La traviata – door de ogen van regisseur Willy Decker

Wie kent niet het verhaal van La traviata, een van de meest gespeelde werken uit het operarepertoire?

De jonge, doodzieke courtisane Violetta Valery beantwoordt de liefde van de eveneens jonge en naïeve Alfredo. Violetta is een prostituee uit het luxe segment, maar in de opera blijkt dat ze een groot innerlijk tekort aan echte liefde, aan oprechte aandacht heeft. We ontmoeten het liefdespaar tijdens een van de vele bals die de Parijse society kent. Het stel valt als een blok voor elkaar, en het onverwachte gebeurt: Violetta besluit haar leven als courtisane vaarwel te zeggen en met Alfredo op het platteland buiten Parijs te gaan wonen. Het prille geluk van het liefdespaar wordt echter verstoord door de vader van Alfredo, Giorgio Germont. Zolang Alfredo en Violetta een relatie hebben, kan het huwelijk van Alfredo’s zusje niet doorgaan. Uiteindelijk zwicht Violetta de smeekbede van Germont en vlucht terug naar Parijs. Hier stort ze zich weer in haar oude gewoontes. De liefde tussen Violetta en Alfredo lijkt voorgoed ten einde. Maar dan bezwijkt Violetta aan TBC, echter niet voordat zij Germont heeft kunnen vergeven en Alfredo in haar heeft kunnen sluiten.

De opera begint met een ouverture, niets uitzonderlijks zou je zeggen, maar wie goed luistert, merkt dat het verhaal van de opera in omgekeerde volgorde wordt verteld. De opera begint met de stervensmuziek van Violetta om vervolgens te transformeren naar typische Parijse salon muziek. Er wordt wat afgedanst in deze opera. De ¾-maatsoort voert de boventoon.

We schrijven 1853 als Verdi deze opera schrijft. Hij is 40 jaar en dit is zijn dertiende opera. Hij is in de bloei van zijn leven. Verdi was geen vernieuwer van de opera zoals Wagner dat was, maar Verdi zette wel met elke opera een pas voorwaarts in zijn eigen opera-ontwikkeling, en bepaalde daarmee ook voor een groot deel de ontwikkeling van de Europese opera. Wat is er dan zo bijzonder in deze opera?

Een echt mens

Het is de eerste opera die over een echt mens ging. Een hedendaagse opera, onverhuld en uiterst realistisch. Het gewaagde eraan is dat Verdi gebruik maakte van een populaire eigentijdse roman La dame aux Camelias van Alexandre Dumas. Verdi en zijn librettist Piave handhaafden de eigentijds setting van het verhaal en dat was nog nooit vertoond. En dan het onderwerp: het leven en de dood van een courtisane, dat was pas echt ongehoord. Verdi weet het ook nog zo te brengen dat we veel compassie voor haar krijgen. De oorspronkelijke titel van de opera luidde: ‘amore e morte’ (liefde en dood).  Later vond Verdi deze titel te oppervlakkig. Het was niet zomaar een liefde en niet zomaar een dood. Violetta was zelf schuldig aan haar liefde en aan haar dood. Hij transformeert de titel naar La traviata. ‘Via’ betekent ‘weg’, ’tra via’ is te vertalen met ‘van de weg’. La traviata betekent dus zoiets als ‘de ontspoorde’ of ‘de dolende’.

De opera-enscenering die ik in dit blog verder onder de loep wil nemen – en waar ook de beelden van de eerder vermelde ouverture uit afkomstig zijn – draait al enkele jaren mee in de opera. Hij werd gemaakt voor de Salzburger Festspiele (met het sterrenduo Netrebko en Villazón) in coproductie met de Nederlandse opera en de Metropolitan Opera. De regisseur is Willy Decker, een door de wol geverfde operaregisseur die zich vaak stort op het grote en zware Duitse repertoire. Maar nu dus Italiaanse hit ensceneerde.

‘Libiamo ne’ lieti calici’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

De cirkel, de tijd en de dokter

Willy Decker voorziet de opera van een aantal kenmerkende symbolen. De belangrijkste zijn de cirkel, de tijd (klok) en de dokter.
Dat laatste symbool, de dokter, is een rol die weliswaar ook in het libretto voorkomt, maar slechts met een paar zinnen in de laatste akte. Decker maakt de rol veel groter. Het is de eerste persoon die we zien als het doek opgaat. Hij zit te wachten naast een enorme stationsklok, wachtend op Violetta die uitgeput zal verschijnen van haar danspartij. Hij is degene die haar de camelia geeft (en niet Alfredo zoals in het origineel). Het lijkt alsof deze vreemde figuur de man is die over Violetta heerst. En zo is de dokter tevens de dood.

Willy Decker laat alle overbodigheden weg: geen rijk gedekte tafels, geen luxe kostuums, geen luxueuze open haarden. Hij speelt alleen met het cirkelidee. Natuurlijk valt de klok hier ook onder. De klok geeft soms wel tijd aan, en soms ook niet. Het decor zelf is ook een cirkel. Eigenlijk een halve, maar de andere helft loopt als het ware door in de zaal en omsluit zo het publiek in de zaal in de enscenering. De toeschouwers worden daarmee tot een soort voyeurs.

De muziek draait ook rond in cirkels. De ¾-maat is de vorm van de draaiende wals. Hier is de wals niet levenslustig zoals we die Johann Strauss kennen, maar veel dwangmatiger, en balancerend op de rand van de dood. Violetta draait in het verhaal figuurlijk steeds sneller rond en walst uiteindelijk zelf met de dood.

Violetta is een professional. Ze heeft zichzelf een pantser aangemeten. Een courtisane kent geen emoties. Maar in dat pantser komt een deuk als Alfredo voorbij komt. Hij is ECHT in haar geïnteresseerd. Bij andere mannen was het Violetta om geld te doen en de seks met deze mannen liet haar ziel bevriezen. Maar Alfredo weet haar te ontdooien.

‘Ah forse lui – Sempre Libera’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko (Salzburger Festspiele, 2005)

Decker schetst een wereld die uitsluitend uit mannen bestaat. Ondanks dat Verdi in zijn koren ook vrouwenstemmen voorschrijft, kiest Decker ervoor om iedereen als man aan te kleden, behalve Violetta. Het is zij tegen de rest van de wereld. Aan deze wereld gaat Violetta ten onder, en dat in de vorm van TBC. TBC is een ziekte die normaal gesproken slechts bij armoede en slechte leefomstandigheden de kop opstak. Die slechte leefomstandigheden moeten bij Violetta veel meer innerlijk worden gezien: ze heeft zichzelf echt gekwetst door haar levensstijl.

De foulard als verhulling

De tweede akte is een sprong in de tijd. Er komt langzamerhand wat kleur in Violetta’s leven. De dood (de dokter) is afwezig en de klok is afgedekt door een doek. Alles is afgedekt met een soort grand foulard, maar dat is slechts een oppervlakkige verhulling van het oude leven van Violetta. Alfredo en Violetta spelen aan het begin van de opera verstoppertje met elkaar. Maar ook letterlijk: Violetta heeft nog niet onthuld waar hun luxe levensstijl van bekostigd wordt. Alfredo voelt zich betutteld, net zoals bij zijn moeder.

Het zelfreinigende effect van opoffering

En nu we het toch over de ouders hebben: de vader van Alfredo, Giorgo Germont, komt langs op het moment dat Violetta alleen is. Hij komt met een mededeling: deze relatie kan niet zijn. Violetta verzet zich, niet op een agressieve manier, maar door haar hart te openen. Giorgio Germont is er gevoelig voor, maar geeft uiteindelijk twee argumenten tegen hun relatie. In de eerste plaats zal het aanstaande huwelijk van zijn dochter niet door kunnen gaan. En in de tweede plaats, als Violetta zich opoffert, zal haar (verrotte) leven toch nog een goede wending kunnen nemen en zal zij zichzelf reinigen.

Met dat laatste argument opent Germont voor Violetta een blik op de dood en op de hemel. Violetta zwicht voor dit argument en vlucht terug naar Parijs.

‘Addio, del passato’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko (Salzburger Festspiele, 2005)

De les van de stierenvechters

In de derde akte is er eerst nog een scène in het casino. In de meeste ensceneringen komt er dan wat couleur local in de opera – wat vaak een stoplap is – maar niet in de regie van Willy Decker. Het koor van de matadors gebruikt hij om Alfredo tegenover het gezelschap van de mannen te stellen. Alfredo is zijn boekje te buiten gegaan. Hij had best van Violetta mogen genieten, maar hij had haar gewoon moeten betalen in plaats van met haar samen te wonen. In dit ‘lesje’ verkleedt één van de stierenvechters zich in Violetta.

Deze scene loopt zo eigenlijk al vooruit op de volgende, waarin Alfredo ‘afrekent’ met Violetta en haar letterlijk zijn schuld aflost. In de slotscène horen we weer de stervensmuziek. De langzame dood die TBC heeft, nadert zijn einde. Op het allerlaatste moment komen Alfredo en zijn vader nog bakzeil halen. Maar het is te laat. ‘E tardi’ klinkt het ijzig door Violetta. Ondanks de excuses en rehabilitatie is Violetta inmiddels klaar voor de dood. Ze heeft zichzelf opgeofferd, niet alleen voor het zusje van Alfredo maar ook voor zichzelf: nu pas is ze in staat tot onbaatzuchtig liefhebben. Ze sterft uiterst gelukzalig.

Het innerlijk van Violetta

Willy Decker is in staat om de persoon Violetta geheel in tact te laten in een eigentijdse setting. Hij slaat een brug tussen de tijd van Verdi en onze eigen tijd. Hoe verhouden mannen en vrouwen zich tot elkaar? Steeds houdt hij ons betrokken bij het innerlijk van Violetta, hij leidt ons nooit af. En door zijn geniale aanpak weet hij dit door-en-door bekende stuk een nieuwe laag mee te geven.

De vele lagen van La traviata

En er waren al zoveel lagen! De eerste laag is een historische. Er heeft namelijk echt een courtisane geleefd die zeer vermaard en extreem rijk was: Marie Duplessis. Zij lag ten grondslag aan de tweede laag: het beroemde boek van Alexander Dumas. Verdi voegde er een derde laag aan toe. Niet alleen door er fantastische muziek bij te maken, maar ook omdat het verhaal enigszins iets wegheeft van zijn eigen leven. Verdi leefde immers ongehuwd samen met een vrouw die gescheiden was en kinderen van een andere man had. Dat was absoluut ‘not done’ in die tijd. De laatste laag in deze enscenering is die van regisseur Willy Decker die met zijn theatervakmanschap in staat is ons een nieuwe blik op dit werk te geven.

De finale uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

De complete opera

La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

In gedachten naar Santiago de Compostela

Volg onze virtuele pelgrimstocht naar Santiago de Compostela! Van 14 tot en met 27 april zou een MUSICO-groep de voetsporen hebben gevolgd van wereldverbeteraars, koningen, diepgelovigen of ‘normale’ pelgrims. Het Coronavirus gooide echter roet in het pelgrimsmenu.

Dag 1: Nederland – Meung-sur-Loire

door Remco Roovers
Vroeg uit de veren. De bus begint dit keer al bijtijds in Arnhem waar de eerste reizigers worden opgehaald. Bij elke opstapplaats in Nederland (Utrecht, Rotterdam, Breda) komt onze bus steeds een beetje voller te zitten. Chauffeur Bas verheugt zich al maanden op deze reis. Hij heeft zich verdiept in de route, weet waar hij zijn rust moet pakken, en zal zoals altijd een steun in de rug zijn tijdens de reis.

Als we de Belgische grens over rijden, zitten zo’n 20 mensen in de bus. We hebben 3 grote reisdagen voor de boeg, voordat we in Pamplona op 17 april de overige 10 pelgrims gaan ontmoeten die met het vliegtuig aankomen. Er worden grapjes gemaakt: “Pelgrimeren met het vliegtuig? Dat kan toch niet!!!”

Als reisleider weet ik dat vanaf dag vier al die verschillen zullen wegvallen en dat we een hechte groep zullen worden en ervaringen zullen delen. Dat doen we natuurlijk ook al tijdens onze normale muziekreizen, maar deze reis is toch wel heel bijzonder. Dit keer staat namelijk niet de muziek centraal, maar de tocht van de menselijke ziel langs het beroemdste pelgrimspad van Europa. Zelf legde ik de laatste 800 km van het pad exact twee jaar geleden te voet af. Ik haalde geld op voor het goede doel en deelde mijn ervaringen door middel van dagelijkse vlogjes.

Vanaf dat moment bleef ik overstelpt worden met vragen over deze wandeling. Ik merkte dat er behoefte was onder onze reizigers om ook eens te kunnen proeven aan zo’n tocht. Veel van onze reizigers zijn al enigszins op leeftijd en dan begin je misschien wat minder makkelijk aan zo’n lange wandeling. Dus bedachten Taco en ik een MUSICO-variatie. We leggen de grote afstanden af per bus, maar eenmaal in Spanje maken we wel dagelijks korte wandelingen (5-7 km) om iets van de fysieke inspanningen te kunnen ervaren. Daarnaast maakt lopen bepaalde gelukshormonen in je los die je op een ander bewustzijnsniveau kunnen brengen. Om je enigszins op aarde te houden, heeft de natuur daar blaren tegenovergesteld. 🙂

De in Nederland opgestapte reizigers zijn gespannen. Ik herken die spanning: zullen ze de wandelingen aankunnen, maken ze nieuwe vriendschappen in de groep, hoe zullen ze het hele gebeuren ervaren? Ook al vermoed ik de antwoorden op deze vragen, ook bij mij heerst een zekere spanning. Terwijl ik de eerste kopjes koffie in de bus schenk, en langzamerhand steeds meer ontspannen wordt (zelfs met veel reiservaring blijft de eerste dag altijd een beetje griezelig), ben ik er van overtuigd dat we twee heel bijzondere weken tegemoet gaan. Leuk dat u met ons mee reist de komende twee weken!

Op stap met Beuk
Op stap met de vertrouwde bus van de Koninklijke Beuk

Onderweg voor MUSICO vanachter het stuur van de bus

Veertien dagen onderweg voor MUSICO. Jeempie, zou ik dat durven? In de 11 jaar dat ik dit werk doe ben ik nog niet eerder zo lang met de bus onderweg geweest. En wat vindt Linda (mijn vriendin) daarvan? Om gezondheidsredenen kan een meerdaagse van mij soms slecht uitkomen.

Maar, …….. het lijkt me geweldig om te doen!

Via Google Street View heb ik alle hotels en bestemmingen al bezocht. Ik weet dat ik niet overal even gemakkelijk kan parkeren en heb ook gezien dat het nodige van mijn manoeuvreerkunst gevraagd zal worden. Maar, ………… voor een chauffeur is dat alleen maar spannend. Boem is ho, enneh, ……hij kan ook achteruit ….

Ik ben al dagen geleden begonnen om een lijst op te stellen van dingen die ik moet regelen voor de reis. En natuurlijk begin je als chauffeur met de bus. Werkt alles? Verlichting, Airco, CD-speler, Microfoon, Toilet, Koffiemachine, Boiler, ………. Wat moet er aan boord zijn? Bekertjes, roerstaafjes, suiker, melk, witte plastic afvalzakjes, vuilniszakken, Glassex, schoonmaakdoekjes, luchtverfrisser, toiletrollen, papieren handdoekjes, ………

De avond voor vertrek controleer ik de motorolie en de koelvloeistof en loop ik via het menu op het dashboard de overige aandachtspunten door. De mannen van de garage hebben de afgelopen dagen de overige vitale onderdelen zoals snaren, bandenspanning en vloeistoffen al gecontroleerd. Ik vul de drinkwatertank en de spoeltank en zet de catering in het slaapluik. Behalve koffie, thee en fris gaat er voor deze reis vooral heel veel water mee.

Oh, en niet vergeten, de MUSICOborden moeten er nog op! Ik grinnik. Dat zou wat zijn zeg, dat je die vergeet! Ik leg mijn kruimeldief alvast aan de oplader, volgens mij ben ik er klaar voor.

Gisteren zijn we vertrokken. Natuurlijk vond Linda het ook spannend en een beetje eng wanneer ik zo lang van huis zou zijn. Maar ze zag de twinkeling in mijn ogen wanneer ik het over deze reis had en theoretiseerde over hoe het zou gaan en waar ik mij op kon en moest voorbereiden. En omdat het op dit moment goed gaat heeft ze mij gisterenmorgen uitgezwaaid en heel veel plezier gewenst. Lief!

