Een kleine geschiedenis van het strijkkwartet, deel 3 – modern en hedendaags

In dit derde en laatste deel van zijn miniserie over de geschiedenis van het strijkkwartet schijnt Wouter Schmidt zijn licht op de meest recente fase van de ontwikkeling van het strijkkwartet. Welke nieuwe vormen vonden componisten in de twintigste en eenentwintigste eeuw?

Twintigste eeuw

Het strijkkwartet maakte in de twintigste eeuw een enorme vlucht. De lijst is bijkans oneindig, zo divers, zo internationaal. Op het gevaar af dat ik enkele heel belangrijke componisten vergeet of oversla noem ik er nog enkelen die een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de ontwikkeling van het genre. Zo vormen het kwartet van Maurice Ravel en het kwartet van Claude Debussy, de beide ‘programmakwartetten’ van Leoš Janáček (‘Intieme Brieven’ en ‘Kreutzer-Sonate’), de vijf kwartetten van Arnold Schönberg en de zes van Béla Bartók een blauwdruk van het hoge niveau dat deze componisten wisten te bereiken.

Maurice Ravel: Strijkkwartet in F (gespeeld door het Hagen Quartet). Tweede deel (Assez vif, Très rythmé).

Maurice Ravel schreef als 28-jarige gedurende zijn hele carrière maar één strijkkwartet, dat tevens zijn eerste stap was in de richting van de kamermuziek. In zijn autobiografie schreef Ravel dat het strijkkwartet ‘meer dan welk ook van zijn eerdere werken in lijn met mijn ideeën over muzikale structuur’ was.

Borduurden Debussy, Ravel en Sjostakovitsj nog voort op voorgaande klankidealen, met de kwartetten van Schönberg en zijn leerlingen Anton Webern en Alban Berg breidde het klankpalet zich aanzienlijk uit. Zo voegde Schönberg in twee delen van zijn Tweede Strijkkwartet bijvoorbeeld een sopraanstem toe en in het Derde Kwartet en het Vierde kwartet verlaat hij definitief de tonale schrijfwijze. Ook kregen de kwartetten andere titels en begrippen mee. Zo noemde Webern zijn opus 5 Fünf  Sätze en zijn opus 9 Bagatellen.

Bartók voegde volksmuzikale elementen toe in zijn zes kwartetten en schreef hij ook een eendelig kwartet. Bovendien ontwikkelde hij nieuwe speeltechnieken voor de vier strijkers, zoals het befaamde  ‘Bartók-pizzicato’. De musici plukken de snaren dan zo krachtig dat ze terugslaan op de klankkast van de instrumenten. In deze periode schreven intussen ook Paul Hindemith en Dmitri Sjostakovitsj belangrijke kwartetten, de laatste maar liefs vijftien stuks.

Het ‘Allegretto pizzicato’ uit het Vierde Strijkkwartet van Béla Bartók, gespeeld door het Pacifica Quartet.

Hedendaagse kwartetten

Was er tot in het midden van de twintigste eeuw sprake van een relatief kalme tijd voor het strijkkwartet, mede door een grotere belangstelling van de componisten voor de opera en het steeds meer uitdijende symfonieorkest, aan het eind van de jaren zestig nam de interesse van componisten voor het strijkkwartet weer explosief toe. En hierbij is de diversiteit in stijlen net zo groot als in de namen van de componisten.

Belangrijke bijdragen kwamen van Witold Lutoslawski, György Ligeti en Luigi Nono. Nieuwe geluiden, zoals geruis, werden toegepast door  Krzysztof Penderecki, en wat dacht u van Karlheinz Stockhausen, die in zijn Helikopter-Quartett de musici verdeeld over vier helikopters? Verdere excessen, en onderzoeken naar wat je allemaal wel of niet kunt doen met/op/onder of boven een strijkinstrument vinden we ook bij bijvoorbeeld Helmut Lachenmann.

Helikopter-Quartett van Karlheinz Stockhausen, fragment uit een film van Frank Scheffer.

