Susan Dorrenboom studeerde Muziekwetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Na diverse omzwervingen kwam ze bij MUSICO Reizen terecht, waar zij reizen samenstelt, plant, organiseert en begeleidt.
Twee meesterwerken, beide wereldberoemd, beide een uitdaging voor elke musicus die eraan begint. En beide hebben een binding met Pasen, of beter gezegd: met Goede Vrijdag. Maar hoever kunnen twee werken uit elkaar liggen? U kunt het deze week ervaren.
Matthäus-Passion
Aan de ene zijde van het spectrum de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach. Uiteraard hoort bij Goede Vrijdag het opvoeren van de Matthäus-Passion. En zeker Nederland kent een heel rijke traditie aan ‘Matthäus-en’. Welk koorlid zingt niet minimaal een keer in zijn leven de Matthäus-Passion? Maar dit jaar is alles anders, geen ministeriële parade in Naarden, geen top-uitvoeringen door de oude muziek-specialisten op de bekende concertlocaties en zelfs geen lokale initiatieven van het plaatselijk koor en orkest.
Daarom hebben wij voor u een opvoering gekozen die reeds op youtube staat: de opvoering die Philippe van Herreweghe verzorgde met zijn Collegium Vocale Gent in de Philharmonie in Keulen in 2010.
Parsifal
Aan de andere kant van het spectrum de opera Parsifal van Richard Wagner. Er bestaat een zekere traditie – in elk geval in Duitsland – om op Goede Vrijdag Parsifal op te voeren omdat een deel van het verhaal zich ook op Goede Vrijdag afspeelt. En misschien ook wel omdat de opera over verlossing gaat.
Op 10 april toont de Staatsoper Unter den Linden in Berlijn de opera Parsifal onder leiding van Wagneriaan Daniel Barenboim en in een enscenering van Dmitri Tcherniakov. Solisten: Andreas Schager, Anja Kampe, Wolfgang Koch, René Pape, Tómas Tómasson.
U kunt deze voorstelling bekijken op 10 april vanaf 12.00 uur tot de volgende dag 12.00 uur (Nederlandse tijd) [link is inmiddels verwijderd want het is niet meer mogelijk deze voorstelling te bekijken].
En een introductie van Taco Stronks en Remco Roovers
Uiteraard hebben Taco Stronks en Remco Roovers het nodige te zeggen over deze twee uitersten. Kijk hier naar hun wekelijkse filmpje (ook zo benieuwd welk Zeeuws meisje er nu weer aan de muur hangt?).
Wat is uw keuze?
Welke Matthäus-Passion maakte de meeste indruk op u? En wellicht heeft u ook een memorabele Parsifal? U kunt uw reactie onderaan dit blog achterlaten.
Dan nog de filmtip van Remco: de film The Matrix uit 1999. Hieronder volgt een link naar deze film (deze film is niet gratis te bekijken):
Tot slot
Alles bij elkaar weer een volle agenda voor deze week om te kijken. Daarom tot slot nog een podcast-tip. Radio4 maakte de podcast Making an opera waarin gedurende anderhalf jaar het proces van het maken van een nieuwe opera (Ritratto van Willem Jeths) gevolgd wordt. Geweldig luistermateriaal tijdens een rondje op de hometrainer of weinig interessante huishoudelijke klusjes. Volgende week meer hierover!
Deze week in het MUSICO Thuistheater de opera Falstaff van Verdi. Verdi en librettist Boito schreven hun opera op basis van diverse toneelstukken van Shakespeare waarin de figuur Falstaff voorkomt. De hele handeling van Falstaff is in één zin samen te vatten: het gaat om de vergeefse pogingen van Falstaff om tegelijk Alice Ford en Meg Page te verleiden. De gevolgen en bijkomstigheden krijgen alle aandacht, waarbij het jonge liefdespaar Nannetta en Fenton laat zien hoe het wèl moet met de liefde.
Falstaff was Verdi’s laatste opera en ging in 1892 in première in Milaan, waarna onmiddellijk een ware zegetocht door Europa volgde. Binnen een jaar had bijvoorbeeld Sint-Petersburg zijn eigen Falstaff, met onder meer Fyodor Stravinsky, de vader van Igor Stravinsky, als één van de solisten. Daarna bleef het Falstaff-technisch lang stil in Sint-Petersburg. Pas ruim een eeuw later, in 2006, kwam het tot een tweede opvoering en in 2018 volgde een derde enscenering. Deze enscenering, die de MUSICO-groep komende week in Sint-Petersburg zou gaan zien, is ook online te vinden maar helaas niet met ondertiteling.
Daarom bieden u vandaag in ons MUSICO Thuistheater twee andere ensceneringen aan. Uit Hamburg de enscenering van Calixto Bieto (met Ambrogio Maestri als Falstaff) en vanuit Picenza de enscenering van Leonardo Lidi (met Luca Salsi in de titelrol). Beide ensceneringen beleefden dit seizoen hun première maar verschillen verder dag en nacht van elkaar. Ik ben benieuwd wat u er van vindt. U kunt uw reacties onder aan dit blog kwijt.
Maar eerst een filmpje van mijn zeer gewaardeerde collega’s Remco Roovers en Taco Stronks over Falstaff.
