Zangersstrijd – Internationaal Vocalisten Concours in ’s-Hertogenbosch

Het leven van een zanger gaat niet uitsluitend over rozen. Het is een harde wereld, soms zelfs een slangenkuil. Je moet je staande weten te houden in een ingewikkelde wereld waar tegengestelde belangen van impresariaten, operahuizen, dirigenten en zangpedagogen sterke druk op je uitoefenen. Vocaal en mentaal wordt het uiterste van je gevraagd, terwijl er ‘en passant’ ook nog vanuit wordt gegaan dat je de perfecte confectiemaat combineert met het uiterlijk van een filmster. De zanger dient bovendien – naast een goddelijke gouden keeltje – te beschikken over een tomeloze stoet aan online-volgers op social media als facebook, instagram en twitter.

Toen ik zelf op het conservatorium begon aan mijn zangopleiding (1988) was er gelukkig nog geen sprake van social media en een kilootje meer was ook niet direct een grote ramp. Het ging nog grotendeels over het zingen zelf. Wel waren in mijn tijd de eisen op acteergebied hoger dan ze voorheen waren en daar werd dan ook veel aandacht aanbesteed. Tegenwoordig krijgen aanstaande zangers naast zang- en acteerles, ook onderricht in het opbouwen van een carrière, zowel inhoudelijk als ook praktisch. Denk daarbij vooral aan acquisitie, boekhouding en networking.

Wedijveren in zangkunst

Eén element is in bovenstaande alinea nog niet genoemd: concoursen oftewel zangwedstrijden. En toch kunnen zij een wezenlijke bijdrage leveren aan een zangerscarrière. Wedijveren in zangkunst is van alle tijden. De opera van Richard Wagner over de Meistersinger von Nürnberg is daar een perfect voorbeeld van. Blijkbaar werden in de middeleeuwen zangers en liedcomponisten al langs de muzikale meetlat gelegd. Maar ook in onze 21e eeuw zijn er talrijke zangconcoursen te vinden in de gehele wereld. Sommige van die concoursen staan zo goed bekend, dat het winnen van een ereplaats vrijwel gelijkstaat met een fraai begin van een zangcarrière.

Lovende woorden van mezzosopraan Brigitte Fassbaender (Foto: Siegfried Lauterwasser/Deutsche Grammophon)
Lovende woorden van mezzosopraan Brigitte Fassbaender (Foto: Siegfried Lauterwasser/Deutsche Grammophon)

Zelf deed ik twee keer mee aan een zangconcours. In Genève kon ik meteen onverrichterzake naar huis, maar in 1997 behaalde ik de halve finale tijdens een Schubertconcours in Wenen. Alhoewel de finale dus niet bereikt werd, bleek het concours zeer leerzaam voor me te zijn. Ik had me langere tijd voorbereid om een groot repertoire op een zo hoog mogelijk niveau te zingen. Ik kwam letterlijk oog-in-oog te staan met de toonaangevende zangers, critici en pianisten van dat moment en wist na afloop precies waar ik stond. De lovende woorden van Brigitte Fassbaender zullen me altijd bijblijven, alsook haar mantra: “Sie müssen einen ganz persönlichen Klang entwickelen”!

Internationaal Vocalisten Concours

Een toonaangevend concours in Nederland is het IVC, het Internationaal Vocalisten Concours in ’s-Hertogenbosch. Het concours in de Brabantse hoofdstad kent een illustere reeks van prijswinnaars. In de eerste jaren waren het vooral de Nederlanders zelf die met de prijzen naar huis gingen. Zo wonnen sopraan Annette de La Bije (1927-2014) en bariton Hans Wilbrink (1933-1969) beiden de eerste prijs in 1954. Tijdens latere edities vielen vele andere Nederlandse zangers ook in de prijzen: Arjan Blanken (1955), Elly Ameling (1956), Robert Holl (1971), Jard van Nes (1978), Angelina Ruzzafante (1992) en Lenneke Ruiten (2002), om er slechts enkelen te noemen). Maar vaker maakte het concours zijn internationale karakter waar en wonnen jonge zangers die zich later tot een groot zanger(es) zouden ontwikkelen: Jules Bastin, Sarah Connolly, Thomas Hampson, Sophie Koch, Nelly Miricioiu, Elzbieta Szmytka en Adrienna Pieczonka.

Nelly Miricioiu, één van de illustere laureaten van het IVC
Nelly Miricioiu, één van de illustere laureaten van het IVC

Lustrum

Dit jaar viert het concours haar 65e verjaardag. En alhoewel het doel nog altijd is zangers een mooie opstap te bieden naar een glansrijke carrière, is de opzet wel volledig veranderd. Was voorheen het winnen van een prijs op het concours tevens een eindpunt van de samenwerking tussen de zanger en het concours, tegenwoordig betekent dit pas het begin. Na het winnen van de prijs, blijft het concours contact houden met de zangers en ondersteunt het hen in de zware wereld waarin ze zich nu zullen begeven. De ontwikkeling van de zanger blijft centraal staan. Het doel van het concours is om gedurende een aantal jaren na het behalen van een prijs een veilige baken te zijn, waarin alle vragen kunnen worden gesteld en waarin er ook bemiddeld kan worden met agenten en operahuizen die beiden met een veel commerciëler belang bij een zangerscarrière zijn betrokken.

Het warme bad van Annet Andriessen

Degene die deze grote ommezwaai van het festival heeft doorgevoerd, is voormalig directeur Annet Andriessen geweest. Als zangeres wist ze maar al te goed waar behoefte aan was. Zij wist van het concours in ’s-Hertogenbosch een warm bad te maken, waar niet alleen jonge zangers, maar ook vooraanstaande juryleden (bestaande uit zangers, agenten en operadirecteuren) zich graag aan verbonden. Inmiddels heeft Ivan van Kalmthout het stokje van haar overgenomen. Hij leerde de opera van binnenuit kennen in de grote operahuizen van Berlijn en Barcelona. Als geen ander weet hij wat ervoor nodig is om op dit soort bühnes te kunnen overleven en te zegevieren. Het leidt daarom ook geen twijfel dat hij het concours op het zelfde hoge niveau kan voortzetten en dat hij vanuit zijn netwerk fantastische mensen aan zich weet te verbinden.

Logo IVC 2019

Dit najaar zal de volgende editie van het concours plaatsvinden. Van 20-24 november aanstaande vindt de finale van de LiedDuo plaats. De jury bestaat onder meer uit Dame Felicity Lott, Jard van Nes, Thomas Oliemans en Graham Johnson. De deelnemers zijn geselecteerd tijdens diverse voorronden die zowel online (via youtube) en op diverse locaties (o.a. Zürich) hebben plaatsgevonden. Veertien zangers zullen zich met hun pianist presenteren op de halve finale in Den Bosch en op 24 november mogen alleen de allerbeste duo’s wedijveren om de te verdelen prijzen met een gezamenlijke geldwaarde van € 15.000,=.

Naar het IVC met MUSICO

MUSICO Reizen stelt u in de gelegenheid om deze finaledag op zondag 24 november bij te wonen. Samen met ondergetekende zult u luisteren naar de kandidaten en ongetwijfeld zullen we ook onze smaken op elkaar toetsen. Zoals u van ons gewend bent, kleden we de dag een beetje aan: te beginnen met een Bossche Bol en een lezing van Bas Heijne over “Literatuur en Lied”. Na een lunch in het met een Michelin-ster bekroonde restaurant Sense wonen we vanaf 15.00 uur de finale bij. Tijdens het gezamenlijke drankje na afloop kunnen we nog even bijkomen van alle emoties die gepaard gaan met een dergelijke wedstrijd. Hierna reist u op eigen gelegenheid per auto of openbaar vervoer weer naar huis terug.

