Een beminde mond verliest zijn frisheid niet, die ververst zich gelijk de maan zijn aanschijn
Vrij vertaald is bovenstaande het motto van het jonge liefdeskoppel Nannetta en Fenton in Verdi’s Falstaff. Je zou het ook kunnen lezen als het motto dat Verdi verleidde tot het schrijven van dit ware meesterwerk, diep in zijn levensavond. Het was librettist Arrigo Boito die het oude componistenhart op hol liet slaan met een libretto dat gebaseerd was op een amalgaam van The Merry Wives of Windsor en King Henry IV, beide van William Shakespeare. Verdi koesterde een levenslange liefde voor de teksten van Shakespeare en Boito was zich daar welbewust van. Hij wist in 1886 – 15 jaar na Aida – Verdi al te bewegen tot een nieuwe opera: Otello (naar Shakespeares Othello). Zes jaar later lukte het hem nog een tweede en laatste keer, en hoe!
Een sprankelende frisheid spat van de partituur van Falstaff af, en dat is in niet geringe mate ook de verdienste van Boito geweest. Anders dan eerder vaak het geval was, was Verdi vanaf het begin zeer in zijn nopjes met het libretto. Gedragen door de tekst vloeide de muziek voor deze komische opera dan ook ongekend soepel uit Verdi’s pen. Die soepelheid, die zwier, die levenslust en opwinding is verankerd geraakt in de noten. Ondanks het lijvige libretto is de opera zeer beknopt: in krap twee uur vlieg je met een enorme vaart door de verwikkelingen heen, pas in de derde akte is er een moment van verstilling, om daarna in razende vaart op het einde af te stevenen.
Opwindend is niet alleen de vaart, maar ook de vorm en de instrumentatie van de opera. Op een ene uitzondering na is er geen sprake meer van aria’s, het is een doorlopend geheel waarin spraak en zang volkomen met elkaar verweven zijn. De instrumentatie is verbluffend origineel met soms extreme combinaties van instrumenten (bijvoorbeeld vier hoorns + een piccolo, wanneer in de derde akte een legende verteld wordt).
Wie het laatst lacht …
Komisch is de opera zeker, maar tegelijkertijd alles behalve inhoudsloos. Onder de strapatsen van de dikke Sir John Falstaff die op zijn oude dag nog best jonge dames denkt te kunnen verleiden, zit een tweede laag. Scheve machtsverhoudingen en jaloezie komen daarin aan het licht en worden in dit geval genadeloos afgestraft. Degenen die zich eraan bezondigd hebben, krijgen lik op stuk en zien uiteindelijk hun fouten in. Verdi presenteert de moraal van Falstaff tijdens een heuse slotfuga: alles in de wereld is gekheid, doch wie het laatst lacht, lacht het best.
In de vorige twee afleveringen van deze serie Stemgeheimen sprak ik over de standaardindeling van de mannelijke en vrouwelijke stem (sopraan, alt, tenor, bas) en de geschiedenis en de benaming hiervan. Tevens kwam een nadere specificatie binnen deze stemtypes aan de orde en de aspecten van een stem waarmee deze te beschrijven is. Denk dus niet alleen aan stembereik, maar ook aan stemgrootte (mogelijkheid tot een groot of juist een kleiner volume) en de stemkleur. Daarnaast zijn ook bijvoorbeeld iemands fysieke verschijning, de leeftijd, de ervaring en de wens of de ‘drive’ om bepaalde (opera)rollen te willen zingen, van groot belang.
Op dit moment wordt het tijd dat we de verschillende stemvakken eens wat nader gaan beschouwen. We beginnen meteen maar met de meest ingewikkelde indeling, namelijk die van de sopraan. Geen van de stemsoorten valt in zoveel gedetailleerde stemvakken uiteen als de sopraan. Om het enigszins overzichtelijk te houden, beperk ik me tot negen (!) stemtypes. Ik zal steeds het gebruikelijke bereik van het stemvak aangeven, kort de karakteristieken omschrijven, een aantal van de typische rollen voor het betreffende stemvak opnoemen en – om het geheel ook auditief en visueel te staven – een video tonen die het stemvak duidelijk in beeld en geluid brengt.
De soubrette
Omvang: c’ tot c ‘’’. De soubrette is vaak de tweede sopraan rol in een opera, dat wil zeggen ondergeschikt aan de hoofdrol die gezongen wordt door de eerste sopraan. Meestal zingt de soubrette een zus of een vriendin van de protagoniste. Het bereik en het volume van de soubrette is niet per se erg groot, maar de stem moet natuurlijk wel enig volume hebben om over een orkest te kunnen dragen. Vooral de hogere tonen (in vakjargon: de top) en die in het middenregister (ofwel: het midden) moeten helder en goed aanspreekbaar zijn. Het lagere register mag eventueel wel wat zwakker zijn. Dit stemtype is licht en flexibel. De zangeres moet daarnaast goed kunnen acteren. Vaak staat een soubrette tegenover een dramatische sopraan en om te voorkomen dat een soubrette vocaal het onderspit delft tegenover haar grotere pendant, is het karakteriseren van een rol (dus ook door het toneelspel) van het grootste belang.
