Een kleine geschiedenis van het strijkkwartet, deel 2 – De romantiek

In dit tweede deel van zijn miniserie over de geschiedenis van het strijkkwartet neemt Wouter Schmidt u mee in de muziek van de negentiende eeuw, de eeuw van de romantiek. Wat gebeurde er met de ontwikkeling van het strijkkwartet na Beethoven?

Franz Schubert

Evenals de laatste strijkkwartetten van zijn idool Beethoven kunnen we de laatste kwartetten van Franz Schubert gerust als meesterwerken bestempelen. Hij werd tot de laatste strijkkwartetten geïnspireerd door zijn contacten met het Schuppanzigh Quartet. ‘Elke avond wanneer ik ga slapen, hoop ik dat ik nooit meer wakker hoef te worden en de ochtenden dienen alleen maar om de misère van de vorige dag in herinnering te roepen,’ schreef hij in maart 1824.

Echter, nog diezelfde maand begon hij met het componeren van zijn Veertiende Strijkkwartet, D810, gebaseerd op het openingsthema van zijn lied Der Tod und das Mädchen. Na een tamelijk heftig eerste deel begint een serie droevige en zeer langzame variaties op een melodie van het lied dat Schubert in 1817 componeerde, waarin een meisje worstelt met de dood, of de dood een meisje verleidt. Het kwartet besluit met een snel deel dat hier en daar aan het lied Erlkönig doet denken dat eveneens de dood als onderwerp heeft. Het is sobere en aangrijpende mineurmuziek.

Schubert: Strijkkwartet in d klein, D 810, Der Tod und das Mädchen (gespeeld door het Tetzlaff Quartett).

Hoe ging het hierna verder?

Alle beroemde componisten stortten zich daarna op het strijkkwartet, soms ’zijdelings‘, zoals bijvoorbeeld Schumann en Brahms, soms specifieker. Wel werd het in de periode na Schubert steeds lastiger voor de componisten om hun ‘strijkkwartetwaar’ te slijten: de meeste ensembles prefereerden het spelen van de ‘oude’ kwartetten van Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert verre boven nieuw repertoire. Waar kennen we dat van? 😉

Bovendien had Beethoven, vooral met zijn late strijkkwartetten, baanbrekende werken afgeleverd, met een uitzonderlijk gedurfde expressiviteit, en daarmee de lat voor navolgers behoorlijk hoog gelegd. Robert Schumann had een bijzondere achting voor het genre, en wachtte behoorlijk lang voor hij begon aan de compositie van strijkkwartetten. Maar net zoals hij in 1840 zich een jaar lang vrijwel exclusief had gewijd aan het lied, was het in 1842 de beurt voor de kamermuziek, en schreef hij naast zijn pianokwartet en -kwintet tevens zijn drie strijkkwartetten opus 41. Hiervoor bestudeerde hij eerst aandachtig de vorm en structuur van zijn voorgangers Haydn, Mozart en Beethoven. Opvallend is dat hij de sonatevorm van die illustere voorgangers regelmatig negeert, maar vooral streeft naar contrastwerking en poëtische diepgang: eigenzinnige, maar briljante werken. Maar in de langzame, klaaglijke opening vol contrapunt van het eerste strijkkwartet is de geest van de late Beethoven duidelijk hoorbaar. 

Robert Schumann: Strijkkwartet in A klein, opus 41 nummer 1 (gespeeld door het Quatuor Agate).

Johannes Brahms was van nature al een zwoeger op componerend vlak, een aartsperfectionist die zichzelf een vrijwel onmogelijk ideaal oplegde. Vele partituren van Brahms verdwenen in de la of vielen ten prooi aan het haardvuur. Met strijkkwartetten ging het niet anders: ontzag voor het ‘nobele’ genre en de immense schaduw van Beethoven zorgden ervoor dat hij zich maar met moeite aan het componeren van strijkkwartetten kon zetten. Hij lijkt al in 1865 aan het werk te zijn geweest aan een strijkkwartet, maar pas in 1873 publiceerde hij zijn eerste twee strijkkwartetten opus 51, waaraan hij later een derde strijkkwartet zou toevoegen. Tekenend is dat de twee kwartetten al in 1869 voltooid waren, maar dat de componist er in de jaren erna aan bleef schaven. 