Ik neem het stuur over van een collega in Breda. Hij heeft alle opstapplaatsen voor mij aangedaan zodat mijn rijtijd-teller pas gaat lopen vanaf Breda. Op die manier kunnen we op deze eerste reisdag een flinke slag maken. Bestemming is het Best Western Hotel in Meung-sur-Loire. Op mijn navigatiesysteem zie ik dat het 542 kilometer is. Zonder rust gaan we daar met een bus zeker 7 uur over doen ……. Ruik ik daar de koffie al?’

Château du Meung-sur-Loire
Château du Meung-sur-Loire

Dag 2, Meung-sur-Loire – Bordeaux

door Remco Roovers
Vanochtend werd ik wakker in het hotel van Meung-sur-Loire. Alhoewel het dorpje al dateert uit de middeleeuwen doet het hotel opmerkelijk modern aan. Gelukkig maar, want tijdens mijn eigen Camino, twee jaar geleden heb ik gemerkt hoe belangrijk een goede nachtrust voor de pelgrim kan zijn. Waar sommigen zweren bij het slapen op grote slaapzalen (met alle geluiden en geuren die daarmee samenhangen), was ik ervan overtuigd dat elke nacht die ik goed zou slapen, me gezonder en vrolijker naar Santiago zou brengen. Ik denk dat dat laatste ook geldt voor onze Santiago-reizigers. Dat beetje luxe permitteert men zich graag!

Ik heb overigens zo’n vermoeden dat we het label ‘luxe-pelgrim” nog wel vaker tijdens deze reis naar ons hoofd geslingerd krijgen als we ergens met onze grote touringcar arriveren. Pelgrims zijn net mensen. Ze vergelijken zich constant met elkaar. Op dat soort momenten moet je altijd maar even terugdenken aan de oude middeleeuwse pelgrims, die met slechts een plunjezak, een zware mantel (die nog zwaarder werd als je er een hele dag mee in de regen moest lopen), zonder routekaart (en al helemaal niet op je mobiele telefoon) hun weg naar Santiago zochten, waarbij zich achter iedere struik een potentiële rover kon verschuilen die het op je leven gemunt had. En als je die al overleefde, dan kwam je vermoedelijk ook wel een aantal keren terecht in de vele ziekenboegen die langs de pelgrimsroute zijn gebouwd. In dat opzicht is elke 21e-eeuwse pelgrim een luxe-pelgrim.

Dé Camino-vraag

In de bus is inmiddels al een heel andere sfeer is ontstaan dan gisteren. Toen was iedereen nog een beetje zenuwachtig. Inmiddels heeft iedereen zijn plek (vaak ook letterlijk) wel zo’n beetje gevonden. Veel reizigers blijken elkaar van andere reizen te kennen. Ze proberen gezamenlijk uit te vinden welke reis dat dan was, en dat roept gelijk ook weer leuke herinneringen op. Op deze reis is er trouwens nog wel een vraag bijgekomen die de reizigers zich onderling stellen. ‘Wat was voor jou de reden om deze reis te maken?’ En laat dat nou net de vraag zijn die pelgrims elkaar onderweg ook veelvuldig stellen. Soms werd de vraag mij tijdens mijn Camino van twee jaar geleden gesteld door toevallige voorbijgangers, waar je een half uurtje mee opliep. Soms was het een onderwerp van gesprek dat zich over meerdere weken uitspreidde met je nieuw gemaakte Camino-vrienden. Het antwoord dat ik gaf, verschilde ook nog wel eens, afhankelijk van hoeveel zin ik had om mezelf bloot te geven. Na zes weken lopen ging dat overigens steeds gemakkelijker. Ik hoop dat we dat in onze groep ook zullen bereiken, ook al duurt onze pelgrimstocht maar twee weken.

Bordeaux doet niet onder voor Parijs

Na enkele uren zoeven in de heerlijke bus (wat rijdt Bas toch fantastisch!) bereiken we Bordeaux. De stad ligt prachtig en statig aan het water, en doet qua schoonheid en uitstraling zeker niet onder voor Parijs! Ons hotel ligt lekker in het centrum, dus kunnen we de tweede helft van de middag nog even onze stadse gewoontes kwijt: winkeltjes kijken, terrasjes pikken, of gewoon een dutje doen op de witte gesteven lakens.

’s Avonds gaan we er gezamenlijk op uit om te dineren. We hebben gekozen voor Le bistro du Musée, een restaurant dat een industriële inrichting combineert met een klassieke kaart. Bovendien presenteren ze een wijnselectie die zich laat lezen als een dwarsdoorsnede van de beroemdste wijnhuizen uit de Bordeaux. Ik waarschuw mijn nieuwbakken pelgrims alvast: we zullen dit aardse leven toch echt een beetje los moeten laten de komende dagen, maar voor nu: geniet er nog maar even van!

Bordeaux
Bordeaux

Dag 3, Bordeaux – Pamplona

door Remco Roovers
Chauffeur Bas en ik staan op tijd bij de bus. Altijd goed om even de komende dag door te spreken. Het blijkt dat we deze dag allebei zien als het einde van het begin. ‘Dat is beter dan andersom’, grappen we naar elkaar. Vandaag is namelijk onze laatste aanreisdag en gelijk onze eerste wandeldag! De Camino staat nu echt te beginnen.

Vanuit Bordeaux rijden we daarom naar een belangrijk knooppunt van de Camino: Saint-Jean-Pied-de-Port. Hier komen diverse (Franse) routes samen. En nog steeds is het een druk punt. Zelf begon ik twee jaar geleden ook vanuit hier te lopen. Het hele dorpje leeft van de pelgrims. De laatste spullen kunnen hier nog worden gekocht. Vaker kiest de pelgrim ervoor om juist enkele spullen hier achter te laten op advies van de mensen bij het inschrijfbureau. Daar wordt je rugzak gewogen en houdt men de 10% regel aan: de rugzak mag 10% van het lichaamsgewicht van de pelgrim zijn. Voor een ultra slanke dame is dat zo goed als niets, maar zelfs een flink uit de kluiten gewassen man zal moeite hebben zijn hele hebben en houden in die luttele kilo’s te stoppen. Hier leert men vaak al les 1 van de Camino: ‘less is more’. Je gewrichten zullen je de komende weken dankbaar zijn voor het niet mee hoeven zeulen van al die overbodige kilo’s.

Het dorpje heeft een gezellige buzz, en ondanks dat onze groep geen heel grote afstanden gaat lopen, voelen we ons al snel een beetje pelgrim. Iedereen die nu in het stadje is, begint morgenvroeg aan zijn wandeltocht. Die eerste dag is gelijk de zwaarste van de hele route. De pelgrims moeten de Pyreneeën oversteken en dat betekent een pittige klim en dito afdaling. De lengte van de eerste etappe is maar liefst 27 kilometer. Veel wandelaars zijn ongetraind (wat zit de mens toch raar in elkaar) en worden tijdens die eerste etappe met hun neus op de feiten gedrukt.

Deze martelgang blijft ons vandaag gelukkig bespaard. Bas neemt ons mee via de autoweg de bergpas over. We passeren tevens de Frans-Spaanse grens en werpen een blik in het pittoreske en serene Roncesvalles, waar een enorm klooster de grootse traditie van deze bedevaart belichaamt.

Klooser van Roncesvalles
Klooster van Roncesvalles

Hierna rijden we door richting Pamplona. Onderweg begin ik druk op mijn telefoontje te turen en scan de weg of ik iets herken van waar ik de vorige keer heb gelopen. Bas is uiterst rustig. Hij heeft namelijk zijn navigatie helemaal ingesteld met de coördinaten van het beginpunt van ons eerste wandelingetje. ‘We zijn er bijna’, zegt hij. En ja hoor, hij heeft het nog niet uitgesproken of daar zie ik een kronkeling in de weg die me bekend tegenkomt. Toch raar dat je soms een stukje weg ziet, waar op het eerste gezicht niets bijzonders aan is, maar waarvan je 100% zeker weet dat je er eerder bent geweest.

Dit moment had ik als scheiding der geesten voorzien: de wandelingen die we hadden gepland zijn uiteraard facultatief, maar wat nou als er helemaal niemand wil lopen? Gelukkig valt het mee. Zo’n ¾ van de reizigers wisselt van schoenen en wil wel eens proeven aan dit wandelgevoel. Het andere deel wenst ons een prettige wandeling en blijft lekker in de bus om samen met Bas naar het afgesproken eindpunt van de wandeling te rijden en ons daar weer op te wachten.

De eerste kilometers te voet

Eindelijk, we wandelen! Het is misschien wel de meest basale beweging die we kennen, we doen het de hele dag, haast ongemerkt. Pas als je er waarde aan gaat hechten, het gaat analyseren of gaat beladen met gedachten, kan de meest simpele wandeling, hoe kort ook, je in een andere staat van bewustzijn brengen. En alhoewel het landschap tijdens ons eerste stukje Camino zeker niet spectaculair is, voelen we allemaal de verbondenheid met elkaar, met de traditie van de route en met de natuur. Dit eerste tochtje is klein, slechts vier kilometer, het voert langs een mooi beekje en in het uurtje hebben we toch het gevoel er even helemaal uit te zien. Hoewel we maar weinig zeggen, genieten we gezamenlijk heel intens.

Als we na een uurtje het bos uitlopen, doemt daar de grote donkerblauwe touringcar op. Bas staat met zijn bussende pelgrims in het zonnetje ons op te wachten. Het valt hem op dat iedereen met een grote glimlach de wandeling voltooit, en voor zover het zich nu laat aanzien, nog zonder blaren!

Nadat we ingestapt zijn, is het nog een half uurtje rijden naar het hotel in Pamplona. We checken in en dineren lekker in het centrum. De stad roept, maar gelukkig hebben we morgen alle tijd om die op ons gemak te bekijken omdat we hier twee nachten zullen verblijven!

Zicht op Pamplona
Pamplona

Dag 4, Pamplona

door Remco Roovers –
Na een goede nachtrust staat de gehele groep als wilde stieren, trappelend van ongeduld, klaar om de stad Pamplona te bezichtigen. Bij de eerste aanblik vanochtend van mijn groep valt op dat hij ineens met 10 mensen is uitgebreid. Gistermiddag zijn de reizigers aangekomen die vanaf Schiphol het vliegtuig naar Bilbao hebben genomen en vervolgens met een aparte touringcar naar Pamplona zijn gereisd. Het diner van gisteren was het eerste moment dat we met zijn allen samen waren. Grappig genoeg waren er veel bekende in de twee groepen over en weer, en na een paar glazen stevige en smakelijke wijn uit de Navarra-streek, waar we ons nu begeven, was er geen enkel onderscheid meer!

Pamplona: meer dan stierenvechters

Gids Mikel Ollo neemt ons mee langs de bezienswaardigheden van Pamplona. Iedereen is natuurlijk nieuwsgierig naar hoe het er hier aan toe gaat tijdens het feest van San Firmin. Die feestweek in juli wordt immers afgesloten met de zogenaamde encierro. Sinds 1591 worden ter ere van de patroonheilige van de stad zes vechtstieren door de smalle straatjes gejaagd. “Stoere Spaanse branies proberen de stieren voor te blijven en tonen hiermee hun moed en kracht”, zegt Mikel. “Nou volgens mij tonen ze hiermee vooral hun domheid”, voegt één van de reizigers er snedig aan toe.

Het hoogtepunt van de ochtend wordt het bezoek aan de kathedraal (Basilica) van Santa Maria de Real. Deze immense gotische kerk is de opvolger van een romaanse bouw en is in de 12e eeuw ook nog eens uitgebreid met een prachtig klooster. Voor Spaanse katholieke begrippen doet de kerk vrij zakelijk aan. Daar houden Nederlanders van, dus onze groep is behoorlijk onder de indruk.

Kloostergang bij kathedraal Pamplona
Kloostergang bij kathedraal Santa Maria de Real, Pamplona

In het winkeltje kopen sommige mensen op advies van de gids een Pelgrimspaspoort. Eigenlijk een nutteloos ding voor het soort pelgrims dat wij zijn. Normaal gesproken geeft zo’n paspoort je recht op overnachtingen in de Albergues (u weet wel, met die slaapzalen) en als je dagelijks stempeltjes verzamelt van je tocht, kun je het paspoort in Santiago inleveren voor een bewijs dat je de pelgrimsroute te voet (of per fiets of per paard) hebt afgelegd. Die stempels kun je overal vragen. Bij grote religieuze instellingen (zoals deze kathedraal) tot aan de kleine espresso-barretjes op de route. En al komen wij dan niet in aanmerking voor zo’n bewijs, ons paspoort kan wel een mooi aandenken van deze toch worden.

Na afloop van de bezichtiging van de kerk drinken we een stevig kopje koffie om vervolgens de wandelaars te verzamelen. De tweede wandeling staat te beginnen. Het is inmiddels een beetje warmer geworden, perfect wandelweer! Dit keer lopen we een kilometertje langer. We beginnen bij de kathedraal, lopen door het prachtige middeleeuws centrum van Pamplona, komen uit bij het indrukwekkende terrein rondom de citadel. De huizen worden vanaf hier steeds eenvoudiger, om vervolgens te veranderen in betonnen torenflats. Daarna begeven we ons over de campus van de universiteit. Hier vallen we behoorlijk op: de gemiddelde leeftijd is hier zo’n 23 jaar. Dat halen we met onze groep flink omhoog!

Nadat de laatste universiteitsgebouwen achter ons zijn, lopen we in een rustig stukje natuur. We horen nog wel de snelweg, maar zien hem gelukkig niet. Voor ons doemt een stevige heuvel op, met bovenop een groepje huizen. Het is duidelijk dat onze route daar langs gaat voeren. De eerste angstige vermoedens worden geuit: “Moeten we echt zo die “berg” op??”, en: “Jeemig, dat had je ons niet beloofd Remco!”. Ik laat ze maar even. Want net voordat we aan de klim beginnen staat daar weer ons vertrouwde ijkpunt: chauffeur Bas met zijn bus. Iedereen is opgelucht!

Bas brengt ons terug naar het hotel in Pamplona. We hebben even wat vrije tijd en we verkleden ons voor de late lunch. Langzamerhand gaan we wennen aan de vreemde eettijden van de Spanjaarden en aan het delen van de verschillende gerechten van één bord. Het is misschien allemaal net wat losser hier in Spanje, maar als je een beetje zoekt kun je fantastisch eten hier in Baskenland!

Lieder eines fahrende Gesellen

De avond besteden we in typische MUSICO-stijl. We gaan naar een concert. Op het programma een titel die als een handschoen past bij deze reis: Lieder eines fahrenden Gesellen. Meer pelgrim wordt het niet. Dit concert brengt ons opnieuw naar een diepere laag van de reis. De teksten zinken diep in ons gevoel en, en de muziek van Mahler maakt ons er heel ontvankelijk voor. Na afloop van het concert zijn we er allemaal een beetje stil van. Gezamenlijk besluiten we dat deze vier liederen onze lijfliederen worden voor de komende dagen!

Hieronder een strofe uit het laatste lied:

Ich bin ausgegangen in stiller Nacht,
In stiller Nacht wohl über die dunkle Heide.
Hat mir niemand ade gesagt, ade!
Mein Gesell war Lieb und Leide!

Luister hier naar een complete uitvoering van mijn lievelingsbariton Christian Gerhaher:

Lieder eines fahrende Gesellen van Mahler door bariton Christian Gerhaher en het Mahler Jugendorchester olv Herbert Blomstedt (London, Proms 2010)

Dag 5, Pamplona – Burgos

– door Bas Duizer
Prima geslapen vannacht. De tweede en eventuele volgende nachten slaap ik toch altijd beter dan de eerste nacht in een vreemd bed. Om 7.30 uur ben ik opgestaan. Ik ben een slow starter en heb dus ’s morgens wel even tijd nodig om op gang te komen. Maar, …. koffie en een ontbijtje wat steevast bestaat uit yoghurt met fruit en muesli, en daarna twee boterhammen met roerei doet wonderen.

De bus staat geparkeerd om de hoek van het hotel. Terwijl de eerste thermoskan al begint te druppelen rijd ik naar de voorkant van het hotel waar gelukkig een busparkeerplaats is, waar ik een kwartier mag staan om gasten in- en uit te laten stappen. Het is kwart voor tien. Ik ben er klaar voor. Kom maar op met die koffers!

In het wijnland La Rioja

De route die we vandaag rijden, wordt deels bepaald door de Camino de Santiago. We gaan op weg naar Santo Domingo de la Calzada en beginnen aan een tocht van bijna 200 kilometer naar Burgos door de provincie La Rioja. Ja, die van de wijn. Het landschap hier is relatief vlak.