Omvang: c’ tot f’’’. Deze licht-lyrische coloratuursopraan is de lichtere variant van de coloratuursopraan. De stem valt op door een sterke top en een zeer wendbare stem die haar in staat stelt de virtuositeit van de rollen te kunnen bemeesteren. Het timbre van de stem laat zich bij voorkeur omschreven als charmant, innemend en onschuldig. In deze categorie vallen ook veel rollen waarbij veel wordt geëist van het acteren van de zangeres (denk bijvoorbeeld aan Despina in Cosí fan Tutte).
Belangrijke rollen: Norina (L’elisir), Zerbinetta (Ariadne auf Naxos), Nedda (Pagliacci).
Licht-lyrische sopraan
Omvang: c’ tot cis’’’. De rollen met een licht-lyrische sopraan portretteren vaak vrouwen die op de drempel van volwassenheid staan. De stem heeft een sterkte top (maar hoeft minder hoog te zijn dan die van de licht-lyrische coloratuursopraan), en het lage register kan wat minder kleur hebben. Dit stemtype zit ergens tussen de soubrette en de vol-lyrische sopraan.
Omvang: c’ tot f’’’. Idealiter is de stem van een vol-lyrische sopraan warm, wendbaar en elegant. Het is eigenlijk een stemtype dat net een maatje groter is dan de licht-lyrische coloratuursopraan, en het legt wat meer vocaal gewicht in de schaal. Het lage register heeft bij dit type nog duidelijk kracht.
Belangrijke rollen: Frau Fluth (Lustigen Weiber), Juliette (Roméo et Juliette), Sesto (Giulio Cesare).
Vol-lyrische sopraan
Omvang: c’ tot cis’’’. Het belangrijkste kenmerk van de vol-lyrische sopraansoort is schoonheid. Schoonheid van stem en idealiter ook uiterlijke schoonheid. De rollen zijn vaak vrouwenfiguren waar iedereen voor valt. Vocaal komt dat tot uiting in een weldadig, warm en rijk timbre. De omvang van de stem is wat minder groot dan van andere sopraansoorten, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door voluptueuze tonen in het midden- en lage register.
Belangrijke rollen: Mimi (La Bohème), Cio-Cio-San (Madame Butterfly), Tosca (Tosca).
Licht-dramatische coloratuursopraan
Omvang: c’ tot f’’’. De licht-dramatische coloratuursopraan combineert de flexibiliteit van de lyrische sopraan met de zwaarte van een dramatische sopraan. De stem beschikt over een sterke top en een glanzend timbre. Veel van de rollen zijn technisch enorm veeleisend en vragen om een ware ademkunstenares. Onder de beweeglijke sopranen (coloratuur) is deze variant technisch misschien wel de lastigste.
Belangrijke rollen: Norma (Norma), Lucia (Lucia di Lammermoor), Violetta (La traviata).
Licht-dramatische (spinto) sopraan
Omvang: c’ tot c’’’. De Italiaanse term ‘spinto’ betekent ‘geduwd’, en beschrijft de intensiteit waarmee de sopranen in deze categorie de meest dramatische (en vaak ook hogere) frasen zingen. Niet alle dramatische sopranen maken overigens gebruik van deze spinto-techniek en ook niet alle muziek vraagt erom. Spinto zingen wordt vaak geassocieerd met muziek uit het verismo (laat 19e eeuw Italië).
Omvang: c’ tot f’’’. Dit is misschien wel de zeldzaamste vogel in de sopranenvolière. Niet geheel onbegrijpelijk: deze sopraan moet in staat zijn om twee elementen die soms diametraal tegenover elkaar staan, op perfecte wijze te combineren. De stem moet dus zeer krachtig zijn, maar ook warm. De hoge noten klinken briljant, de stem is flexibel, maar kan ook zeer dramatisch in haar zeggingskracht zijn.
Belangrijke rollen: Boleyn (Anna Bolena), Donna Anna (Don Giovanni), Elvira (Ernani).
Vol-dramatische sopraan
Omvang: a tot c’’’. Vol-dramatische sopranen hebben een breed en zwaar timbre, klinken vaak metalig, misschien zelfs een beetje scherp. Het zijn de echte powerstemmen uit het (laat)romantische Duitse repertoire. De ligging van de partijen is gemiddeld genomen minder hoog dan die van haar sopraanzusters. De stemmen zijn volumineus, aanwezig, donker en rijk. Doordat veel van de opera’s waarin deze vrouwen optreden, worden begeleid door ruim 100-koppige orkesten (of meer), moet de stem een enorme draagkracht hebben, ook in het midden en lage register.
Extra als sub-stemvak valt hier misschien nog de hoog-dramatische sopraan te vermelden die in staat is om nog meer intensiteit in de stem te stoppen en een enorme straalkracht in het hogere register heeft. Denk qua rollen hierbij aan Brünnhilde (Der Ring des Nibelungen),Frau (Die Frau ohne Schatten), Isolde (Tristan und Isolde).
Een vrouw met diepe zielenroerselen
Dit overzicht van sopranen eindigt met dezelfde opname als aflevering 2 van deze serie. Gewoon omdat er zelden zo’n treffend voorbeeld en technisch smetteloze uitvoering van dit extreme stemvak is geweest. Nilsson toont met al haar kwaliteiten aan dat Isolde een vrouw is met diepe zielenroerselen. Dit geluid, deze statuur en uitstraling passen één op één op de rol die ze vertolkt. Datzelfde kan en moet idealiter natuurlijk gezegd worden over alle andere zangeressen en de rollen die vertolken. Veel van de rollen zijn niet inwisselbaar. Een sopraan die Isolde zingt, zingt zelden ook Violetta uit La traviata. En de charme en koketterie van Reri Grist past precies bij de rollen die zij zong.
