de trappen heen en weer rende een paar centimeter dik pakketje sneeuw op mijn hoofd, tot hilariteit van mijn gasten. Komen we wel thuis vandaag?

Ik schiet in mijn kleren en druk ontroering en vermoeidheid weg: met kerst was ik in Wiesbaden en met één dag thuis vertrok ik alweer naar Milaan voor oud en nieuw. Maar het was het waard: het waren bijzondere dagen.

Nog één keer langs de Dom…

Na het ontbijt is het helemaal licht, nou ja, licht… grijzig en killig, de feestdagen voorbij, januari wordt een lange maand. Maar er ligt geen sneeuw en het is ook niet echt mistig. Met chauffeur Andrea rijden we nog één keer langs de Dom, het is er druk. Ik knipoog naar de kerk en denk: ik kom terug, Milaan, ik kom terug….

Duomo, Milaan
Duomo, Milaan

Dus toen MUSICO Reizen vroeg of ik na carnaval 2020 weer naar La grande città zou willen met een groep gasten, wist ik niet hoe vlug ik ‘ja’ moest zeggen.

Tsja, en we weten allemaal wat er daarna gebeurde….

‘Ga nie goed daaro…’

Zondag 24 februari. Appje van MUSICO-eigenaar Taco Stronks met de cryptische woorden: ‘ga nie goed daaro…’ Na een paar seconden dringt het tot me door: ‘daaro’ is Milaan.

U kent de uiteindelijke beslissing: MUSICO Reizen was zowat de eerste reisorganisatie die een reis afgelastte, omdat ze door sluiting van de theaters en musea de reis niet meer volwaardig kon aanbieden. En MUSICO is van ‘volwaardig’, nou en of!

Bij alle ellende is het niet doorgaan van zo’n reis natuurlijk peanuts, maar ik mis Milaan wel een beetje… U ook? Nou kom op dan… Andiamo! We maken een virtueel tourtje. Zet uw fantasie aan en volg de reisleider!

Juweeltjes van chauffeurs

Laten we beginnen bij ons hotel, Hotel Cavour, in de Fatebenefratellistraat (een naam die ik meteen kon onthouden: het betekent de broeders-van-de-goede-werkenstraat). We nemen een taxi, want naar het Auditorium di Milano is het meer dan een  kilometer en da’s te ver om te lopen. Taxi rijden in Italiaanse steden is een avontuur op zich. Het scheelt als je een beetje Italiaans spreekt, dat ontwapent de chauffeurs en kan zelfs tot gevolg hebben dat je wat minder beduveld wordt bij het afrekenen. Er zitten echter juweeltjes van chauffeurs tussen en omdat we toch in onze fantasie aan het rijden zijn, hebben wij gewoon wél een leuke chauffeur, toch??

Het Auditorium di Milano, bijgenaamd 'La Verdi'
Het Auditorium di Milano, bijgenaamd ‘La Verdi’

‘La Verdi’

Het Auditorium di Milano is de thuisbasis van het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi, beter bekend als ‘La Verdi’ (leuk, die combinatie van een vrouwelijk lidwoord en de mannelijke achternaam van mijn lievelingscomponist). Het gebouw is niet heel bijzonder. Het was ooit een bioscoop. De zaal en de akoestiek zijn wel bijzonder: je kan er zowat alles in doen, van jazz, naar pop naar symfonisch. Wij zouden er eind februari vooral Tsjaikovski gehoord hebben, zijn Zesde Symfonie, de ‘Pathétique’, met dat geweldige tweede deel, een walsje dat geen walsje is.

Het tweede deel uit de Zesde Symfonie van Tsjaikovski

Kom, we blijven niet te lang hangen, we spoeden ons terug in de richting van waar we vandaan kwamen en blijven even hangen bij de Dom. Je kunt erop, wist u dat? Je moet geen hoogtevrees hebben, maar in onze fantasie hebben we dat niet.

Op het dak van de Duomo van Milaan

Met het gammele liftje naar beneden en rap het plein over naar de belangrijkste bestemming van onze reis: La Scala.