Madama Butterfly in Luik

Na zijn Tosca raakte Puccini in een diepe crisis. Alhoewel het werk hem succes had opgeleverd bij het publiek, waren de critici minder mild gestemd. Er werden grote vraagtekens gezet bij zijn gedoodverfde rol als opvolger van Verdi, die in 1901 kwam te overlijden. Maar ook privé ging hij door een zware tijd: een affaire met de jonge ongehuwde Corinna kwam aan het licht, hij kreeg maar liefst twee auto-ongelukken (dat zal in 1900 niet aan het drukke verkeer hebben gelegen) en hij kreeg de diagnose diabetes. De enige manier om deze ellende te tarten was door een nieuwe opera te schrijven. Puccini zocht naar nieuwe onderwerpen, maar vond de meeste (hij overwoog Les Miscerables en Cyrano de Bergerac) te voorspelbaar en afgezaagd. Theaterman in hart en nieren als hij was zocht hij naar ongebruikelijke toneelsituaties, met personages die emoties kunnen oproepen bij de toeschouwer.

Dominik Chenes als B.F. Pinkerton (foto: Opéra Royal de Liège)
Dominik Chenes als B.F. Pinkerton (foto: Opéra Royal de Liège)

Toneel als inspiratie

In zijn zoektocht ging Puccini veelvuldig naar allerlei toneelvoorstellingen. Zo ook in Londen. Op een avond tijdens zijn verblijf aldaar zag hij de eenakter Madame Butterly van David Belasco. Het toneelstuk was zeer gecomprimeerd geschreven. Het vertelt het verhaal van de piepjonge Geisha Cio-Cio-San (vlinder, oftewel: butterfly) die verwachtingsvol wacht op de terugkeer van haar Amerikaanse marine officier aan wie ze uitgehuwelijkt werd. Vol passie heeft ze zich destijds in deze liefde gestort, maar de Amerikaan hechtte aan het Japanse huwelijk geen waarde. Hij keerde terug naar Amerika en liet haar zwanger achter.

Sindsdien zijn er drie jaar verstreken, en wacht Cio-Cio-San samen met haar dienster Suzuki en haar kind op Pinkertons terugkeer. Als Pinkerton dan uiteindelijk terugkomt, heeft hij ook zijn Amerikaanse vrouw bij zich en willen zij het kind mee naar de Verenigde Staten nemen en Cio-Cio-San met een geldbedrag afkopen. Tot zover baseerde Belasco zich op een historische gebeurtenis. Hij voegde daar een dramatische gebeurtenis aan toe: aan het einde van het toneelstuk pleegt Cio-Cio-San zelfmoord om niet langer met de schande te hoeven leven.

Een moeizaam proces

Bijzonder aan de toneelopvoering die Puccini zag, was de lange scène waarin de hoofdrolspeelster maar liefst 14 minuten woordeloos op het toneel zat en met behulp van destijds de allermodernste techniek (elektrisch licht) de illusie van een nachtwake wist op te roepen. Puccini wist onmiddellijk dat dit het stuk was waarop hij zijn opera zou baseren! Met behulp van zijn librettisten Illica en Giacose werkte hij aan het bewerken van het toneelstuk tot een opera. Een proces dat moeizaam verliep en waarbij de spanningen soms hoog opliepen. Uiteindelijk waren er vier verschillende versies voor nodig om tot een definitieve vorm te komen. Maar voor het zover was, had Puccini opnieuw veel kritiek moeten dulden. De première van Madama Butterfly was een groot fiasco.

Madama Butterfly - slot akte 1 (foto: Opéra Royal de Liège)
Slotscene uit Akte 1 – Madama Butterfly (foto: Opéra Royal de Liège)

Stilering en introversie

Dat kan niet gezegd worden van de opvoering van Madama Butterfly die we op zondag 22 september 2019 bezochten in de Opera Royal te Luik. Het Waalse operahuis dat sinds twee jaar wordt geleid door Speranza Scappucci, staat bekend om hun trouwe band met het Italiaanse repertoire. Deze voorstelling werd gedirigeerd door Ayrton Desimpelaere, een piepjonge dirigent die zich hier en daar zich nog behoedzaam in de orkestbak toonde (sommige tempi waren aan de wat trage kant), maar die zich zelden liet verleiden tot rauwe ongecontroleerde dramatiek. Madama Butterfly moet het vooral hebben van stilering en introversie, dan komt het stuk het beste tot zijn recht.

Een misbruikt meisje

Stilering en introversie zijn vast ook woorden die door het hoofd van regisseur Stefano Mazzonis de Pralafera moeten zijn gegaan. Zo toont hij aanvankelijk Cio-Cio-San in de eerste akte. Maar in zijn ogen is ze ook een meisje dat na het misbruik door Pinkerton (zo mogen we dat toch eigenlijk wel omschrijven, zelfs in de pre-#metoo-tijd) in haar eigen illusie gaat wonen. Zelfs letterlijk: het authentieke Japanse huisje met verschuifbare wanden van rijstpapier (decors van Jean-Guy Lecat) maakt plaats voor een moderne naoorlogse woning vol elegante en goedkope teakhouten meubelen. Haar kimono verruilt ze voor een petticoat.

En dan is daar natuurlijk het kind. Althans in de voorstelling wordt de suggestie van een kind gewekt. We zien een ingelijste foto en beurtelings wiegen Butterfly en Suzuki een ouderwetse kinderwagen. Maar een drie jaar oud kind in een kinderwagen, klopt dat wel??? We moesten tot het einde wachten totdat we de oplossing van dit raadsel kregen.

Verrassende wending

Anders dan Puccini zelf had beleefd tijdens zijn bezoek aan het toneelstuk, zijn Butterfly noch Suzuki op het toneel te vinden tijdens de nachtwake. Het prachtige muzikale intermezzo brengt ons als toeschouwers tot rust voor wat ons in de derde akte te wachten staat. De tijd blijkt niet te hebben stilgestaan. Het Amerikaanse schip vaart conform libretto de haven binnen, maar vervolgens komt Pinkerton per helikopter (!) naar het huis van Butterfly. Het getouwtrek over het kind krijgt een totaal onverwachte ontknoping. De kinderwagen wordt achtergelaten voor de Amerikanen, maar als deze het kind eruit willen halen, is het slechts gevuld met dekentjes en lappen. Conclusie: er is nooit een baby of kind geweest, uitsluitend in de fantasie van Butterfly. Vervolgens komt Butterfly de kamer in, ze heeft zichzelf in de buik gestoken en valt dood neer.

Madama-Butterfly - akte 3 (foto: Opéra Royal de Liège))
De Amerikanen arriveren per helikopter (foto: Opéra Royal de Liège)

Goedkeuring van de meester

Je kunt je afvragen of deze twist aan het verhaal van Madama Butterfly ook een ander licht doet schijnen op de figuur van Cio-Cio-San. Psychologisch gezien hoeft haar handeling (zelfmoord na het moeten afstaan van je kind aan de man die je misbruikt heeft, en zijn nieuwe vrouw) niet nader verklaard te worden. De waan waarin ze door deze regie wordt geplaatst, is niet echt anders. Wel is het verrassingseffect aan het einde als de kinderwagen leeg blijkt te zijn, groot. En dat moet Puccini zeker hebben kunnen waarderen!

Vocaal genot

Vocaal viel er veel te genieten. Dominik Chenes (Pinkerton) vertolkte de rol met een echte powerhouse tenor. Zijn hoogte staat als een huis maar mist misschien wat elegantie. Overigens komt dat het egocentrische karakter van Pinkerton alleen maar ten goede. Bariton Mario Cassi beschikt over een zoetgevooisde warme stem. De Japanse Yasko Sato zong tijdens de door ons bezochte voorstelling de rol van Cio-Cio-San. Ze wist de transformatie van traditionele geisha naar veramerikaniseerde Japanse uitstekend te maken. Vocaal bleef ze zich altijd richten op de schoonheid van haar stem, die ze in overmaat aan ons presenteerde.