Na iets meer dan 1,5 uur rijden, waarbij we ook de hoofdstad Logroño van de provincie La Rioja passeren, naderen we de afrit welke ik wil nemen om in Ciriñuela uit te komen. Hier stappen de pelgrims uit en volgen ze de pelgrimsroute naar het oude stadscentrum van Santo Domingo de la Calzada.
Wanneer we Ciriñuela inrijden, maak ik mij zorgen of we wel goed zijn. Als ik niet op tijd geremd had waren we er zo aan de andere kant weer uit gereden (bij wijze van spreken dan).
Maar gelukkig komt Remco net naar voren lopen en samen kijken we uit naar een geschikte plek om te stoppen. Het wordt de lokale bushalte.

Het is droog, de zon schijnt en er waait een heerlijk windje. Prima wandelweer!

Een burger in Santo Domingo de le Calzada

Bijna iedereen gaat pelgrimmen. Met nog maar een paar mensen in de bus zwaaien we de wandelaars uit, laten Ciriñuela achter ons en vertrekken naar het oude centrum van Santo Domingo de la Calzada. Ik zoek een plekje voor de bus, spreek met de zittenblijvers af dat ik ze samen met de wandelaars weer om 16.00 uur ophaal bij de plaatselijke kathedraal. Ik wandel door het gezellige dorpje en nuttig op een terrasje, genietend in het zonnetje, een lunch. De lunchkaart is in het Spaans en voor mij dus een soort abracadabra maar gelukkig breng Google Translate uitkomst. Ik probeer in alle steden waar ik kom tijdens meerdaagse reizen en waarbij ik mag lunchen of dineren een hamburger te eten. Normaal gesproken eet ik onderweg vegetarisch (omdat ik een lastige eter ben) maar als ik zelf kan kiezen en er staat een hamburger op de kaart dan ……….
Ook ik heb recht op een afwijking, toch?

Om 16.15 uur rijden we de parkeerplaats af waar ik de bus geparkeerd heb. Het is opvallend rustig in de bus. Velen zijn moe van het wandelen, of zitten voldaan een beetje te doezelen en te mijmeren over de lunch en de gezellige ambiance van het oude centrum.

Tegen 17.15 uur rijden we het centrum in van Burgos. Het hotel ligt aan een drukke weg waar ik wel even kan stoppen om uit te stappen en de koffers in de lobby af te zetten, maar daarna moet ik op zoek naar een plekje waar de bus ’s nachts kan blijven staan.
Van Remco hoor ik dat de receptie van het hotel een adres heeft gegeven waar wel vaker bussen staan dus daar ga ik kijken of er nog plek is. Daar aangekomen zie ik dat het een prima plek is. Ik parkeer de bus, pak mijn spullen en loop op mijn gemakje naar het hotel. Morgen ruim ik wel even op. Om 19.30 uur gaan we met z’n allen dineren in een restaurant op loopafstand en omdat ik morgen vrij ben moet ik natuurlijk een Rioja proberen ………

Burgos
Burgos

Dag 6, Burgos

– door Remco Roovers
Zondag in Burgos. Het zou een titel van een roman kunnen zijn. Dat wordt vast een heel prettig leesbare roman. Ik ben namelijk gek op zondagen (vooral als ze een beetje lui zijn – sorry dat dit stukje daarom pas wat later op de dag verschijnt) én ik heb heel mooie herinneringen aan Burgos.

We gaan al aardig in een ritme komen: één dag reizen en één dag in een grotere plaats, waar veel te bekijken is. Echter, op de dagen die we in de steden doorbrengen, is ook altijd een wandeling gepland, dus echt tot rust komen we niet, maar dat is ook niet geheel des pelgrims, nietwaar?

Versteende religiositeit

Vanochtend bezoeken we met onze lokale gids dé bezienswaardigheid van Burgos: de Santa Maria kathedraal. De bouw begon vroeg in de twaalfde eeuw, net toen Burgos groot aan het worden was als belangrijke stad op de route naar Santiago. Enkele eeuwen later zetelde hier het beroemde koningspaar Ferdinand en Isabella. Het paar ontving Columbus na zijn tweede ontdekkingsreis, terwijl in de 18e eeuw de stad in handen viel van aanvankelijk Napoleon en vervolgens Wellington. En in de recente geschiedenis huisvestte de voorlopige regering van Franco tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Al met al een roerige locatie dus. En deze rots in de branding, dit icoon van vertrouwen in het goede, deze versteende religiositeit is eeuw na eeuw ooggetuige geweest van al die politieke gebeurtenissen.

Kathedraal van Burgos
Kathedraal van Burgos

Uiteraard kent de kerk ook een sterke politieke kant, maar als je de Camino loopt kan ik u verzekeren, dat je daar toch wat minder in geïnteresseerd bent. Op het moment dat je je kwetsbaar opstelt, komt de naastenliefde en de broederschap veel sterker bij je binnen, dan alle lelijke dingen waar de kerk zich ook schuldig aan heeft gemaakt. Inmiddels staan we als groep ook steeds meer open voor die ervaring. We horen de geschiedenis van de gids, maar ik betwijfel of het allemaal zullen kunnen reproduceren na afloop. Is ook helemaal niet belangrijk. We proeven en ruiken aan de kerk. En dat ruiken is juist op deze dag nou net zo lekker, er hangt namelijk nog een heerlijke wierookgeur van de zojuist beëindigde hoogmis.

El Cid

Op één plek in de kerk maakt mijn operahart een klein sprongetje: plotseling staat we oog in oog met de kist van Rodrigo Díaz de Vivar. Wie? Jawel die dus, beter bekend als El Cid, de grote Spaanse held, die deugdzaam en ridderlijk was, gerespecteerd door zowel de katholieken als de Moren. El Cid is veel ouder dan Burgos, maar toch is zijn lichaam hier te vinden, net als dat van zijn vrouw. Zelf had hij er het liefst nog een kist bij willen hebben staan, namelijk met zijn paard erin. Dat was zijn grootste wens: begraven worden met zijn paard. Ze moeten een bijzondere band hebben gehad. Toen El Cid overleed, liet het paard (Babieca, “dwaas”) zich door niemand meer berijden. Het paard behaalde de wonderbaarlijke leeftijd van 40 jaar, voor een paard is dat extreem oud! Het leven van El Cid zit vol met dit soort verhalen, geen wonder dat operacomponist Jules Massenet een heroïsche opera over hem schreef. Luister hieronder naar het prachtige duet.

Act III Scene 1: Rodrique, toi dans cette demeurse (Rodrigue, Chimene) uit Le cid van Massenet door Beatriz Uria Monzon en Roberto Alagna

Nadat we een beetje bijgekomen zijn van alle stedelijke indrukken, drinken we pittige espresso (inmiddels weet iedereen hoe hij hier zijn koffie moet bestellen: een simpele café, of een cortado (met scheutje melk), een café con lecche (met veel melk) of een americano, het is er allemaal). Dit keer is het een beetje ingewikkelder, want vanwege de rijtijdenwet kunnen we vandaag geen gebruik maken van onze touringcar. Ik heb wat taxibusjes besteld en probeer in mijn beste Spaans uit te leggen dat we ons net buiten de stad aan de Camino willen laten afzetten. De chauffeur begrijpt gelukkig meteen wat ik bedoel, en in colonne rijden we de stad uit. We zijn dit keer met één extra wandelaar: chauffeur Bas heeft dan weliswaar een dagje vrij, maar het leek hem toch leuk om een wandeling mee te maken, dus zodra we op de wandelweg zijn, is hij meteen een echte pelgrim!

Na de vlakke maar mooie route (waarbij we helaas vaak wel nog de snelwegen van de stedelijke omgeving horen), arriveren we bij het punt waar ik de taxi’s had gevraagd heen te komen. Althans, dat dacht ik. Als we er aankomen, is er geen taxi te zien. De schrik slaat me om het hart, we zijn redelijk in de middle of no-where, en teruglopen naar de stad is echt geen optie. ‘Zitten we wel goed Remco?’, hoor ik sommigen al met een lichte angst in hun stem vragen. ‘Ja hoor’, probeer ik vol overtuiging te zeggen, ‘dit is precies waar we hadden afgesproken.’

El grupe Ollandese

Na 15 minuten te hebben gewacht, word ik toch enigszins zenuwachtig en moet ik een moeilijke stap nemen: ik zal moeten bellen in het Spaans. In de meeste vreemde talen kan ik mij goed redden, maar Spaans is niet mijn forte en bellen is al helemaal erg moeilijk. Maar ik heb geen keus, het moet. Ik draai het nummer dat ik van de chauffeur op de heenweg heb gekregen. Ik hoor een harde en (denk ik) chagrijnige mannenstem, daarna valt een stilte en ik begin een beetje te stotteren over ‘el grupo Ollandese’. De man aan de andere kant begint te lachen. Ik spits mijn oren, en ik denk dat hij zegt dat ze er over een paar minuten zijn, iets met probleempje een wegopbreking. Ik weet nog steeds niet of dat de waarheid was, maar gelukkig kwam mijn wens uit. Een paar minuten nadat we de verbinding hebben verbroken, rijden dezelfde taxibusjes het weggetje op, en ik denk dat ik de meest brede grijns op mijn gezicht moet hebben gehad, sinds we uit Nederland zijn vertrokken!

Dag 7, Burgos – Sahagún – León

door Bas Duizer
Uitslapen vandaag! 10.30 uur vertrekken we vanaf het hotel in Burgos. In het seizoen, dat van half april tot half oktober loopt, maak ik regelmatig dagen van 12 à 14 uur. In deze periode moet het geld verdiend worden. De overige maanden is het relatief rustig waarbij je de te veel gewerkte uren voor een deel weer compenseert. Dus als je pas ‘acte de présence’ hoeft te geven om 10.15 uur voor het hotel dan voelt dat als verwennerij…..

Gisteren was ik in verband met de rijtijdenwet vrij. ’s Morgens heb ik op eigen gelegenheid door de stad geslenterd en ’s middags heb ik geheel vrijwillig doch ook onder lichte druk van de pelgrims meegelopen met de wandeling. Dat was hartstikke leuk om mee te maken en het voelde geweldig om eens de sfeer te proeven van de saamhorigheid die ontstaat wanneer je met elkaar onderweg bent naar …..Thuis wandel ik regelmatig lange stukken met de honden, dus ik kon ‘m hebben.

We rijden om exact 10.30 uur weg bij het hotel in Burgos en nadat we de stad achter ons laten draaien we al snel de A-231 op, oftewel de Autovia Camino de Santiago. Het is grijs, en slechts 11 graden. We zijn op weg naar Sahagún. Daar kan iedereen op eigen gelegenheid lunchen en het gezellige centrumpje doorkruisen. We komen om iets voor half een aan. Ik kan met de bus niet het centrum in, dus ik parkeer de bus langs de doorgaande weg zodat iedereen kan uitstappen en spreek met Remco af dat ik om 14.15 uur op dezelfde plek weer klaar sta om de groep op te pikken. Ik parkeer de bus net buiten het centrum en wandel terug door de prachtige stadspoort het dorpje in.

Sahagún
Sahagún

Wanneer ik de groep weer opgepikt heb en we klaar zijn om op weg te gaan naar de afzetplaats voor de vijfde pelgrimswandeling komt Remco naast mij zitten en geeft mij de coördinaten door waar de wandeling begint en waar ik ze maar liefst 8,6 kilometer verder weer oppik. Volgens mij wordt het de langste wandeling van deze reis. Op de afzetlocatie aangekomen beginnen de pelgrims vol goede moed aan de ruim 8 kilometer. Het is gelukkig nog steeds droog, maar wel fris.

Ik rijd, bijna leeg, naar de oppiklocatie. Daar aangekomen blijkt dat dat makkelijker gezegd dan gedaan is. De weg naar de door Remco opgegeven coördinaten is smal en kronkelig. Ik moet goed opletten op de takken van de bomen die over de weg hangen en dat ik met alle wielen op het verharde gedeelte van de weg blijf. Hier jezelf vastrijden is echt het laatste wat je wilt. De bus is 12.40 meter lang, 2.55 meter breed en weegt op kenteken ruim 18.000 kilo. Nu zitten we niet helemaal vol, dus het werkelijke gewicht is lager, maar toch ….

Achteruit naar de oppiklocatie

Behoedzaam neem ik de laatste bocht en constateer dat er geen ruimte is om te draaien. Oeps! Gelukkig passeerden we ongeveer 300 meter terug een zijpad waar ik met wat heen- en weer steken de bus wel kan keren. Dus ik rijd achteruit terug naar dat pad, steek 4 keer heen en weer en rijd vervolgens achteruit naar de oppiklocatie. Phoe! Ik heb het er warm van!

Ruim 2 uur hebben de pelgrims nodig om de 8,6 kilometer af te leggen. Nadat ze even hebben kunnen bijkomen en er dankbaar gebruik is gemaakt van het toilet in de bus, manoeuvreer ik ons weer de provinciale weg op waarbij we na een paar kilometer weer op de Autovia opdraaien.
Een klein uurtje later komen we bij ons hotel in León aan. Ik loop de koffers de lobby in en ga op zoek naar een parkeerplaats voor de bus. Ik vind de plaatselijke touringcar parkeerplaats op een kwartiertje lopen van het hotel. Omdat ik nog tijd heb, ruim ik de bus op, ga met de kruimeldief door de bus om het pelgrimspadzand op te zuigen en zet alvast alles klaar voor overmorgen. Want, …..ik ben morgen alweer vrij!

Dag 8, Léon

door Taco Stronks
Vandaag ben ik gearriveerd in Léon. Ik ben niet met de MUSICO-groep meegereisd, maar al eerder in Spanje aangekomen. Op maandag 30 maart jongstleden ben ik met de trein naar de Frans-Spaanse grens bij Irún gegaan en van daaruit heb ik een groot deel van de Camino del Norte gelopen.

Camino del Norte
Camino del Norte

De Camino del Norte (‘Noordelijke (kust)weg’) start aan de Atlantische kust, bij de Spaanse stad Irún. In feite gaat het niet om één weg, maar om meerdere wegen: “Los Caminos del Norte”, die op verschillende plaatsen de noordkust verlaten om, via het kustgebergte, aan te sluiten op de Camino Francés, de route die de MUSICO-groep aflegt. In de praktijk wordt met de “Camino del Norte” vaak bedoeld: de route van Irun, via Gijón, Ribadeo en Vilalba, naar Santiago.

Camino del Norte
Camino del Norte

Ik ben zelf tot aan Gijón gelopen en toen per snelle lijnbus naar Léon gekomen. De afgelopen weken waren drie intense loop-weken met veel pieken, maar ook een aantal dalen: wat heb je een doorzettingsvermogen nodig als het halverwege de dag gaat plenzen en je nog lang niet op je eindbestemming bent! Wat kan het toch saai zijn om 10 kilometer achter elkaar door hetzelfde landschap te moeten lopen, zonder iemand tegen te komen! Maar, wat is het ook bijzonder dit alleen te doen: teruggeworpen op jezelf, genieten van het wandelen, de hele dag in de buitenlucht zijn, interessante gesprekken hebben met toevallige passanten of mensen waar je een paar dagen mee optrekt. Een ervaring om nooit te vergeten!

Van voet-pelgrim naar bus-pelgrim

Toch ben ik blij dat het er op zit, mijn wandeltocht. Het is fijn om Remco weer te zien en de ontvangst in de groep voelde als een warm bad. De meeste mensen kwam ik al bij het ontbijt tegen. Ik was expres heel vroeg vanuit Gijón vertrokken was, zodat ik het dagprogramma van de MUSICO-groep in Léon nog mee kon maken. Het was leuk om te merken dat de groep al zo veel beleefd had. En wat was het bijzonder om te horen dat zoveel mensen ook de (korte) wandelingen mee maakten tijdens de reis. Ik voelde me echt pelgrim tussen de pelgrims en kan niet wachten om de tweede helft van deze MUSICO-reis – via Santiago de Compostela naar Bilbao – gezamenlijk te beleven!

– door Remco Roovers
‘Dit wordt een heerlijke dag’, bedenk ik als ’s ochtends opsta. Vanaf vandaag zijn we compleet: Taco zal zich na drie weken wandelen langs de Camino del Norte bij de groep voegen, en maakt de rest van onze bus-pelgrim-reis mee. Ik ben supertrots op hem, ik weet dat het een zware tocht is langs de kust, en het weer was niet al te beste de afgelopen dagen. Maar toch: hij heeft een gezond kleurtje en de energie spat van hem af. Toch altijd bijzonder om te zien wat zo’n Camino met een mens doet.