Falstaff in Piacenza: “tutto nel mondo è burla”
In Picenza beleefde Leonardo Lidi met Falstaff zijn debuut als operaregisseur. Lidi komt uit de toneelwereld en heeft zijn inspiratie vooral uit het toneelwerk van Shakespeare gehaald. En uit de opvoeringspraktijk van Shakespeare. Zo schuwde men in de tijd van Shakespeare bepaald niet het contact met het publiek tijdens het spel. Integendeel! Monologen waren niet bedoeld om in het luchtledige te praten, maar als onderonsje met het publiek.
NB. De opera begint in deze video pas na ruim vijf minuten, u kunt dus even vooruitschuiven in het tijdsbalkje. NB. De ondertiteling is te regelen door op het ‘wieltje’ te klikken. Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen.
Falstaff in Hamburg: de dichter des levens
Het enfant terrible van de operawereld, Calixto Bieito, gaat er met gestrekt been in. Voor hem is Falstaff de dichter des levens en gaat de opera over eten en drinken, een deel van onze cultuur waar je niet om heen kunt.
NB. Om de video op volledig scherm te bekijken, klikt u op het icoontje rechts onderin de video. Dit icoontje komt pas in beeld nadat u de video gestart heeft. NB.De ondertiteling kunt u regelen door onderin op het chatbericht-icoontje te klikken (links van het wieltje). Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen in een bepaalde taal.
Teveel beeldschermtijd gehad?
Voor wie nu teveel beeldschermtijd heeft gehad, nog een laatste tip: een podcast over de Matthäus Passion. In aanloop naar Pasen gidst violist en Matthäuskenner Carel den Hertog u met Radio4-presentator Lex Bohlmeijer door de onmetelijke rijkdom van Bachs meesterwerk.
Alle operahuizen en concertzalen zijn de komende weken gesloten. Om toch niet helemaal verstoken te blijven van muziek, heeft een aantal operahuizen en concertzalen besloten registraties van opvoeringen en concerten online te zetten en opent MUSICO haar Thuistheater.
Op 20 maart toont de Metropolitan Opera uit New York de opera La fille du régiment van Donizetti met Natalie Dessay en Juan Diego Flórez, onder leiding van Marco Armiliato (opgenomen op 26 april 2008).
U kunt deze voorstelling bekijken op 21 maart vanaf 00.30 uur t/m 20.30 uur (Nederlandse tijd) via de volgende link: https://www.metopera.org/
Je kunt blij zijn, maar ook héél erg blij. En dat is Tonio, de tenorheld uit La fille du régiment. Speciaal om Parijs te veroveren schreef Donizetti een luchtige maar charmante ‘opera comique’ over een weesmeisje dat in het leger opgroeit en daar ook de liefde van haar leven ontmoet. Tonio dus, en Tonio is zo blij dat hij zijn Marie in de armen mag sluiten, dat hij pardoes 9 (negen!) hoge c’s zingt in de beroemde aria ‘Ah, mes amis’.
In het seizoen 2007/2008 bracht regisseur Laurent Pelly een droompaar samen voor vertolking van de hoofdrollen van La fille du régiment. Want voor deze komische opera heb je niet alleen topsporters nodig maar vooral ook zangers met een perfecte (komische) timing: Natalie Dessay en Juan Diego Flórez dus.
In het filmpje hieronder geven MUSICO-eigenaren Remco Roovers en Taco Stronks een korte inleiding op La fille du régiment (naast een korte samenvatting van de stand van zaken rond het Coronavirus).
Veel kijk- en luisterplezier! Ik ben benieuwd naar uw reacties. Dan ga ik ondertussen op zoek naar een nieuwe interessante streamings voor u.
Het is dagelijkse kost voor menig musicus: toonladders spelen. Het is de warming up: de vingers worden gestrekt, de spieren wakker geschud en de geest in startpositie gebracht voor nieuwe muzikale reizen. Het is tegelijk ook de slijpsteen voor de techniek: is de plaatsing in orde, is elke toon juist getroffen en vol van klank, zit er geen hapering in de gang naar boven en de afdaling naar beneden?
Toonladders: de meeste musici zullen ze spelen zonder acht
te slaan op de schoonheid en hanteren ze dagelijks puur functioneel. Maar
toonladders kunnen ook heel mooi zijn. Een van de mooiste zal ik aan het slot
van dit blog laten horen.
Wat is een toonladder?
Maar eerst de theorie. Want wat is een toonladder?
Een toonladder is niets meer dan een opeenvolging van noten in een bepaalde vaste volgorde. In de westerse muziek zijn het rijtjes van zeven noten. Denk aan de lessen in The Sound of Music waarin Maria de kinderen Von Trapp de namen van noten in een toonladder leert met ezelsbruggetjes:
Doe, a deer,
a female deer
Ray, a drop of golden sun
Me, a name I call myself
Far, a long, long way to run
Sew, a needle pulling thread
La, a note to follow Sew
Tea, a drink with jam and bread
That will bring us back to Do (oh-oh-oh)
Do-re-mi-fa-so-la-ti-do
De meeste klassieke-muziek-musici studeren twee soorten toonladders. De majeur toonladder en de mineur toonladder.