Felix Mendelssohn lijkt van dit soort remmingen veel minder last te hebben gehad. Toch behoren zijn strijkkwartetten tot de minder bekende en ook best ondergewaardeerde werken binnen het genre, ja zelfs binnen het oeuvre van de componist zelf. En dat terwijl hij op zijn veertiende al zijn eerste strijkkwartet afleverde, in 1823. Zijn eerste volwassen strijkkwartet, het Strijkkwartet in A klein, opus 13, schreef hij toepasselijk genoeg in Beethovens sterfjaar 1827. De chronologie van ontstaan blijkt echter van meet af aan problematisch te zijn. Zo schreef hij zijn opus 12 pas ná zijn opus 13 en schreef hij naast het jeugdwerk en de zes strijkkwartetten met een ‘echt opusnummer’ ook nog Twaalf Fuga’s (1821) en de Vier Stukken voor strijkkwartet, opus 81 (1847).

Het bekendste werk in het genre is ongetwijfeld zijn Octet, al is dat geschreven voor twee strijkkwartetten. Maar dan hebben we het ook wel meteen over een absoluut meesterwerk, en dat van een zestienjarige! Het strijkoctet was een verjaardagscadeau voor zijn viooldocent Eduard Rietz, aan wie hij het ook heeft opgedragen. Het beroemde Scherzo, dat volgens Mendelssohn ‘snel, zo licht mogelijk’ gespeeld moet worden, is geïnspireerd op het slot van de ‘Walpurgisnachtstraum’ uit Goethes Faust.

Felix Mendelssohn: Octet in Es, opus 20 (gespeeld door Janine Jansen & Friends). Het 3e deel is te horen vanaf 21’05.

Verder in de negentiende eeuw

In de loop van de negentiende eeuw ontstond de tendens om, als er dan kamermuziek werd gecomponeerd, met name te componeren voor piano en strijkers. Meer effect, volume, en virtuozer; de klavierleeuwen waren immers in opkomst! Bovendien vonden veel romantici dat muziek iets was dat het gevoel van een individu moest uitdrukken. Zij vonden dat andere genres zich hier beter voor leenden, met name de genres waarbij één instrumentalist, een vocalist of een orkest met dirigent betrokken was. Het strijkkwartet paste op een gegeven moment niet meer zo in dit plaatje en het componeren van nieuwe kwartetten werd dan ook veelal uit de weg gegaan.

Pas in de laatste paar decennia van de negentiende eeuw konden componisten het verleden, en dan met name de Weense Klassieken, achter zich laten en begonnen zij met het componeren van nieuwe muziek, die zowel een academisch en vooruitstrevend als artistiek element kon bevatten. Veel ensembles wilden daarnaast wél nieuwe muziek spelen en legden zich niet meer volledig toe op de reeds bestaande strijkkwartetten van Haydn, Mozart en Beethoven. Zo droeg Antonín Dvořák in belangrijke mate bij aan de ontwikkeling van het strijkkwartet. Hij is een van die componisten wiens ontwikkeling zich goed laat illustreren aan de hand van zijn strijkkwartetten-oeuvre.

Antonin Dvořák: eerste deel uit het Strijkkwartet in F, opus 96, ‘Amerikaanse’ (gespeeld door het Pavel Haas Quartet).

Zijn zogenaamde Amerikaanse kwartet, opus 96, behoort tot de top 3 van meeste gespeelde en geliefde werken op dit terrein. Het kwartet ontstond in juni 1893, tijdens Dvořáks verblijf in de Verenigde Staten, vandaar de bijnaam. Net zoals in de bekende Negende Symfonie ‘Uit de Nieuwe Wereld’ verwerkte Dvořák in het kwartet elementen uit de muziek van de Amerikaanse zwarte bevolking, zoals de pentatoniek (afstanden van hele tonen, zeg maar de zwarte toetsen op de piano).

Het openingsthema van het eerste deel bijvoorbeeld – in de altviool – is zuiver pentatonisch. Dvořák combineerde dit met trekjes uit de Centraal-Europese volksmuziek en ook de vele gepuncteerde (‘lang-kort’-ritme), gesyncopeerde (‘na de tel’) en bijzonder levendige ritmes herinneren aan de Tsjechische volksmuziek. Het hoofdthema van het eerste deel levert het thematisch materiaal voor alle vier de delen, waardoor er een sterk gevoel van eenheid en logica ontstaat.