Giuseppe Verdi – van herberg tot villa

In het doopregister is Giuseppe Verdi bijgeschreven op 11 oktober 1813, als Joseph Fortunin François. Emilia Romagna stond in die tijd onder Frans bewind, en dus werden ook de namen in het Frans geregistreerd. In het register staat de opmerking dat hij ‘gisteren’ was geboren. In die tijd hield men zich nog niet zo strak aan de klok voor wat betreft de dagindeling en begon de nieuwe dag vaak al met de zonsondergang. Zo weten we dus nog altijd niet precies of Verdi op 9 of 10 oktober is geboren. Overigens vierde hij zelf altijd zijn verjaardag op 9 oktober.

Geboorte in Le Roncole

De ouders van Verdi woonden in de herberg in Le Roncole die gerund werd door zijn vader Carlo, terwijl zijn moeder spinster was. Le Roncole ligt op circa 30 kilometer van de grotere stad Parma. Verdi wilde later in zijn leven de wereld doen geloven dat zijn ouders extreem arm en volstrekt ongeletterd waren, maar aangezien zij behoorden tot een groep van kleine landeigenaren en handelaars valt aan te nemen dat ze toch enig onderwijs hadden genoten.

In elk geval streefde de vader van Verdi naar het hoogst haalbare voor zijn zoon. Giuseppe bleek een vlijtig en getalenteerde schooljongen en kreeg al snel privélessen Latijn. Het hoofd van de school (Pietro Baistrocchi) bracht Verdi ook de beginselen van de muziek bij. Hij leerde hem orgel spelen, regelde een spinet voor thuis en zette hem in het jongenskoor. Toen Pietro Baistrocchi overleed, was Verdi acht jaar oud en zou hij vanaf dat moment het orgel bespelen tijdens de zondagse missen.

Het geboortehuis van Giuseppe Verdi in Le Roncole
Het geboortehuis van Giuseppe Verdi in Le Roncole

De herberg in Le Roncole is groot en enigszins plomp en zeker niet mooi. Toen Verdi later in zijn leven gefortuneerd raakte, heeft hij altijd goed voor zijn ouders gezorgd. De publieke interesse in zijn persoonlijke leven stond hem altijd tegen, en waar mogelijk wiste hij alle sporen uit zijn verleden uit. Zo heeft hij geprobeerd het ouderlijk huis in Le Roncole later op te kopen van de toenmalige eigenaar, echter zonder succes. Verdi wilde het huis laten afbreken om te voorkomen dat het een bezienswaardigheid werd voor fans. Precies dát is het nu dus wel geworden.

Jeugd in Busseto

Op zijn tiende werd Verdi naar het provinciestadje Busseto gestuurd om lessen aan het Ginnasio te volgen. Hij was daar intern ondergebracht maar liep elke zondag de 7 kilometer heen en terug naar Roncole om de missen te blijven begeleiden. In Busseto kreeg hij muzieklessen van Ferdinando Provesi, die hem ook liet componeren voor het plaatselijke orkest. Achteraf mogen die composities volgens Verdi allemaal geen naam hebben.

Het jonge talent valt op bij Antonio Barezzi. Deze dorpsnotabele (groothandelaar in levensmiddelen en tevens destilleerder) heeft een passie voor muziek en hij zal de jonge Verdi op alle mogelijke manieren stimuleren. Zo mag Giuseppe ook de dochter van Barezzi zang- en pianoles geven. Van het een komt natuurlijk het ander en in 1831 zijn Giuseppe en Margherita onofficieel verloofd.

De historische salon van Casa Barezzi in Busseto
De historische salon van Casa Barezzi in Busseto

Wie tegenwoordig Busseto bezoekt, kan nog altijd het Casa Barezzi bezichtigen. Het huis toont duidelijk de relatieve weelde waarin de Barezzi’s moeten hebben geleefd. De grote salon op de bel-etage lijkt gemaakt voor muzikale soirees. Aan de muur prijken fraaie portretten en het enige overgeleverde portret van Margherita bevindt zich hier.

Portret van Margherita Barezzi
Portret van Margherita Barezzi

Opleiding in Milaan

Om zijn muzikale vleugels uit te kunnen slaan, had Verdi zijn zinnen op Milaan gezet. “If you can make it there, you can make it anywhere”, moet hij gedacht hebben. Maar dat liep even anders. Hij deed auditie aan het conservatorium, maar werd niet toegelaten. Overigens niet omdat hij te weinig talent zou hebben, maar zijn pianospel zou nooit tot een professioneel niveau kunnen worden getild vanwege een vreemde duimplaatsing aan zijn hand, bovendien was hij al behoorlijk oud (18!), was het aantal plaatsen beperkt en daar kwam tot slot nog bij: hij was een buitenlander! Nou was je dat in Italië met al die kleine stadstaatjes al snel, en wellicht heeft ook deze affaire bijgedragen aan Verdi’s motivatie om Italië één te maken.

Een blijvende band met Busseto

In 1834 had Verdi toch een aantal studiejaren in Milaan achter de rug. Niet op het conservatorium dus, maar hij nam privélessen bij de strenge Vicenzo Lavigna, betaald door, jawel, Antonio Barezzi! En zo bleef de innige band met Busseto bestaan. Een band die Verdi wilde verstevigen door de baan van zijn vroegere leraar Provesi over te nemen, als Maestro di Capella van de San Bartolomeo. Wellicht was toen Verdi’s antiklerikale houding al naar de oppervlakte gestegen, want hij kreeg de aanstelling niet. Wel mocht hij de wereldlijke functie van Maestro di musica vervullen, overigens uitsluitend door tussenkomst van Barezzi.

Terug in Busseto intensiveerde de band tussen Giuseppe en Margherita. Het stel trouwt uiteindelijk op 4 mei 1836 in de Oratorio van de Santa Trinità.

Santa Trinità
Santa Trinità

Het noodlot slaat toe

Verdi was dol op zijn mooie jonge vrouw, en het geluk lag voor het oprapen. Hij heeft een baan, een vrouw en er verschijnen al snel twee kindjes (Virginia en Icilio). Ze wonen in het Palazzo Tedaldi, dat (schoon)vader Antonio Barezzi heeft gekocht. Dan slaat het noodlot toe: beide kinderen sterven terwijl ze slechts één jaar oud zijn. Giuseppe en Margherita zijn in shock. Verdi geeft zijn baan op en het paar verhuist naar Milaan, om de bittere herinnering maar snel te proberen te vergeten. Het lukt Verdi om in de grote stad voet aan de grond te krijgen. Hij schrijft zijn eerste opera: Oberto, Conte di San Bonifacio, die in première ging aan het Teatro alla Scala.

Maar het noodlot is nog niet klaar met Verdi. Margherita krijgt hersenvliesontsteking en overlijdt hieraan op 26-jarige leeftijd in 1840. Voor Verdi lijkt het doek te vallen, hij raakt in een depressie en denkt er zelfs over om nooit meer één noot op papier te zetten.

Toch lukt het Verdi om zijn leven weer op de rails te krijgen. Op aandringen van impresario Bartolomeo Merelli schrijft hij toch nog een opera. Het zou zijn doorbraak worden. Nabuccodonsor (oftewel Nabucco) beleefde de première in 1842 en was binnen enkele jaren over de hele wereld te horen geweest: van Wenen tot Hamburg en van New York tot Buenos Aires. Iedereen wilde dit stuk horen!

Nieuwe liefde: Giuseppina Strepponi

Naast succes bracht Nabucco Verdi ook zijn tweede vrouw: Giuseppina Strepponi zong de acht eerste uitvoeringen van de opera. Ze was al aan het eind van haar carrière en zocht naar een nieuwe stabiele factor in haar leven. Alhoewel ze een gevierde zangeres was (geweest), werd ze streng bekritiseerd door de moralistische samenleving. Ze had meerdere kinderen van verschillende mannen met wie ze niet getrouwd was. Dat kon natuurlijk niet in het Italië van de 19e eeuw. Ze toog naar Parijs om daar een zangschool op te richten. Verdi bezocht haar daar frequent als hij voor zijn werkzaamheden bij de Opéra in Parijs was. Hun relatie groeide: Giuseppina sprak vloeiend Frans en Engels, had een charmante persoonlijkheid en kende de theaterwereld van binnenuit. Zij en Verdi bleken niet alleen een liefdesrelatie te hebben; Giuseppina wist tevens deuren te openen die voor Giuseppe gesloten leken te blijven.