Tijdens het Holland Festival van 1995 werd het Helikopter-Streichquartett (de derde akte van Mittwoch aus Licht) van Karlheinz Stockhausen uitgevoerd. De vier leden van het Arditti String Quartet bevonden zich ieder in een helikopter; het geluid van de wieken mixte Stockhausen met de vier strijkinstrumenten. Filmmaker Frank Scheffer volgde de muzikanten en componist tijdens de repetities in de studio en door middel van air-to-air shots tijdens de uitvoering. Het beeldmateriaal is verkregen via filmmaker Frank Scheffer.

Een geheel andere manier om voor strijkkwartet te schrijven, onafhankelijk van de Europese traditie, kenmerkt het werk van de Amerikaanse componisten John Cage , Steve Reich, Terry Riley en vooral Morton Feldman, wiens Tweede Strijkkwartet alleen al door de duur van vijf uur buiten de conventionele uitvoeringspraktijk valt. Ik noem tenslotte graag nog even de nog onder ons zijnde componisten Wolfgang Rihm, wiens ononderbroken creatieve energie al tot dertien kwartetten heeft geleid, Michael Denhoff en Jörg Widmann, die ieder al meer dan tien kwartetten componeerden. Tot op de dag van vandaag worden er jaarlijks tientallen, zo niet honderden strijkkwartetten gecreëerd.

Coda – het instuderen van een strijkkwartet

Alle violisten, altisten en cellisten spelen – tijdens en dikwijls ook na hun conservatoriumtijd – strijkkwartet met medestudenten en/of vakgenoten. Ik dus ook, want de combinatie is nu eenmaal prachtig. Dat is dan meestal aanvankelijk meestal ‘voor de lol’: om samen te kunnen spelen met andere musici, te genieten van de mooie muziek en jezelf weer eens te horen, want dat laatste lukt lang niet altijd in een groot symfonieorkest. Het is zaak dat die ‘lol’ tijdens het samenspelen – en zeker ook bij de voorbereidingen op een optreden – ook blijft bestaan, maar dat is soms best lastig. Want vanaf het moment dat de musici besluiten ‘hè ja, laten we dit gaan uitvoeren’, breekt een nieuwe periode aan met heel veel en hard studeren, met een intensere dynamiek. Immers, het moet wel goed zijn en het concert een succes worden. Als prof geldt immers dat adeldom verplicht.

Nu, beste lezer: voordat een kwartet écht mooi, muzikaal en ‘samen’ klinkt, moeten er heel wat speeluurtjes worden gemaakt. Sowieso moet je je eigen partij beheersen, maar daarnaast dien je ook te weten en vooral ook te horen wat je medemusici uitspoken. En dan begint het lange repetitieproces: is het zuiver, intoneren we gelijk, is het ritmisch, is het goed van toon? Gebruiken we dezelfde stokvoering? Waar, in welke mate en wat voor soort vibrato gebruiken we? En delen we dezelfde muzikale gedachten? Het kan immers altijd beter! En hoe dichter de concertdatum nadert, des te meer lopen ook de spanningen op.

Vier verschillende personen één muziektaal laten spreken: dat is een lang en vermoeiend proces, dat veel tijd en opoffering vergt van alle musici. Niet te onderschatten, zeker niet bij echte profs die de lat hoog, heel hoog leggen. En dan is het logisch dat soms ‘lol’ ook wel eens even vergaat…

Maar hoe mooi is het als het dan allemaal lukt?!

Het tumult van de tijd – Julian Barnes

Titel: Het tumult van de tijd
Auteur: Julian Barnes
2016
, ISBN 9798 0254 46611
Vertaling van The Noice of Time door Ronald Vlek
Uitgever: Atlas Contact

Wie was Dmitri Sjostakovitsj? Wat dacht hij? Wat deed hij, behalve componeren, drinken en voetbal kijken.

Hij was een volstrekt gesloten man. Of zoals Mariss Jansons in 2006 in de Volkskrant zei: “Maar je kreeg moeilijk hoogte van hem. Aan de buitenkant zag je nooit wat … Zijn gezichtsexpressie was effen.”