Wat is majeur en wat is mineur?
Zoals zo vaak, loopt de theorie mijlenver achter op de praktijk. En de praktijk van toonladders laat zich moeilijk in theorie vangen. Al sinds de mensheid probeert om muziek in woorden te vangen, in een theoretisch kader te plaatsen, lezen we over rijtjes van opeenvolgende tonen. De oude Grieken hadden al een ingewikkeld systeem van tetrachorden (rijtjes van vier tonen) die weer aan elkaar gekoppeld konden worden.
Lang verhaal kort: in de middeleeuwen transformeerde men het Griekse systeem tot een systeem van de zogenaamde kerktoonladders (oftewel modi, enkelvoud: modus). De namen van die verschillende modi waren afgeleid van hun Griekse voorgangers uit de Oudheid. Bovendien kregen deze modi elk ook een karaktereigenschap mee, van blijmoedig tot droevig, van mystiek tot harmonieus. Deze karakters werden bepaald door verschillen in de onderlinge toonafstanden binnen de toonreeksen van de modi. Dus niet elke toonafstand in elke modus was gelijk.
Tot aan de barok waren deze modi in gebruik. In muziek van
voor de barok zijn in de door de componisten gebruikte melodieën vaak
karaktervolle elementen aan te wijzen die zijn terug te voeren op specifieke
modi. Maar tijdens de barok verandert er iets in de wijze van componeren, en
dat had ingrijpende gevolgen.
Van lineair naar verticaal
In plaats van lineair te denken (dus in melodieën met tegenmelodieën,
waarbij elke stem in principe even belangrijk is), gaat men veel meer verticaal
denken. De opeenvolging van bepaalde samenklanken wordt belangrijker. Bovendien
en gelijktijdig krijgt men de voorkeur voor twee kerkmodi, te weten de ionische
modus en de aeolische modus. Deze namen mag u direct weer vergeten. Maar hun
klankbeeld is wel bepalend geweest voor de westerse muziekgeschiedenis. Want we
hebben het hier over respectievelijk de majeur toonladder en mineur toonladder.
Dit zijn de twee toonladders waaruit het merendeel van de klassieke muziek is
opgebouwd.
De majeur toonladder heeft u al gehoord bij de Sound of Music. De mineur toonladder is goed te horen in het derde deel van de Eerste Symfonie van Mahler. In dit deel maakt Mahler een parafrase op de beroemde canon Frère Jacques (inderdaad, in Nederland beter bekend als Vader Jacob). Maar het klinkt nét even ander dan gewend. Normaal klinkt deze canon in majeurtoonladder, maar Mahler heeft het lied omgezet naar een mineurtoonladder.
De derde toon
Het grootste verschil tussen een majeur en een mineurtoonladder
is de derde toon van de toonladder. Deze is bij een mineurtoonladder lager dan
bij een majeurtoonladder (een kleine terts in plaats van een grote terts).
De basis van majeur- en mineurtoonladders is zoals aangegeven vanaf de barok zeer bepalend geweest voor de ontwikkeling van de westerse muziekgeschiedenis. Richting het einde van de negentiende eeuw werden de mogelijkheden binnen dit systeem van toonladders echter steeds verder opgerekt. Vroeg in de twintigste eeuw namen een aantal componisten, waaronder Arnold Schönberg en Anton Webern daarop een radicaal besluit, maar daarover in een later blog meer.
Toonladderfiguren
Vanaf de barok zijn in de muziek dus veel toonladderfragmenten te horen. Luister bijvoorbeeld eens naar het Concert voor strijkers in g, RV.156 van Vivaldi, waarin in het eerste deel veel toonladderfiguren zijn te horen.
Ook veelvoorkomende muzikale frases vanaf deze periode zijn drieklanken. Bij een drieklank vliegt men hink-stap-sprongsgewijs door de toonladder heen, waarbij men alleen de belangrijkste tonen aanraakt. Zoals bijvoorbeeld te horen is in Symfonie nr.39 van Mozart. De langzame inleiding (het Adagio) begint met een serie akkoorden, gelardeerd met toonladderfiguren. Vanaf 0:51 minuut zet de fluit in met drieklanken. Het aansluitende snellere deel (het Allegro) opent ook weer met drieklanken in de strijkers.
Mijn mooiste?
O ja, ik had u nog mijn mooiste toonladder beloofd. Luister eens naar de Pas de deux van de prins en de suikerfee in De notenkraker van Tsjaikovski. Heel beroemd, maar dat we hier eigenlijk naar een toonladder luisteren, zal de meeste mensen in eerste instantie niet opvallen. Totdat je het weet. Geniaal toch?
Hiervoor studeer je als musicus toch graag je toonladders?
In het eerste
deel over muziektheorie stonden we aan de bakermat van de westerse muziek, het
contrapunt waarbij twee melodielijnen gelijktijdig klinken. Hierbij was het
voor de eerste componisten van meerstemmige muziek van meet af aan al duidelijk
welke samenklanken mooi waren en welke niet.