Palazzo Orlandi, ook wel bekend als Palazzo Dordoni-Cavalli
Palazzo Orlandi, ook wel bekend als Palazzo Dordoni-Cavalli

Verdi en Strepponi nemen een moedig besluit: in 1849 verhuist het paar terug naar het provinciale Busseto. Daar waar iedereen Verdi zo goed gezind was toen hij de protegee van Barezzi was en een gezin vormde met de innemende en onschuldige Margherita, werden nu de ruggen naar Verdi en Strepponi gekeerd. Ongehuwd samenwonen, dat was uit den boze!

“Ik heb niets te verbergen”

Van 1849 tot 1851 woont het paar het Palazzo Dordoni en vormt het schandaal van dorp. Naar zijn vroegere weldoener Antonio Barezzi is Verdi uiterst duidelijk over de relatie met Strepponi en over zijn eigen verworven vrijheid. In een brief aan hem schrijft Verdi: “Ik heb niets te verbergen. In mijn huis woont een dame, vrij en onafhankelijk…. Noch ik, noch zij is verplicht om aan iemand verantwoording af te leggen voor onze daden…. Ik bevecht mijn vrijheid van handelen, omdat iedereen daar recht op heeft en omdat mijn karakter in opstand komt bij louter conformisme….”

Dit huis blijft belangrijk in Verdi’s leven. Het is de plek waar zijn vader Carlo Verdi komt te overlijden. Daarna verkoopt Verdi het aan Strepponi die het onmiddellijk weer doorverkocht (dit toont des te meer aan hoe onafhankelijk en modern hun relatie was, ook in financieel opzicht). De opbrengst ervan liet Strepponi ten goede komen aan opvang van de armen in Busseto. Een grootmoedig gebaar, zeker gezien de spot en hoon die haar in Busseto ten deel was gevallen!

De façade van de Villa Verdi bij het dorp Sant'Agata
De façade van de Villa Verdi bij het dorp Sant’Agata

De Villa Verdi bij Sant’Agata

Rond 1851 is Verdi’s carrière op het hoogtepunt beland. Hij is veruit de best verdienende componist van Italië en misschien wel van Europa. Hij kan zich elk huis veroorloven dat hij maar wenst. Maar ondanks de publieke opinie blijft hij in de buurt van zijn geboortegrond wonen. Nu pakt hij het echter anders aan. Zo’n 3 kilometer buiten Busseto werd reeds 2 jaar gewerkt aan een nieuw buitenverblijf in Sant’Agata. Tot die tijd leefden daar de ouders van Verdi, maar als diens moeder in 1851 overlijdt, verhuist vader Carlo naar Busseto en trekken Giuseppe en Giuseppina in de villa.

Voor Giuseppe en Giuseppina werd hun huis in Sant’Agata hun ideale stek. Hier werden ze niet begluurd door bekrompen stadsgenoten en voelden ze zich vrij. Decennialang werkten ze aan het perfectioneren van het huis, de inrichting en de tuin. De Villa Verdi Sant’Agata is momenteel eigendom van een achternichtje van Verdi (Maria Filomena Verdi). Lopend door de villa ziet men onder meer het bed waarop Giuseppina Strepponi overleed in 1897 en de piano waaraan Verdi werkte, toen hij Rigoletto componeerde. Verdi zelf overleed in Milaan in een hotel op loopafstand van de Scala. Het complete meubilair van die kamer (nummer 157) is nu in de villa opgesteld en vormt zo het decor van Verdi’s slotaria.

Het meubilair van Verdi's sterfkamer in het Grand Hotel te Milaan
Het meubilair van Verdi’s sterfkamer in het Grand Hotel te Milaan

Lees hier meer over de reis naar het Verdi Festival in Parma.

Seizoensopening 2019/2020 De Nationale Opera

Het nieuwe seizoen bij de Nationale Opera opende 5 september jl. met een nieuwe productie van een geliefd operaduo. Cavalleria rusticana van Pietro Mascagni en Pagliacci van Ruggero Leoncavallo werden in 1893 voor het eerst op één operatoneel samengevoegd en gaan sindsdien bij operakenners door het leven onder de term Cav/Pag, refererend naar de titels én de volgorde waarin ze op één avond worden opgevoerd. Met die traditie brak de productie van de Canadese topregisseur Robert Carsen al in de seizoensbrochure: Carsen zou ons beide werken in omgekeerde volgorde laten zien.

Brandon Jovanovich als Canio in Pagliacci (© De Nationale Opera / foto BAUS)

De voorstelling begon dus met Pagliacci, een werk waarin jaloezie en verraad centraal staan, maar dat tevens een visie op theatermaken geeft. In hoeverre is theater in staat de werkelijkheid weer te geven? Waar houdt theater op en begint het echte leven? Met een joyeuze muzikale toon zoekt componist Leoncavallo naar de antwoorden op die vragen. In het echte leven wordt Canio (de sterk acterende tenor Brandon Jovanovich) bedrogen door zijn vrouw/vriendin Nedda (sopraan Ailyn Pérez, die dramatiek en koketterie moeiteloos combineert). Het toeval wil dat zij als hoofdrolspelers in hun rondtrekkende commedia dell’arte-toneelstuk eenzelfde verhaal vertellen. Als tijdens hun uitvoering de gespeelde emoties 1-op-1 overeenkomen met de emoties uit het echte leven, staat Canio niet meer voor zichzelf in en steekt hij zowel Nedda als haar minnaar Silvio (bariton Mattia Olivieri) neer.

Droste-effect

Meester-regisseur Carsen bracht binnen het aloude voorstelling-binnen-een-voorstelling-principe nog een extra laag aan, of eigenlijk twee. Op de eerste drie rijen van de zaal bleek zeer verrassend het voltallige operakoor te hebben plaatsgenomen. Zij vormden het publiek dat zowel naar het commedia dell’arte-verhaal van Pagliacco en Colombina keek, maar ook naar het persoonlijke relaas van de acteurs Canio en Nedda. En wij als publiek keken dan weer naar het operakoor. Snapt u het nog?

Het decor (Radu Boruzescu) was een tot leven gebracht Droste-effect waarin steeds een realiteitslaag werd toegevoegd. De vele kostuumwisselingen (kostuums van Annemarie Woods) – waarin steeds opnieuw dezelfde kleren werden aangetrokken – maakten duidelijk dat een afschuwelijke ontknoping onvermijdelijk was. Kortom: er was geen verschil tussen theater en realiteit. Zo gaf Robert Carsen ons een fraai lesje in verismo, de Italiaanse operastijl waar het gaat om de oprechtheid en rauwheid van een verhaal over échte mensen (in dit geval acteurs van een theatergroep).

Het koor van De Nationale Opera blijkt in Cavalleria rusticana óók maar een rol te spelen (© De Nationale Opera / foto BAUS)

Toeschouwer of acteur

Na de pauze bleek er nog een laag te kunnen worden toegevoegd. Het koor dat tijdens Pagliacci nog écht had gefunctioneerd als toeschouwers, bleek die rol uiteindelijk ook maar te hebben geacteerd. Cavalleria rusticana begon waar Pagliacci eindigde: twee doden op het toneel omgeven door een geschokte menigte. Tijdens de plechtige openingsmuziek (in deze partituur van Mascagni is religie nooit ver weg) lopen de acteurs weg. Een klassieke Verfremdungsmethodiek à la Bertolt Brecht die hier echter niet opgaat. Want nog altijd blijken we te kijken naar acteurs die een rol spelen. Dit keer spelen ze de rol van zichzelf. Het koor schminkt zich af, er worden voorbereidingen getroffen voor een nieuwe productie en er wordt muzikaal gerepeteerd (het is een briljante vondst om de koordirigente Ching-Lien Wu ook in een rol als koordirigente op te laten treden). In deze setting van een operabedrijf speelt zich het persoonlijke relaas van Santuzza af (Anita Rachvelishvili liet haar wonderschone mezzosopraan in alle gradaties klinken!). Zij is niet langer welkom in deze groep. Net als Canio in Pagliacci wordt ook zij bedrogen door haar minnaar Turridu (de glorieus zingende Brian Jagde), die zijn oog opnieuw heeft laten vallen op zijn ex-geliefde Lola (Rihab Chaieb). Santuzza informeert Alfio (Ramon Burdenko) over zijn overspelige vrouw, en mannelijke jaloeziegevoelens leiden ook hier tot de dood. Net als in Pagliacci sterft ook hier de overspelige door de hand van de bedrogene. ‘Boontje komt om zijn loontje’ lijken beide stukken aan de toeschouwers te willen leren.