In de volgende aflevering neem ik u mee naar de donkere evenknie van de vrouwenstem: de mezzosopraan en alt. Maar ook daar geldt: ze komen voor in allerlei vormen en gradaties!!
Welke teksten weten een operacomponist te inspireren tot het schrijven van meesterwerken? Lang niet elke toneeltekst is automatisch een goede bron voor een opera. Giuseppe Verdi zocht tijdens zijn carrière constant naar nieuwe, goede onderwerpen, maar een aantal dichters en toneelschrijvers komt meermaals terug als bron voor zijn opera’s. Friedrich von Schiller staat bovenaan met vier (Giovanna d’Arco, I Masnadieri, Luisa Miller en Don Carlos), maar volgens eigen zeggen was William Shakespeare de favoriete toneelschrijver van de componist en de inspiratie voor drie van zijn meesterwerken.
The
Scottish Play
Verdi’s eerste Shakespearebewerking was Macbeth, zijn tiende opera. Het was de eerste opera die Verdi voltooide nadat hij vanwege uitputtingsverschijnselen na de première van Attila in 1846 zes maanden complete rust moest houden. Hij zette alles op alles om recht te doen aan zijn geliefde auteur. Dat betekent overigens niet dat hij het toneelstuk slaafs volgt. Bijna de helft van het oorspronkelijke stuk sneuvelt om er een behapbare opera van te kunnen maken. Veel scènes die niet direct met het centrale drama te maken hebben, worden gecoupeerd. Zo verandert de oude, goedwillende koning Duncan in een stomme rol: hij verschijnt alleen ten tonele tijdens een orkestrale mars in de eerste akte. Van de drie individuele heksen die zo’n belangrijke rol in het stuk spelen, maakt Verdi drie koorgroepen, om het muzikale effect te vergroten. Door Shakespeare zo om te kneden weet Verdi een prachtig duister drama te maken, met twee indrukwekkende hoofdrollen voor Macbeth en zijn Lady.
Wijding aan Barezzi
Dat Verdi zelf was behoorlijk tevreden was met het resultaat blijkt wel uit het feit dat hij Macbeth opdroeg aan de vader van Verdi’s jonggestorven vrouw Margherita Barezzi, Antonio Barezzi, de man die zijn carrière altijd op alle mogelijke manieren had ondersteund. In een brief schrijft hij: ‘Ik ben al vele jaren van plan om een opera aan je op te dragen, jij die mijn vader, mijn weldoener en mijn vriend bent geweest. Hier is nu deze Macbeth die mij dierbaarder is dan al mijn andere opera’s, en die ik daarom waardiger acht om aan je te presenteren. Ik bied die je vanuit mijn hart aan; accepteer het op dezelfde manier, laat deze de getuige zijn van mijn eeuwige koestering en de dankbaarheid en liefde van jouw intens liefhebbende VERDI.’
Sfeer en dramatische opbouw
Als je Macbeth vergelijkt met de opera’s die Verdi daarvoor schreef, valt inderdaad op hoeveel aandacht de componist besteedt aan de sfeer en dramatische opbouw. Twee stukken sprongen er voor Verdi uit: het duet tussen Macbeth en Lady Macbeth in de eerste akte en de ‘Gran Scena del Sonnambulismo’, de grote slaapwandelscène van de Lady in de vierde akte. Nog steeds zijn dit absolute dramatische en muzikale hoogtepunten in de opera.
Psychologisch interessant duet
Het duet, op het cruciale moment van de moord op koning
Duncan, geeft ons een prachtig psychologisch inkijkje in de Macbeths. Het
eigenlijke duet begint met een figuur in de strijkers dat langzaam begint maar steeds
sneller wordt, als een vliegwiel dat in beweging wordt gezet: het zet de toon
voor een spannende en gespannen uitwisseling tussen de echtelieden. Hij zingt
in overwegend lange, aanzwellende lijnen: enigszins pathetisch, hij zwelgt in
het moment. Haar lijnen zijn veel korter en staccato: de minachting voor de
zwakte van haar echtgenoot klinkt duidelijk door in haar muziek. Voor de
luisteraar bestaat er eigenlijk geen twijfel over wie de dominante partij is in
dit huwelijk.
De grote slaapwandelscène
Niet voor niets zet Verdi de kwaadaardigheid van de Lady in de opera extra aan. Zij is het die aanstuurt op de moord op Banco, terwijl zij hier in het toneelstuk geen weet van heeft. De memorabele muziek die Verdi voor haar schrijft, culmineert in de slaapwandelscène ‘Una macchia è qui tuttora’ in de vierde akte: Lady Macbeth herbeleeft in haar slaap de moord op de koning en doet zo onbewust een bekentenis van de misdaad. Het is een wonderbaarlijke scène, die je nauwelijks een aria kunt noemen. De muziek stroomt en verandert steeds, met een gedempte begeleiding in de strijkers, klarinet en Engelse hoorn. Het handen wassen van Lady Macbeth is hoorbaar in een steeds herhalend muzikaal motief. Verdi neemt hier bijna woordelijk de monoloog van Shakespeare over. Het is misschien wel hier dat het genie van Shakespeare en dat van Verdi elkaar het meest volmaakt overlappen; de slaapwandelscène is zonder twijfel een van de meest memorabele en opmerkelijke stukken muziek die Verdi tot dan toe had gecomponeerd.
