(10 oktober 1813 - 27 januari 1901)
Verdi werd geboren in Le Roncole, een kleine stad nabij Parma, waar zijn vader een kleine herberg had. Zijn eerste muzieklessen kreeg hij van de plaatselijke organist. Dankzij de steun van de mecenas Antonio Barezzi kreeg hij de kans muziekonderwijs te volgen in het naburige stadje Busseto. Hij ontwikkelt zich zo snel dat hij op zestienjarige leeftijd zelf les kan geven aan de plaatselijke muziekschool. Hij speelt ook orgel, geeft pianorecitals en begint met componeren.
In 1832 wordt hij geweigerd aan het conservatorium van Milaan, maar dankzij de vrijgevigheid van Barezzi (met wiens dochter Verdi trouwens zal trouwen in 1836) kan hij gedurende drie maanden privé-les volgen bij Lavigna in Milaan. Als hij later naar Busseto terugkeert, wordt hij tot 'Maestro di musica' gepromoveerd.
In 1839 kan hij, alweer dankzij de steun van een vriend, zijn opera Oberto opvoeren in de Scala. Het succes is zo groot dat de impresario hem meteen een contract laat tekenen voor de opvoering van nog drie andere werken. Twee van deze werken, Nabucodonosor (beter bekend als Nabucco) en I Lombardi zorgden voor de doorbraak van Giuseppe Verdi in Europa. De patriottische sfeer waarin de werken geschreven zijn, maken hem tot een van de boegbeelden van het Risorgimento, de politieke beweging die strijdt voor een herenigd Italië.
Na enige tijd te hebben gezworven tussen Milaan, Rome, Parijs en Londen, koopt hij een landgoed (Villa Verdi) in Sant'Agata nabij Busseto, in de buurt van zijn geboortegrond. Hier vestigt hij zich in 1851 met de zangeres Giusseppina Strepponi. Zij had een zeer gunstige invloed op de componist. Ze blijft bij hem tot aan haar dood in 1897. In 1860, wanneer Garibaldi Italië verenigt, wordt Verdi's naam een symbool: op de muren kon men overal 'Viva Verdi' lezen waarbij de letters Verdi staan voor: 'Viva Vittorio Emmanuele Re d'Italia'.
In totaal schreef Verdi 26 opera's. Hij begon met werken in de stijl van Donizetti en Rossini maar al vanaf Nabucco ontwikkelde hij zijn eigen stijl. Hij was gefascineerd door de mens in al zijn dramatische, tragische en komische facetten, en door menselijke relaties, en door hoe het leven van zijn hoofdpersonen geregeerd kon worden door politieke of juist heel persoonlijke motieven. Shakespeare maar ook Schiller waren hierbij belangrijke inspiratiebronnen.
Na de dood van zijn vrouw Giuseppina in 1897 gaat zijn gezondheid erop achteruit, en hij sterft in Milaan aan de gevolgen van een hartstilstand op 21 januari 1901. Zijn begrafenis is een van de grootste bijeenkomsten in Italië tot nog toe geweest.
Luciano Pavarotti zingt 'Celeste Aida' uit Aida