Voorts noem ik nog even Pjotr Iljitsj Tsjaikovski die drie strijkkwartetten componeerde. En wist u dat bijvoorbeeld ook de operacomponist bij uitstek, Giuseppe Verdi een uiterst boeiend kwartet schreef? Hij schreef het in 1873 als bezigheidstherapie, omdat de repetities in Napels voor de première van Aida vanwege een ‘indispositie’ van de prima donna enorme vertraging opliepen. Aan de andere kant is dat ook weer niet heel verrassend: in de boekenkast bij Verdi’s bed bevonden zich de partituren van de volledige kwartetten van Haydn, Mozart en Beethoven in pocketuitgave.

Op zoek naar Brahms in Baden-Baden

‘Is het er mooi?’
‘Het is er prachtig!’
‘Romantisch?’
‘Bijzonder!’
‘En niet een beetje overdreven, daar te willen lopen?
‘Uiteraard!’

We lopen langs het smalle riviertje de Grobbach naar de Geroldsauer Wasserfall, even ten zuiden van Baden-Baden. Het is een ondiep beekje, dat vrolijk kabbelend zijn weg langzaam naar beneden zoekt en bezaaid is met stenen die roepen om erover te klimmen en klauteren. Dat doen wij niet, wij zijn hier niet zomaar en onbezonnen. Wij zijn hier met een doel. Hier, over dit pad, liepen anderhalve eeuw geleden Johannes Brahms en Clara Schumann. Met hart en ziel proberen wij hun wandeling, hun voetstappen te volgen.

Grobbach, nabij Baden-Baden
Riviertje de Grobbach, nabij Baden-Baden

Waarom toch dat zoeken naar sporen van componisten, naar de huizen waar ze gewoond hebben, de kerken waar ze getrouwd zijn, of de voetsporen waar ze liepen?

Tuurlijk is het overdreven te stellen dat wij nu nog de vibraties van de wandeling van Johannes Brahms en Clara Schumann kunnen voelen. Maar het idee is ook wel lekker. Door op zoek te gaan naar de mens Brahms hopen we wat dichter bij de componist Brahms te komen. Dat is ook precies de reden waarom er zoveel musea zijn gevestigd in huizen waar componisten ooit geleefd hebben.

De componist als genie

De componist kreeg in de 19e eeuw door uitwerking van de ideeën van Rousseau, Goethe en Schiller, en later ook Hegel, een haast ongrijpbare status. Er ontstond het beeld van een componist als genie die lijdend en strijdend in alle eenzaamheid zijn muziek schreef voor een publiek van de toekomst. Een genie die van de gewone dagelijkse beslommeringen des levens geen weet had.

Door nu juist op zoek te gaan naar tekenen van hun dagelijkse leven – door in componistenmusea naar meubels te kijken (opvallend vaak is in dit soort musea niet alleen de werkkamer van de componist gereconstrueerd, maar merkwaardigerwijs ook de slaapkamer), te kijken naar spullen van de componist in kwestie (zijn piano, zijn pennen, zijn bril, en o gruwel, in Bonn de oortoeters van Beethoven) – hopen we dichter bij de mens achter het genie te komen en tegelijkertijd dichter bij het creatieve proces dat heeft geleid tot de meesterwerken die we zo bewonderen.

En dus zochten wij naar de sporen van Brahms in de bossen rondom Baden-Baden. Het huisje waar Brahms zomers in Baden-Baden verbleef, was in verband met corona gesloten. Dat blijft nog een wens voor later. Voor nu was het genoeg om te weten hoe het zonlicht door de bomen viel.

‘Eines Morgens ging ich spazieren und wie ich an diese Stelle kam, brach die Sonne hervor und sofort fiel mir das Thema ein’. Brahms toonde aan zijn vriend, dirigent Albert Dietrich waar hij zijn inspiratie voor zijn eerste thema van zijn Hoorntrio opdeed.

Hoorntrio van Brahms door het Arkel Trio (2017, live opname)

Als Brahms in Baden-Baden verbleef, liep hij ochtend aan ochtend door de omgeving. Hij zocht er de eenzaamheid van de bossen op, voor hem een bron van inspiratie voor zijn composities. Brahms was berucht om zijn stevige wandeltempo en als hij iemand tegenkwam, merkte hij hem meestal niet op, verdiept in zijn muzikale gedachtes.