Maar waarom vond men de samenklank van een kwint wel mooi en van een secunde niet aangenaam? Wie heeft dat ooit bedacht? Om daar achter te komen is het noodzakelijk een uitstapje te maken naar het gedachtegoed van de Oude Grieken.
de samenklank van een kwint
de samenklank van een secunde
Pythagoras
Volgens de legenden hoorde Pythagoras – de beroemde filosoof en wiskundige uit de zesde eeuw voor Christus – toen hij langs een smidse liep, hoe de verschillende hamers ook verschillende klanken op het aambeeld voortbrachten. Het bracht hem op een idee hier iets mee te doen, want het frustreerde hem behoorlijk dat de mens wel een passer en liniaal had uitgevonden om zichtbare zaken op te meten en een weegschaal om voorwerpen te wegen, maar dat er nog geen methode was om klanken in ‘meetbare eenheden’ te noteren.
Zijn experimenten leidde tot de ontwikkeling van een ‘monochord’, een eensnarig instrument waarvan Pythagoras de kam heen en weer kon schuiven om de snaar korter of langer te maken. En met dit instrument deed Pythagoras zijn beroemde ontdekkingen over de relatie van de lengte van de snaar en de toonhoogte, misschien wel hét basisbeginsel van de muziektheorie.
Werd de snaar met de helft bekort, dan klonk de toon een octaaf hoger. Wiskundig kun je dit uitdrukken met de getalsverhouding 1:2. En met andere eenvoudige verhoudingen van de getallen vond Pythagoras ook het interval kwint (2:3) en kwart (3:4). Klinkt misschien ingewikkeld maar de uitdrukking ‘Muziek is geometrie’ is dan ook van Pythagoras.
Harmonie der sferen
Pythagoras constateerde echter nog iets anders: wanneer hij tokkelde op een snaar, zag hij deze trillen én hij hoorde een geluid. Ergo conclusio: beweging is geluid en geluid is beweging. Aangezien de planeten bewegen, maken zij dus geluid. En omdat de Oude Grieken van mening waren de omlooptijden van de planeten gelijk was aan verhoudingen die Pythagoras voor het octaaf, kwint en kwart had gevonden, waren deze intervallen ook in de zogenaamde macrokosmos (de wereld buiten de aarde) te horen. Men sprak in dat verband over ‘harmonie der sferen’.
“De harmonische
natuur van muziek reflecteert de harmonie van de schepping” (Pythagoras)
Juist deze gedachtegang pikte men in de middeleeuwen weer op en verbond het aan een christelijk wereldbeeld. Ook in de middeleeuwen sprak men over een macrokosmos (dus daar waar God en de engelen wonen) en een microkosmos (daar waar de mens leeft).
In de macrokosmos is wat God geschapen heeft,
intact gebleven. In de microkosmos, op aarde dus, is na de zondeval zoals die
in Genesis 3 wordt beschreven, de goede orde verloren gegaan.
De goede orde was volgens de middeleeuwers gebaseerd op bepaalde, goede getalsverhoudingen. Want immers, zo staat in Wijsheid van Salomo 11:21 (inmiddels een apocrief Bijbelboek), God heeft alles in maat, getal en gewicht geordend. En in 1 Korintiërs 14:33 staat dat “God niet een God van wanorde is, maar orde”. Die goede orde is in de macrokosmos dus nog aanwezig.
Goddelijke orde in muziek
Als de mens in de microkosmos zich zou richten op de getalsverhoudingen die in de macrokosmos dus nog bestaan – en dat zijn dan de getalsverhoudingen waar Pythagoras het al over had – dan zou men zicht krijgen op de orde die God ook voor de microkosmos geschapen had.
Omdat deze getalsverhoudingen in de muziek
hoorbaar zijn – namelijk als de intervallen octaaf, kwint, kwart, terts etc –
kan de mens door middel van muziek de goddelijke orde weer beleven. De mens kan
dan terugkeren bij de schoonheid en harmonie van de ongerepte schepping.
En zo kregen de intervallen octaaf, kwint, kwart en terts de intervallen het predicaat consonant (aangenaam klinkend). Andere intervallen, zoals de secunde en de septiem kregen het predicaat dissonant en diende men te vermijden. Althans, geen nadruk op te leggen. Het waren dan ook consonante intervallen waarop de eerste meerstemmige muziek is gebaseerd.
Maar muziek met alleen consonante intervallen zou toch wel een saai beeld opleveren. Daarom in de volgende aflevering van de serie over muziektheorie meer over hoe mooi en spannend dissonante intervallen kunnen zijn. En dan weer met meer klinkende muziekvoorbeelden!
Het MUSICO-blog start een serie over de basisbeginselen van de muziektheorie. Elke muziekliefhebber heeft wel eens in een programmaboekje zitten lezen waarin de ene na de andere technische term je om de oren vliegt. Maar wat zeggen al die termen nu eigenlijk? In deze serie over muziektheorie proberen we veel voorkomende begrippen toe te lichten. We starten de serie met het begrip contrapunt.
Eigenlijk is het heel simpel: contrapunt betekent niet meer dan ‘noot tegen noot’ spelen. Maar daarmee zijn we er natuurlijk niet. En deze serie over muziektheorie begint niet voor niets met contrapunt. Met het ontstaan van contrapunt staan we ook bij de geboorte van de westerse klassieke muziek.