Herziening voor Parijs
In 1865 kreeg Verdi het verzoek uit Parijs om Macbeth te bewerken voor een opvoering daar. Naast de toevoeging van het voor Parijs gebruikelijke ballet aan het begin van de derde akte en veranderingen aan het einde van de tweede akte en het slot van de opera – Macbeth sterft in deze versie buiten beeld en krijgt geen meelijwekkende afscheidsaria zoals in de eerste versie – is het opnieuw Lady Macbeth die in deze latere versie – die tegenwoordig bijna altijd gespeeld wordt – voordeel heeft van Verdi’s inmiddels grotere muzikale ontwikkeling.
Verdi vervangt een eerdere aria – ’Trionfai! Securi alfine’ – door het inmiddels veel bekendere ‘La luce langue’. Die eerdere aria was een virtuoos maar enigszins vlak nummer was waarin zij gelukzalig de overwinning viert. In ‘La luce langue’ dalen we nog verder af in de donkere psyche van Lady Macbeth. Verdi schreef de woorden voor de aria zelf en gebruikte als basis niet de woorden van Lady Macbeth maar van Macbeth zelf in Shakespeares toneelstuk. Hieronder kan de lezer de aria’s vergelijken en horen hoe Verdi het toch al memorabele personage in zijn latere versie nog meer reliëf geeft.
Veertig jaar zonder Shakespeare
Het zou precies veertig jaar duren voor er opnieuw een
Shakespeare-opera van Verdi in première ging. Dat wil niet zeggen dat de
Engelse bard niet verschillende keren voorbijkwam als mogelijke bron voor een
volgende opera. Verdi speelde verschillende keren met opera’s gebaseerd op Hamlet
en The Tempest, maar het was King Lear dat hem voor een groot
deel van zijn leven bezighield. Hij was gefascineerd door het stuk, en had de
dichter Salvadore Cammarano, die de libretto’s had geschreven voor Alzira,
La battaglia di Legnano en Luisa Miller, daadwerkelijk opdracht
gegeven een tekstboek te schrijven op basis van het toneelstuk. Cammarano
overleed echter voordat hij Re Lear kon voltooien; er bestaat wel nog
een gedetailleerd scenario met een overzicht van de verschillende scènes.
Enkele jaren later werkte Verdi met de dichter Antonio Somma
aan Un ballo in maschera. De componist dacht in hem een ideale kandidaat
te hebben gevonden om het project alsnog van de grond te krijgen. Somma
produceerde maar liefst twee volledige libretti op basis van het toneelstuk,
maar opnieuw kwam het niet tot een daadwerkelijke opera.
De uitdaging van Re Lear
Uit de correspondentie met Cammarano en Somma blijkt dat Verdi inzag dat een Lear-opera een uitdaging zou zijn. Net als met Macbeth en zijn latere Shakespeare-opera’s was Verdi van plan om weliswaar de kern van het drama te behouden, maar het toneelstuk toch vrij grondig om te werken en zich te concentreren op vijf centrale rollen: Lear en diens ‘goede’ dochter Cordelia, de broers Edgar en Edmund als belangrijkste tegenstrevers en tenslotte de Dwaas. Verdi schreef dat ‘we Lear niet in het soort drama moeten veranderen dat tot nu toe gebruikelijk is geweest. We moeten het op een compleet nieuwe manier behandelen, en daarbij de conventie volledig buiten beschouwing laten.’
Daarin lag waarschijnlijk ook precies het probleem: die nieuwe manier heeft Verdi nooit gevonden. Vooral cruciale scènes als de eenzame en waanzinnig geworden koning op de heide boezemden de componist angst in: hij wist niet goed hoe hij de grote toneelschrijver hier recht moest doen. Re Lear hield Verdi de rest van zijn leven bezig, maar het is veelzeggend dat er geen enkel fragment muziek bewaard is gebleven. Zelfs aan muzikale schetsen voor de opera waagde de componist zich niet. Kennelijk had hij eerst de overtuiging nodig op basis van een geschikt libretto voordat zijn creativiteit echt werd geprikkeld.
Othello als lokkertje
In de jaren ’70 van de negentiende eeuw genoot de grootste operacomponist van Italië van een een zelfverkozen semi-pensioen op zijn landgoed in het achterland van Parma. Aida, uit 1871, was zijn laatste nieuwe opera geweest, en na een herziening van Don Carlos in 1872 en het Requiem uit 1874 had Verdi eigenlijk niets meer gecomponeerd. Zijn uitgever Giulio Ricordi deed er alles aan om Verdi weer aan het componeren te krijgen en dacht dat een opera gebaseerd op Shakespeares Othello het ideale project zou zijn. Hij koppelde schrijver en componist Arrigo Boito aan de oude Verdi en die leek na lang aandringen te zwichten voor het idee. Om de samenwerking te testen ondernam hij eerst met Boito een herziening van de opera Simon Boccanegra. De gezamenlijke onderneming was succesvol en componist en librettist gingen vervolgens aan de slag met het project dat als codenaam ‘il progetto di cioccolata’ (het chocoladeproject) droeg.