Energie is overigens wel iets dat je kunt gebruiken in Léon. Alhoewel de stad bij Nederlanders niet zo bekend is, is het één van de levendigste steden van Spanje. Zodra hier ook maar een straaltje zon schijnt, trekt iedereen naar buiten en hangt rond op pleintjes, terrasje en parken. De Spanjaard is een echt buitenmens. In de smalle middeleeuwse straatjes weergalmt al dat rumoer nog eens extra door, dus als je even rust wilt, zit je in Léon niet zo goed.

Na Léon komt de spiritualiteit

Op mijn eigen wandeltocht, twee jaar geleden, was Léon een soort keerpunt van mijn Camino. Ik had toen al zoveel gewandeld, dat ik wist dat ik het fysiek aankon. Daarna kwam misschien het moeilijkste deel, je komt erachter wat de Camino op mentaal vlak met je doet. Toen ik later andere pelgrims sprak, hadden de meesten eenzelfde ervaring: na Léon komt de spiritualiteit.

Kathedraal van Léon
Kathedraal van Léon

Ik bereid mijn reizigers er een beetje op voor. Geen betere plek daarvoor natuurlijk dan een bezoek aan de schitterende kathedraal van Léon. Maar ik merk ook dat iedereen veel meer gefocust is op buiten zijn. We willen de heerlijke voorjaarszon op onze huid voelen, we willen actief zijn, lachen, shoppen, een wijntje drinken. En wie ben ik om dat tegen te houden?

Voor vandaag is ook een wandeling gepland, voor het eerst merk ik dat het aantal deelnemers aan de dagelijkse wandeling ietsjes kleiner is geworden. Is men moe? Trekt de stad net even wat harder? Ik weet het antwoord niet, maar dat hoeft ook niet.

Als we vanavond aan het (late!) Spaanse diner zitten, deelt iedereen zijn ervaringen van de dag. Iedereen heeft zich opperbest vermaakt. De kracht van Léon heeft zich maar weer eens laten blijken. Als ik voorzichtigjes meld dat we morgen ons al verplaatsen naar Santiago, schrikt iedereen een beetje: het voorlopige wandeleinde is in zicht. In Léon kan dat maar op één manier worden onderstreept: we bestellen nog een drankje!

Dag 9, Léon – Santiago

– door Remco Roovers
Ik denk dat naar deze dag de pelgrim het meeste uitkijkt, maar er zich maar een slechte voorstelling van kan maken. In het geval van onze ‘bus-Camino’ is dat in extreme mate het geval. Normaal gesproken is Léon-Santiago nog zo’n twee weken wandelen, en dat doen wij nu in één dag. Voor pelgrims die ook een groot gedeelte vóór Léon hebben gelopen, voelen die laatste weken heel speciaal. Men noemt dit laatste gedeelte ook wel het spirituele gedeelte van de Camino. Zelf heb ik dat ook zo ervaren, en een paar van die belevenissen vertel ik als we in de touringcar dit traject afleggen.

Onze eerste stop is de leuke plaats Astorga, met een indrukwekkend aartsbisschoppelijk paleis gebouwd door niemand minder dan Antonio Gaudí. Heel bijzonder om zo’n extravagant gebouw in zo’n kleine plaatsje te vinden. Het vormt samen met de gigantische kathedraal ernaast de omranding van het grote plein.

Vredelievende pelgrims of zwaardzwaaiende vechters?

Het weer is heerlijk, we brengen een bezoekje aan het paleis met een audio-guide, en binnen blijkt een mooie tentoonstelling te zijn van beelden, schilderijen en katholieke parafernalia die te maken hebben met de eeuwenoude traditie van de Camino. Bij nadere beschouwing blijkt dat veel van die hele oude pelgrims helemaal geen lieve jongens waren. Ze zwaaiden er lustig met hun zwaarden op los, en dan het liefst richting de Moren. Ze worden dan ook wel Matamoros genoemd, oftewel Morendoder. Het schijnt zelfs dat deze vechtlustige types op één van hun veldslagen in de 9e eeuw tegen de Moren werden bijgestaan door Sint-Jakob (Santiago) zelf. Hij had zich weliswaar vermomd als geheimzinnige ruiter, maar voor hen was het duidelijk dat dit niemand minder kon zijn dan de discipel van Christus. Soms ben ik jaloers dat ik niet wonderen geloof.

De spirituele ervaringen en mijn persoonlijke herinneringen nemen vanaf Astorga in frequentie toe:

• Vanaf Astorga is het een kleine dag-etappe naar Rabanal. Daar wilde ik twee jaar geleden best mijn intrede doen in het kleinste kloostertje (vier priesters) dat ik ken.

De weg naar Santiago, dag 28 van de Camino van Remco Roovers

• Even na Rabanal is het beroemde Cruz del Ferro, daar leggen pelgrims een van huis meegebrachte steen mee om hun zonder/pijn/verdriet van zich af te leggen. Op onze tocht slaan we deze plek over, ik vind het niet gepast om hier met een touringcar uit te stappen en er dan een fotomoment van te maken. https://www.youtube.com/watch?v=mNcfKNgb8EY

De weg naar Santiago, dag 29 van de Camino van Remco Roovers

• Het letterlijke hoogtepunt van de tocht wordt bereikt in O Cebreiro. Ik weet nog hoe ik de pittige klim naar dit pittoreske dorpje moest maken in de barre sneeuw, en hoe goed het was mijn vrienden daar weer te treffen. De Camino geeft altijd precies dat wat je nodig hebt.

De weg naar Santiago, dag 31 van de Camino van Remco Roovers

Reconstructie van de Jacobsweg

Tijdens onze busrit bezoeken we O Cebreiro. Het dorpje moet oppassen niet ten onder te gaan aan zijn eigen succes, want we zijn niet de enige groep die hier neerstrijkt. Toen Don Elías hier dorpspriester was, dook hij in de bijna verloren gegane geschiedenis van de Jacobsweg. Hij vond de oude paden terug en begon met het reconstrueren van de route. Hij is ook de uitvinder van de gele pijl, dé routemarkering die zo kenmerkend is! Don Elías overleed in 1989, ik denk dat hij niet kon vermoeden dat het wandelen van de Camino de laatste decennia zo’n vlucht heeft genomen.

Na de lunch rijdt chauffeur Bas ons door naar de laatste heuvel voor Santiago: Monte de Gozo. We worden afgezet bij het immense monument. Het is de plek waarop de pelgrims voor het eerst de stad Santiago in de verte kunnen zien liggen. Vanaf hier is het alleen nog maar een lichte dalende weg van zo’n 6 kilometer de stad in. U begrijpt, het is ook tijd voor onze laatste wandeling van de reis. Zelfs de mensen die vaak in de bus bleven zitten de afgelopen week, besluiten nu toch mee te lopen. Iedereen wil weten hoe dit voelt. Deze wandeling is veel drukker dan alle andere die we hiervoor hebben gelopen, maar we voelen ons ook verbonden met de andere pelgrims. Die zijn over het algemeen best verwonderd, want onze groep is net een klein beetje ouder dan de gemiddelde pelgrim, maar wij laten hen graag in de waan dat ook wij het hele stuk hebben gelopen. 🙂

Naarmate we dichterbij komen, ruiken we de stad. De tentjes waar je souvenirs kunt kopen, nemen toe. En ook de prijzen van de souvenirs trouwens. Maar daar zijn we nu niet in geïnteresseerd. We lopen stug door totdat we oog in oog staan met de kathedraal. Dit moment is onbeschrijflijk. We vallen elkaar in de armen, hier en daar vloeit zelfs een traantje, en we beseffen eens te meer wat onze zegeningen in het leven zijn. We hadden ook zo maar thuis kunnen zitten door een virus-uitbraak!

Santiago
Santiago

Dag 10, Santiago

– door Remco Roovers –
Vandaag hebben we een rustige dag in Santiago. ’s Ochtends lopen we met een gids door het centrum van de stad. We lunchen in Casa Marcelo, hét culinaire hoogtepunt van de reis (in een restaurant bekroond met een Michelin-ster). ’s Middags gaat iedereen zijn eigen gang en dat geeft mij de gelegenheid hier nog wat feiten op een rijtje te zetten over de Camino del Santiago, afkomstig van de website van het Utrechtse Museum Catharijneconvent):

Santiago de Compostela is van oorsprong niet christelijk. De Kelten en de Romeinen trokken al naar Finisterra aan de westkust van Spanje (tua finis terrae). Zij beschouwden dit als het eindpunt van de wereld, en eerden er de goden. De christelijke traditie maakt van Santiago de Compostela naast Jeruzalem en Rome een derde voornaam pelgrimsoord. Onder invloed van de machtige monniken van Cluny werden in de 11e en 12e eeuw bedevaarten naar Compostela gestimuleerd als middel om een bolwerk te vestigen tegen de Moren die een bedreiging vormden voor de christelijke noordelijke gebieden van Spanje.

De eerste pelgrims

Na de (vermeende) ontdekking van het graf van de heilige Jacobus in Compostela ontwikkelden zich diverse pelgrimsroutes. Het is moeilijk te achterhalen wanneer precies de eerste pelgrims toestroomden naar de plaats van het graf van de apostel Jacobus. Informatie over de eerste bedevaarten dateren uit de 10e eeuw. De eerste buitenlandse pelgrims die we uit bronnen kennen, waren Godeschalk, bisschop van Le Puy in het jaar 950 en rond 959 wordt de abt Caetarius van de abdij Montserrat vernoemd. Het pelgrimeren naar het graf van de heilige Jacobus (San Iago) in Compostela beleefde zijn bloeiperiode van de 12e tot de 15e eeuw. In de 16e eeuw nam de populariteit af.

Documenten

Pelgrims waren niet anoniem en moesten zich kunnen legitimeren. Daartoe droegen ze onder andere aanbevelingsbrieven bij zich van pastoors, abten en bisschoppen. Onder Lodewijk de XIV werd het bij wet verplicht dergelijke documenten bij zich te dragen. Er waren twee categorieën pelgrims. Mensen door godsdienstijver aangespoord en boetelingen die verplicht waren tot een bedevaart. Pelgrims werden door de kerk en de staat beschermd. Er bestond zelfs internationale wetgeving om pelgrims beschermen. Pelgrims reisden vaak met een vrijgeleide. In toenemende mate ontstonden er onderkomens aan de pelgrimsweg waar pelgrims konden overnachten.

Miniatuur van pelgrimsstoet uit getijden van Margareta van Orléans - 15e eeuw
Miniatuur van pelgrimsstoet uit getijden van Margareta van Orléans – 15e eeuw

Rome versus Compostela

In de loop van de 11e eeuw kregen de Jacobuslegende en de Jacobusverering hun definitieve vorm en betekenis. In de tweede helft van de 11e eeuw groeide het aantal pelgrims dan ook aanzienlijk. Door deze groei nam Compostela een steeds arrogantere houding aan van verzet tegen Rome. De pausen vreesden dat de kerk van Compostela te veel macht en invloed zou verkrijgen. Een apostel als patroon gaf al direct gewicht aan de kerk. Dat had Rome zelf ook ondervonden met apostel Petrus als patroon. Rome was pas gerust, toen tegen het einde van de 11e eeuw de Rome gezinde monnik Dalmatius de bisschopsstoel van Compostela bezette.

Compostela zou een belangrijke Europese bedevaartplaats worden en daarin gelijk komen te staan met Rome en Jeruzalem. Een bepaalde passage dienaangaande in de Gids voor de pelgrim, een onderdeel van het Liber Sancti Iacobi dat in 1140 werd voltooid, bevestigt dat de drie bedevaartsplaatsen als gelijkwaardig moesten worden beschouwd.

Liber Sancti Iacobi - eerste bladzijde
Liber Sancti Iacobi – eerste bladzijde

Dag 11, Santiago de Compostela – Oviedo – Bilbao

– Bas Duizer
Het gaat niet om de bestemming, maar om de reis er naar toe (wijsheid van Boeddha). Vandaag verlaten we die bestemming, en ik kan niet anders concluderen dat iedereen in de bus onder de indruk is van de reis er naar toe en de uiteindelijke bestemming, pelgrimsoord Santiago de Compostela.

Het gaat om de reis er naar toe … en ook weer terug

Uiteraard heeft iedereen eergisteren de laatste meters gelopen. Het was voor ons immers de laatste pelgrimswandeling, en deze kans om symbolisch hier lopend binnen te komen liet niemand zich natuurlijk ontnemen.
Na gisteren een dag sfeer en ambiance in Santiago de Compostela te hebben kunnen proeven maken we ons vandaag op voor het begin van de terugreis. We nemen de Noordelijke route en rijden dus deels op dezelfde manier terug als dat Taco op weg naar Leon moet hebben gelopen. Het is ruim 600 kilometer rijden naar Bilbao en daarom heb ik na overleg met Taco en Remco kunnen afspreken om niet om 10.00 uur maar om 09.15 uur te vertrekken. Iets na 09.15 uur rijden we de parkeerplaats af van het hotel en beginnen aan onze tocht naar Oviedo.

santiago - oviedo - bilbao
Route Santiago – Oviedo – Bilbao

We rijden in noordelijke richting naar Betanzos, draaien daar de A6 op naar Baamonde en nemen vervolgens de A8 richting de kust. We stampen in 1 keer door naar Oviedo, en dat is best een lange zit, maar iedereen is goedgemutst en de route langs de kust is een stuk gezelliger dan de Autovia die we hebben gevolgd op de heenreis.

Om iets voor 13.00 uur komen we in Oviedo aan. Net op tijd om nog even rond te struinen door het prachtige centrum en op eigen gelegenheid even wat te lunchen voordat de siësta begint. Stipt om 14.30 uur verlaten we Oviedo weer en gaan op weg naar Bilbao. We volgen de A8, oftewel de Autovia del Cantábrico, en laten ons regelmatig verrassen door het prachtige uitzicht op de oceaan.

Zicht op de Golf van Biskaje
Zicht op de Golf van Biskaje

In Bilbao aangekomen heeft de groep nog ruim de tijd om zich te settelen op de hotelkamer voordat we in het restaurant van het hotel verwacht worden voor het diner. De bus parkeer ik na bijna een halfuur zoeken op een busparkeerplaats bij het Guggenheim museum. Een aardig stukje bij het hotel vandaan, maar de wandeling van de parkeerplaats naar het hotel is geweldig. Wat een sfeer en dynamiek heeft Bilbao!

Dag 12, Bilbao

door Taco Stronks
Vandaag brengen we de dag door in Bilbao. We zijn bijna aan het eind van de reis en je merkt dat veel mensen wat vermoeider beginnen te worden. Het was een prachtige reis, maar het is natuurlijk ook weer fijn om over een paar dagen weer thuis te zijn. We doen het daarom rustig aan en maken onder leiding van een gids een rondrit door Bilbao. De gids vertelt: ‘Er zijn niet veel steden die zo’n metamorfose hebben ondergaan als Bilbao: van industriestad tot levendige cultuurstad. Het Guggenheim is het visitekaartje, maar er is meer: nieuwe metro, nieuw vliegveld, de rivier die is schoongemaakt, veel nieuwe architectuur. De stad heeft een historisch, autovrij centrum, maar net zo goed 19e-eeuwse, ruime winkelboulevards én een hip havengedeelte.’

Museo Guggenheim

Na de rondrite lunchen we in de brasserie van het Guggenheim. Na deze heerlijke maaltijd heeft iedereen de mogelijkheid op eigen gelegenheid het museum te bezoeken. Voor liefhebbers van moderne kunst en architectuur is het Museo Guggenheim Bilbao een absolute aanrader. Dit museum staat sinds 1997 te pronken aan de rivier Nervión. Daar is een bouwperiode van maar liefst vier jaar aan vooraf gegaan en een enorme investering die de Baskische overheid voor zijn rekening heeft genomen. Velen van ons lopen vol verbazing en bewondering door het gebouw. Wat indrukwekkend!

Guggenheim, Bilbao
Guggenheim, Bilbao

Dag 13, Bilbao (E )- Blois ( F)

– door Bas Duizer
Vandaag zijn we relatief vroeg uit de veren, want er staat ons een lange, enerverende en toch ook wel emotionele dag te wachten. Lang en enerverend omdat we bijna 750 kilometer moeten overbruggen naar Blois in Frankrijk, en emotioneel omdat we vlak voor vertrek van het hotel afscheid nemen van de ‘pelgrims’ die met vlucht KL 1686 vanuit Bilbao naar Schiphol vliegen. Omdat wij onze tijd echt hard nodig hebben om zonder tijdsdruk binnen de maximale rijtijd van 10 uur in Blois te kunnen aankomen, gaan de vliegers een halfuurtje na ons vertrek met de taxi naar Aeropuerto deBilbao.