Wat Dmitri Sjostakovitsj precies dacht, zullen we nooit meer achterhalen. Dat is de portee van alle recensies over boeken die over deze Russische componist zijn geschreven.

Was dit gedrag lijfsbehoud? Daar lijkt het wel op, als je zijn levensgeschiedenis legt naast de grote historische gebeurtenissen in Rusland. ‘Hij werd geboren in Sint-Petersburg, groeide op in Petrograd en werd volwassen in Leningrad (of Sint-Leningrad zoals hijzelf soms zei)’.

Het is een klein zinnetje in de roman van Julian Barnes over Sjostakovitsj, maar het zegt alles over de willekeur van de dictators waaronder hij moest leven. En leven onder een dictator als Stalin die irrationeel en volledig willekeurig als een blad aan de boom kon draaien, deed je het liefst in volstrekte anonimiteit.

Getergd door de muziek

Anonimiteit was Sjostakovitsj inmiddels niet meer gegund. Hij had al naam gemaakt en zijn opera Lady Macbeth uit het district Mtsensk toerde inmiddels met succes al ruim twee jaar door de wereld, toen Stalin – om wat voor redenen dan ook – getergd raakte door de muziek. En ‘getergd’ was genoeg om een leven te vernietigen.

In de willekeur van Stalin kende men nog maar twee soorten componisten: zij die in angst leven en zij die niet meer leven. Zo kwam de angst in het leven van Sjostakovitsj en vele, vele anderen.

Wachten met een koffertje bij de lift

Julian Barnes weet de angst in bedrieglijk eenvoudige zinnen voelbaar te maken. Het kruipt onder je huid. Barnes maakt de irrationele angst rationeel. De angst om ’s nachts opgehaald te worden was zo enorm dat ’s avonds Sjostakovitsj zijn koffertje al klaar zette. De avond daarna besloot hij om gekleed op bed te gaan liggen zodat de vernedering zich voor de mannen die hem zouden komen ophalen, te moeten aankleden hem bespaard zou blijven. Uiteindelijk nam hij zelfs ’s avonds afscheid van zijn vrouw en kind en ging alvast bij de lift staan, om zo zijn vrouw zijn vernedering om opgehaald te worden te besparen. Nachtenlang.

Merkwaardigerwijs werd Sjostakovitsj niet opgehaald. Misschien was zijn ondervrager zelf intussen verdacht geworden en was de aandacht tijdelijk naar iemand anders verschoven. Het waken bij de lift hield op, het gekleed op bed liggen wachten ook. Uiteindelijk pakte Sjostakovitsj zijn koffertje weer uit en ging weer componeren. Wat scheelde was dat hij als burger en de Grote Roerganger (een van de vele bijnamen van Stalin) intussen met dezelfde vijand werden geconfronteerd in de Tweede Wereldoorlog. Merkwaardigerwijs brak er een periode aan van betrekkelijke rust voor de ziel.

Maar van blijvende rust voor de ziel is geen sprake. De Grote Leider zou hem in 1949 persoonlijk opgebeld hebben met de mededeling dat Sjostakovitsj de Sovjet-Unie moest vertegenwoordigen tijdens de Cultural and Scientific Conference for World Peace in New York. En of dit gesprek daadwerkelijk heeft plaatsgevonden of niet, doet niet ter zake. Noch of Sjostakovitsj daadwerkelijk heeft gezegd dat hij niet kon gaan omdat hij zijn land niet als componist kon vertegenwoordigen in Amerika terwijl in eigen land zijn muziek in de ban was gedaan. Feit is dat vlak voor vertrek Sjostakovitsj weer in genade was aangenomen en zijn muziek weer gespeeld mocht worden.