Anita Rachvelishvili als Santuzza in Cavalleria rusticana (© De Nationale Opera / foto BAUS)
Anita Rachvelishvili als Santuzza in Cavalleria rusticana (© De Nationale Opera / foto BAUS)

Absorbeer het onverwachte

Aanvankelijk denk je als toeschouwer dat het einde van de opera je opnieuw in de vorm van een voorstelling zal worden gepresenteerd. Daar werkt iedereen immers de gehele tijd naar toe. Carsen geeft ons niet wat wij als publiek willen (een lekker realistisch verhaal), maar laat de laatste momenten afspelen op een volledig leeg toneel, met achterin een grote spiegel. We zien onszelf als we goed kijken, maar ook het koor staat met hun gezicht naar spiegel. Eindelijk zijn zij niet langer acteurs, maar mensen van vlees en bloed. Hier brengt Carsen – wellicht tot frustratie van sommigen – opnieuw een realiteitslaag aan. Hij geeft hiermee een visitekaartje van het moderne theater af: schud de verwachting van je af en absorbeer het onverwachte. Een mooi uitgangspunt voor het begin van een nieuwe periode bij de Nationale Opera, die vanaf dit seizoen geleid zal worden door intendant Sophie de Lint.

Met blote handen naar de apotheose

De Lint kreeg overigens gelijk al een grote logistieke puzzel te verwerken. De oorspronkelijke gevraagde dirigent Sir Mark Elder moest om gezondheidsredenen verstek laten gaan. Met kunst- en vliegwerk wist het operahuis hun toekomstige chef-dirigent Lorenzo Viotti toch nu reeds in te zetten. En zo maakt Viotti twee jaar eerder dan gepland zijn debuut bij de Nationale Opera. Viotti is een ietwat flegmatieke dirigent, niet de springerige jonge hond die je op grond van zijn leeftijd (29 jaar) zou verwachten. Daardoor mist de voorstelling soms wat innerlijke drive en opzwepende energie, maar weet hij vrijwel altijd het legato en zangerige van de muziek te benadrukken. Voor het beroemde intermezzo uit Cavalleria rusticana legde hij het stokje neer, en boetseerde met zijn blote handen en het Nederlands Philharmonisch Orkest de gedroomde overgang naar de anti-apotheose van deze voorstelling.

Speranza Scappucci

Speranza Scappucci is sinds het seizoen 2017-2018 chefdirigent van de Opéra Royal de Wallonie. Ze is de eerste vrouw die deze belangrijke positie in Luik bekleedt. Haar optreden in Aida van Giuseppe Verdi in maart 2019 was een voltreffer.

Wie goed keek, zag Scappucci de bak betreden op comfortabele flatjes, en nadat ze het welkomstapplaus in ontvangst had genomen zette ze snel haar bril op, om de partituur goed te kunnen lezen. Bij het slotapplaus waren de flatjes vervangen door felrode pumps, was de bril verdwenen en maakte de rode bos krullen een verfrissende indruk. IJdelheid is geen enkele dirigent vreemd, man of vrouw!

Speranza Scappucci
Speranza Scappucci

Carrière

Scappucci is het punt waarop louter over haar vrouw-zijn als dirigent wordt gesproken, allang gepasseerd. Ze is een gevestigde naam geworden in een voorheen door louter mannen gedomineerd vak, dat van dirigent. Scappucci is van huis uit pianiste, maar had haar zinnen al vroeg op de dirigentenbok gezet. Ze werd assistent van haar landgenoot Riccardo Muti en sinds 2012 prijkt ze op de internationale muziekprogramma’s. In Nederland werd ze in 2016 uitgenodigd voor een concert in de NTR Zaterdagmatinee, waar ze een tamelijk rolbevestigend programma dirigeerde. En dat betekent: veel Mozart.

Voor haarzelf is Mozart echter een minder platgetreden pad dan voor de meeste programmeurs. Toen ze in Glasgow voor de Scottish Opera Don Giovanni mocht dirigeren, wist ze dat ze deze opera in haar mars had. Jarenlang had ze als vocal coach vele zangers door het werk heen geloodst. Toch kocht ze een nieuwe partituur en ging de opera te lijf alsof elke noot nieuw voor haar was. Dat had ze geleerd van Muti: al had hij een werk al 100 keer gedirigeerd, hij bleef er hard op studeren. Er kon altijd nog een detail boven tafel komen dat hem nooit eerder was opgevallen. Na Glasgow volgden meer operacontracten, bij belangrijke operahuizen. Zo dirigeerde ze bij de Opera van Los Angeles La bohème van Puccini. Ook bij de Wiener Staatsoper is ze een graag geziene gast. Ze dirigeerde hier La Cenerentola (Rossini), L’elisir d’amore (Donizetti) en eveneens wederom La bohème. Een eervolle opdracht viel haar te beurt toen ze in 2017 het operabal mocht dirigeren met de fameuze tenor Jonas Kaufmann aan haar zijde.

Opéra Royal de Wallonie in Luik

De suggestie van een symfonieorkest

Voor Scappucci is het vanzelfsprekend dat ze het dirigentenvak benadert vanuit het operarepertoire. Als pianiste belandde ze al snel in het vak van koorrepetitor; de operapianist die de repetities begeleidt en in zijn eentje de suggestie van een groot symfonieorkest moet wekken. Daarnaast is de koorrepetitor steun en toeverlaat voor veel zangers. Een goede koorrepetitor kan de spil van een operahuis of -productie zijn. Scappucci deed dit werk op het allerhoogste niveau: de operahuizen en muziekfestivals in Salzburg, Rome, Wenen, New York en Chicago waren regelmatige bestemmingen voor haar. Ze bereidde producties voor dirigenten Zubin Mehta en Daniele Gati voor. Zes zomers lang bivakkeerde ze in Glyndebourne. De sprong van pianist naar dirigent waagde Scappucci in Yale. Hier werd ze gevraagd om voor een conservatoriumproductie Cosi fan tutte te dirigeren. In een interview zegt ze: “Ik hoefde niet te twijfelen, ik snapte hoe muziek werkt, ik kon mijn armen optillen, dus kon ik ook dirigeren!”

Leiding in Luik

In Luik geeft Scappucci voor het eerst leiding aan een operahuis. Naast het dirigeren zal ze ook grote invloed hebben op het bepalen van de strategie van het operahuis. Welke titels komen op het repertoire? Met welke zangers wil het operahuis zich afficheren? Maar vooral: hoe bewaakt ze de kwaliteit van het koor en orkest, de muzikale ruggengraat van een operahuis. Dat die ruggengraat stevig en flexibel tegelijkertijd is, werd duidelijk in de uitvoering van Aida van Verdi. Speranza Scappucci dirigeerde uiterst energiek en enigszins streng. Ze nam de tempi aan de hoge kant en wist toch in de grote ensembles (Concertato in de tweede akte) de zaak goed in haar greep te houden. Als voormalig koorrepetitor kon ze de zangers perfect te ondersteunen, en bloeide de meeste hoofdrollen op gedurende de voorstelling. De sfeer tussen dirigent en orkest leek goed te zijn. Bij het slotapplaus bedankte ze (als een gevierd symfonisch dirigent) de verschillende orkestgroepen en zette zo ‘haar’ orkest vol in het (voorjaars) zonnetje!