Veranderingen
Om Othello geschikt te maken voor het operatoneel moesten Verdi en Boito het nodige veranderen aan de structuur. Verdi en Boito schrapten het in Venetië spelende eerste bedrijf om zo een eenheid van plaats te creëren – de hele opera speelt zich nu af op Cyprus – en snoeiden de kleinere rollen terug tot de voor het drama nodige essentie. Ze bouwden de hele opera op rond de centrale driehoek van Otello, Desdemona en Iago. Boito weet veelzeggende vocale brandpunten voor de hoofdpersonages te maken door in het toneelstuk verspreide stukken tekst samen te ballen.
Een intieme liefdesverklaring
Het verlies van Shakespeares eerste akte – waarin Othello zijn liefde voor Desdemona verdedigt tegenover de Venetiaanse senaat na een aanklacht van haar vader, Brabantio – compenseren Verdi en Boito door het prachtige liefdesduet aan het slot van de eerste akte, ‘Già nella notte densa’. In de opera horen wij zo alleen wat de geliefden zich zelf herinneren en aan elkaar vertellen over hun voorgeschiedenis. Verdi maakt van de publieke uiting van Shakespeare een intieme liefdesverklaring.
Na het tumult van de storm, de feestvreugde en het daaruit
voortvloeiende gevecht dat ertoe leidt dat Cassio bij Otello uit de gratie raakt,
weet Verdi in slechts een paar maten een sublieme overgang te bewerkstelligen
naar een serene sfeer. Als de klanken van hoorns, houtblazers en violen
langzaam wegsterven zet de eerste cello zachtjes een lieflijk klimmende lijn
in, gevolgd door drie andere cello’s en de eerste woorden van Otello. Als
Desdemona antwoordt, haar eerste woorden in de opera, zwijgen de donkergekleurde
cello’s en klinken violen en altviolen, die haar een aura van puurheid en
schoonheid geven. De muziek ademt in elke maat passie en werkt toe naar een
subliem thema waarop Otello zijn geliefde vraagt om een kus – ‘un bacio… un bacio…
ancora un bacio’ – om verstild te eindigen met twee trillende violen en een
harp, een prachtige evocatie van de vredige, zoele mediterrane nacht.
Het duet bevat niet alleen wonderschone muziek, het dient ook een
belangrijk dramatisch doel: zonder Shakespeares eerste akte heeft het publiek
een bevestiging nodig van de pure staat van geluk van Otello en Desdemona, als
dramatisch contrast met de corruptie van hun liefde, die zal volgen. We moeten
met de geliefden meeleven, en dat doen we alleen als we op dit moment overtuigd
worden van hun geluk en verbondenheid. Verdi besloot terecht de malicieuze terzijdes
van Iago tijdens dit duet, die Boito in eerste instantie had voorgesteld, te
schrappen. Die hadden de kracht en de puurheid van het moment zonder twijfel
ondermijnd.
Bewerkingsproblemen
Het is niet de enige keer dat de bewerking van toneelstuk tot opera problemen veroorzaakt. Aan het einde van de derde akte wilde Verdi een grote finale hebben naar goed Italiaans operagebruik: een spectaculaire plotontwikkeling en een groots muzikaal nummer voor solisten en koor, waarin de tijd even stilstaat en ieder voor zich reflecteert op zijn gevoelens. In Shakespeares toneelstuk vonden Verdi en Boito niets wat direct in aanmerking kwam. De publieke belediging van Desdemona door Otello ten overstaan van het volk en de gezant uit Venetië vormde een beginpunt, maar Verdi en Boito konden niet goed bedenken naar welk slot die scène dan zou moeten leiden.
Aanvankelijk had
Verdi het idee om de Turken opnieuw aan te laten vallen, waarna Otello zijn glorieuze
rol als legercommandant weer op zich zou nemen en ten strijde zou trekken.
Boito was hier fel op tegen: de langzame maar onafwendbare neerwaartse spiraal
van het drama zou hierdoor compleet worden tenietgedaan, ‘als een vuist die een
raam inslaat van een kamer waarin twee mensen langzaam sterven door
verstikking’.
Boito’s oplossing
Boito kwam uiteindelijk met de oplossing: hij stelde voor om na de belediging van Desdemona de scène aan het begin van Shakespeares vierde akte te plaatsen waarin Otello stuiptrekkend flauwvalt, overmand door emoties. De hovelingen en het Venetiaanse gezantschap zijn vertrokken en buiten prijzen zij de grote legeraanvoerder, de ‘Leeuw van Venetië’, in schril contrast met de pathetische figuur die binnen op de grond ligt. Iago plaatst zijn voet op Otello en zegt sarcastisch ‘Ecco il leone!’ [Zie hier de leeuw!]. Zo maken Verdi en Boito van het moment waarop Otello voorgoed verloren lijkt, en Iago’s triomf compleet, een veelzeggende dramatische conclusie van de derde akte.