Stil protest

In New York hield Sjostakovitsj twee speeches. Dat wil zeggen, hij liet ze voorlezen door zijn vertaler waarmee hij op zijn manier duidelijk maakte dat het niet zíjn speeches waren. Het was zijn enige vorm van stil protest. Helaas begrepen niet alle journalisten indertijd dat het niet zelf gekozen woorden waren die de vertaler uitsprak. En dat terwijl de speeches bol stonden van de holle retoriek over formalisme en realisme. Termen die gebezigd werden in de aanvallen door het stalinistisch bewind op componisten die hun eigen weg zochten.

‘Spring uit het raam’, stond er op borden onder het hotel waar Sjostakovitsj verbleef tijdens deze conferentie. Natuurlijk deed hij dat niet, hij had thuis zijn vrouw en twee kinderen. Dat was een enorme verantwoordelijkheid.

Sjostakovitsj in New York
Oproep aan Sjostakovitsj om politiek asiel aan te vragen

In opleiding tot volmaakt Sovjet-burger

En juist deze verantwoordelijkheid bleef hem zijn leven lang achtervolgen. Als Stalin vond dat Sjostakovitsj niet voldoende op het rechte pad bleef, dan kreeg de componist een boekenlijstje en een persoonlijk mentor. Dat leverde weer een extra probleem op dat Barnes haarfijn fileert. Tijdens de lessen genoot Sjostakovitsj een zekere mate van bescherming, want hij was ‘in opleiding’. Maar hoelang kon hij deze lessen rekken? Wat zou er gebeuren als de lessen niet het gewenste effect hadden? Niet alleen met hem maar ook met zijn mentor die dan blijkbaar te kort schoot in zijn pedagogische kwaliteiten?

              In de tijd van Galilei was een collega-geleerde
              Niet dommer dan Galilei
              Hij wist best dat de aarde draaide
              Maar het ook een groot gezin te voeden.

                            (Carrière van Jevtoesjenko uit diens bundel Armzwaai,
geciteerd in Het tumult van de tijd)

Als Stalin dan eindelijk overlijdt, lijkt het te gaan dooien in de Sovjet-Unie. Ja, er komen mensen terug uit de kampen, de Partij lijkt aan zelfkritiek te doen. Moet Sjostakovitsj dan niet eindelijk lid worden van de Partij, als blijk van erkenning dat er iets is veranderd in de Sovjet-Unie?

Een leven lang een lafaard of heel even heel dapper?

Het is moment waarop Sjostakovitsj in de roman van Barnes breekt. Sjostakovitsj vindt zichzelf in de woorden van Barnes een lafaard. Maar is het niet veel moeilijker een leven lang lafaard te zijn dan een held? ‘Daarvoor hoef je maar heel even dapper te zijn, namelijk alleen op het moment dat je de tiran uit de weg ruimt, en ook jezelf’.

Wat Sjostakovitsj ook dacht of voelde, we zullen het nooit zeker weten. Maar de angst en de onmogelijke spagaat waarin Sjostakovitsj verkeerde – en met hem vele anderen – maakt Barnes beklemmend voelbaar. Je wilt het uitschreeuwen dat Sjostakovitsj voor zichzelf moet kiezen, moet opstaan tegen de leugens die over hem verspreid worden. Maar wat ik zelf zou doen in zo’n situatie, met achter je je vrouw, je twee kinderen, je moeder, je vrienden? Ik weet dat zo net nog niet.

Het boek is uit, ik heb het koud gekregen. Van binnen en van buiten. Het wordt tijd op te warmen, in de tuin. In vrijheid.

Dit boek is ook te lezen via de online bibliotheek:
https://www.onlinebibliotheek.nl

De Russische ziel in muziek

Op zaterdag 11 april 2020 zou het ballet Doornroosje van Tsjaikovski op het programma staan tijdens de reis naar Leipzig. U kent deze componist allemaal, maar ik wil u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Russische muziek, die heel anders is dan in andere westerse landen.