Wendy Roobol – sopraan zonder hoogtevrees

Koffiedrinken met een andere Camino-ganger, dat voelt bijna als thuiskomen bij je familie. Zo ervoer ik ontmoeting die ik had met Wendy Roobol. Wendy is sopraan en ik kende haar naam al langere tijd uit het muziekwereldje. We hadden elkaar ook wel eens de hand geschud en we waren ook facebook-”vrienden”. Maar zoals iedereen weet is die Facebookwereld flinterdun.

Toch was Wendy me bijgebleven. Ik wist (opnieuw via-via) dat ze een keer het zelfde pad (de ‘camino’) naar Santiago de Compostela had gelopen (2014) en heel af en toe liet ze tijdens mijn eigen tocht in 2018 weten dat mijn verhalen en filmpjes allerlei herinnering bij haar naar boven brachten. Toen Wendy recent haar nieuwe website lanceerde vond ik dat het aangewezen moment om deze bijzondere zangeres eens wat beter te leren kennen.

Wie op haar website rondsnuffelt, leert gelijk een heleboel over haar. Natuurlijk kom je haar CV te weten, kun je lezen waar ze heeft gezongen en wat er zoal op de agenda staat. Maar daarnaast geeft haar website ook een kijkje in haar ziel en passie. Zo kom je er al snel achter dat ze gek is op wandelen en dat ze niet terugdeinst voor (extreme) uitdagingen.

De meeste zangeressen moet je niet een paar uur in een wetsuit in het water leggen en dan laten zingen, maar ik vind het heerlijk!

“Uitdagingen zijn er in mijn werk volop te vinden. Ik zing veel passies, cantates en concerten, maar optredens waar net dat beetje extra van me wordt gevraagd, vind ik heerlijk. In Nijetrijne bijvoorbeeld. Daar worden elke zomer opera’s opgevoerd in natuurgebied de Rottige Meente op de grens van Friesland en Overijssel. Aan de oever van het riviertje de Scheene luister het publiek  naar 18e eeuwse komische opera’s in Nederlandse hertalingen. Uiteraard maakt de regisseur dankbaar gebruik van het natuurlijke decor. Maar soms vergt dat wel het uiterste van de medewerkers. Zo was ik 2018 een tovenares in de opera Orlando Paladino. Lange tijd lag ik in het koude water te wachten op het moment dat ik moest zingen. De meeste zangers vinden dit niets, maar ik vond het heerlijk spannend!”

Sommige mensen zien in het logo mijn golvende haar!

Wendy legt me uit dat het logo van haar website alles vertegenwoordigt wie ze is. “Toen ik van de ontwerper het logo te zien kreeg, wist ik gelijk dat het bij mij paste. Natuurlijk de letter W, maar Ik zag er ook de bergen in, die me zo lief zijn. Maar later hoorde ik van vrienden en fans dat ze er mijn golvende haar in zagen, of de kenmerkende sinusgolf van het zingen.”

Het merk Wendy Roobol

Het woord is gevallen: bergen. Wie bergen zegt, zegt wandelen en daarin hebben Wendy en ik een echte klik. Er is maar weinig voor nodig om ex-Caminolopers hun verhalen te laten vertellen en als snel delen we moeilijke momenten, fysieke ongemakken en heel persoonlijke details over onze tocht.  Wendy vertelt hoe ze er toe kwam om de Camino te gaan lopen. “Ik deed een training Zen & Zang, en de leraar opperde dat we in het leven iets moesten geven, en dat dat ook een beetje pijn zou moeten doen. Ik trok gelijk daarop met mijn portemonnee naar een dakloze persoon en gaf een substantieel bedrag. Een bedrag dat ik destijds zelf ook hard nodig had, dus het weggeven deed me wel wat pijn.”

“Later vond ik dat ik de opdracht wat te simpel had uitgevoerd. Ik mocht ook best iets aan mezelf geven, maar dan zou het ook “pijn” moeten doen. Op het moment dat ik de cursus volgde, had ik eigenlijk nog nooit echt vakantie genomen. Gebrek aan geld, gebrek aan tijd, en ook een beetje de angst om zangopdrachten mis te lopen waren hier debet aan. Ik bedacht me dat ik mezelf vijf weken compleet vrij zou geven. De pijn was dat ik hierdoor werk zou mislopen (wat ook gebeurde) en dat het behoorlijk op mijn leefbudget drukte. Echter, de winst die deze wandeling, deze vakantie, deze levenservaring me heeft opgeleverd is achteraf gezien veel groter dan de pijn die het kostte!”

Een Camino verandert je leven

Toen Wendy terugkwam uit Santiago stond ze anders in het leven en was ook haar positie ten opzicht van het zingen veranderd. “Een zangcarrière betekent niet langer dat je pas geslaagd bent als je mag optreden in de Scala van Milaan of in de Metropolitan Opera in New York. Musiceren brengt mij voldoening als ik met goede en prettige mensen mag werken aan goede muziek. Ik wil de luisteraars het liefst zo breed mogelijk aanspreken. Daar mag ook wel eens een moeilijk stuk tussen zitten, maar ik wil altijd een verhaal vertellen. Ik heb gemerkt dat ook mensen met minder luisterervaring dan een heel eind met je op weg willen gaan.”

Binnenkort staat er iets belangrijks in het zangersleven van Wendy te gebeuren. In het najaar van 2019 komt haar eerste solo-CD uit. Een CD met 17e eeuwse muziek over de figuur Maria. Die 17e eeuw ligt Wendy na aan het hart. Ze maakt deel uit van het ensemble Le Nuove Musiche dat onder leiding van dirigent Krijn Koetsveld alle madrigalen van Claudio Monteverdi heeft opgenomen. “We zitten bij Le Nuove Musiche vol met toekomstplannen. We willen een opera gaan opvoeren, werken hard aan de volgende editie van het MonteverdiXL Festival, zijn in voorbereiding van de opnames van de Selva Morale. Heel bijzonder is dat er op dit moment een speciaal Monteverdi-orgel wordt gebouwd met steun van Nationaal Instrumenten Fonds. De klank en het uiterlijk van het orgel pas perfect bij de muziek van Monteverdi!” Leest meer over Le Nuove Musice op www.lenuovemusiche.nl

Wendy op de top van de Dahmannspitze

Maar ook op wandelgebied is Wendy vol plannen. Dit keer legt ze haar lat iets uitdagender: Het liefst zou ze de Pacific Crest Trail gaan lopen, een langeafstand pad in het Westen van Amerika dat loopt vanaf de grens met Mexico tot aan de grens met Canada. Maar liefst 4300 km die de loper zowel door de verzengende hitte van de woestijn brengt als door besneeuwde bergpassen. “Op dit moment bereid ik me zo goed mogelijk voor op de tocht. Ik heb een cursus sneeuwwandelen gedaan, ik verzamel langzamerhand de perfecte uitrusting. Soms duurt het wel 5 dagen voordat je weer in de bewoonde wereld bent, dan moet je voor die hele periode eten bij je hebben, water moet je kunnen zuiveren. Je moet echt wel weten wat je doet. Ik lees me zoveel mogelijk in en ik ga zeker ook oefenen hierop van te voren!”

Tjeemig, wat een onverschrokken vrouw is die Wendy: een Brünnhilde in het Nederlandse zangerslandschap. Ik ben ervan overtuigd dat haar wandelpassie haar als zangeres en als mens verder zal brengen en voortdurend zal ontwikkelen. Als u meer over Wendy wilt weten, bezoek dan haar site. En als ze en een keertje bij u in de buurt zingt, ga dan beslist eens naar haar luisteren!

Nederlands Kamerkoor – ‘Vergeten’

Met het programma Vergeten maakt het Nederlands Kamerkoor een reis door het hoofd van iemand met dementie. De aanleiding ervoor was hoogstpersoonlijk: directeur en artistiek leider Tido Visser verloor zijn vader (bariton Lieuwe Visser) vijf jaar geleden aan deze mensonterende ziekte. Samen met blokfluitvirtuoos Erik Bosgraaf, tekstschrijver en componist Erik de Jong (alias Spinvis) en meesteracteur Arjan Ederveen in de rol van de dementerende huisarts Tim Claes brengt het koor een voorstelling die er echt toe doet.