Oorsprong in de kerk
Daarvoor moeten we terug naar de middeleeuwen. De kerk had
zich ontwikkeld tot een instituut van belang, de diensten waren rijkelijk
voorzien van muziek. De teksten van de liederen waren opgenomen in grote
koorboeken, waarbij de melodielijn langzamerhand steeds exacter werd genoteerd.
Meestentijds zong men deze kerkliederen eenstemmig maar op belangrijke dagen
voorzag men in de behoefte aan grandeur door meerstemmig te zingen. Dat wil
zeggen, men zong de melodie tegelijk op twee verschillende toonhoogten in de in
onze oren welluidende samenklank (interval) van octaaf of kwint. Een soort
synchroonzwemmen dus op exact gelijkblijvende afstand.
Melodie tegen melodie
Eeuwenlang was dit de gangbare praktijk totdat iemand
bedacht dat je – om de muziek nog meer luister bij te zetten – niet steeds synchroon
zou hoeven zingen, maar ook zou kunnen variëren in het zingen van de
welluidende intervallen octaaf en kwint. En zo ontstond uiteindelijk het idee
om tegen de originele melodie een andere melodie te leggen. Maar, zo bepaalde
men van meet af aan, de tonen van die melodie mochten niet zomaar gekozen
worden. Deze noten dienden wel te passen bij de tonen van de originele melodie.
En daar had men, zeker in het begin, zeer stringente ideeën over. Een octaaf
was een volkomen consonant interval, een kwint mooi consonant en een terts mocht
ook nog wel maar secunde of septiem waren dissonante samenklanken en een
overmatige kwart, o gruwel, was het ergste wat je kon verzinnen. En al lette
men op de samenklanken, men dacht toch in de eerste plaats aan de
melodielijnen, men dacht dus horizontaal.
Een westers geluid
En zo kreeg de westerse muziek haar eigen specifieke geluid, gericht op samenklanken. De heren Perotinus en Leoninus, monniken uit de twaalfde en dertiende eeuw en verbonden aan de Notre-Dame in Parijs, wordt de eer toegezwaaid dit te hebben uitgevonden. Daar kan men vraagtekens bij zetten. Er bestond waarschijnlijk al veel langer een praktijk van improvisatie gebruikmakend van geschikte samenklanken op een bestaande melodieën. Wat nieuw was in de tijd van Leoninus en Perotinus, was dat men grote stappen maakte in muzieknotatie waardoor men beter dan ooit de melodie met ritme kon vastleggen. En waarom zou men zich beperken tot slechts een extra melodielijn? Waarom niet twee of drie extra melodielijnen boven het origineel? Het begrip compositie was en passant en parallel aan de ontwikkeling van het contrapunt geboren.
Door de strenge regels van samenklanken was er niet heel
veel variatie mogelijk. Je zou het de minimal music van de middeleeuwen kunnen
noemen.
Oprekken van de mogelijkheden
In de renaissance begon men de mogelijkheden van
samenklanken flink op te rekken. Er moeten duizenden en duizenden missen voor
meerstemmige bezetting zijn geschreven. En altijd volgens het principe dat een
bepaalde melodie het uitgangspunt vormde waartegen dan andere melodieën werden
geplaatst. Deze basismelodieën waren vaak oude kerkliederen maar in de loop van
de renaissance was dat geen vanzelfsprekendheid meer. Straatliedjes kregen
evengoed hun plaats.
Hoe het ook zij, straatliedjes in de kerk of niet – natuurlijk werd daar bij tijd en wijle flink tegen geageerd – de manier van componeren bleef al die eeuwen gelijk. Men dacht horizontaal in melodielijnen. En dat is iets heel anders dan de tweede belangrijke ontwikkeling in de westerse muziekgeschiedenis, de ontwikkeling van de harmonie (waarover in een later blog meer), een manier van componeren waarbij men in de eerste plaats verticaal, in akkoorden, denkt en pas in tweede plaats horizontaal.
De meester van het contrapunt
De grootste componist van het contrapunt moet dan nog geboren worden: Johann Sebastian Bach. Tegen de tijd dat Bach zijn potlood ter hand nam, waren de regels voor contrapunt behoorlijk opgerekt en hadden componisten in renaissance bovendien allerlei technieken ontwikkeld om contrapunt te schrijven. De belangrijkste is wel samen te vatten als “imitatief contrapunt”. De ene stem imiteert de melodie van de andere stem. Het wonderlijke is dat componisten aan de haal waren gegaan met het begrip “imiteren” en varieerden. De melodie werd in tegengestelde beweging gespeeld, of gespiegeld, in langere notenwaarden of juist kortere notenwaarden, of een combinatie van deze mogelijkheden. Dit alles met inbegrip van de regels over wanneer welke samenklanken mogen klinken. Bach schiep er genoegen in juist van deze puzzels muziek te maken die ontroert.