Een verstild slot
Overal in Otello zie je dat de ervaren componist inmiddels zo’n dramatisch en muzikaal inzicht heeft gekregen dat hij zijn bron volledig recht weet te doen. Shakespeares prachtige laatste woorden voor de Moor – ‘I kissed thee ere I killed thee. No way but this, Killing myself, to die upon a kiss.’ – weet Verdi zo mogelijk nog meer tragiek te geven door voor die laatste, stervende kus terug te grijpen op het muzikale motief uit het liefdesduet van Otello met Desdemona aan het slot van de eerste akte, wanneer hij haar om een kus vraagt.
Aan het begin van de laatste scène, wanneer Otello de slapende
Desdemona nadert en gadeslaat, had hij dat motief al in het orkest laten
klinken, om het geheugen van het publiek alvast op te frissen. De laatste
woorden van Otello en van de opera klinken op dezelfde melodie, en nu met
dezelfde woorden, een schrijnende herinnering aan het volmaakte geluk van dat
eerdere moment. Hij vraagt zijn echtgenote om ‘un bacio… un bacio ancora… ah!…
un’altro bacio…’, waarna de opera prachtig verstomd eindigt en Verdi het
publiek ontdaan achterlaat.
Het laatste komische woord
Je zou Otello kunnen beschouwen als Verdi’s laatste woord over de Italiaanse operatragedie. Hetzelfde zou je kunnen zeggen van zijn laatste opera Falstaff, maar dan voor het komische genre. Eén keer eerder had Verdi een komische opera geschreven: het jammerlijk geflopte Un giorno di regno, zijn tweede opera. Het lag niet direct voor de hand dat hij nog eens een poging zou doen. De negentiende eeuw is vanaf de jaren ’40 vooral de eeuw van de tragische opera. Toch blijft Verdi met het idee spelen, en Rossini gooit nog eens olie op het vuur door te stellen dat Verdi niet in staat zou zijn een geslaagde komische opera te componeren.
Knippen en plakken
De eerste keer dat Verdi Falstaff als mogelijk onderwerp noemt is aan het einde van de jaren ’60, maar voorlopig gaat het idee dan in de ijskast, waar het pas na het sensationele succes van Otello weer uitkomt. In Boito heeft Verdi eindelijk de dichter gevonden die aan het stuk recht kan doen. Sir John Falstaff is namelijk een personage dat in verschillende toneelstukken van Shakespeare voorkomt. In The Merry Wives of Windsor speelt hij de meest prominente rol, maar daarin is hij al afgegleden. In Henry IV en Henry V speelt de dikke ridder alleen een rol in een paar scènes, lang niet genoeg voor een hele opera, maar daarin is hij wel meer de aimabele bon vivant die Verdi en Boito voor zich zien.
Dus gaat Boito lustig aan het plakken en knippen. Veel personages sneuvelen op de tekentafel en familiebanden tussen de personages worden verschoven. Maar het eindresultaat mag er zijn: een verhaal dat in grote lijnen de plot van The Merry Wives of Windsor volgt, maar waarin het publiek ook nog de nodige sympathie voor de hoofdfiguur kan opvatten. Het universum van Verdi’s en Boito’s Falstaff wordt bevolkt door onvolkomen, maar uiteindelijk toch overwegend goedhartige mensen.
Optelsom
Je kunt Falstaff zien als de optelsom van alle ontwikkelingen die Verdi gedurende zijn hele leven als componist heeft doorgemaakt. Hij bouwt voort op de komische of lichte elementen die je ook in zijn tragedies vindt (denk aan Rigoletto, Un ballo in maschera en La forza del destino) en bewijst dat hij die ook kan omzetten in een volwaardige komedie. Waar Verdi in eerdere opera’s een melodie gerust een paar minuten kon uitmelken, buitelen in Falstaff de muzikale ideeën over elkaar heen; een melodie is nog niet ingezet of er volgt al een nieuwe. Toch wordt alles bij elkaar gehouden door onderliggende ritmiek en af en toe terugkerende motieven, zoals de melodie van de geliefden Fenton en Nanetta die bijna elke keer als zij elkaar in de opera zien, klinkt.
In de traditie van de Italiaanse opera heeft Falstaff weliswaar nog steeds enigszins te herkennen afgesloten nummers, maar die lopen vloeiend in elkaar over. En hoe toepasselijk dat de componist die in zijn jonge jaren geweigerd werd bij het conservatorium en zijn leven lang wars was van ‘academische’ muziek, zijn komische meesterwerk besluit met een van de meest academische muziekvormen die er zijn: een fuga. ‘Tutto nel mondo è burla’ lijkt een bewuste knipoog van de ervaren rot in het vak die hiermee bewijst dat hij zelfs van zo’n ogenschijnlijk gortdroge, zich steeds herhalende muzikale vorm een wervelende slotnoot weet te maken.
Falstaff is geenszins een uitzondering in het oeuvre van Verdi. De ervaring van een leven lang opera’s schrijven schijnt door in de opera. Het is de komedie die Verdi al zijn hele leven had willen schrijven, maar eindelijk kon schrijven omdat hij het briljante libretto van Boito had. Bovendien leek hij in deze opera de verwachtingen van het publiek helemaal van zich af te schudden. Hij had niets meer te bewijzen: Falstaff componeerde Verdi eigenlijk alleen voor zijn eigen plezier. Dat verklaart de losheid en vrijheid van de opera. Met Falstaff besluit Verdi zijn componistencarrière in passende stijl; een weergaloos muzikaal testament.