Ik ben om 06.30 uur opgestaan zodat ik op mijn gemakje heb kunnen ontbijten. Ik heb na het ontbijt nog wat fruit en cakejes in een servet mee naar boven genomen zodat ik op de lunchlocatie straks ‘zelfvoorzienend’ ben. De bus heb ik gisterenavond nadat we terugkwamen van het concert van Rossini, gelukkig dichtbij het hotel kunnen parkeren.

Vergezichten

De tocht van Bilbao naar de Spaans / Franse grens bij Irun is groen, heuvelachtig en gaat gepaard met zo nu en dan prachtige doorkijkjes naar de oceaan (links van ons) of vergezichten met veel groen (rechts van ons). De koffie gaat rond en de kilometers glijden onder ons door.

Net na Labouheyre en ruim voor Bordeaux stoppen we voor de lunch. We hebben dan 254 kilometer gereden en zijn ruim 3 uur verder. Hiervandaan is het nog 500 kilometer naar Blois. De groep krijgt drie kwartier tot een uur om te lunchen. Ik ruim de rommeltjes op en ga achter de bus op een bankje in de zon zitten waarbij ik het meegesmokkelde fruit en cake’je soldaat maak. Ik heb gisterenavond de bus nog getankt zodat ik me daar vandaag geen zorgen over hoef te maken.
Morgen op de reis Blois – Nederland wil ik ook nog een keer tanken omdat het maar de vraag is of ikzelf alle uitstapplaatsen in Nederland binnen de rust- en rijtijd kan aandoen. En je wilt voorkomen dat de collega die je komt aflossen tijdens “de laatste loodjes” nog moet tanken.

Rijtijden en rusttijden

Iets voor 13.30 uur rollen we het parkeerterrein van Aire dela Porte des Landes-Est weer af en draaien de A63 naar Bordeaux weer op. Het is inmiddels 22 graden en af en toe breekt ook de zon door.
Voor beroepschauffeurs gelden in heel Europa dezelfde regels voor wat betreft de rij- en rusttijdenwet. In een notendop zijn de belangrijkste regels waarmee je onderweg te maken hebt de maximale rijtijd van 4,5 uur ononderbroken rijden, maximaal 9 uur rijden per dag (incidenteel 10 uur) en de maximale werktijd van 14 uur.
Nu we na de lunchpauze weer vertrokken zijn van Aire de la Porte des Landes op weg naar Blois, hebben we nog 500 kilometer voor de boeg. Dat is voor een touringcar ruim 6 uur rijden. Behalve dat dat voor je passagiers veel te lang is past het dus ook niet in de rij- en rusttijdenwet. We besluiten nog een pauze in te lassen op ongeveer 160 kilometer voor Blois. Ik heb al gezien dat we net na Portiers de tank- en rustplaats Aire de Portiers- Chincé zullen passeren en dat is ook rijtijdtechnisch een goede plek voor drie kwartier pauze zodat mijn rijtijdteller weer op nul staat.

Om 20.15 uur komen we aan bij het hotel in Blois. Ondanks de lange dag stapt iedereen goedgemutst de bus uit en dat begrijp ik ook wel want het hotel ligt aan de Loire en het uitzicht wat we hebben vanaf de kade naar de overkant met z’n eeuwenoude brug is indrukwekkend.
Het hotelpersoneel helpt mij met de koffers, vertelt mij waar ik de bus kan parkeren, en wanneer we opnieuw gezellig met z’n allen gedineerd hebben kruip ik moe maar voldaan onder de wol.
Morgen de laatste reisdag. Ruim 8 uur rijtijd en opnieuw 700 kilometer af te leggen. Het zal er om houden of ikzelf alle uitstapplaatsen aan kan doen. De dag nog eens overpeinzend val ik in slaap …..

Blois

Dag 14, Blois – Nederland

door Taco Stronks
We zijn weer thuis! De groep die de Santiago-reis per bus heeft afgelegd vertrok vanochtend vroeg vanuit de Franse stad Blois naar Nederland. De reis verliep bijzonder voorspoedig, het was erg rustig op de weg. Chauffeur Bas en ik grapten nog onderweg dat het wel leek of België en Frankrijk ook Koningsdag vierden. Alleen rondom Antwerpen kwamen we even in de file te staan, maar we waren aan het eind van de middag al weer in Breda!

De vlieggroep vloog gisteren met Remco Roovers al terug vanaf Bilbao naar Nederland. In de loop van de middag landde deze groep op Schiphol en rond 15.00 uur kreeg ik van Remco een appje dat iedereen zijn of haar koffer had en met trein of auto huiswaarts was gekeerd.

De Camino geeft wat je nodig hebt

Wat een avontuur was deze Santiago-reis! In veertien dagen hebben we zoveel indrukken opgedaan en hebben we kennisgemaakt met het pelgrimsleven. Voor sommigen was het wandelen de (fysieke) uitdaging van de reis, voor anderen het samen de pelgrimage afleggen. Sommigen genoten van de steden die we bezochten, andere zochten juist meer de rust op tijdens de wandelingen in de natuur. ‘De Camino geeft je wat je nodig hebt’; het lijkt een holle frase, maar toen ik deze spreuk vlak voordat we in Breda waren nog een keer in de bus door de microfoon herhaalde, zaten velen instemmend te knikken. ‘Voor Elck wat Wils’ en toch zo mooi om deze ervaringen samen te beleven!

Volgend jaar gaan we zeker weer, maar dan voor het eggie. Buen camino!

Thuiskomen na een virtuele reis. Remco Roovers, Taco Stronks en Bas Duizer kijken terug maar ook vooruit.

Wat is een stemtype?

In mijn vorige blog uit deze serie (Stemgeheimen – de basis) heb ik de benamingen van de verschillende stemsoorten besproken. Van laag naar hoog waren dat bas, tenor, alt en sopraan. Eigenlijk is dit slechts een uiterst grove indeling die zich met name richt over de omvang (in vakjargon: ‘ambitus’) van de te zingen partij. Uiteraard komt die omvang het liefst overeen met het bereik van de stem die zo’n partij moet zingen. Simpel gezegd betekent het dat een zanger alle noten van een partij moeten kunnen zingen.

Van bereik tot kleur, alles telt

Elke stem heeft van nature een makkelijk zingbaar bereik. Vaak zie je ook dat door de ontwikkeling van de stem dat bereik ook uit te breiden is. Het is niet ongebruikelijk dat personen met een grote vocale aanleg of personen die al lang en technisch aan hun stem werken, zo’n drie octaven kunnen zingen. Maar het bereik van een stem is niet enige dat een stem bepaalt. Zaken als kleur, souplesse, glans en vocaal gewicht zijn minstens van even groot belang. Zodra je die aspecten in ogenschouw neemt, spreekt men eerder van stemtypes. Dit zijn verfijningen binnen de stemsoort en beschrijven door hun naamgeving de typische kenmerken van de stem.

Langs de vocale meetlat

Binnen de operawereld staan die stemtypes synoniem voor een reeks operarollen. Anders dan het bereik van de noten die op papier staan (die moeten op de een of andere manier tot klinken komen, daar kan in principe niet aan getornd worden) zijn de kenmerken van de stem moeilijk te vatten in harde meetbare elementen. Hierbij komt het veeleer aan op kennis van het repertoire, het in kunnen schatten van het vocale materiaal, een jarenlange ervaring van het luisteren naar opera’ (waarbij het live ervaren vaak weer heel anders is dan opgenomen stemmen) en ook een flinke portie (goede) smaak. Operaliefhebbers doen niets liever dan hun geliefde of gehate zangers langs de vocale meetlat leggen en vanuit de luie stoel bepalen welke rol nou zo (on)geschikt voor iemand is.

Fysieke aanleg

Maar voordat u zich op een operapremière in zo’n (vaak verhitte) discussie mengt, is het goed om enige kennis van die stemtypes te hebben. Ik hoop u door middel van deze serie wat meer over de achtergronden van de verschillende stemtypes te kunnen geven. Een goed uitgangspunt voor mij is de fysieke aanleg van de zanger.

Ik maak hier graag een vergelijking met de sport. Als u naar de openingsceremonie van de Olympische Spelen kijkt en de atleten van de verschillende landen het stadion ziet binnenlopen, dan kunt u puur op basis van hun fysieke verschijning al een goede gooi doen naar het onderdeel waar de atleten voor uit zullen komen. De 1,55 meter grote, maar redelijke gespierde turnster van 15 verwar je niet snel met de pezige ellenlange marathonloopster van 30. Bij die boom van een kerel, met een nek als mijn beenomvang, zit u eerder op het spoor van kogelstoten dan van wielrennen. Een zwemmer heeft een ander lijf dan een badmintonspeler. En een bierbuikje roept misschien wel de associatie op met darten (of is dat niet olympisch?), maar niet met de Olympische tienkamp. Enfin, u begrijpt wat ik bedoel. Hier spelen twee aspecten een rol: de fysieke uniciteit was bij deze topsporters vrijwel zeker van begin af aan duidelijk. Dit leidde haast automatisch tot de keuze voor een bepaalde sport. En door de specifieke training werd hun fysieke kenmerken die beïnvloedbaar zijn, nog eens onderstreept.

Een kogelstootster wordt nooit een marathonloopster

Zo ongeveer gaat het met zangers ook. Een goede zangleraar kan vaak al na een paar tonen van een ongeschoolde zanger te hebben gehoord, vaststellen wat de typische kenmerken van een stem zijn. Heel anders dan bij sport is de activiteit die de zangers moeten uitvoeren, steeds dezelfde. Met andere woorden: het stemapparaat functioneert hetzelfde bij de lichtste sopraan als bij de donkerste bas. Dus ook al hoor je bij een beginnende zanger welke kant het zich op kan ontwikkelen, eerst zal iedere zangstem van een goede techniek moeten worden bediend. Pas dan kunnen de natuurlijk aangelegde kenmerken van de stem tot groei en bloei komen. Maar per saldo geldt hier het zelfde adagium als bij de sport. Net zo min je van een kogelstootster geen marathonloopster kan maken (en omgekeerd), ligt het niet voor de hand dat een soubrette zich zal ontwikkelen tot een grote dramatische sopraan.

Ik probeerde deze introductie tot stemtypes te schrijven zonder stemtype-jargon te gebruiken. Bij de vorige zin is me dat niet gelukt: soubrette en dramatische sopraan, het zijn twee benamingen van zeer specifieke stemtypes, waar dus ook ook bepaalde (type) rollen bij horen in de opera. Bij elk type behoort een bepaalde kleur en sommige aspecten zijn voor de ene stem heel makkelijk uitvoerbaar, maar voor de andere juist heel moeilijk (en vice versa).

Rita Streich en Birgit Nilsson

In de volgende afleveringen neem ik u mee naar de intrigerende maar soms verwarrende en polariserende wereld van de stemtypes. Op uw volgende operafeestje staat u zo uw vocale mannetje! Luister in de tussentijd eens naar een typisch voorbeeld van een soubrette sopraan (Rita Streich) en een dramatische sopraan (Birgit Nilsson).

Rita Streich zint ‘Mein Herr Marquis’ uit Die Fledermaus van Johann Strauss
Birgit Nilsson zingt ‘Liebestod’ uit Tristan und Isolde van Richard Wagner

Volgende keer zal ik u meer vertellen over over de verschillen tussen beide (soorten) sopranen.

Stemgeheimen – de basis

Voor u als trouwe lezers van het MUSICO-blog heeft de stem misschien geen geheimen meer, maar als ik op reis ben, krijg ik vaak vragen over wat nu precies een countertenor is, waarom de ene sopraan totaal niet klinkt als de andere sopraan en natuurlijk de altijd ietwat vermoeiende vraag waarom sommige sopranen en tenoren zo dik zijn. In deze nieuwe serie ‘Stemgeheimen’ proberen we u mee te nemen in de wereld van de stemsoorten, stemvakken en stemrariteiten. In de komende afleveringen zal gesproken worden over stemclassificaties binnen de opera, de fysieke achtergrond van bepaalde stemsoorten (denk aan castraten of countertenoren) en over tradities en gewoonten.

Technische basis

Tijdens het eerste jaar muziekwetenschap dat ik volgde aan de Universiteit van Utrecht, was één van de verplichte hoofdvakken ‘Akoestiek en Instrumentenleer’. Tijdens deze lessen werden we onderwezen in (geluids-)golfleer, absorptie-eenheden (wist u dat een mens ook een absorptie-eenheid is??) en Helmholtz-resonantie. Gelukkig had ik een bèta-achtergrond en was het relatief makkelijk te volgen, maar voor mijn alfa-medestudenten bleek het vaak één van de zwaarste colleges te zijn.

Hameren op slaginstrumenten

Een deel van de lessen was gewijd aan het instrumentarium dat je tegenkomt in de klassieke muziek. Van oudsher al houden veel musicologen zich bezig met hoe je deze instrumenten in groepjes moet indelen. Ik snapte er het nut nooit helemaal van, maar onze docent hamerde (!) erop dat de piano bij de slaginstrumenten moest worden ingedeeld. Dat wil zeggen: als je uitging van het indelingscriterium van speelwijze. Strikt genomen wordt de snaar bij de piano aangeslagen door het hamertje, ergo de piano is een slaginstrument.

‘De stem is geen instrument’

Je zou verwachten dat aan de menselijke stem toch ook wel minstens een lesuurtje zou worden besteed. Niets was minder waar. De docent dicteerde: ‘Instrumenten zijn verlengingen van het lichaam en geen onderdelen van het lichaam zelf, ergo de stem is geen instrument.’ Als beginnend zangertje ergerde me dat, maar ik vermoed nu dat hij ermee wilde zeggen dat alle muziekinstrumenten (apparaten dus eigenlijk) proberen om zo dicht mogelijk in de buurt van de menselijke stem te komen. Toch een gemiste kans om die aanstaande musicologen niet van een betere basiskennis van de stem te voorzien.

Yma Sumac, de legendarische zangeres met een bereik van vijf octaven. Niet iedereen is een stemsoort in te delen!

Fluïde indeling

Maar laten we bij het begin beginnen. Op school heeft u waarschijnlijk allemaal wel kennis gemaakt met de termen sopraan, alt, tenor en bas. En als u in een koor heeft gezongen, bent u ook onderdeel geweest van één van deze stemgroepen. Persoonlijk ben ik mijn zingende carrière begonnen als tenor (ik zong tenor bij de Bachvereniging, het World Youth Choir en het Stuttgarter Kammerchor), maar ontwikkelde ik me later tot bariton (en kreeg een aanstelling als eerste bas in het Groot Omroepkoor). Zo zie je maar, bepaalde dingen hoeven niet voor eeuwig te zijn. En dat is misschien wel de eerste belangrijke les: De indeling in stemsoorten, stemvakken en stemgroepen is gebaseerd op bepaalde criteria, maar is ook altijd fluïde.

Kyrie uit de Missa l’homme armé I van Johannes Regis. Een klassieke vierstemmige polyfonie, met enigszins afwijkende benamingen voor de stemtypen. De altuspartij wordt hier contratenor genoemd (deze namen werden door elkaar gebruikt), terwijl de superiuspartij (ofwel de hoge partij) hier discantus heet.

Terug naar die oorspronkelijke namen. Waar komen ze vandaan? En wat betekenen ze eigenlijk. We gaan van de lage stemmen naar de hoge:

Bas

Dit komt van het latijnse ‘bassus’ wat diep of laag betekent. Een heel duidelijke omschrijving, passend ook bij de functie. De bas vormt binnen een meerstemming geheel het fundament van de compositie. Van oorsprong bedoelde men overigens hiermee te zeggen dat de partij onder de tenor ligt.

Stembereik van de bas op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de bas op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

Tenor

Dit komt van het Latijnse ‘tenere’ wat zoiets als ‘vasthouden’ betekent. Een ietwat enigmatische benaming, want wat wordt er nou precies vastgehouden. De term stamt uit de periode van de middeleeuwen, de tijd dat ook de eerste meerstemmige muziek ontstond. De muziek ging uit van een bepaalde melodie waar andere stemmen tegenaan konden zingen (als dan niet in consonantie of dissonantie. De stem die deze uitgangsmelodie in heel lange noten zong, noemde men de tenor. De tenor ‘houdt’ dus de melodie vast. Van oudsher zie je dat het bereik van tenorpartij uit dit tijdsvak min of meer overeenkomt met de gemiddelde mannelijke stem. Tegenwoordig associëren we de tenorstem veel meer met een (extreem) hoge zangstem, iets wat voor veel mannen juist onbereikbaar lijkt.