Het begint met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek en de volksmuziek. Daarna heeft de muziek in Rusland zich niet ontwikkeld, zij kennen geen eigen barokmuziek of renaissance of klassieke tijd. Tot de 19e eeuw bepaalden Italiaanse, Franse en Duitse componisten de wereldlijke muziek in Rusland. Er heerste een constante strijd of het land Europees of Aziatisch van karakter moest zijn.

Om een beetje in de stemming te komen laat ik u een paar delen uit de Vespers (in het Engels meer correct de All-Night Vigil genoemd) van Rachmaninov horen, gezongen door het Nederlands Kamerkoor .

Ik heb deze Vespers met het Omroepkoor en het Nederlands Kamerkoor vaak uitgevoerd en het was een hele klus om de uitspraak van het Russisch goed onder de knie te krijgen. Omdat wij het cyrillisch schrift niet konden lezen, werd het fonetisch aangeboden maar dan nog was er bij iedere repetitie een taalcoach aanwezig.

Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra voert enkele delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov uit.

Wat is er nou zo anders aan de geschiedenis van de kunstmuziek in Rusland in vergelijking met die van de andere landen? Het land was dun bevolkt en arm, er waren behalve Moskou en Sint-Petersburg eigenlijk eeuwenlang geen cultuurcentra, een groot verschil met Italië en Duitsland waar adel en (kerk)vorsten de kunsten bevorderden en financierden.

Aan de culturele leiband van Italië

Een ander probleem was dat Russische componisten uit die begintijd meestal lijfeigenen waren die door de Italianen, die bij de rijke adel in dienst waren, werden onderwezen. Voor het ontwikkelen van een eigen stijl was geen ruimte. Geen wonder dat die eigen stijl in Rusland pas laat op gang kwam. Overigens werd het lijfeigenschap in Rusland pas in 1861 afgeschaft door Alexander de Tweede.
Een echt mecenaat ter bevordering van de kunst bestond niet in Rusland onder de grootvorsten, behalve tijdens de regeringen van de tsarina’s Anna Ivanovna (1730-1740) die Italiaanse operagezelschappen naar Sint-Petersburg haalde, en tijdens die van Catharina de Grote (1762-1796).

Italiaanse operagezelschappen maakten tournees door de in die tijd belangrijke Russische steden en pas aan het begin van de jaren 1770 ontstonden de eerste Russische opera’s in de eigen taal naar  buitenlandse voorbeelden. In de negentiende eeuw kwam eindelijk de autonome Russische opera tot bloei.

Als de vader van de Russische muziek wordt Michael Glinka genoemd. Op 27 juni 1888 noteerde Tsjaikovski in zijn dagboek: ‘De hele Russische symfonische school is volledig aanwezig in Glinka’s Kamarinskaya. En ja: met Glinka (1804-1854) begon aan het begin van de negentiende eeuw inderdaad de Russische ‘klassieke’ muziek en Glinka’s principebesluit om volkse melodieën als basis voor zijn muziek te kiezen werd door de generaties na hem overgenomen. En gelijk hadden ze, want de volksmuziek in dat enorme rijk had veel te bieden qua harmoniek, ritme enz.

Kamarinskaya van Glinka: het eerste Russische orkestwerk dat in zijn geheel gebaseerd is op een Russische volkslied.

Maar dat ging uiteraard niet helemaal vanzelf. Zo kreeg de westers georiënteerde pianist Anton Rubinstein (niet te verwarren met de beroemde pianist Arthur Rubinstein een eeuw later) die het muziekonderwijs van Sint-Petersburg professionaliseerde en voor het conservatorium vooral westerse docenten aantrok, een lawine van kritiek over zich heen. Tegenover zich had hij de leden van het zogenaamde Het Machtige Hoopje. Muziek moest vooral  Russisch klinken.

Opvallend is echter dat de meeste leden van Het Machtige Hoopje geen muzikale achtergrond hadden. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was opgeleid tot chemicus. Alleen Balakirev had als kind al een gedegen muzikale opleiding gekregen. Hij was dan ook initiatiefnemer van Het Machtige Hoopje.