Met de kamermuziek van Mozart, Beethoven en Reicha nog in onze oren hebben we heerlijk geslapen. Vandaag vertrekken we vroeg naar Pushkin voor een rondleiding door het Catharinapaleis.
Pushkin (Tsarskoe Selo) ligt zo’n vijfentwintig kilometer ten zuiden van het centrum van Sint-Petersburg. Het was de voormalige zomerresidentie van de Russische tsaren en bestaat uit verschillende paleiscomplexen en tuinen. Tegenwoordig is het zo’n populaire bestemming dat het raadzaam om vroeg te komen. Het grootste paleiscomplex hier is het Bolshoi (grote) ofwel het Yekaterininsky (naar Catherina I) paleis, dat met zijn omringende tuinen Versailles naar de kroon steekt.
Zo eindigde het
Ernaast ligt het Aleksandrovsky of Alexanderpaleis, waar de laatste tsaar Nicolaas II en zijn gezin graag verbleven en waar ze na Nicolaas abdicatie kort bleven wonen. In de Sovjet-tijd werd het nabij plaatsje Tsarskoe Selo omgedoopt in Pushkin, naar Ruslands beroemdste dichter.
En zo begon het
Het was tsarina Elisabeth van Rusland die haar hofarchitect Francesco Bartolomeo Rastrelli (1700-1771) belastte met de bouw van het huidige Catharinapaleis. Deze Rastrelli, een in Parijs geboren Italiaan die 1716 met zijn vader in Sint-Petersburg arriveerde, kwamen we gisteren al tegen als ontwerper van het Winterpaleis. De stilistische overeenkomsten tussen de twee complexen in weelderige rococostijl zijn dan ook evident. Rastrelli nam ook andere projecten voor Elisabeth ter hand, waaronder zijn laatste en misschien wel meest ambitieuze project, het Smolnyklooster in Sint-Petersburg.
Hollands classicisme in Rusland
Het Catharinapaleis is vernoemd naar Catherina I, moeder van tsarina Elisabeth van Rusland en echtgenote van tsaar Peter de Grote. Catharina I kreeg het landgoed van haar man cadeau na diens overwinningen in de oorlog tegen Zweden. Zo kwam het dat hier al in 1718 een villa verrees in, hoe kan het ook anders, Hollands classicistische stijl, omringd door een formele tuin zoals op dat moment ook in de Nederlanden ‘en vogue’ was. In zekere zin is het jammer dat dit ensemble op de schop ging. Maar we klagen niet, er kwam veel indrukwekkends voor in de plaats.
Een geheim huwelijk
Dat Elisabeth van Rusland zich met de bouw van een nieuw paleiscomplex kon bezighouden, was lang niet altijd vanzelfsprekend. In eerste instantie leek de tsarenkroon aan deze dochter van Catharina I en Peter de Grote voorbij te gaan, dankzij politieke machinaties van onder meer vorst Alexandr Mensjikov. Deze schatrijke gouverneur van Sint-Petersburg verwierf door zijn vriend Peter de Grote veel macht. Met hulp van de elitetroepen van het Preobrazhenski-regiment wist Elisabeth echter in 1741 de macht grijpen en een jaar na deze coup werd ze tot tsarina gekroond. Een aardig detail voor ons muziekliefhebbers is dat een knappe zanger uit het koor van de Sint-Petersburgse hofkapel een vooraanstaande rol in die Paleisrevolutie zou spelen. Het betekende het einde van zijn zangcarrière, maar deze Aleksej Grigorjevitsj Razoemovski was voor andere dingen bestemd. Hij werd op 6 mei 1742, de dag van Elisabeths kroning, benoemd tot hofmaarschalk van de nieuwe keizerin en de twee zouden in het geheim trouwen.
Tijdens onze rondleiding door het paleis kwamen we deze mannen van het Catharinapaleis Kamerkoor tegen, hier met een Russisch volkslied, zoals de tenor aankondigt: ‘Das Lied von Wolgaschlepper’:
De verbouwingen olv Catharina de Grote
In 1762 kwam Catharina de Grote aan de macht en onder haar bewind werden de paleiscomplexen in Tsarskoe Selo verder uitgebreid. Rond het grote meer bij het Catharinapaleis legde men een luxueuze tuin aan met waterwerken. De rococo van Rastrelli werd vervangen door het neoclassicisme waarnaar Catharina’s voorkeur uitging, maar ook andere modieuze trends die onder meer via Engelse ontwerpboeken hun intrede deden. Zo kwam er in het naastgelegen Alexanderpark, waarschijnlijk naar voorbeeld van een dergelijke opzet in het Zweedse Drottningholm, een Chinees miniatuur stadje, compleet met een Chinees theater, pagodes en verschillende bruggen.
Barnsteen
Eén van de hoogtepunten van het Catharinapaleis is de zogenaamde barnsteenkamer. Wat we nu zien is overigens een reconstructie. De nazi’s zouden de kamer in 1942 helemaal ontmantelen en het barnsteen in kisten overbrengen naar het toenmalige Köningsberg (Kaliningrad). Daar werd de kamer weer opgebouwd, maar het was niet van lange duur. Binnen de kortste keren moest alles terug in de kisten vanwege de zware bombardementen. Helaas gingen de kisten toch geheel of gedeeltelijk verloren en het geroofde ensemble keerde niet terug naar Rusland. Als onderdeel van de restauratie van het Catharinapaleis werd de barnsteenkamer veel later, met gebruik van nieuw materiaal, in oude luister hersteld.