Stembereik van de tenor op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de tenor op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

Alt

Dit komt van het Latijnse ‘altus’ wat ‘hoog’ betekent. Elke koorzanger zou nu op moeten veren in verbazing, want tegenwoordig denkt vrijwel iedereen bij een altstem aan Aafje Heynis, Jard van Nes of Kathleen Ferrier. Lage stemmen dus juist! Om de oorsprong van het woord te bevatten moeten we opnieuw terug naar de vroege meerstemmige muziek. Zoals hierboven al aangegeven zong de tenor de melodie in langgerekte noten.. Degene die lager zong dan de melodie, noemde men bassus, en degene die hoger zong, noemde men altus. In latere tijden (denk vooral aan de romantiek) is de altuspartij meer geëvolueerd tot een vrouwenstemsoort. 

Stembereik van de alt op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de alt op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Voor velen hét voorbeeld van de altstem: de donkere stem van Kathleen Ferrier

Sopraan

Dit komt van het Latijnse superius wat ‘boven’ betekent. En met boven wordt dan eigenlijk ‘boven de altus’ bedoeld. Zo kun het hele vocale spectrum beschreven worden. In de middeleeuwen werd deze hoogste stem ook door mannen gezongen. In de loop van de tijd evolueerde deze stem echter naar wat wij nu sopraan noemen en qua hoogte eigenlijk niet meer door de mannelijke stem (al dan niet in falset, daar komen we in een latere aflevering nog over te spreken) kan worden gezongen. Voor een sopraanstem heb je dus een vrouw nodig of een jongen die nog niet de stembreuk heeft doorgemaakt (in feite pre-puberaal).

Stembereik van de sopraan op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)
Stembereik van de sopraan op een klavier, waarbij de zwarte stip de centrale C aangeeft (Bron: wikipedia)

In deze wetenschap luistert u al heel anders naar met name de vroege koormuziek uit de westerse muziekgeschiedenis. Later in de barok komt er grote nadruk te liggen op de virtuositeit en extremiteiten van de stem. Men neemt geen genoegen meer met puur natuur, en cultiveert zelfs een onnatuurlijke stemsoort: de castraat. Maar daarover meer in de volgende aflevering!

Nabucco in Amsterdam

Na 45 jaar afwezigheid keerde op maandag 27 januari 2020 Verdi’s populaire opera Nabucco terug op de planken van De Nationale Opera in Amsterdam. Een gebeurtenis waar veel operafans reikhalzend naar hadden uitgekeken. Een vroege Verdi, vol passie en branie, met natuurlijk het operakoor der operakoren: ‘Va, pensiero’.

De publiciteitsfoto – een stoere vrouw in uniform met hoofddoek en de tekst ‘girl power’ op haar arm – die al enkele weken in de media circuleerde, en het feit dat de première plaatsvond op de dag van de 75-jaar Auschwitz-herdenking, deed het vermoeden rijzen dat deze nieuwe Nabucco voor De Nationale Opera wel eens een politiek statement zou kunnen zijn. Dat werd het in handen van regisseur Andreas Homoki en decorontwerper Wolfgang Gussmann niet. Zij maakten er een familie-intrige van, en sloten zo eigenlijk aan bij de voorstelling Rodelinda die eerder deze maand in première ging.

Publiciteitsfoto van De Nationale Opera voor Nabucco (Foto: DNO)
Publiciteitsfoto van De Nationale Opera voor Nabucco (Foto: DNO)

Politieke lading

Om het helemaal zonder politiek te stellen lukt eigenlijk nooit bij de opera en al helemaal niet bij Giuseppe Verdi. Daarnaast is – al dan niet historisch verantwoord – de lading van Nabucco door de tijd heen verzwaard met het verhaal van de Risorgimento, de Italiaanse strijd voor eenwording en onafhankelijkheid. In Nabucco staan dan de Joodse ballingen in Babylon symbool voor de door Habsburgers en Paus onderdrukte Italianen.

Verhaal tijdens de ouverture

Homoki laat het verhaal nog tijdens de ouverture beginnen met een aantal familiale snapshots. Allereerst zien we een gelukkig koninklijk gezin: vader (Nabucco), moeder en twee schattige meisjes (Abigaille en Fenena). Bij de eerste dramatische akkoorden sterft de moeder aan een hartaanval. Het tweede snapshot laat de meisjes spelend zien, waarbij de kroon van hun vader de inzet van hun spelletje is. Als vader hen liefdevol een standje komt geven, lijkt hij hier al getroffen te worden door hoofdpijnen die hem later nog meer parten zullen spelen.

Regisseur Andreas Homoki laat tijdens de ouverture scènes uit de familiegeschiedenis van Nabucco en zijn dochters zien (Foto: Martin Walz/DNO)
Regisseur Andreas Homoki laat tijdens de ouverture scènes uit de familiegeschiedenis van Nabucco en zijn dochters zien (Foto: Martin Walz/DNO)

Groene marmeren ruimte

Het beeld opent vervolgens in de tempel van de Joden in Jeruzalem. Om dat te zien, heeft de toeschouwers wel enige verbeelding nodig. Het decor van Gussmann bestaat uit een groen marmeren ruimte waarin uitsluitend een gigantische muur staat, die alle kanten op kan bewegen en zelfs in de grond kan zakken. De muur intimideert, scheidt mensen van elkaar en jaagt mensen op… Niet geheel toevallig dragen de inwoners van Babylon opzichtige kleding in dezelfde kleur, en eveneens gemarmerd. De uniformen en ruisende avondjaponnen doen een beetje denken aan Sissi, of de wereld die we kennen van de film Il Gattopardo. Het moge duidelijk zijn: we hebben hier te maken met een versteende samenleving, een sociale elite die tot het verleden behoort.

Een grote groene gemarmerde wand is het enige decorstuk van deze Nabucco (Foto: Opernhaus Zürich)
Een grote groene gemarmerde wand is het enige decorstuk van deze Nabucco (Foto: Opernhaus Zürich)

Fel contrast

De statige grandeur van Babylon staat in fel contrast met het uiterlijk van het Joodse volk. Gussmann tekende, samen met Susana Mendoza, ook voor de kostuums. De kleren in beige tinten doen denken aan het schilderij Il Quarto Stato van Giuseppe Pellizza da Volpedo: een bewuste visuele verwijzing? Opvallend is dat het Joodse volk in tegenstelling tot de eenvormige aristocratie van de Babyloniërs veel gedifferentieerder en individueler zijn. Ze staan voor Homoki niet zozeer voor een religieuze groep, maar voor een nieuwe wereldorde. Het volk in de brede zin des woords, dynamisch, verenigd maar vrij. Zij vormen de toekomst.

Il Quarto Stato Giuseppe Pellizza da Volpedo, 1901) (Foto: Museo del Novecento)
Il Quarto Stato van Giuseppe Pellizza da Volpedo, 1901) (Foto: Museo del Novecento)

Veranderende wereld

Het wordt steeds duidelijker dat met name Abigaille niet in staat is tot transformatie. De wereld om haar heen verandert. Dit begint als haar zus zich bij het Joodse volk aansluit. Vervolgens ontdekt Abigaille dat ze een onecht kind is van Nabucco, en geboren is uit een slavin. Daarna wordt haar vader megalomaan en roept zichzelf uit tot God waardoor hij door de bliksem wordt getroffen. Langzamerhand komt Abigaille alleen te staan; daar doet een mooie zijden jurk niets aan af. Koste wat kost wil Abigaille vasthouden aan het leven van weleer. Een leven vol glamour, waaraan Homoki fijntjes refereert door een beeldcitaat uit de beroemde film Gentlemen Prefer Blondes met Marilyn Monroe. Diamanten blijven wat Abigaille betreft kennelijk a ‘girl’s best friend’.

Revue-achtige elementen in de grote soloscène van Abigaille, gezongen door Anna Pirozzi (Foto: Martin Walz/DNO)
Revue-achtige elementen in de grote soloscène van Abigaille, gezongen door Anna Pirozzi (Foto: Martin Walz/DNO)

Fraaie intieme momenten

Naast deze wat meer groteske momenten zijn er ook heel fraaie intieme momenten. Zo is het beroemde kanonkwartet niet langer geregisseerd, maar veeleer gechoreografeerd. En als Nabucco zijn laatste aria zingt, schurkt Fenena zich tegen hem aan en weet zo de zoetste bekering op te roepen. Als iemand Verdi had kunnen overhalen om nog een extra duet voor Fenena en Nabucco te componeren, dan was het Andreas Homoki wel geweest.

Sympathie

Al met al leidt het ertoe dat Abigaille niet uitsluitend wordt neergezet als een tot de tanden bewapende oorlogsmisdadiger is, maar een vrouw van vlees en bloed en vol verlangens en angsten. Als toeschouwer kun je dan niet veel anders dan ook sympathie voor haar voelen, en dat was mij bij eerdere Nabucco-voorstellingen niet overkomen, een grote pluim dus voor Homoki. Hij laat zien dat de stap van Abigaille naar Violetta uit La traviata helemaal niet zo groot is.

In deze productie kan het publiek ook sympathie opbrengen voor Abigaille (Foto: Martin Walz/DNO)
In deze productie kan het publiek ook sympathie opbrengen voor Abigaille (Foto: Martin Walz/DNO)

Onevenwichtig

Muzikaal is Nabucco nog niet zo makkelijk op het toneel te brengen. Het stuk kent naast geniale plekken zeker ook enkele zwakkere momenten. Misschien is onevenwichtig wel het woord dat er het beste bij past. Zo zijn de hoofdrollen (Nabucco, Abigaille, Fenena, Ismaele en Zaccaria) nogal ongelijk voorzien van aria’s en scènes. Je zou ook kunnen zeggen dat alleen Nabucco en Abigaille echte hoofdrollen zijn. Maar ook binnen die rollen zelf lijkt het soms alsof er voor verschillende typen stemmen is geschreven.

Veeleisende virtuositeit

Het beste voorbeeld hiervan is de rol van Abigaille. Van oudsher berucht omwille van de veeleisende virtuositeit. De lijst met sopranen die met deze partij hun Waterloo hebben gevonden, is behoorlijk lang, en begint reeds met de levensgezellin van Verdi, Giuseppina Strepponi. De noten van Abigaille moeten over ijle bergtoppen kunnen zweven, door steile rotsen afdalen, om vervolgens als een mitrailleur te worden afgeschoten en door middel van wat ferme borsttonen macht en angst in te boezemen. De sopraan van Anna Pirozzi voldeed volledig aan dit profiel. Muzikaal gezien zou ze bij de ingetogen cantabile-momenten nog meer terug kunnen nemen en deze klassieker vormgeven. Dat zou, ook in dramatisch opzicht, een groter contrast opleveren.

George Petean: een Nabucco met echte Verdi-kwaliteiten (Foto: Martin Walz/DNO)
George Petean: een Nabucco met echte Verdi-kwaliteiten (Foto: Martin Walz/DNO)

Echte Verdi-kwaliteit

Bariton George Petean heeft in tegenstelling tot de andere zangers misschien niet zo’n grote stem, maar hij laat wel echte Verdi-kwaliteit horen in expressie en frasering. De Brits-Italiaanse tenor Freddie De Tommaso liet in de rol van Ismaele een krachtig, gloedvol geluid horen wat het extra jammer maakt dat Verdi in de loop van de opera de interesse in dit personage volledig lijkt te verliezen en hem nauwelijks een echte aria gunt. In de veel kleinere rol van ‘de andere zus’ zong Alisa Kolosova mooi en acteerde haar rol, laverend tussen haar oude familie en haar nieuwe geloofsgenoten, overtuigend. Bas Dmitry Belosselskiy leunde als de Joodse hogepriester Zaccaria wel erg veel op volume alleen.

Omfloerst en gloedvol

Het koor van De Nationale Opera leek in de eerste akte nog een beetje in onmin te leven met dirigent Maurizio Benini (om het technisch te zeggen: hoe combineer je triolen met gepuncteerde ritmes?), en dat deed het ergste vermoeden voor één van de grootste koormomenten uit de operaliteratuur, waar dit thema tot in extenso wordt doorgevoerd. Maar gelukkig voegde Benini zich naar het koor dat aan het begin van ‘Va Pensiero” een omfloerste en gloedvolle toon liet horen die het weemoedige verlangen van de Joodse ballingen prachtig uitdrukte.

Kijk hier om te zien wanneer de voorstelling van Nabucco van De Nationale Opera dit seizoen nog te zien is.

Rodelinda in Amsterdam

Vraag operahaters waarom ze niet van opera houden en grote kans dat ze beginnen over ongeloofwaardige verhalen die niet te volgen zijn. Op papier is dat zeker het geval met Händels Rodelinda (voluit: Rodelinda, regina de’ Longobardi). Als je het verhaal begint te lezen, duizelt het je al snel. Bovendien lijken sommige namen ook nog eens ernstig op elkaar (Garibaldo en Grimoaldo). Voordat je bij de derde akte van de synopsis bent aangeland, zakt de moed je in de schoenen en kun je alleen maar hopen op een alles verhelderende enscenering.

Een landhuis is het decor voor deze productie van Rodelinda (Foto: De Nationale Opera)
Een landhuis is het decor voor deze productie van Rodelinda (Foto: De Nationale Opera)

Een huiselijke productie

Die taak moet regisseur Claus Guth zich ook gesteld hebben. Samen met zijn vaste decorontwerper Christian Schmidt neemt hij de kijker mee in het ingewikkelde familieleven van de Lombardijse Royalty. En tot op zekere hoogte slaagt hij wonderwel in zijn opzet. Hij laat ons het verhaal beleven in een betrekkelijk overzichtelijke ruimte. Een groot landhuis op een draaitoneel biedt in totaal 3 speelkanten (twee binnenruimtes en één vooraanzicht van het huis inclusief tuin). Het is het huis waar de broers Gundeberto en Bertarido met hun zus Eduige aanvankelijk in harmonie samenleven, totdat er onmin over de erfdeling uitbreekt.

In die strijd doodt Bertarido zijn oudere broer en slaat op de vlucht, waarop hij verondersteld wordt te zijn gestorven. Grimoaldo, de ‘geliefde’ van Eduige, werpt zich op als troonpretendent. Hij zet Eduige plompverloren aan de kant en veinst nu liefde voor de weduwe van Bertarido (Rodelinda) om zo zijn macht te kunnen bezegelen door een huwelijk. Binnen een mum van tijd is het aangenaam samenzijn tot een plaats delict geworden en verandert de warme sfeer in afwisselend felle of juist asgrauwe belichting.

De persoonlijke verhoudingen worden in deze productie door de ogen van de jonge Flavio bezien (Foto: De Nationale Opera)
De persoonlijke verhoudingen worden door de ogen van de jonge Flavio bezien (Foto: De Nationale Opera)

De jonge Flavio

De opera’s van Händel (en eigenlijk alle barokopera’s) kenmerken zich door een eindeloze keten van aria’s. En in het geval van Rodelinda zijn het vaak extreem lange en – het moet gezegd – extreem prachtige aria’s. Probleem is dat deze horizontale verteltrant weinig affiniteit met de karakters losmaakt. Dat probeert Guth te ondervangen door één personage op het toneel toe te voegen, die in de meeste opvoeringen nooit zichtbaar is: Flavio, het zoontje van Bertarido en Rodelinda. Deze Flavio maakt alle politieke intriges van dichtbij mee. Zo ervaart hij tot twee keer toe dat zijn vader is overleden (waarna hij evenzovele keren toch nog in leven blijkt te zijn) en ziet hij zijn moeder de liefde bedrijven met de man van zijn tante.

Projecties laten zien wat er in het hoofd van Flavio omgaat (Foto: De Nationale Opera)
Projecties laten zien wat er in het hoofd van Flavio omgaat (Foto: De Nationale Opera)

Verraad van de moeder

Maar wat hem wellicht het allerzwaarst treft, is dat hij zijn moeder aan haar nieuwe minnaar hoort toevertrouwen dat ze alleen met hem wil trouwen als hij haar zoontje vermoordt. De jonge Flavio interpreteert dit uiteraard als hoogverraad van zijn bloedeigen moeder en voelt zich extreem onveilig in dit gedoemde huis. Steeds meer verdwijnt Flaviootje in zijn wereld vol kindertekeningen die geprojecteerd worden op het decor. Maar de wereld van de volwassen vindt ook zijn weerslag in zijn psyche. Hij vertrouwt niemand meer en alle hoofdpersonen verschijnen aan hem als spookverschijningen met uitvergrote maskers.