Tugendhaft schimpe aufs Spiel

Brahms kwam jaren achterelkaar in de zomer naar Baden-Baden. Baden-Baden was midden 19e eeuw een mondain kuuroord waar zich zomers vele prinsen, tsaren en andere rijken der aarden zich ophielden. Maar het was ook een geliefd oord voor schrijvers en musici. De fictieve stad Roulettenburg in De speler van Dostojevski is onder meer op Baden-Baden gebaseerd. Baden-Baden was de zomerhoofdstad van Europa, Parijs de winterhoofdstad. Maar dat mondaine leven was eigenlijk niet aan Brahms besteed. Als hij naar het casino ging, gaf hij zijn gewonnen geld naderhand weer terug. Dan kon hij tenminste met een gerust hart weer ‘so tugendhaft schimpen aufs Spiel wie sonst’. Spaarzaam en uitermate streng voor zichzelf.

Nee, de enig ware reden voor zijn komst naar Baden-Baden was Clara Schumann. Zij had in Lichtental, een klein dorp vlakbij Baden-Baden, een huis gekocht waar zij zomers met haar kinderen verbleef. De rest van het jaar was Clara Schumann op tournee.

In meine Tönen spreche ich

Clara Schumann en Johannes Brahms stonden elkaar zeer nauw na. Voor beiden was het dan ook haast vanzelfsprekend dat Johannes Brahms de zomers eveneens doorbracht in Baden-Baden. Al snel betrok hij een bovenverdieping in een klein huisje in Lichtental, vlak bij het landhuis van Clara Schumann. Hier, in dit huisje, rondde Brahms zijn Eerste Symfonie en Tweede Symfonie af, werkte hij aan Ein Deutsches Requiem, schreef hij de wonderschone Cellosonate in e (op. 38), het al eerder genoemde Hoorntrio én legde hij zijn ziel en zaligheid in onder meer de Liebeslieder Walzer. Brahms was namelijk heimelijk verliefd geworden op Julie Schumann, een dochter van Clara. Hij sprak zich er niet openlijk over uit. ‘In meinen Tönen spreche ich’, was het motto van Brahms.

De gedichten in de Liebeslieder Walzer van Georg Friedrich Daumer zijn dan weer serieus van aard of teder, dan weer ironisch of verdrietig, wanhopig of vol wroeging. Alle stadia van verliefdheid laat Brahms voorbijkomen. In het eerste gedicht Rede, Mädchen komen bijna al deze facetten al aan bod. En hoe verliefd Brahms ook moge zijn geweest, luchthartigheid en zorgeloosheid voeren toch wel de boventoon in deze liederencyclus.

Rede, Mädchen, allzu liebes, 
das mir in die Brust, die kühle, 
hat geschleudert mit dem Blicke 
diese wilden Glutgefühle!  

Willst du nicht dein Herz erweichen, 
willst du, eine Überfromme, 
rasten ohne traute Wonne, 
oder willst du, daß ich komme? 

Rasten ohne traute Wonne, 
nicht so bitter will ich büßen. 
Komme nur, du schwarzes Auge. 
Komme, wenn die Sterne grüßen. 

‘Rede, Mädchen, allzu liebes’ uit Liebeslieder Walzer op 52/1 van Johannes Brahms, door Marlis Petersen, Stella Doufexis, Werner Güra, Konrad Jarnot, Christoph Berner en Camillo Radicke

Als donderslag bij heldere hemel komt dan het bericht dat Julie zich heeft verloofd met een of andere Italiaanse graaf uit Turijn. Brahms is verbijsterd, en totaal uit het lood geslagen. En weer spreekt hij zich uit via de muziek. En hoe!

Voel het verdriet, aanvaard de pijn

In een beroemde monoloog in het boek (en film) Call me by your name van André Aciman spreekt professor Perlman op uiterst liefdevolle wijze – je zou ieder kind zo’n ouder toewensen – tot zijn zoon Elio over diens verdriet om een verloren liefde.

In your place, if there is pain, nurse it. And if there is a flame, don’t snuff it out. Don’t be brutal with it. We rip out so much of ourselves to be cured of things faster, that we go bankrupt by the age of thirty and have less to offer each time we start with someone new. But to make yourself feel nothing so as not to feel anything ― what a waste! …  Remember, our hearts and our bodies are given to us only once. And before you know it, your heart is worn out, and, as for your body, there comes a point when no one looks at it, much less wants to come near it. Right now there’s sorrow. Pain. Don’t kill it and with it the joy you’ve felt.

Voel het verdriet en aanvaard de pijn. Dat is precies wat Brahms deed in de weken nadat hij het ontstellende bericht van de verloving heeft gehoord.