Koud in Antwerpen aangekomen of we waanden ons al in het warme Italië. Rubens ging in zijn jonge jaren in de leer in Italië en kwam terug met grootse plannen. Hij verbouwde zijn huis en atelier om tot een waar stadspalazzo, compleet met tuin en een prachtige poort: geweldig voor de perspectiefbeleving. Onze gids tijdens ons bezoek aan dit Rubenshuis schepte groot genoegen in het vertellen van de smeuïge details uit de levens van de Griekse goden die Rubens en tijdgenoten zelf ook al blijkbaar met veel genoegen op doek of koper projecteerden. Over Rubens leven leerden we niet veel, maar wel dit: Rubens was een waar Caravaggist voor de term goed en wel bestond. Kijk maar eens naar zijn spel van donker en licht.
Bevrijding, een thema van belang
’s Avonds nog meer Italië. Verdi schreef een overdonderd eerbetoon aan Alessandro Manzoni, het intellect achter de Risorgimento-beweging in Italië. Wie eerder zijn Requiem beluisterde, weet natuurlijk al op wat voor verpletterende wijze Verdi de Dag van Wraak toonzet en de angst en totale paniek voelbaar maakt. De smeekbede om bevrijding in het afsluitende Libera me – subliem vertolkt door de sopraan Eleonor Lyons (onthoud die naam) en het koor van de Vlaamse Opera – kreeg extra lading door de minuut stilte die dirigent Alejo Pérez aan de mis toevoegde. Bevrijding, het blijft een thema van belang. Verdi zei het al, en Pérez lijkt hetzelfde te willen zeggen.
Naar een goede vriend van Rubens
Ze hebben een eigen museum – het enige Unesco-museum ter wereld – en er is in Antwerpen een Ley (straat) naar hen vernoemd, maar niemand kent ze. De taxichauffeur weet niet waar ik het over heb en roept dat er op vrijdag geen markt is. We zijn op weg naar het Plantin-Moretusmuseum, gelegen aan de Vrijdagmarkt. Het museum is gevestigd in het voormalige woonhuis en atelier van Plantin en Moretus dat meer weg heeft van een stadspaleis. Plantin en Moretus waren vader en schoonzoon maar bovenal de stichters van een uiterst succesvolle uitgeverij.
Rubens was een goede vriend van kleinzoon Moretus, hij kwam er vaak over de vloer en heeft er nogal wat schilderijen achtergelaten. Plantin reisde heel Europa door en correspondeerde met iedereen. Met minder dan het beste nam hij geen genoegen. In opdracht van koning Filips II vervaardigde hij onder meer de beroemde Polyglotta-bijbel, een bijbel in vijf talen. Een dappere poging af te rekenen met alle fouten die in de loop der eeuwen in de manuscripten waren geslopen. En dan te bedenken dat alle tekst letter voor letter gezet moest worden, in spiegelbeeld.
De flashback van Don Carlos
’s Avonds sluiten we ons Verdi-tweeluik af met een opvoering van Don Carlos. Het leek de Vlaamse Opera een mooi gebaar het nieuwe seizoen te openen met de opstand van Vlaanderen tegen Spanje en vroeg de Nederlander Johan Simons voor de regie. Nu is het met Don Carlos altijd weer spannend voor welke versie men kiest en in hoeverre de artistieke leiding daar zelf nog een variatie op maakt. Het gemopper van de Vlaamse kranten over de première had ons wat bezorgd en überkritisch gemaakt. Dat bleek volstrekt overbodig.
Ja, de Vlaamse Opera had gerommeld met de volgorde van het een en ander, maar het idee om het gehele verhaal te presenteren als een flashback van Don Carlos in zijn laatste uren werkte uitstekend. Want vier uur lang keken en luisterden we gebiologeerd naar de neergang van de door de liefde gefnuikte Don Carlos. Wat ontegenzeggelijk hielp was de présence en stem van tenor Leonardo Capalbo, die omringd werd door een overwegend jonge maar geweldig acterend team van solisten en niet te vergeten het koor en orkest van de Vlaamse Opera.
Het toetje en een donderkast
Het toetje op onze reis kwam vanochtend met een rondleiding door de Vlaamse Opera door een bevlogen team van de Vlaamse Opera zelf. Een primeur want normaal gesproken leiden de gidsen van de stad Antwerpen de groepen rond door de publieksruimten van het mooie pand, terwijl wij nu ook backstage konden zien en alles mochten en konden vragen over het operabedrijf. De Opera is mooi gerestaureerd en gemoderniseerd maar één aspect uit de bouw van 1907 heeft men behouden: de donderkast. Vraag bij gelegenheid maar eens naar dit archeologische wonder.