Rodelinda (Lucy Crowe) troost haar zoon Flavio (Foto: De Nationale Opera)
Rodelinda (Lucy Crowe) troost haar zoon Flavio (Foto: De Nationale Opera)

Karakterontwikkeling

Doordat Flavio bijna in elke scène aanwezig is, lijkt het verhaal verteld te worden vanuit zijn perspectief en leef je als toeschouwer ook met hem mee. Keerzijde is dat de ‘echte’ personages niet een werkelijke ontwikkeling doormaken; het blijven sjabloonachtige figuren. En dat terwijl sommige van hen (waaronder de ‘slechterik’ Grimoaldo) toch wel een behoorlijke stap maken: van dodelijke tiran tot dankbare overlevende bijvoorbeeld. En, u raadt het al, dat overleven heeft Grimoaldo uiteraard te danken aan zijn rivaal Bertarido. Maar als hij hem aan het einde van de opera de hand reikt lijkt dit gebaar toch teveel uit het niets tevoorschijn te komen.

De jonge Flavio raakt zijn jeugdtrauma’s echter wat minder snel kwijt: terwijl de volwassenen al weer gezellig aan de dis zitten, wordt hij aan einde nog steeds achternagezeten door de spookbeelden die dit keer voorzien zijn van scherpe messen!

Sublieme aria’s

De muziek van Händel laat in ieder geval voldoende ruimte tot persoonlijke ontwikkeling. Er zijn maar weinig barokopera’s op zo’n hoog niveau geschreven. Elke aria treft de luisteraar direct in het hart. En of de sfeer nu hartverscheurend, woedend, vertwijfeld of juist krachtdadig moet zijn, Händel vindt altijd de juiste noten. Maar hij maakt het zijn zangers niet gemakkelijk. De virtuositeit die hij blijkbaar kon eisen van zijn eigen Londense ensemble, was voor sommige zangers in de productie van De Nationale Opera net iets teveel gevraagd. Zo is veruit de spannendste muziek geschreven voor de figuur Grimoaldo. In zijn aria’s en accompagnato’s gaat Händel tot het uiterste qua harmonie en expressie. Tenor Bernard Richter miste voor deze expressie de nodige spankracht en in zijn coloraturen ontbrak het aan precisie.

Bertarido (Bejun Mehta) met zijn zoon Flavio aan tafel (Foto: De Nationale Opera)
Bertarido (Bejun Mehta) met zijn zoon Flavio aan tafel (Foto: De Nationale Opera)

Falsetto-strijd

Interessant was ook de ‘battle of the countertenors’. Twee countertenors van naam stonden in deze Rodelinda op het podium: Bejun Mehta in de hoofdrol van Bertarido en Lawrence Zazzo in de wat kleinere rol van Unulfo. Beide heren waren aan elkaar gewaagd. Zazzo beschikt over een wat donkerder geluid en een heel elegante stemvoering, met de nadruk op het legato. Mehta had in zijn eerste aria grote moeilijkheden met de intonatie, maar gelukkig revancheerde hij zich en bloeide zijn performance op naarmate de voorstelling vorderde. Het is misschien niet de mooist denkbare counterstem en ook zijn coloraturen zouden nog wat verzorgder kunnen, maar hij is wel in staat om de rol te dragen qua expressie.

Datzelfde moet gezegd worden van Lucy Crowe, haar flexibele sopraan heeft zowel warmte als scherpte in het geluid zitten. Precies datgene wat de rol van Rodelinda definieert. Voor alle zangers gold overigens dat ze wel erg exotische en niet-idomatische versieringen maakten.

Dirigent Riccardo Minasi vuurde het Concerto Köln regelmatig aan tot drager van het drama. Felle accenten, lieflijke blokfluiten, razende tempi of juist serene verstilling toverde hij moeiteloos uit het ensemble tevoorschijn.

Kijk hier om te zien wanneer de voorstelling van Rodelinda van De Nationale Opera in januari nog te zien is.

Lohengrin in Dortmund

Als muziekreisorganisatie die een serieus overzicht wil bieden wat er te beleven is in de huidige klassieke muziekindustrie, maar die tevens reizigers een aangename tijd wil geven, bevind je je soms in een moeilijke spagaat. Soms zijn voorstellingen op papier interessant door de medewerking van een aantal bijzondere zangers, regisseur, dirigent etc. Soms is de titel op zichzelf al een unicum. De reservering voor zo’n voorstelling moet echter geschieden ruim voordat de voorstelling wordt gemaakt, en je doet dat dus eigenlijk op basis van vertrouwen en je ‘gut-feeling’. Zo ook met de eendaagse reis naar Wagners Lohengrin in het Theater Dortmund op zondag 8 december 2019.

Trailer van Lohengrin in Dortmund

Even benauwd

Afgelopen weekend kreeg ik het toch even benauwd tijdens mijn voorbereiding van deze reis. Uiteraard prepareerde ik me door me te verdiepen in Wagners werk, maar ik zocht ook verschillende recensies op. De voorstelling was een week te voren in première gegaan (30 november) en inmiddels stond het internet vol met allerlei recensies. Opvallend was dat er heel veel negatieve beoordelingen bij stonden. Tevens werd er vermelding gemaakt van het feit dat bij het slotapplaus na de eerste akte het boegeroep al niet van de lucht was. ‘Wat doe ik onze reizigers aan’, dacht ik.

Christina Nilsson als Elsa en Daniel Behle als Lohengrin (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)
Christina Nilsson als Elsa en Daniel Behle als Lohengrin (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)

Goede voorbereiding

Het enige wat je in zo’n geval kunt doen, is je nog beter voorbereiden. Dat geldt voor mijzelf, maar dat geldt ook voor de geïnteresseerde reizigers die met ons op reis gaan. Hoe meer we met zijn allen weten waar het stuk overgaat, wat de bijzondere kenmerken zijn, wat de ontstaans- en opvoeringsgeschiedenis is, en meer van dit soort zaken, des te meer we elke voorstelling aankunnen. Hoe modern ook! Dat deze houding opnieuw de juiste bleek, daar kwam ik na afloop van de voorstelling weer achter. Vrijwel iedereen was enthousiast over de voorstelling. We werden dan ook niet gehinderd door premièrepubliek, dat vaak al te rumoerig hun mening aan andere toeschouwers wil opdringen.

‘De zwaan is geen taxi’

De opera Lohengrin wordt in Dortmund geregisseerd door Ingo Kerkhof. Kerkhof probeert het stuk van allerlei sprookjesachtige elementen te ontdoen. Wie dus op zoek gaat naar een zwaan, komt bedrogen uit. De zwaan moet, volgens Kerkhof, ontstaan in het hoofd van de toeschouwer door de muziek en de verbeeldingskracht, niet door een fysieke verschijning op het toneel: ‘de zwaan is geen taxi’ (hierbij refererend aan de anekdote van de tenor Leo Slezak die ooit tijdens een repetitie te laat was voor de zwaan, zodat deze zonder de ridder vertrok. Vertwijfeld riep Slezak: ‘Wann geht der nächste Schwan’). Eerlijk gezegd denk ik toch dat het voor vrijwel iedereen ietwat een deceptie is om zo’n iconisch moment als de opkomst van Lohengrin, in een bootje voorgetrokken door een zwaan, te moeten missen. Maar goed, wij als MUSICO-reizigers waren voorbereid en vertrokken geen spier.

Daniel Behle als Lohengrin en Christina Nilsson als Elsa (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)
Daniel Behle als Lohengrin en Christina Nilsson als Elsa (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)

Lohengrin als Kammerspiel

Geen zwaan dus. Maar ook aan niets anders was te merken dat Lohengrin uit ander hout is gesneden dan de overige personages op het toneel. Dit verraadde eigenlijk dat we de voorstelling op een veel lager, intermenselijker niveau moesten interpreteren. Het Duits heeft hier een mooie term voor: Kammerspiel.

Wie gevoelig was voor die symboliek, kreeg een voorstelling te zien met een dubbele laag. Het werd uiterst subtiel en soms misschien wel te subtiel aangeduid. Wie er niet gevoelig voor was, kreeg een nogal statische voorstelling te zien, waarin alle ruimte werd gelaten voor de glorie van de muziek.

Enige houvast

De weinige houvast die we als toeschouwers kregen, kwam door middel van een klein filmpje dat werd geprojecteerd op het doek. We zagen een jong meisje (ongetwijfeld Elsa) met een jonger jongetje. Je denkt in eerste instantie aan Gottfried, haar broertje dat onder vreemde omstandigheden is verdwenen. Maar de gelijkenis met Lohengrin dringt zich ook op. De personen op het filmpje worden steeds ouder, en plots lijkt de blonde krullenbol (Gottfried/Lohengrin) zijn plaats te hebben ingeruild voor Friedrich von Telramund. Heel kort. Wie even te lang met ogen knipperde, heeft het gemist. Het filmpje laat een vreemde actie zien: de jongen en het meisje eten soep en scheppen bord na bord op. Plotseling schept het jongetje een badmintonshuttle op uit de soep. De veren moeten natuurlijk een verwijzing vormen naar de zwaan, maar erg veel houvast geeft het ons niet.

Christina Nilsson als Elsa en Joachim Goltz als Telramund (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)
Christina Nilsson als Elsa en Joachim Goltz als Telramund (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)

Geperverteerde Telramund

De figuur Friedrich von Telramund is een vreemde figuur in deze enscenering. Normaal al niet echt een lieverdje, maar hier ook nog eens geperverteerd. Hij kijkt wel erg innig naar het jonge meisje Elsa. Ook met zijn eigen vrouw Ortrud is seks aan de orde van de dag. Meerdere malen wordt hun duet in de tweede akte gelardeerd met nogal expliciete seksuele handelingen. Wij als MUSICO-reizigers waren goed voorbereid en vertrokken geen spier!

Elsa’s nachtmerrie

Steeds meer ontstaat het beeld dat Elsa een droom beleeft. Of beter gezegd, een nachtmerrie. Steeds opnieuw ondergaat ze fysieke of mentale dwang door de personen om haar heen. Van de één moet ze zus, van de ander zo. En van Lohengrin mag ze vooral een aantal dingen niet, waaronder het vragen naar zijn ware aard en naam. Blijkbaar omdat die ware aard niet echt om over naar huis te schrijven is. Ik kan het helemaal mis hebben, maar een incestueus verleden van Elsa kwam steeds meer in mijn gedachten naar boven. Een verleden waar ze mee wil afrekenen. Dat doet ze helemaal aan het einde, als ze ter apotheose alle protagonisten in haar slaapkamertje ontvangt. Dan is het niet Lohengrin die het gezelschap verlaat (zoals in het origineel), maar is het Elsa zij die de kamer uitstapt en dit donkere verleden achter zich kan laten.

Daniel Behle als Lohengrin en Christina Nilsson als Elsa (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)
Daniel Behle als Lohengrin en Christina Nilsson als Elsa (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)

Sublieme muzikale vertolking

Niet een geringe afwijking van de romantische opera die Wagner zelf voor ogen stond. Maar zoals gezegd, als je er geen trek in had, hoefde je ook niet zo diep mee te gaan in deze voorstelling. Wie dit niet deed, werd nog steeds gefêteerd met een sublieme muzikale vertolking van dit werk. De twee hoofdrolspelers (Christina Nilsson als Elsa en Daniel Behle als Lohengrin) benadrukten met name de jeugdigheid van hun karakters. Beiden beschikken over extreem lyrische stemmen en kwamen daardoor nergens in de verleiding om te forceren. Wagner klonk voor hen als een weldaad voor de stem, niet als een martelgang!

Sterke bezetting

Tegenover hen stonden de donkere karakters van Friedrich von Telramund (gezongen door Joachim Goltz) en Ortrud (wier naam ik helaas schuldig moet blijven, ze viel op het allerlaatste moment in voor Stéphanie Müther). Deze zanger verleenden hun rollen veel venijn, maar gingen ook nergens vocaal over de schreef. Aangevuld met bas Shavleg Armasi (König Heinrich) en Morgan Moody (Heerrufer) kunnen we concluderen dat we een zeer sterke bezetting konden beluisteren.

Shavleg Armasi als Heinrich der Vogler en Morgan Moody als Heerrufer des Königs (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)
Shavleg Armasi als Heinrich der Vogler en Morgan Moody als Heerrufer des Königs (Foto: Thomas Jauk, Stage Picture)

Dirigent Gabriel Feltz leidde de Dortmunder Philharmonikern met veel verve en met de juiste energie door de lastige partituur. Een groot compliment dient ook gemaakt te worden aan het koor. In deze enscenering zingen ze vrijwel alles vanaf het balkon en zijn dus niet zichtbaar. Het klankeffect dat daardoor ontstaat is echter fenomenaal, en dat kan alleen maar zo tot zijn recht komen omdat het koor uiterst klankzuiver en gedisciplineerd zong.

La Cenerentola in Amsterdam

Op dinsdagavond 3 december 2019 ging de twee nieuwe productie van seizoen 2019/2020 van de Nationale Opera in première. La Cenerentola van Gioachino Rossini – oftewel Assepoester. Een avond vol vocaal vuurwerk werd ons op papier beloofd, met grote namen uit het belcanto-repertoire. En als Laurent Pelly de regie voor zijn rekening neemt, ben je verzekerd van een avondje pure show.

In een vloek en een zucht

Rossini schreef La Cenerentola in een vloek en een zucht. Slechts 24 dagen had hij nodig om deze bijna 3 uur durende opera te componeren. De tekst werd geleverd door Jacopo Ferretti. Ongetwijfeld inspireerde het hoge niveau van het libretto Rossini tot het schrijven van wat tot zijn beste muziek mag worden gerekend. De librettist had een hard hoofd in het succes, maar Rossini was er na zijn uitputtingsslag van overtuigd dat deze bijzondere versie van het sprookje snel op alle operabühnes te horen zou zijn. Hij kreeg gelijk.

De harde, grijze realiteit van het leven van Angelina, alias Cenerentola (Foto: Matthias Baus)
De harde, grijze realiteit van het leven van Angelina, alias Cenerentola (Foto: Matthias Baus)

In deze Assepoester zoek je tevergeefs naar een pompoen, een boze stiefmoeder of een glazen muiltje, zoals wij die uit het originele sprookje van Perrault kennen. Des te meer hebben Ferretti en Rossini geprobeerd met de vrolijke vertelling aan te haken bij het gedachtengoed van de Verlichting: alle mensen zijn gelijkwaardig! Rossini verheft Assepoester uiteindelijk tot de hoogste status, maar bij regisseur Laurent Pelly blijft ze veroordeeld tot het doen van huishoudelijk werk. Het hele verhaal is niets meer dan een dagdroom tijdens haar harde realiteit.

Door een roze bril

Het klassieke beeld van de dweilend Angelina (Cenerentola/Assepoester) mag natuurlijk niet ontbreken. De opera opent er zelfs mee. Het huis van Don Magnifico, voor wie ze werkt, is vervallen. Ze zingt eenvoudig voor zich uit, de ballade van de koning: “Er was eens een koning, die zocht een vrouw, maar vond er drie”. En in een klein momentje van rust transformeert ze naar haar eigen sprookjeswereld. De belichting kleurt vanaf nu veelvuldig roze op. Ze droomt het bezoek van prins Ramiro en zijn kamerdienaar Dandini. In haar droom ontwikkelt Angelina zich als een vrouw van vlees en bloed. Ze wordt zelfverzekerder en met behulp van Alidoro (in deze versie de dirigent van het geheel) ontdekt ze letterlijk en figuurlijk haar eigen stem.  Behalve een simpele ballade blijkt ze tot minstens even zovele vocale hoogstandjes in staat als al haar nobele tegenspelers.

Isabel Leonard als Angelina: een echte voetveeg (Foto: Matthias Baus)
Isabel Leonard als Angelina: een echte voetveeg (Foto: Matthias Baus)

Van poetsvrouw tot prinses

Als na vele omzwervingen Ramiro en Dandini op zoek gaan naar de innemende vrouw die ze hebben leren kennen, maar uit het oog zijn verloren, komen ze opnieuw uit bij de familie Magnifico. Daar slooft Angelina nog altijd even hard en zijn de Don en zijn dochters Tisbe en Clorinda nog altijd even onaardig. Gelukkig is de prins niet gevoelig voor status en hij herkent haar aan het armbandje dat hij ooit aan haar gaf. Hij maakt haar van poetsvrouw tot prinses. De goedheid van Angelina blijkt als ze geen enkele wraakgevoelens koestert. Nou ja, één kleintje dan: “Hen vergeven is mijn zoete wraak”. Ach, was de wereld maar echt zo mooi!