Rondom het programma zijn inleidingen en nabesprekingen over het thema “Zingen in de zorg”. Medewerkers van zorginstellingen kunnen de voorstellingen met korting bezoeken. Het resulteert in volle foyers en concertzalen met een minder voorspelbaar concertpubliek. Aanvankelijk is de zaal onrustig, mobieltjes blijven lang hun felle lichtjes uitstralen, mensen schuifelen op hun stoelen. Maar uiteindelijk overstijgt de thematiek het academische dat altijd een beetje aan een kamerkoor kleeft, en raakt iedereen door de muziektheatervoorstelling ontroerd.

Erik Bosgraaf
Meesterblokfluitist Erik Bosgraaf vertolkt het emotionele alter-ego van dementerend huisarts Tim Claes

Zingen in de Zorg

Ik bezocht de voorstelling op donderdag 21 maart 2019 in het Muziekgebouw aan ’t IJ. Voorafgaand aan de voorstelling ondervroeg radiopresentator Hans Haffmans zangeres Maartje de Lint over haar passie: zingen. Lange tijd was ze vast lid van het fantastische koor van de Nationale Opera in Amsterdam. Maar hoe mooi de voorstellingen ook waren, ze voelde altijd enige afstand tussen haar en het publiek, terwijl zingen voor haar juist zoiets intiems en persoonlijks is.

Wel leerde ze veel nuttige vaardigheden als zangeres. Vooral erg goed luisteren, niet alleen luisteren naar de tonen (of ze goed zijn en zuiver), maar ook luisteren naar de stem, en – nog dieper – luisteren naar de betekenis en emotie. Alles wat gesproken en gezongen wordt, gaat samen met een “subtekst”, en daar is Maartje erg gevoelig voor. “Wie die subtekst eenmaal begrijpt – ook bij iemand met dementie – is in staat te communiceren.”

Ik zing, dus ik besta

Voor Maartje is zingen Alfa en Omega, even vanzelfsprekend als tandenpoetsen. Ze merkte ook dat Alzheimerpatiënten nog lang kunnen blijven zingen, ook al kunnen ze in het dagelijkse leven niet meer op woorden komen en uiten ze nog louter klanken. In variatie op Descartes is Maartjes levensmotto dan ook “Ik zing, dus ik besta!”

Maartje de Lint ontwikkelde een methodiek die aanslaat bij mensen met allerlei niveaus van Alzheimer. Soms geeft ze zangtrainingen aan mensen die nog thuis wonen (de gemiddelde Alzheimerpatiënt leeft 8 jaar thuis voordat hij naar een zorginstelling verhuist), maar vaak ook komt ze bij de zorginstellingen over de vloer. Ze laat niet alleen de patiënten zingen, maar moedigt ook (mantel)zorgers aan om met de patiënten te zingen. Vooral op momenten dat er een impasse dreigt, bijvoorbeeld bij angst, boosheid of bij behoefte aan troost kan zingen enorm helpen.

Mevrouw Bakker

Maartje geeft een voorbeeld van een verzorgende die bij mevrouw Bakker altijd met een stralend humeur ’s ochtends de gordijnen openrukte en met luide stem riep: “Zo mevrouw Bakker, het zonnetje schijnt, dat wordt weer een mooie dag!” waarop mevrouw Bakker in elkaar dook van ellende (ze had last van de luide stem, en de energie die in de boodschap doortrilde). Na de training zong de verzorgende bij binnenkomst voortaan een lief zacht wiegenliedje om mevrouw Bakker langzaam aan de nieuwe fase van de dag te laten wennen, en dat wierp zijn vruchten af over de hele dag. Zowel voor mevrouw Bakker als ook voor de verzorgende. Onderstaand filmpje geeft een goed beeld van de bijeenkomsten onder leiding van Maartje de Lint.

Mevrouw Bakker komt niet in de voorstelling voor. Wel huisarts Tim Claes. Arjan Ederveen (bekend van de docudrama’s 30 minuten) zet een indringend portret neer van deze hoofdpersoon. Tim is een slimme man. Het was zijn grootste wens om neuroloog te worden, maar het leven loopt wel eens anders. Dus werd hij huisarts, en met plezier! Een lieve vrouw, twee mooie kinderen, een leven met alles erop en eraan. En dan merkt hij dat langzaam zijn hoofd gebreken begint te vertonen. Even niet op namen kunnen komen, dingen niet meer terug kunnen vinden. In het begin lijkt het onschuldig. Maar langzaamaan vertelt hij steeds onsamenhangendere verhalen, wordt zijn motoriek meer schuifelend en kan hij simpele dingen (thee zetten) niet meer voor elkaar krijgen.

Ik denk, dus ik besta

In een helder moment houdt hij zich vast aan de beroemde uitspraak van René Descartes “Ik denk, dus ik besta”, maar vraagt zich vervolgens af of hij nog wel bestaat als hij niet meer kan denken. Ook zijn godsbeeld verandert door de ziekte. Hij is boos op God omdat het ook de schepper is van de eiwitten Amyloid en Tau, die een belangrijke rol spelen bij Alzheimer. Maar God krijgt het voordeel van de twijfel, hij heeft immers ook muziek gemaakt!

Toneelbeeld van de voorstelling Vergeten

Rondom Tim Claes klinkt veel muziek. Soms inderdaad goddelijke muziek: het motet ‘Warum ist das licht gegeben dem Mühseligen’ van Brahms duikt een aantal keren op. Maar steeds vaker is ook ontregelende muziek te horen. De toenemende chaos, hiaten, verwarring, boosheid, oncontroleerbare emoties worden razendknap weergegeven in de gekozen stukken van onder meer David Fennessy, Panayiotis Kokoras, Matijs de Roo, Ingvar Lidholm en Spinvis. De uitvoering door het Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra is in de best mogelijke handen. De regie van Titus Tiel Groenestege onderstreept op de juiste momenten de aangrijpende vertelling.

Remco Roovers

Mahlers mythische Zesde

Mahlers Symfonie nr 6 in a-klein is een met mythes omgeven stuk. Onduidelijk is of Mahler zelf de bijnaam “Tragische” op enig moment van componeren eraan gegeven heeft. Het zou mogelijk muziek bevatten die gewijd was aan zijn vrouw Alma, of haar zou beschrijven. Wilhelm Furtwängler beschrijft het stuk als “het eerste nihilistische stuk in de muziekgeschiedenis”. Bruno Walter, beroemd dirigent en tevens vriend van Mahler, achtte het werk voor hem “te donker qua expressie” om te kunnen dirigeren. Het stuk zou volgens hem “eindigen in hopeloosheid en in de donkere nacht van de ziel”.

Van het werk wordt altijd gezegd dat het sterk autobiografisch is. Met name in het laatste 4e deel, een hallucinogene, emotionele nachtmerrie van een half uur. Toen Mahler het stuk in 1906 reviseerde, verwijderde hij de laatste van een reeks van drie mokerslagen die het stuk zo beroemd hebben gemaakt. Veel Mahlerdeskundigen en liefhebbers vinden dat deze hamerslagen profetisch moeten worden geïnterpreteerd als het noodlot. Het noodlot was immers niet ver te zoeken in het leven van de componist. In 1907 zou Mahlers dochtertje komen te overlijden, kwam zijn uiterste houdbaarheidsdatum als directeur van de Weense Opera in zicht en werd een ernstige hartafwijking geconstateerd, waar hij vier jaar later aan zou overlijden. Drie tragische gebeurtenissen, dus drie hamerslagen. Maar zo kort door de bocht blijkt het allemaal niet te zijn.

De volgorde van de middendelen

Een van de eerste dingen die opvalt in een uitvoering is de volgorde van de delen. Mahler zelf had grote moeite om te bepalen in welke volgorde de afzonderlijke delen moesten worden gespeeld. Moest nou het scherzo of het langzamere Andante Moderato als tweede gespeeld worden? En om de verwarring (of moet ik zeggen besluiteloosheid) te vergroten, week Mahler bij de eerste uitvoering af van de volgorde zoals het werk aanvankelijk was uitgegeven. Dit leidde tot consternatie en verbazing bij dirigenten en luisteraars, die dit element meenamen in het bepaling van hun mening ten opzichte van de structuur en zeggingskracht van zijn zesde symfonie.