Vlak voor het huwelijk overhandigde Brahms aan Clara Schumann een nieuw werk, zijn Alt Rapsodie, waarin hij de pijn van zijn verloren verliefde op sublieme wijze geïncorporeerd heeft. Clara Schumann was geschokt en tot tranen toe geroerd. ‘Es erschütterte mich durch den tiefsinnigen Schmerz in Worte und Musik[…]. Ich kann  dies Stück nicht anders empfinden als wie die Aussprache seines eigenen Seelenschmerzes.

Het werk opent met de woorden ‘Aber abseits wer ist’s?’, uit een gedicht van Goethe. Wie is die eenzame ongelukkige? Brahms uiteraard. Twee strofes lang zoomt Brahms in op die ongelukkige. In de derde strofe sluit zich een mannenkoor bij de alt aan. Met het gebed ‘Ist auf deinem Psalter, Vater der Liebe, ein Ton seinem Ohre vernehmlich, so erquicke sein Herz!‘ gaat deze bruidsmuziek toch nog over van mineur naar majeur. Brahms heeft zijn pijn en verdriet gevoeld, maar kan nu met vrede terugkijken.

Aber abseits wer ist’s?
Im Gebüsch verliert sich der Pfad.
Hinter ihm schlagen
Die Sträuche zusammen,
Das Gras steht wieder auf,
Die Öde verschlingt ihn.

Ach, wer heilet die Schmerzen
Des, dem Balsam zu Gift ward?
Der sich Menschenhaß
Aus der Fülle der Liebe trank?
Erst verachtet, nun ein Verächter,
Zehrt er heimlich auf Seinen eigenen Wert
In ungenugender Selbstsucht.

Ist auf deinem Psalter,
Vater der Liebe, ein Ton
Seinem Ohre vernehmlich,
So erquicke sein Herz!
Öffne den umwölkten Blick
Über die tausend Quellen
Neben dem Durstenden
In der Wüste!

Alt Rapsodie van Johannes Brahms door Christianne Stotijn, BBC National Orchestra of Wales o.l.v. Jac Van Steen (februari 2006)

We zijn nog steeds aan het wandelen en lopen het bos uit, een soort Alpenweitje op. Er staat een waterbak, de Brahms-Brunnen. Oh, kunnen we hier nu van hetzelfde water genieten als Brahms indertijd?
Gelukkig, ‘kein Trinkwasser’ staat er op een bordje bij de bron. We hoeven het niet te proberen. Want kunnen een wandeling of een blik op zijn schrijftafel ons werkelijk dichter bij Johannes Brahms brengen, en bij zijn verdriet? Nee, dat geloof ik niet.

Maar voor het reisdagboek het is wel aardig om te vermelden dat we op exact dezelfde plek hebben gestaan als Brahms anderhalve eeuw geleden.

Brahms-Brunnen, nabij Baden-Baden
Brahms-Brunnen, nabij Baden-Baden

De mens Brahms heb ik dus niet teruggevonden bij de Brahms-Brunnen, maar als ik daar sta op die heuvel en naar het bos staar, hoor ik in gedachten maar één ding: Brahms’ Vierde Symfonie. Het klopt niet qua tijdslijn in het oeuvre van Brahms, want Brahms schreef deze symfonie jaren na zijn Baden-Badense tijd, maar ach: wie zegt dat dat moet?

Het openingsthema van deze Vierde Symfonie met zijn om elkaar heen draaiende motieven als de takken van de machtige sparren die heen en weer waaien in de wind, sierlijk maar standvastig. En dan het onverschrokken maar elegante langzame deel dat er opvolgt – voor mij is dat de perfecte samenvatting van de nazomerse natuur in muziek.

Vierde Symfonie van Johannes Brahms, door Chamber Orchestra of Europe o.l.v. Bernard Haitink (London, Proms 2011)

Reisverslag: Wroclaw, maart 2020

Voor bijna iedereen is Wroclaw een nieuwe bestemming en dus een ontdekking! Ons riante hotel in de oude binnenstad ligt direct bij Rynek, het Marktplein waarop zich centraal de markthallen bevinden en het bijzondere Raadhuis.

Pracht en praal

De pracht en praal van de wederopgebouwde stad, die grotendeels verwoest werd tijdens de laatste oorlog, ontdekken we al bij een eerste wandeling, voorafgaand aan ons diner in het sfeervolle restaurant Jadka. Gids Marcin begeleidt de groep al direct vanaf het vliegveld en is bij alle reisonderdelen aanwezig. Net vader geworden, excuseerde hij zich vlak vóór het dessert om naar huis te gaan. Dat vonden de tafelgenoten die zich moesten ontfermen over het te veel geserveerde gerecht, niet erg.