Indringende donkere ogen, borstelige wenkbrauwen, een vleugje Mona-Lisa-glimlach rond de lippen en een muziekstuk in de hand. Generaties muziekliefhebbers zijn er mee groot geworden: het schilderij dat Elias Gottlieb Haussmann in 1748 maakte van Johann Sebastian Bach. Een exemplaar van het portret is te bewonderen in het Bach-Museum in Leipzig. Dirigent John Eliot Gardiner had zelfs het geluk dagelijks langs hem te lopen, toen hij klein was, want het hing bij zijn grootvader in de hal. Of geluk … het schilderij overweldigde Gardiner toentertijd nog al. Die ogen achtervolgden hem bij zijn tocht door de hal. Geen doorsnee hal van een doorsnee doorzonwoning natuurlijk, maar uiteraard de hal van een landhuis, in de Engelse countryside. Voor een kleine jongen een lange tocht met priemende ogen in zijn rug…
Ja, die ogen. Met strenge blik kijkt Bach je vorsend aan. Maar
toch, wie langer kijkt, ziet ook de lichtjes in zijn ogen, en het begin van een
lach en de uitstraling van “heel interessant wat je zegt, maar ik volg
toch liever mijn eigen weg. Mijn weg is misschien niet de makkelijkste maar
voor mij wel de mooiste”. Eigenlijk geeft Haussmann hier een prachtige
samenvatting van het muzikale oeuvre van Bach: achter een façade van geleerdheid
(denk aan zijn streng vormgegeven contrapunt in bijvoorbeeld zijn fuga’s ) spreekt
een groot gevoel.
Die Kunst der Fuge
Neem bijvoorbeeld Die Kunst der Fuge. In de jaren 1740 schreef Bach een groot aantal fuga’s op telkens hetzelfde thema. Bij een fuga zetten de verschillende stemmen achter elkaar het thema in waarna er gevarieerd wordt op dit thema. Dat variëren kan op verschillende manieren: je kan het thema achterste voren laten horen, of horizontaal gespiegeld (dus waar in het origineel de melodie omhoog gaat, gaat de melodie bij spiegeling juist omlaag). Andere mogelijkheden zijn het thema sneller of juist langzamer te laten spelen. Bach maakte de uitdaging voor zichzelf nog groter door bij een aantal fuga’s een tweede of zelfs een derde thema aan het eerste thema toe te voegen, waarvoor dan weer dezelfde regels gelden. Bach hield er blijkbaar van dit soort complexe vraagstukken tot een goed einde te brengen. En dan komt het meest fascinerende: wat lijkt op construeren aan de tekentafel, blijkt bij uitvoering zeer het beluisteren waard.
Een passend eerbetoon
Het resultaat was sowieso belangrijker dan de opdracht. Luister bijvoorbeeld naar de prachtcantate “Lass, Fürstin, lass noch einen Strahl” (BWV 198). Toen Christiane Eberhardine von Brandenburg-Bayreuth, in 1727 overleed, was men in Leipzig oprecht diep bedroefd. Deze keurvorstin van Saksen werd in Leipzig op handen gedragen. Terwijl haar man, August de Sterke, zich uit politieke overwegingen zich tot het katholicisme had bekeerd, bleef zij trouw aan de Lutherse kerk. Leipzig besloot tot een grootse herdenking en Bach kreeg de eervolle opdracht om muziek daarvoor te schrijven: een Trauer-Ode. Nu was het gebruik om voor zo’n ode een aantal coupletten tekst te vervaardigen die telkens op dezelfde melodie herhaald werden. Dat was voor Bach niet voldoende voor zo’n belangrijke gelegenheid. Hij hakte de aangeleverde tekst (9 strofes van telkens 8 regels) van literair-politieke coryfee van de Leipziger universiteit, filosoof en dichter professor Johann Christoph Gottsched, zonder enige scrupules in diverse stukken en smeedde ze op zijn eigen wijze aaneen tot een cantate im Italienischen Stil met koren, recitatieven en aria’s.
In het marmer van de muziek beitelt Bach de rouw om de dood
van de keurvorstin met Seufzer (dalende secundes) uit, wordt de dood met
dissonante akkoorden aangezet maar laat hij de keurvorstin nog eenmaal stralen
met prachtige lijnen omhoog.
Verwerking van verlies
Verlies van naasten kan mensen diep raken. Ook Bach heeft het een en ander te verduren maar hij weet de emoties van rouw en verdriet echter altijd om te zetten in wonderschone muziek. Mijn favoriet in dat opzicht: ´Ich wünschte mir den Tod, wenn du, mein Jesu, mich nicht liebtest’ (sopraanaria uit de cantate ‘Selig ist der Mann’, BWV 57). Hiernaar luisteren geeft mij – ondanks alles – toch altijd weer een gevoel van berusting.
De vrolijke noot
En dat het niet alleen kommer en kwel was, blijkt ook uit een heel
ander deel van Bachs oeuvre, zeg maar dat deel waar de Mona-Lisa-glimlach
vandaan komt. Want wie neemt nu precies wie in de maling in de Kaffeekantate?
En muziek kon ook een heerlijk vermaak zijn. Daar wijst het velletje muziek op
het portret al op. Het is een raadselcanon van het soort waarmee Bach en zijn
familie zich graag vermaakten. Aan de hand van de notatie moest je zelf maar uitvinden
hoe de canon in elkaar stak en wanneer je als moest inzetten.
Muziek die raakt
Maar hoe geleerd de muziek er op papier ook uitziet, hoeveel zorg Bach ook aan de constructie besteedde, het raakt altijd je ziel. Waarom? Ik citeer dirigent Philippe Herreweghe: ‘Het Parthenon in Athene, de kathedraal van Antwerpen. Waarom vinden we die gebouwen zo prachtig? Omdat ze genialiteit koppelen aan hoogwaardig vakmanschap. Bij Bach is dat net zo. Zijn vakmanschap is onvergelijkbaar, harmonisch – ook in zake het contrapunt. Daardoor maakt zijn muziek deel uit van ons erfgoed en vindt iedereen zijn muziek goed, tot kinderen toe. Daarbij komt dat Bachs boodschap zeer positief is. Zijn muziek straalt optimisme uit, kracht en moed.’