Ramiro (Lawrence Brownlee) herkent zijn droomvrouw aan haar armband (Foto: Matthias Baus)

In haar laatste scène laat Angelina horen uit welk vocaal hout ze gesneden is. In een lange dubbele aria schiet ze langs alle hoeken van haar vocale kunnen en vuurt ze talloze coloraturen op het publiek af. Tijdens de allerlaatste maten laten haar medespelers en het koor haar echter alleen achter en bij het slotakkoord staat ze weer in exact dezelfde positie als aan het begin van de opera, de vloer dweilend en wel. Waarschijnlijk snauwen zo meteen haar bazen er weer lustig op los.

Het showelement van Pelly

Laurent Pelly beheerst als geen ander regisseur het showelement van de opera. Zijn regies zijn superstrak, haast choreografisch te noemen, en baseren zich op de strenge regels van de komedie. De mimiek en bewegingen zijn bij de buffo-personen vaak uitvergroot terwijl de echte nobele personen (Ramiro en Angelina) heel naturel zijn gehouden. Op een aantal momenten na, wanneer er wel heel veel in de maat wordt bewogen en getrippeld, verveelt de productie nergens en komen alle rollen goed uit de verf.

Belcantospecialist Lawrence Brownlee als Don Ramiro (Foto: Matthias Baus)
Belcantospecialist Lawrence Brownlee als Don Ramiro (Foto: Matthias Baus)

Een sterke cast

Vocaal gezien staat de voorstelling als een huis. Belcantospecialist Lawrence Brownlee beschikt over een goed geëgaliseerde tenorstem met een soepele en energieke hoogte. Nicola Alaimo (Don Magnifico) is een buffo-bas uit het boekje; alle stemkleuren (nasaal, falset, aanstellerig, boos, etc) die hij maar kan gebruiken zet hij doeltreffend in. De jonge Alessio Arduini zingt met wendbare bariton de vele snelle noten van Dandini, terwijl Roberto Tagliavini als Alidoro juist laat horen dat baritons ook van het ruigere soort kunnen zijn. Julietta Aleksanyan (Clorinda) en Polly Leech (Tisbe) lieten wederom horen welk hoge niveau De Nationale Opera Studio heeft als je deze rollen uit eigen gelederen kunt bezetten.

Dandini (Alessio Arduini) met Clorinda en Tisbe (Julietta Aleksanyan en Polly Leech), de 'boze stiefzusters' (Foto: Matthias Baus
Dandini (Alessio Arduini) met Clorinda en Tisbe (Julietta Aleksanyan en Polly Leech), de ‘boze stiefzusters’ (Foto: Matthias Baus

Een stem als gepoetst zilver

Mijn hart werd echter gestolen door de Amerikaanse mezzosopraan Isabel Leonard. Aanvankelijk vond ik haar mat, voorzichtig, kleurloos en klein van stem. Maar naarmate ze zich ontworstelde aan het juk van Assepoester bleek dat ze haar stem steeds meer glans gaf. Zilver gaat pas schijnen als je het poetst. Heel knap om zo met je stem te kunnen acteren. Nergens krijg je bij haar het gevoel dat het ook maar enige moeite kost om al die coloraturen, registerovergangen en extreme hoogtes zo feilloos te kunnen zingen. Haar stem is niet per se groot van volume. Je zou zelfs kunnen zeggen dat je soms je best voor haar moet doen. Maar als je dat eenmaal doet, word je beloond met pure charme en schoonheid en hoor je een directe lijn tussen haar en illustere voorbeelden als Teresa Berganza.

Isabel Leonard als Angelina (Foto: Matthias Baus)
Isabel Leonard als Angelina (Foto: Matthias Baus)

Het Nederlands Kamerorkest onder leiding van de jonge dirigent Daniele Rustioni lieten in de ouverture en in sommige grote ensembles nog wel eens horen hoe lastig het is om Rossini spatgelijk te krijgen, maar te oordelen naar de fraaie blazerssoli zal de voorstellingsreeks in orkestrale zin ongetwijfeld groeien.

Kijk hier wanneer de voorstelling van La Cenerentola van De Nationale Opera in december nog te zien is.

Prix d’Amis 2019 van De Nationale Opera

De jaarlijkse uitreiking van de Prix d’Amis vond tot voorheen altijd plaats in december. De laatste keer zelfs tijdens de fameuze Kerstmatinee waar de Vrienden van De Nationale Opera altijd in groten getale aanwezig zijn. Een voor de hand liggende keuze, de prijs is immers een publieksprijs.

Dit jaar was de uitreiking een maand naar voren gehaald om als opening van een foyer-avond te dienen. Een foyer-avond die verder gewijd was aan de nieuwe productie van La Cenerentola (première 3 december 2019). Een beetje jammer wel omdat daarmee het feestelijke karakter van de prijs ietwat teloor ging.

Gelukkig was daar de directeur van De Nationale Opera Sophie de Lint die kordaat maar ook hartelijk de prijswinnaars onthulde. En gelukkig was daar ook het glaasje champagne in de pauze om een toost uit te brengen!

Beste productie van het seizoen 2018/2019: Tannhäuser (Foto: Monika Rittershaus/De Nationale Opera)
Beste productie van het seizoen 2018/2019: Tannhäuser (Foto: Monika Rittershaus/De Nationale Opera)

Beste productie: Tannhäuser

Als eerste werd de beste productie bekend gemaakt. Ik had zelf mijn stem uitgebracht op Oedipe van Enescu, maar ik vermoedde dat Stockhausens Aus Licht nog wel eens als winnaar uit de bus kon komen. Ik kreeg ongelijk. Het publiek koos voor een van de grote namen uit het operarepertoire: Wagners Tannhäuser in een regie van Christof Loy. Opmerkelijk overigens dat nergens de naam van de chef-dirigent Marc Albrecht werd genoemd als muzikaal verantwoordelijke voor deze productie. En dat terwijl De Nationale Opera Marc Albrecht afficheert als “de beste operadirigent ter wereld”. Zo lijkt de prijs meer op een regisseursprijs dan op een productieprijs en dat is, denk ik, niet de bedoeling.

Regisseur Christof Loy (Foto: Markus Gårder)
Regisseur Christof Loy (Foto: Markus Gårder)

Misschien wel het meest waardevol

Christof Loy woont tegenwoordig in Amsterdam, dus vertelde Sophie de Lint dat ze bij hem langs was geweest om de prijs te overhandigen. Een gemiste kans dat we daar geen filmpje van te zien kregen. Gelukkig had Christof Loy wel een brief geschreven waaruit Sophie de Lint voorlas. Hij verontschuldigde zich dat hij er op deze avond niet bij kon zijn. Christof Loy repeteert deze weken in Zürich voor een nieuwe productie van Don Pasquale van Donizetti. De regisseur benadrukte verder dat het publiekskarakter van de Prix d’Amis hem zo dierbaar is. Christof Loy won reeds diverse grote operaprijzen (o.a. drie keer voor beste productie door Opernwelt, een Laurence Olivier Award en een Opera Award), maar deze Amsterdamse prijs achtte hij misschien wel de meest waardevolle. Overigens heeft hij de prijs vorig jaar ook al gewonnen met de productie van Verdi’s La Forza del Destino.

Elena Stikhina als Cio-Cio-San in Madama Butterfly (Foto: BAUS/De Nationale Opera)
Elena Stikhina als Cio-Cio-San in Madama Butterfly (Foto: BAUS/De Nationale Opera)

Beste solist: Elena Stikhina

De jonge sopraan Elena Stikhina kreeg vervolgens de Prix d’Amis uitgereikt voor beste solist van het afgelopen seizoen. Ze vertolkte de hoofdrol van Cio-Cio-San in Madama Butterfly (Puccini). Op zich natuurlijk al een hele prestatie om op zo’n jonge leeftijd – Stikhina wordt dit jaar op Eerste Kerstdag 33 jaar – al dit soort grote rollen te zingen, maar de bijzondere Robert Wilson-productie waarin zij haar roldebuut mocht maken, maakte de verwachtingen wel erg hoog gespannen. Alhoewel ik vorig jaar zelf deze voorstelling niet heb gehoord, maakte het kleine clipje dat we te horen kregen uit de aria “Un bel di vedremo” helemaal duidelijk dat Elena Stikhina iemand is om in de gaten te houden.

Elena Stikhina (Foto: Ilya Korotkov)
Elena Stikhina (Foto: Ilya Korotkov)

Iemand om in de gaten te houden

Overigens doen vrijwel alle grote internationale operahuizen dat inmiddels ook. Elena Stikhina zingt binnenkort in Berlijn (Staatsoper), New York (Metropolitan) en Parijs (Opéra national de Paris). In die laatste plaats was ze ook toen ze een paar dagen geleden op de hoogte werd gebracht van het winnen van deze Prix d’Amis. Ze repeteert daar voor de opera Prins Igor van Borodin. Elena Stikhina schreef een brief die Sophie de Lint voorlas. Uiteraard bedankte ze het publiek, maar ze beschreef ook uitvoerig hoe het was om zo’n groot roldebuut te maken in een huis dat haar zoveel warmte bracht. Die warmte voelde ze niet alleen bij alle medewerkers van De Nationale Opera, maar ook bij het publiek.

Veilig en geborgen

Hier haakte Sophie de Lint op in. Ze benadrukte dat veel zangers juist Amsterdam uitkiezen voor belangrijke roldebuten omdat ze zich hier zo veilig en geborgen voelen gedurende het repetitieproces. Sophie de Lint is blij met de uitslag. Zowel Loy als Stikhina hebben een “soft spot” in haar operahart en ze onthulde (“this is confidential!”) dat beide artiesten voor de komende seizoenen meerdere malen zijn geëngageerd.

Met zulke winnaars smaakte de champagne extra goed!

Prix d'Amis - Sophie de Lint
Sophie de Lint reikt de Prix d’Amis uit (foto: Els de Graaff)

Kijkje in de keuken van MUSICO Reizen

Veel mensen vragen ons hoe we de reizen voor MUSICO Reizen samenstellen. Dat vertellen we graag en het is helemaal geen geheim. Wel komt het aan op wat fingerspitzengefühl en een gezonde eetlust is ook handig!

Kriskras door Midden-Europa

Afgelopen week was het weer zo ver. Taco Stronks en ondergetekende hadden onszelf 5 dagen vrij gepland van kantoor om een autoreis kriskras door Midden-Europa te maken. Het plan was om 2.500 kilometer af te leggen en zoveel mogelijk hotels te beslapen (of te zien) en zoveel mogelijk restaurants uit te proberen. Afgelopen zondag ploften we moe maar voldaan weer op onze bank in Utrecht. Missie geslaagd.

De route voor de voorbereidingsreis

Eerst even stoom afblazen…

De tocht begon op dinsdag 22 oktober. Weg zijn van kantoor heeft altijd wat voeten in aarde, er moet een aantal dingen worden afgerond en overgedragen. Gelukkig blijft onze rots in de branding Susan Dorrenboom achter om alle telefoontjes en aanmeldingen af te handelen, terwijl ze ook nog veel reizen organiseert en de website up-to-date houdt! Na een volle werkdag bliezen we even stoom af bij een concert van Daniël Lohues die in Tivoli-Vredenburg zijn typisch Drentse liedjes dit keer in een jasje van Johann Sebastian Bach had gestoken. Een ontzettend leuke avond, gaat dat zien (maar dat ter zijde)!

Daniël Lohues & Holland Baroque

Tussenstop in Arnhem

En toen moesten toch de eerste kilometers gemaakt worden. We wilden eigenlijk doorrijden naar Düsseldorf, maar aangezien daar een of ander congres gaande was, waren de hotels onbetaalbaar. Een goed excuus om reeds in het Postillion Arnhem onze intrek te nemen. Veel van onze reizigers verblijven hier een nacht voorafgaand aan een reis, en het hotel biedt voor deze functionaliteit precies de juiste prijs/kwaliteit-verhouding. Je kunt er een lekker hapje eten, er is een bar en het bed is goed. Verwacht echter geen glamour!

Heidelberg maakt het waar

Onze eerste stop op woensdag was Heidelberg. Hier gaat een van onze MUSICO Reizen rondom kerst heen. We bekeken het hotel (dat de mooie score van 8,7 op booking.com waarmaakte), de parkeermogelijkheden voor de bus en moesten helaas een restaurant, dat voorheen naar volle tevredenheid had gediend, afkeuren. De sfeer en entourage was toch niet meer wat het ooit was. Niets zo wispelturigs als restaurants.

Verder naar Zürich

Taco en ik zijn beiden geen auto-fanaten. Onze voorkeur heeft de trein, maar op dit soort reizen is een auto wel erg handig. Toen we echter letterlijk een uur compleet stil stonden op de snelweg, vroegen we ons af of we toch wel het juiste vervoersmiddel hadden gekozen. Uiteindelijk arriveerden we aan het begin van de avond, maar reeds in volledige duisternis, in een voorstadje van Zürich dat we de volgende dag zouden bezoeken. Zürich staat met enige regelmaat op onze bestemmingslijst, maar dit keer gingen we er heen voor een besloten groep. Uiteraard kijken we tijdens zo’n reis ook altijd met de blik voor onze eigen reizen naar de stad. En het Restaurant Opera is niet alleen heel toepasselijk qua naam, maar heeft ook een uitstekende keuken! We hadden een leuke ontmoeting met iemand van de opera. Altijd fijn om een gezicht te hebben bij de afspraken die er gemaakt worden.

In het donker in Innsbruck

Snel door. Het Oostenrijkse Innsbruck stond op het programma, toch weer zo’n 300 kilometer. We arriveerden opnieuw in het donker. De receptionist van het familiehotel heette ons vriendelijk welkom. De kamer in Leipziger Hof was verrassend mooi, een schitterend licht houten vloer die zelfs doorliep tot in de douche! De tram die voor de deur stopt, bracht ons snel in het centrum. We aten in het hotel Zum goldenen Adler: gutbürgerlich (lees: stevige porties, maar smakelijk) en met een prachtige entourage, maar toch niet helemaal wat we zochten.

Een ongezellig stel?

Als andere gasten in zo’n restaurant naar ons kijken, zullen ze wel eens denken: “wat een ongezellig stel, de hele tijd op hun telefoon”. Maar ja, we zijn immers aan het werk en tussen de gangen door checken we de online-lijsten van verschillende restaurant-sites: de Michelingids, de Gault-Millau, de Falstaff-gids, Tripadvisor etc. We kennen inmiddels goed de digitale wereld van het reizen. En tijdens deze zoektocht vonden we een leuk modern restaurant: Das Brahms, dat zich met de toepasselijke naam ook nog eens in het Haus der Musik bevindt. Hè jammer, eigenlijk hadden we daar dus moeten gaan eten, maar nu waren we al verzadigd. Uiteindelijk gingen we er de volgende ochtend nog een keertje langs voor een kop koffie, bekeken we de kaart en keurden we het restaurant goed!

Een blik op Strauss

De volgende dag bracht ons in Garmisch-Partenkirchen (waar we een blik wierpen op de villa van Richard Strauss), in Mittenwald (beroemd om de vioolbouw en de schitterend beschilderde huizen) en Schloss Elmau (een hotel in buitencategorie en bekend geworden in 2015 toen daar de G7 werd gehouden). We gaven nog maar even gas en arriveerden na een wegopbreking (wat hebben die Duitsers toch met een Ölspur?) in Heidenheim.

De villa van componist Richard Strauss bij Garmisch-Partenkirchen

Een nieuwe bestemming: Heidenheim

Heidenheim is een nieuwe bestemming voor ons. We werden er op gewezen door een aantal van onze reizigers. In een oude ruïne vinden daar operavoorstellingen plaats. Op een afstand van nog geen 200 meter ligt een modern hotel van hoge kwaliteit. Heidenheim is natuurlijk diep in de provincie, maar niet al te ver gelegen van de Romantische Strasse waarheen ook een aantal excursies plaats zal vinden. Iets van die Romantiek merkten we de volgende ochtend, toen de ruïne van het Schloss zich in nevelen had gehuld.

De palmares van het hotel in Heidenheim

Op zijn einde

Ons zitvlees raakte zo langzamerhand op zijn einde, maar we wilden nog per se even langs Nürnberg (op restaurantjacht) en reden vervolgens door naar Frankfurt waar we logeerden en bijna de volgende ochtend de stad niet meer uitkwamen vanwege de Frankfurter-Marathon. Gelukkig waren we fris door het extra uurtje slaap en vonden we uiteindelijk een gaatje om de stad door te verlaten.

Het leukste van reizen…

Na nog een superkort verblijf van enkele uurtjes in Keulen (locaties van restaurants en hotels beoordelen) en de verplichte portie Bratwurst langs de snelweg (alsof we nog niet genoeg hadden gegeten de afgelopen dagen) waren we zondagavond 27 oktober weer thuis. Is dat niet het leukste van reizen: thuiskomen?