De componisten van het 'Machtige Hoopje': Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov
De componisten van Het Machtige Hoopje: Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov

Afstand van de groep

Rimski-Korsakov begon later te twijfelen aan de doelstelling van de groep. Door veel zelfstudie, en contacten met de meer westers-georiënteerde Tsajikovski ontwikkelde hij zich in een andere richting, alhoewel hij bevriend bleef met de anderen. Uiteindelijk werd hij een belangrijk pedagoog en leverde als leerlingen onder anderen Glazoenov, Prokofjev en Stravinsky af.

Van tsaristische tot stalinistische censuur

In de muziekgeschiedenis van Rusland was er altijd censuur. Van componeren wat in je opkwam vanuit een vrije geest, was geen sprake. De hervormingen van Alexander II aan het eind van de vorige eeuw hadden wel enige invloed op het culturele leven. Zo werd het staatsmonopolie op theaters in 1882 afgeschaft waardoor hier en daar een kapitaalkrachtige mecenas een eigen gezelschap kon oprichten en daarmee kunstenaars meer vrijheid kregen.

De laatste culturele bloeitijd van tsaristisch Rusland, de zogenaamde Zilveren Tijd, leverde een hausse aan avant-gardistische stromingen op: het neo-nationalisme, het symbolisme, het primitivisme, het futurisme. Dat was een klimaat waarin iemand als Skrjabin kon gedijen. En het was de tijd waarin Diaghilev uitgenodigd werd naar Parijs te komen. Zijn Ballets Russes gaf Russische componisten enorme kansen, denkt u maar aan de wereldwijde successen van Stravinsky’s Vuurvogel en de Sacre du Printemps.

De Russische revolutie kwam en alles werd anders. De overheid eiste een proletarische cultuur. Voortaan moest kunst optimistisch en positief zijn, ze mocht vooral niet choqueren en al helemaal niet experimenteel. Het moest begrijpelijk zijn voor het proletariaat. Het muziekleven werd steeds meer gebureaucratiseerd. Sjostakovitsj maakte zijn opwachting en werd door het regime naar voren geschoven als ‘De Russische componist’. Maar rond 1930 werd de vrijheid weer aan banden gelegd. Veel componisten vertrokken naar het westen of belandden in inferieure baantjes. Stalin startte zijn eerste vijfjarenplan. Dat betekende voor de muziek dat enkel het massalied nog was toegestaan en componisten gedwongen werden in collectieven te werken. Daarbij moesten ze rekenschap afleggen van iedere noot die ze schreven en bovendien hun werk ter beoordeling voorleggen aan collega-componisten. 

Van Sjostakovitsj wil ik u graag de ‘Romance’ uit de suite The Gadfly laten horen, zo prachtig gespeeld door de violiste Nicola Benedetti.

Violiste Nicola Benedetti speelt ‘Romance’ uit de suite The Gladfly van Sjostakovitsj

De gevierde Sjostakovitsj bleek niet veilig te zijn. Zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk was al twee jaar lang een succes, toen Stalin het werk voor het eerst zag. Het beviel Stalin totaal niet en Sjostakovitsj viel in ongenade, een uiterst gevaarlijke situatie. Er verscheen een anoniem stuk in de Pravda, waarin het werk werd neergesabeld als te modern en decadent. Ook Prokofjev die in de jaren ’30 nog vol optimisme naar zijn vaderland was teruggekeerd, werd volledig kapot gemaakt. Hieronder kunt u een heel bekend deel uit het ballet Romeo & Julia zien dat Prokofjev schreef toen hij weer terug was in Rusland. Met donkere klankkleuren laat Prokofjev perfect de onderhuidse spanning tussen de Capuleti en de Montagues al horen.

Een van de bekendste delen uit Romeo & Julia van Prokofjev: de dans van de ridders.

Wonderschone balletmuziek

Tot slot een fragment uit het ballet Doornroosje op muziek van Tsjaikovski – want daar ging het nu uiteindelijk allemaal om. In Leipzig zouden we voorstelling zien met een choreografie van Jeroen Verbruggen. Ik laat u echter een video zien van The Royal Ballet, waarin dansers commentaar geven op het verhaal en waarin ook de ongelofelijke prestatie van de dansers te zien is.