La Scala

Twee producties zouden we er zien: Rossini’s Il turco in Italia en Verdi’s Il Trovatore.

La Scala, een van de beroemdste, zo niet hét beroemdste operagebouw ter wereld. Rond de 3000 mensen kunnen erin. Het operamekka voor iedereen en in het bijzonder voor zangers: als je La Scala ‘gehaald’ hebt, is je kostje gekocht (mits je natuurlijk op niveau blijft presteren), zelfs met slechte agenten…

De zaal van La Scala
De zaal van La Scala in Milaan

Ik was er in 2016 dus, maar één keer, we zagen toen Giovanna d’Arco, een wat minder bekende van Verdi… In La Scala rondlopen heeft iets magisch, ik zat helemaal bovenin in een loge, maar toch, zelfs gedraaid op het achterste krukje zat ik ademloos te luisteren en mijn rug heb ik naderhand teruggevonden toen ik heen en weer moest lopen tussen de trappen en de taxi’s…

Maken en breken

Het publiek en het regime in La Scala is al net zo legendarisch als het gebouw zelf: toegiften mogen er niet (tot Juan Diego Flórez daar in 2007 met zijn hoge c’s een eind aan maakte: hij mocht wél nog een keer!). Ze kunnen daar componisten, dirigenten en stemmen maken en breken, daar kunnen Verdi, Puccini, Toscanini en Muti verhalen over vertellen…. Pfoe… Jammer dat we daar hier geen plaats voor hebben…

Zelfs het applaus wordt ‘gedirigeerd’: het mag officieel alleen aan het einde van een akte. En in het roemruchte verleden van La Scala was men er niet vies van ‘claques’ in te huren: zij ‘ondersteunden’ het applaus en zorgden dat het langer duurde… en werden daarvoor betaald. Zouden ze dat nog steeds doen denkt u?

Laten we even meelopen met dit filmpje, beelden zeggen zoveel meer dan woorden:

In La Scala in Milaan

En laten we eindigen met een wonderschone aria uit Il Trovatore: ‘Il balen del suo sorriso’, gezongen door Dmitri Hvorostovsky, de mooiste bariton ooit. Ik vond geen opname uit La Scala, maar deze uit The Metropolitan Opera is zo mooi…

Dmitri Hvorostovsky zingt ‘Il balen del suo sorriso’ uit Il trovatore van Verdi

Zo hebben we toch een beetje Milaan gehad. Ik wens u en de uwen alle gezondheid toe en laten we hopen dat we de reis kunnen inhalen en dat we de Corona-ellende overwinnen!

La Cenerentola in Amsterdam

Op dinsdagavond 3 december 2019 ging de twee nieuwe productie van seizoen 2019/2020 van de Nationale Opera in première. La Cenerentola van Gioachino Rossini – oftewel Assepoester. Een avond vol vocaal vuurwerk werd ons op papier beloofd, met grote namen uit het belcanto-repertoire. En als Laurent Pelly de regie voor zijn rekening neemt, ben je verzekerd van een avondje pure show.

In een vloek en een zucht

Rossini schreef La Cenerentola in een vloek en een zucht. Slechts 24 dagen had hij nodig om deze bijna 3 uur durende opera te componeren. De tekst werd geleverd door Jacopo Ferretti. Ongetwijfeld inspireerde het hoge niveau van het libretto Rossini tot het schrijven van wat tot zijn beste muziek mag worden gerekend. De librettist had een hard hoofd in het succes, maar Rossini was er na zijn uitputtingsslag van overtuigd dat deze bijzondere versie van het sprookje snel op alle operabühnes te horen zou zijn. Hij kreeg gelijk.