Wie
door Salzburg loopt, ontkomt niet aan de man met het rode jasje en de
witte kraag. Zelfs in de supermarkt staat bij de kassa een aquariumkom
vol
kleine Mozartjes met een rood jasje in een goudkleurig wikkel. Maar is
deze man met zijn langwerpige krullen in de nek echt wel Mozart?
Op zoek naar de ware Mozart
De Internationale Stiftung Mozarteum in Salzburg ging zoek naar het ware gezicht van Mozart. Maar liefst veertien portretten die tijdens het leven van Mozart zijn geschilderd, telde men. Dat is toch een aanzienlijk aantal voor een tijd waarin de digitale camera nog ruim twee eeuwen in het verschiet lag.
Het beroemdste beeld van Mozart is waarschijnlijk wel het schilderij dat Barbara Krafft in 1819 schilderde op verzoek van Joseph Sonnleithner die een verzameling schilderijen van beroemde componisten wilde aanleggen. Barbara Krafft ging niet over een nacht ijs: zij ging op bezoek bij Maria Anna (‘Nannerl’), de zus van Mozart. Nannerl had nog drie portretjes van haar broer in huis. Maar niet alle portretten waren geschikt. Een van de portretten was geschilderd toen Mozart net hersteld was van een zware ziekte en hij er niet erg fit uitzag. Een ander vond Barbara Kraft te klein om als basis te gebruiken, hoewel Nannerl er zelf juist erg van gecharmeerd was. Maar het familieportret dat Johann Nepomuk della Croce in 1780 had geschilderd, viel bij Barbara juist wel erg in de smaak. Nannerl en Barbara kwamen overeen dat de Mozart in het familieportret het uitgangspunt zou worden waarbij Barbara Krafft bepaalde karakteristieken uit het kleine portretje zou overnemen om hem iets ouder te doen lijken. Opvallend is dat Mozart bij Barbara Krafft niet één maar twee langwerpige krullen in de nek geschoven kreeg. Hoe ouder, hoe meer krullen?
Een ander portret
Hoe het ook zij, de man in de rode jas en met de witte kraag werd het beeldmerk van Mozart. Maar Constanze, de vrouw van Mozart, had nog een ander portret. Een portret dat volgens Constanze het meest op Mozart leek. Het gaat om het schilderij dat Joseph Lange in 1782/1783 van de componist maakte. Het schilderij is al decennia in bezit van het Mozarts Geburtshaus in Salzburg en gold al die tijd als een onvoltooid portret.
De analogie met het onvoltooide Requiem dringt zich op, zeker als je de citaten over dit schilderij leest. Zo zegt H.C. Robbins, musicoloog en Mozart-deskundige bij uitstek, over dit portret: ‘the most intimate, most profound, of all the mature Mozart portraits—the only one, really, to catch the ambivalent nature of Mozart’s mercurial mind and to show the profoundly pessimistic side of his many-sided genius.’
Recent onderzoek
Maar recent onderzoek levert een waarheid op die veel bizarder is. Het portret is niet onvoltooid. In werkelijkheid gaat het om een miniatuur (het portretje is niet groter dan 19 x 15 cm) dat op een groter canvas is geplakt, misschien met voornemen om Mozart aan de vleugel te portretteren. Maar daar is het klaarblijkelijk niet meer van gekomen. Waarom? Dat is giswerk. Maar hier hebben we dan toch zo goed als zeker met een tweede beeltenis van Mozart van doen. Een man met een intense gezichtsuitdrukking waar voor ieder die dat wil, een mooi verhaal in te lezen zijn. En eindelijk een portret zonder rood jasje en witte kraag!
En die rode Mozart-kugeln in de supermarkt? Dat is namaak. De enige echte Mozart-kugel komt van Konditorei Fürst, al bijna 130 jaar lang, verpakt in elegant zilverkleurig-blauw folie.
Eind december 2017 zit er een speciale bijlage over mijn sponsoractie bij onze MUSICO-brochure. Ik ben ontzettend benieuwd wat voor reacties het gaat opleveren en of mensen inderdaad gaan doneren. Ik speel al ruim 1 jaar met het idee van een sponsoractie, de actie zal nu echt gaan beginnen, er is letterlijk geen weg meer terug! Klik op de coverafbeelding om de bijlage in zijn geheel te lezen. Hierin een interview met mij en mijn broer, de geschiedenis van de Pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, meer informatie over de spierziekte MD en natuurlijk de opzet van mijn sponsortocht. Veel lees plezier!
Als u klikt op bovenstaande button wordt u doorverwezen naar de actiepagina van Remco Roovers op de website van het Prinses Beatrix Spierfonds. Alle betalingen verlopen via dit ANBI- en CBF-registreerde goede doel. Giften zijn onder bepaalde voorwaarden fiscaal aftrekbaar.