Manuscript Symfonie nr 6 in a-klein – Gustav Mahler

Overigens zou er helemaal geen verwarring moeten zijn over de volgorde van de delen. Mahler zelf dirigeerde het stuk altijd met het Andante als tweede deel en het Scherzo als derde. Hij was hierin zeer stellig. Goed, hij had het werk laten uitgeven in de omgekeerde volgorde, maar nog voor dat de partituren werden verkocht vroeg hij de uitgever om er een erratum bij te stoppen, dat er voor moest zorgen dat de symfonie altijd in de juiste volgorde zou worden gespeeld. Mahler moet overtuigd geweest zijn van zijn beslissing om op deze manier een wijziging aan te brengen op een reeds gedrukte partituur. Hij joeg zichzelf op extra kosten en het kon hem op hevige kritiek (van besluiteloosheid) komen te staan.

Postume verwarring

De verwarring ontstaat echter pas postuum. Alma Mahler stuurt in 1919 een telegram naar de dirigent van het Concertgebouw in Amsterdam, Wilhelm Mengelberg, waarin ze suggereert dat Scherzo-Andante de juiste volgorde is. Ook Mahler-deskundige Erwin Ratz draagt op zijn manier bij aan het misverstand. In de kritische editie van 1963 laat hij het werk uitgeven met Scherzo-Andante als de volgorde van binnendelen van de symfonie. Deze editie wordt vanaf dat moment door dirigenten en platenmaatschappijen als de Bijbel beschouwt, ook al druist het in tegen de enige volgorde die Mahler zelf gedurende zijn leven ooit heeft gedirigeerd of gehoord.

1, 2 of 3 hamerslagen?

En hoe zit het met die hamerslagen? Ook hier geldt dat het idee dat ze staan voor de klappen van het noodlot – met ook nog eens de voorspellende kracht zoals eerder genoemd – niet overeenkomt met hoe Mahler naar ze keek. Dit idee wordt ook tegengesproken door de coherente en overtuigende redenen die Mahler had voor het schrappen van de derde hamerslag. Ook hier zijn veel dirigenten ingegaan tegen Mahler’s overtuiging en hebben sommigen het werk altijd met drie hamerslagen uitgevoerd.

Eén van de hamerslagen in de zesde symfonie

Maar hoe de feiten ook zijn, de ontstane meningen verdwijnen er niet mee, en hebben tot op de dag van vandaag stand gehouden. Ze maken deel uit van hoe het stuk is gespeeld, geïnterpreteerd en beluisterd. Decennia lang. Het hoeft overigens niet te betekenen dat uitvoering met de volgorde Scherzo-Andante of een met drie hamerslagen per definitie verkeerd is. Echter, de dirigent moet wel met zeer sterke analytische argumenten komen om zich te verdedigen ten opzicht van de ideeën van de componist Gustav Mahler zelf. Voor wie zich wil verdiepen in de ze materie kan terecht in het boek “The Mahler Companion” van Donald Mitchel of “Mahler’s sixth symfonie – a study” van de Mahlerspecialist Norman del Mar.

Hoewel het stuk dus aanleiding geeft tot interpretatieve controverses, is deze symfonie eigenlijk de eerste in het oeuvre van Gustav Mahler die het dichtst bij de klassieke vorm van de symfonie als genre blijf. Natuurlijk, deze symfonie is megalomaan opgezet qua vorm en schaal, maar na de eerste symfonie (die in feite een symfonisch gedicht is) schreef Mahler 3 symfonieën waarin de menselijke stem een belangrijk onderdeel was. De vijfde symfonie zingt zich door haar vijfdeligheid ook los van de standaard opzet.

Een duistere symfonie

Het eerste deel (Allegro Energico, ma non troppo) laat zich analyseren als een klassieke sonatevorm. Het opent met een grimmige tred van een mars in mineur. Het contrasteert met een lyrisch tweede thema (het “Alma-thema”). Die expositie herhaalt zich, een gebruik uit de klassieke Weense symfonieën, maar wat al lang uit de mode was. Het eerste deel eindigt in een uitbundige overwinning in majeur, Het enige gelukzalige moment van de gehele symfonie. De beschrijvingen van Walter en Furtwängler blijken hier te eenzijdig te zijn. De symfonie heeft een onweerlegbare duistere uitstraling, Echter het punt dat Mahler wil maken is dat hoe duister de muziek ook is, er is altijd een transformatie naar geluk mogelijk tot op het allerlaatste moment. De zesde van Mahler probeert constant dit geluksmoment te bereiken, maar slaagt daar in het laatste deel uiteindelijk niet in. Dat maakt de symfonie misschien wel tragisch, maar verre van nihilistisch!

Van abstract tot koebel

Toch daagt deze symfonie ook de symfonische conventies uit, zelfs als er aan wordt voldaan. Mahler componeert in zijn zesde symfonie op een hoog abstractieniveau, van teksten en programma’s zoals in eerdere symfonieën is hier geen sprake. Hij weet naast de abstractie wel emotionele dieptepunten en hoogtepunten te schilderen. Soms klinken delen van de muziek alsof ze buiten het geraamte van de gehele symfonie vallen. Een voorbeeld hiervan zijn de koebellen in het verstilde centrum van het eerste deel; het verklankt een visie op onbezoedelde wereld. Deze visie wordt heel stiekem de concertzaal binnengelokt en hint op een haast ouderwets pastoraal geluid. De wanhopige strijd die de rest van het eerste deel laat horen komt daarna des te harder binnen.

De koebellen keren ook terug in het langzame deel, en duiken opnieuw op in de finale. Hier staan ze voor hoop op emotionele stabiliteit die de muziek nastreeft, maar faalt om te bereiken. In het scherzo speelt Mahler met muziek die tegelijkertijd kinderlijk en ouderwets is. Maar het is in de groots opgezette finale, waar de micro- en macrostructuren samen lijken te vallen, dat alle belangrijke momenten van dit immense muzikale deel zich, als een symfonisch mes, in je diepste lijken te raken. Althans, dat zouden ze moeten doen. Alles staat of valt met de uitvoering. De hamerslagen dienen meer te zijn dan bruut en grof (klank)geweld, ze onderstrepen het falen van de muziek om een overwinning te bereiken. De hamerslagen laten de muziek schiften van angst. Ze blijken de nagels aan de doodskist van de symfonie te zijn, die aan het einde tot niets verkruimelt.

Een autobiografisch document?

Alma Mahler

Elke poging om de symfonie louter als autobiografisch te beschouwen schiet te kort. De muziek schetst in het algemeen het beeld van het opgeven van de hoop. Maar tijdens de laatste maten klinkt een persoon die iets heldhaftigs heeft. Misschien is dit Mahler zelf, of wellicht een ander symfonisch super-ego? Beter is het om onszelf als luisteraar in deze persoon te herkennen. De luisteraar als tragische anti-held of -heldin in het drama van de zesde symfonie.

Paradoxaal kan deze niet-zegevierende symfonie tot catharsis leiden. Het confronteert ons met de grenzen van het muzikale en het symfonische, en laat ons extreme klanken horen die uniek in hun soort zijn, zelfs nog ruim een eeuw na componeren. Het beste voorbeeld hiervan is het droomachtige klankveld waarmee de finale opent, en dat steeds zal terugkeren in het vierde deel, elke keer net ietsjes intenser. Alsof iedere draai aan het symfonische wiel ons dichterbij bij de vergetelheid brengt. En precies dat maakt Mahlers zesde symfonie zo bijzonder; gegoten in een klassiek keurslijf wordt de luisteraar een wereld voorgeschoteld die in vergelijking met al zijn andere symfonieën het meest surreëel, imaginair en emotioneel verontrustend is.