Het oude gotische stadhuis van Wroclaw op het marktplein
Het oude gotische stadhuis van Wroclaw op het marktplein

Diepe indruk

Met het weer boffen we enorm tijdens de eerste excursie in de stad en kunnen we te voet (en per bus) veel moois ontdekken in Wroclaw (uitspraak: Wrotswav). Het bezoek aan het Kathedraaleiland maakt al diepe indruk, alsmede het verhaal over de tragedie die de stad overkwam in februari 1945. Het bezoek aan de aula en de concertzaal van de universiteit zijn zo mogelijk nog indrukwekkender. In de concertzaal klonk voor het eerst de Akademische Festouverture van Brahms, die hij had geschreven ter gelegenheid van het ere-doctoraat dat hij daar zou ontvangen.

’s Avonds een bezoek aan het gloednieuwe, enorme Muziekforum, waar in plaats van de verwachte dirigent en solist twee vervangers aantreden, waarvan de dirigent een gehaaste indruk maakt, maar de nieuwe solist is een cadeau: Ning Feng, een der grote violisten van dit moment. Hij betovert het publiek met het Chinese Butterfly Lovers concert van Chen en He. Twee speels en dansant gebrachte caprices van Paganini volgen als toegift.’

Uniek verkeersbord bij de gietijzeren brug bij het Kathedraaleiland
Uniek verkeersbord bij de gietijzeren brug bij het Kathedraaleiland

Bustocht in Neder-Silezië

Op zaterdag 7 maart maken we een bustocht door Neder-Silezië. Het is een gebied in het zuiden van Polen waar een ongelooflijke hoeveelheid kastelen en andere monumenten te vinden zijn. Het bezoek aan de geheel uit hout opgetrokken Lutherse Vredeskerk Swidnica laat onze monden openvallen. Vanwege de gigantische omvang (berekend op 7000 bezoekers!), het rijk gedecoreerde witte altaar en ontelbare beeldjes en versieringen. We worden ook nog verrast met een kort privé-orgelconcert op het een paar maanden geleden gerenoveerde orgel. Naast muziek van Bach valt vooral een stukje muziek van de zestiende-eeuwse Poolse componist Nicolaus Cracoviensis op. Daarin wordt het ingebouwde slagwerk van het orgel gebruikt.

De eerste opera van de reis

Verder gaat het naar het kasteel van Ksiaz, de verblijfplaats van de beroemde prinses Daisy van Pless, die een bewogen leven heeft geleid. Na de prima lunch in het kasteel wacht ons de terugreis en ’s avonds de eerste opera: La traviata van Verdi. Een voorstelling die qua decor rustig oogt, maar technisch zeer knap is gemaakt. De regie legt de nadruk op het uiterlijk vertoon van de mens. De ensemble-prestatie is indrukwekkend, alsook het opera-orkest. En wat een letterlijke verademing om nu eens een zieker wordende Violetta te zien die zich níet hoestend naar het einde zingt.

Louter hoogtepunten

Na twee uiterst enerverende dagen vol bijzondere ervaringen is ook de derde ronde excursies er een van louter hoogtepunten. De Hala Stulecia – Eeuwgebouw, een uit staal en beton opgetrokken hal van ongekende omvang wordt eerst bekeken. Daarna volgt de ernaast gelegen multimediale stadsfontein met een omvang van een hectare. Dan volgt een unieke tentoonstelling in het Vier Koepel-Paviljoen, onderdeel van de Nationale musea in Wroclaw. We maken er kennis met de Rembrandt van Silezië, Michael Willmann. Die heeft daadwerkelijk een tijd in Nederland verbleven in de Gouden Eeuw en er de werken van Rembrandt en tijdgenoten bestudeerd. Overweldigende grote en grof geschilderde doeken, gewijd aan het martelaarschap van de apostelen contrasteren met de uiterst verfijnde landschapsschilderijen, waarin steeds een bijbels element verstopt zit.

De Krasnal-kabouter is het symbool van de stad. Meer dan 400 zijn er te vinden. Deze twee staan bij de ingang van de opera
De Krasnal-kabouter is het symbool van de stad. Meer dan 400 zijn er te vinden. Deze twee staan bij de ingang van de opera

Meer beeldende kunst

Nog meer beeldende kunst wacht ons in het stadscentrum, als we achtereenvolgens het monument voor de slachtoffers van Katyn bezoeken en het Panorama van de Slag bij Raclawice, een geschilderd verslag van de enige militaire strijd die de Polen in 1794 van de Russen wisten te winnen. Met een omvang van 114 meter en uiterst precieze verbinding tussen de geschilderde elementen en de attributen en landschapskenmerken op de voorgrond maakt dit kunstwerk diepe indruk.