De harde, grijze realiteit van het leven van Angelina, alias Cenerentola (Foto: Matthias Baus)
De harde, grijze realiteit van het leven van Angelina, alias Cenerentola (Foto: Matthias Baus)

In deze Assepoester zoek je tevergeefs naar een pompoen, een boze stiefmoeder of een glazen muiltje, zoals wij die uit het originele sprookje van Perrault kennen. Des te meer hebben Ferretti en Rossini geprobeerd met de vrolijke vertelling aan te haken bij het gedachtengoed van de Verlichting: alle mensen zijn gelijkwaardig! Rossini verheft Assepoester uiteindelijk tot de hoogste status, maar bij regisseur Laurent Pelly blijft ze veroordeeld tot het doen van huishoudelijk werk. Het hele verhaal is niets meer dan een dagdroom tijdens haar harde realiteit.

Door een roze bril

Het klassieke beeld van de dweilend Angelina (Cenerentola/Assepoester) mag natuurlijk niet ontbreken. De opera opent er zelfs mee. Het huis van Don Magnifico, voor wie ze werkt, is vervallen. Ze zingt eenvoudig voor zich uit, de ballade van de koning: “Er was eens een koning, die zocht een vrouw, maar vond er drie”. En in een klein momentje van rust transformeert ze naar haar eigen sprookjeswereld. De belichting kleurt vanaf nu veelvuldig roze op. Ze droomt het bezoek van prins Ramiro en zijn kamerdienaar Dandini. In haar droom ontwikkelt Angelina zich als een vrouw van vlees en bloed. Ze wordt zelfverzekerder en met behulp van Alidoro (in deze versie de dirigent van het geheel) ontdekt ze letterlijk en figuurlijk haar eigen stem.  Behalve een simpele ballade blijkt ze tot minstens even zovele vocale hoogstandjes in staat als al haar nobele tegenspelers.

Isabel Leonard als Angelina: een echte voetveeg (Foto: Matthias Baus)
Isabel Leonard als Angelina: een echte voetveeg (Foto: Matthias Baus)

Van poetsvrouw tot prinses

Als na vele omzwervingen Ramiro en Dandini op zoek gaan naar de innemende vrouw die ze hebben leren kennen, maar uit het oog zijn verloren, komen ze opnieuw uit bij de familie Magnifico. Daar slooft Angelina nog altijd even hard en zijn de Don en zijn dochters Tisbe en Clorinda nog altijd even onaardig. Gelukkig is de prins niet gevoelig voor status en hij herkent haar aan het armbandje dat hij ooit aan haar gaf. Hij maakt haar van poetsvrouw tot prinses. De goedheid van Angelina blijkt als ze geen enkele wraakgevoelens koestert. Nou ja, één kleintje dan: “Hen vergeven is mijn zoete wraak”. Ach, was de wereld maar echt zo mooi!

Ramiro (Lawrence Brownlee) herkent zijn droomvrouw aan haar armband (Foto: Matthias Baus)

In haar laatste scène laat Angelina horen uit welk vocaal hout ze gesneden is. In een lange dubbele aria schiet ze langs alle hoeken van haar vocale kunnen en vuurt ze talloze coloraturen op het publiek af. Tijdens de allerlaatste maten laten haar medespelers en het koor haar echter alleen achter en bij het slotakkoord staat ze weer in exact dezelfde positie als aan het begin van de opera, de vloer dweilend en wel. Waarschijnlijk snauwen zo meteen haar bazen er weer lustig op los.

Het showelement van Pelly

Laurent Pelly beheerst als geen ander regisseur het showelement van de opera. Zijn regies zijn superstrak, haast choreografisch te noemen, en baseren zich op de strenge regels van de komedie. De mimiek en bewegingen zijn bij de buffo-personen vaak uitvergroot terwijl de echte nobele personen (Ramiro en Angelina) heel naturel zijn gehouden. Op een aantal momenten na, wanneer er wel heel veel in de maat wordt bewogen en getrippeld, verveelt de productie nergens en komen alle rollen goed uit de verf.