Falstaff in het Mariinsky
Na de lunch is het tijd om weer terug te rijden naar Sint-Petersburg, want vanavond wacht ons in het nieuwe Mariinsky theater de komische opera Falstaff, een laat meesterwerk van Giuseppe Verdi. Susan Dorrenboom, Taco Stronks en Remco Roovers bespraken de opera een paar dagen geleden in een prachtig blog, waarnaar ik graag verwijs.
Wie nog een paar hoogtepunten uit het stuk wil meepikken, zie hier de uitstekend acterende en zingende Ambrogio Maestri als Falstaff met Stephanie Blythe als Mrs Quickly, in de geestige productie van de Metropolitan Opera:
Uit diezelfde productie de finale, met de beroemde fuga ‘Tutto
nel mondo è burla!’:
Maar we zijn niet voor niets in Sint-Petersburg, dus tot slot nog een registratie van de Falstaff die in mei 2018 in het Mariinsky Theater in première ging. U hoort hier Natalya Pavlova als Alice Ford:
Het was een lange dag, morgen verder
Na afloop van de opera gaan we terug naar het hotel, waar we nog iets drinken en napraten. Morgen onze één na laatste dag in Sint-Petersburg, waar we ons inmiddels zo goed thuis voelen.
Lees hier het verslag van de vijfde dag van de (virtuele) reis naar Sint-Petersburg.
Deze week in het MUSICO Thuistheater de opera Falstaff van Verdi. Verdi en librettist Boito schreven hun opera op basis van diverse toneelstukken van Shakespeare waarin de figuur Falstaff voorkomt. De hele handeling van Falstaff is in één zin samen te vatten: het gaat om de vergeefse pogingen van Falstaff om tegelijk Alice Ford en Meg Page te verleiden. De gevolgen en bijkomstigheden krijgen alle aandacht, waarbij het jonge liefdespaar Nannetta en Fenton laat zien hoe het wèl moet met de liefde.
Falstaff was Verdi’s laatste opera en ging in 1892 in première in Milaan, waarna onmiddellijk een ware zegetocht door Europa volgde. Binnen een jaar had bijvoorbeeld Sint-Petersburg zijn eigen Falstaff, met onder meer Fyodor Stravinsky, de vader van Igor Stravinsky, als één van de solisten. Daarna bleef het Falstaff-technisch lang stil in Sint-Petersburg. Pas ruim een eeuw later, in 2006, kwam het tot een tweede opvoering en in 2018 volgde een derde enscenering. Deze enscenering, die de MUSICO-groep komende week in Sint-Petersburg zou gaan zien, is ook online te vinden maar helaas niet met ondertiteling.
Daarom bieden u vandaag in ons MUSICO Thuistheater twee andere ensceneringen aan. Uit Hamburg de enscenering van Calixto Bieto (met Ambrogio Maestri als Falstaff) en vanuit Picenza de enscenering van Leonardo Lidi (met Luca Salsi in de titelrol). Beide ensceneringen beleefden dit seizoen hun première maar verschillen verder dag en nacht van elkaar. Ik ben benieuwd wat u er van vindt. U kunt uw reacties onder aan dit blog kwijt.
Maar eerst een filmpje van mijn zeer gewaardeerde collega’s Remco Roovers en Taco Stronks over Falstaff.
Falstaff in Piacenza: “tutto nel mondo è burla”
In Picenza beleefde Leonardo Lidi met Falstaff zijn debuut als operaregisseur. Lidi komt uit de toneelwereld en heeft zijn inspiratie vooral uit het toneelwerk van Shakespeare gehaald. En uit de opvoeringspraktijk van Shakespeare. Zo schuwde men in de tijd van Shakespeare bepaald niet het contact met het publiek tijdens het spel. Integendeel! Monologen waren niet bedoeld om in het luchtledige te praten, maar als onderonsje met het publiek.
NB. De opera begint in deze video pas na ruim vijf minuten, u kunt dus even vooruitschuiven in het tijdsbalkje. NB. De ondertiteling is te regelen door op het ‘wieltje’ te klikken. Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen.
Falstaff in Hamburg: de dichter des levens
Het enfant terrible van de operawereld, Calixto Bieito, gaat er met gestrekt been in. Voor hem is Falstaff de dichter des levens en gaat de opera over eten en drinken, een deel van onze cultuur waar je niet om heen kunt.
NB. Om de video op volledig scherm te bekijken, klikt u op het icoontje rechts onderin de video. Dit icoontje komt pas in beeld nadat u de video gestart heeft. NB.De ondertiteling kunt u regelen door onderin op het chatbericht-icoontje te klikken (links van het wieltje). Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen in een bepaalde taal.
Teveel beeldschermtijd gehad?
Voor wie nu teveel beeldschermtijd heeft gehad, nog een laatste tip: een podcast over de Matthäus Passion. In aanloop naar Pasen gidst violist en Matthäuskenner Carel den Hertog u met Radio4-presentator Lex Bohlmeijer door de onmetelijke rijkdom van Bachs meesterwerk.