Slotapplaus bij de voorstelling van Madama Butterfly in Wroclaw
Slotapplaus bij de voorstelling van Madama Butterfly in Wroclaw

Muzikale apotheose

Na een voortreffelijke lunch – waarbij menig dessert net als de eerste avond verdeeld wordt – volgt ’s avonds de muzikale apotheose: Madama Butterfly, zonder Japanse papieren huisje en tierelantijnen, maar in een sombere betonnen omgeving met containers. Door het verhaal naar het einde van de laatste wereldoorlog te verplaatsen en de ontknoping te laten plaatsvinden net ná die oorlog, wordt een beklemming opgeroepen die absoluut raakt aan de huidige realiteit van machtspolitiek en internationale strijdtonelen.

Aan het einde blijven we verbluft achter met een razendsnelle scène waarin Cio Cio Sans kind niet meegenomen zal worden naar Amerika, maar ontvoerd wordt door de afgewezen huwelijkskandidaat Yamadori. Opnieuw overtuigt de ensemble-prestatie van de opera van Wroclaw sterk, al leveren de individuele zangprestaties weer stof voor prettige discussies…Maar de groep is eensgezind: Wroclaw is een geweldige bestemming voor een reisje!

Strijkkwartet Biënnale Amsterdam – poort naar een andere wereld

‘Muziek opent een poort naar een wereld waarvan je niet wist dat hij bestond.’ Dit citaat van de Componist des Vaderlands Calliope Tsoupaki geldt beslist voor een hoop schatten van ruim 200 jaar strijkkwartetmuziek die als de schone slaapster wachten om bespeurd en geproefd te worden. Maar waar vinden we de rust en ruimte voor een kamermuziek-retraite om ons volledig over te kunnen geven aan strijkkwartetten? Stelt u zich eens voor: de crème de la crème van wereldklasse-strijkkwartetten van ochtend tot avond beleven, zonder ver te hoeven reizen! Eind januari 2020, op de tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (SQBA), wordt het werkelijkheid!

Inwijding voor beginners en gevorderden

Tijdens de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam krijgt de lumineuze ruimte van het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ de gestalte van een gigantisch kamermuziekschepsel: iedere hoek van het gebouw klinkt, ademt, wemelt en babbelt strijkkwartet.

In de concerten kunt u inzoomen op de rijke schakeringen van de vertrouwde klassiekers Mozart, Haydn, Beethoven, Brahms en Verdi, óf een muzikale reis maken naar onbekende(re) sterrenstelsels met kwartetten uit recente decennia, onverwachte componisten en opmerkelijke (sub)culturen.

Terug in de foyers, buiten adem van schoonheid (als het goed is), komt u terecht in een ‘bazaar’ van instrumentenbouwers en boekhandelaren, coffee talks en uitvoerende strijkkwartet-novicen, vers uit conservatoria. Experts gidsen u in de achtergronden en tricks of the trade tijdens voorprogramma’s en masterclasses. Musici onthullen geheimen van hun levenslange opgravingen naar bronnen van de muziek en emotie. Hierna kijkt u met andere ogen naar de uitgekristalliseerde resultaten op het podium; de ultiem geconcentreerde uitvoeringen met totale vrijheid om op elkaars kleinste gestes te kunnen reageren.  

Leoš Janáček
Leoš Janáček

Intieme brieven en de urgentie van iedere noot   

Intieme brieven, dat is niet alléén de titel van het kwartet van Leoš Janáček, gespeeld in het allereerste concert van de MUSICO-reis. Dat zijn volgens mij álle strijkkwartetten en uitvoeringen daarvan per definitie. Je begint pas aan een strijkkwartet als je echt iets te zeggen hebt. Strijkkwartetmuziek is ontstaan uit de diepste, eerlijkste en niet zelden finale, ‘testamentaire’ gevoelens van componisten. En zo is er in openhartige en democratische communicatie van het kwartetspel nauwelijks ruimte voor egoïsme of effectbejag.