Belcantospecialist Lawrence Brownlee als Don Ramiro (Foto: Matthias Baus)
Belcantospecialist Lawrence Brownlee als Don Ramiro (Foto: Matthias Baus)

Een sterke cast

Vocaal gezien staat de voorstelling als een huis. Belcantospecialist Lawrence Brownlee beschikt over een goed geëgaliseerde tenorstem met een soepele en energieke hoogte. Nicola Alaimo (Don Magnifico) is een buffo-bas uit het boekje; alle stemkleuren (nasaal, falset, aanstellerig, boos, etc) die hij maar kan gebruiken zet hij doeltreffend in. De jonge Alessio Arduini zingt met wendbare bariton de vele snelle noten van Dandini, terwijl Roberto Tagliavini als Alidoro juist laat horen dat baritons ook van het ruigere soort kunnen zijn. Julietta Aleksanyan (Clorinda) en Polly Leech (Tisbe) lieten wederom horen welk hoge niveau De Nationale Opera Studio heeft als je deze rollen uit eigen gelederen kunt bezetten.

Dandini (Alessio Arduini) met Clorinda en Tisbe (Julietta Aleksanyan en Polly Leech), de 'boze stiefzusters' (Foto: Matthias Baus
Dandini (Alessio Arduini) met Clorinda en Tisbe (Julietta Aleksanyan en Polly Leech), de ‘boze stiefzusters’ (Foto: Matthias Baus

Een stem als gepoetst zilver

Mijn hart werd echter gestolen door de Amerikaanse mezzosopraan Isabel Leonard. Aanvankelijk vond ik haar mat, voorzichtig, kleurloos en klein van stem. Maar naarmate ze zich ontworstelde aan het juk van Assepoester bleek dat ze haar stem steeds meer glans gaf. Zilver gaat pas schijnen als je het poetst. Heel knap om zo met je stem te kunnen acteren. Nergens krijg je bij haar het gevoel dat het ook maar enige moeite kost om al die coloraturen, registerovergangen en extreme hoogtes zo feilloos te kunnen zingen. Haar stem is niet per se groot van volume. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je soms je best voor haar moet doen. Maar als je dat eenmaal doet, word je beloond met pure charme en schoonheid en hoor je een directe lijn tussen haar en illustere voorbeelden als Teresa Berganza.

Isabel Leonard als Angelina (Foto: Matthias Baus)
Isabel Leonard als Angelina (Foto: Matthias Baus)

Het Nederlands Kamerorkest onder leiding van de jonge dirigent Daniele Rustioni lieten in de ouverture en in sommige grote ensembles nog wel eens horen hoe lastig het is om Rossini spatgelijk te krijgen, maar te oordelen naar de fraaie blazerssoli zal de voorstellingsreeks in orkestrale zin ongetwijfeld groeien.

Kijk hier wanneer de voorstelling van La Cenerentola van De Nationale Opera in december nog te zien is.

La Cenerentola: Rossini’s bitterzoete sprookje

Ludwig van Beethoven zei eens over Gioachino Rossini dat de Italiaan ‘net zoveel weken nodig heeft als een Duitser jaren om een opera te schrijven’. Die opmerking over de snelheid waarmee Rossini componeerde gaat zeker ook op voor zijn opera La Cenerentola, voluit La Cenerentola, ossia La bontà in trionfo (Assepoester, oftewel de Triomf van de Goedheid). In minder dan een maand tijd bracht de componist de opera van eerste opzet tot uitgewerkte partituur. 

Gioacchino Rossini
Gioacchino Rossini

Geen Disney-Assepoester

Voor het libretto van La Cenerentola gebruikte tekstdichter Jacopo Ferretti niet de oorspronkelijke en inmiddels door Disney voor altijd in het collectieve culturele geheugen gebrande versie van het sprookje, maar een Franse bewerking. Bij Ferretti en Rossini treft Angelina, zoals Cenerentola eigenlijk heet, geen goede fee, geen betoverde pompoenkoets en geen glazen muiltje. De Franse bewerking bood namelijk precies genoeg materiaal voor die rollen die in een typische komische opera aan het begin van de negentiende eeuw verwacht werden. Een centraal liefdespaar, bezet met sopraan of alt en tenor, een karakterrol voor een komische bas als tegenstrever van het paar, en een rol voor bariton als doortrapte dienaar of leraar.