Liefdesmanifest

Janáček schreef zijn kwartet, een liefdesmanifest (op basis van zijn 700 liefdesbrieven) met de houding die grote componisten ongetwijfeld met elkaar delen: “Ik beweer dat een noot géén betekenis kan hebben tenzij het diepgeworteld is in het leven, bloed en aarde; anders is het slechts waardeloos speelgoed.” De altviolist van het Doric String Quartet beschrijft wat diezelfde instelling voor uitvoerende kwartet-musici betekent: ‘…als je je leven wijdt aan het kwartet, is er niets vrijblijvends; iedere noot telt, elk concert is cruciaal!’

Het Doric String Quartet  (Foto: George Garnier)
Het Doric String Quartet (Foto: George Garnier)

Geheimen van menselijke omgang

Het strijkkwartet is een ware microkosmos van menselijke omgang, en spelen in een strijkkwartet is misschien het moeilijkste bestaan als musicus. Dat op wereldniveau te doen is alleen mogelijk als je obsessief toegewijd bent en je totaal blootstelt aan het ensemble, waarmee je meer tijd doorbrengt dan met wie dan ook in je leven. Het wordt doorgaans niet voor niets vergeleken met liefdesrelaties, of een huwelijk met drie anderen!

Op z’n best ben je samen op reis, op alle niveaus: fysiek, mentaal én spiritueel. Op z’n slechts kom je elkaar het liefst niet eens tegen in dezelfde hotel, en zie je elkaar – naast op het podium tijdens concerten – vaker in een spreekkamer van een psychiater. Deze pijngrens hebben enkele wereldberoemde kwartetten al ooit overschreden.

De violist van het Cuarteto Quiroga beschreef het musiceren in een strijkkwartet als de hoogste kunst van ‘het radicaal luisteren’ naar elkaar. Dat is dé voorwaarde voor álle vruchtbare communicatie; muzikaal, politiek of gewoon menselijk. Deze hoopgevende boodschappen weerklinken in de werken van juist de levende componisten van het festival.

Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)
Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)

Boodschappen uit hogere sferen en ruis van twitter-feeds

Praktisch alle strijkkwartetwerken zijn verweven met elkaar in een zichtbaar en onzichtbaar web van kruisverbanden: door inspiratie en imitatie van elkaar, of juist door betwisting van het gedachtegoed van de voorgangers, (klassieke) oermodellen en ideaalbeelden. 

Het iconische stuk van een van de ‘dissidenten’, de Franse componist Henri Dutilleux, het kwartet Ainsi la Nuit, wordt zowel muzikaal als verbaal uitgelicht: in een concert én een masterclass.  

Emotioneel en spiritueel intens

De Letse componist Pēteris Vasks, bekend om emotioneel en spiritueel intense werken met vaak maatschappelijk relevante boodschappen, mijmert in zijn Vierde strijkkwartet over zowel tragische als verheugende krachten in de hele twintigste eeuw. Deze muziek is een fraai voorbeeld van een eigentijds stuk dat ‘niet probeert anders te zijn om indruk te maken, maar indruk maakt door vertrouwd te zijn’.

Hidden Agendas – kwartet voor het twitter-tijdperk, een stuk van de op het festival (als altviolist) spelende componist Brett Dean legt de vinger aan de pols van actualiteiten, de uitdagingen van ons democratische wereldbeeld. Hoewel ‘gewillig of weifelend’, vinden de spelers elkaar terug in de muziek, zoals het hoort bij een strijkkwartet.

De essentie van grootsheid

Ludwig van Beethoven, vrijwel onbetwist de grootste meester in de strijkkwartetgeschiedenis, die machtige ‘schaduw’ waartoe andere componisten zich altijd hebben moeten verhouden, en de jarige job van het jaar 2020, blijft ons verwarren. Zijn allerlaatste voltooide werk, het Strijkkwartet op. 135 – met de mysterieuze aantekening in de partituur “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” – blijkt toch géén existentiële beschouwing van een naderend levenseinde, maar slechts een humoristische woordenwisseling over triviale huishoudelijke geldzaken.

Fragment uit het Strijkkwartet op. 135 van Beethoven, met de woorden “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” (daaronder ook in het Frans)

Toch zou ik uitzoomen van de ogenschijnlijk lichte stemming van deze muziek naar de gedachtewereld van grootheden. Volgens Beethoven én zijn literaire idool Shakespeare is ‘komedie geenszins een minderwaardigere vorm dan tragedie, maar een ware tegenpool ervan; viering van het menselijke in alles’.

De Strijkkwartet Biënnale Amsterdam, een viering van ál het menselijke in de strijkkwartetmuziek onder deze eenmalige sterrenconstellatie van deelnemers, kan ook bij u een gevoelige snaar raken.

Mis het niet!