Prins Don Ramiro ontmoet Angelina (Foto: Metropolitan Opera)
Prins Don Ramiro ontmoet Angelina (Foto: Metropolitan Opera)

Efficiënt componeren

Om een opera als La Cenerentola in minder dan een maand van idee tot partituur uit te werken zag Rossini zich genoodzaakt uiterst efficiënt te werken. Hij hield zich, net als de meeste van zijn tijdgenoten, veelal aan vaste vormen en formules die het componeren aanzienlijk vergemakkelijkten. Ook schakelde hij de tweederangs Romeinse componist Luca Agolini in. Die schreef voor La Cenerentola de recitatieven en wat stukken die muzikaal en dramatisch minder belangrijk waren. Ook leende Rossini regelmatig muziek van zichzelf. Dat deed hij vooral met zijn ouvertures. Zo klonk de ouverture van La Cenerentola ook al in de opera La gazzetta die Rossini een jaar eerder voor Napels had geschreven.

Geen gemakzucht

Hergebruik van zijn eigen muziek, het uitbesteden van delen van de opera aan andere componisten, het werken in formules: tegen­woordig wordt er nogal laatdunkend gedaan over dit soort artistieke praktijken. Maar voor Rossini en zijn tijdgenoten was het bittere noodzaak. Ze waren afhankelijk van opdrachten voor hun levensonderhoud en moesten dus gewoon productie draaien. En als je bij Rossini het resultaat hoort, verdwijnen die bezwaren als sneeuw voor de zon. Alles mag dan nauwkeurig bedacht zijn volgens vooropgezette patronen, het klinkt toch volkomen spontaan en on­weerstaanbaar. Telkens weer overtuigt zijn bijzondere gave voor melo­die en zijn briljante muzikale vondsten die het verhaal kleuren en verlevendigen.

Angelina: van ter zijde geschoven voetvoeg...
Angelina: van ter zijde geschoven voetvoeg… (Foto: Glyndebourne Festival)

Rags to riches

Het mooie aan La Cenerentola is dat Rossini de klucht die we zo goed kennen van zijn andere komische opera’s af en toe verruilt voor echt sentiment. Zo is het moment waarop Angelina’s stiefvader haar doodverklaart waar ze zelf bij staat, buitengewoon aandoenlijk. Rossini geeft ons een bitterzoet sprookje, dat vol humor zit maar ook invoelbare pathos heeft. De personages veranderen niet echt; alleen de situatie om hen heen verandert.

… tot stralende prinses
… tot stralende prinses (Foto: San Francisco Opera)

De Angelina van het slot is diep vanbinnen dezelfde persoon als aan het begin. Zij is alleen opgeklommen op de sociale ladder: letterlijk van rags to riches. In het beroemde slotnummer van de opera, ‘Non più mesta accanto al fuoco’ (Niet meer treurig naast het haardvuur), laat Angelina zien definitief voetveeg af te zijn. Zij begint de opera nog met een bewust simpel liedje over de legende van de koning van Thule. Die legende vertelt dat de koning een onschuldig meisje met een goed hart verkiest boven de rijke en mooie dames: een profetisch lijflied. 

Frederica von Stade zingt de virtuoze slotaria van La Cenerentola

De triomf van de goedheid

In de loop van de opera wordt Angelina’s muziek steeds virtuozer. Op de momenten dat Angelina niet onderdrukt wordt, komt haar ware, beweeglijke stem naar boven. En die stem is buitengewoon: duizelingwekkend snelle loopjes en versieringen, die nog indrukwekkender klinken in het strakke ritme van Rossini’s muziek. Angelina’s stem krijgt in het slotnummer een extra briljant accent door het contrast met het bewust monotoner zingende koor. Rossini geeft de zangeres de mogelijkheid haar technisch meesterschap te etaleren, en daarmee geeft hij het karakter Angelina een majesteitelijke glans die perfect past bij haar nieuwe positie. De triomf van de goedheid heeft nergens met meer schwung geklonken.