Introductie op Doornroosje door leden van de Royal Ballet, de dirigent en artistieke directie, gebaseerd op de productie uit 2006.

Reisverslag: Boekarest september 2019

Gisteren vertrokken we naar Boekarest en inmiddels zijn we al helemaal in stad en het Enescu-festival ondergedompeld. Onze eerste dag begon goed met een concert in het Sala Mare a Palatului, de concertzaal waar voorheen het gestaalde partijkader van Ceausescu bijeenkwam. Helaas was sopraan Kristine Opolais verhinderd door ziekte, maar Laura Aikin was zo collegiaal om in te springen in Enescu’s mooie liedcyclus Sept chansons de Clément Marot. Met de spectaculaire ouverture van Webers Der Freischütz – de opera waarover mijn collega Benjamin Rous zo aanstekelijk schrijft in zijn net verschenen boek – en gevolgd door Brahms monument van een Vierde Symfonie, vormde het concert een mooie opening van onze vijfdaagse.

Stadsrondrit

Vanmorgen vertrokken we al redelijk vroeg op de stadsrondrit door Boekarest, met als eerste stop het megalomane Paleis van het Volk van Ceausescu ofwel het huidige Parlementspaleis. Het zestiende-eeuwse kerkje dat in zijn geheel 300 meter werd verplaatst om ruimte te maken voor dat gigantische bouwproject was de volgende stop. Een van de zeldzame gebouwen die gespaard bleef van de nietsontziende sloopkogel, vormde het een intiem contrast met de opulentie waar we even daarvoor doorheen liepen.

Het opulente interieur van het Paleis van het Volk in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)
Het opulente interieur van het Paleis van het Volk in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)

Villazón in het Atheneum

Na de lunch in de ambassadewijk was er na een korte pauze ons eerste concert van de dag. Rolando Villazón zong in de prachtige zaal van het Atheneum een Spaanstalig liedprogramma, uitstekend begeleid door Carrie-Ann Matheson. En wat een feest wisten ze ervan te maken. Villazón bleek een showman pur sang die de zaal moeiteloos om zijn vinger wist te winden. Met zijn directe, open en ontwapenende manier van zingen, wist hij alles en iedereen te bereiken. Er waren mooie liederen van de Catalaanse componist Federico Mompou, licht absurdistische gedichten getoonzet door Silvestre Revueltas en een soepel swingende tango van Nepomuceno. En tussendoor kreeg het telkens verzittende publiek dat zelfs nog tijdens het concert op zoek bleef naar nog betere plekken een koekje van eigen deeg. Villazón legde het concert even stil, nodigde het publiek op het podium uit om opzij van hem te gaan zitten en begon ook zelf met stoelen te sjouwen tot hilariteit en plezier van iedereen.

Handgeschreven partituur in de villa van George Enescu (Foto: Saskia Cohen)
Handgeschreven partituur in de villa van George Enescu (Foto: Saskia Cohen)

Villa van George Enescu

Op onze derde dag in Boekarest stond een bezoek op het programma aan de imposante villa van George Enescu, waar deze componist, violist, dirigent, docent en muzikaal wonderkind heeft gewoond. Hier was zijn beroemdste leerling Yehudi Menuhin zijn gast bij een bezoek in 1946. Na de lunch bij het befaamde restaurant Cimu cu Bere, was er ‘s middags het concert van Maxim Vengerov en het Orchestre Philharmonique de Monte Carlo. Vengerov was hier voornamelijk als dirigent te horen, maar hij opende als violist het concert met een wonderschoon gespeelde Ballade van Enescu. Daarna verruilde hij de viool voor de baton en ging hij orkest en de fijngevoelig en krachtig spelende cellist Gautier Capuçon voor in Tsjaikovski’s Rococo-variaties en het Andante cantabile. Voor Tsjaikovski’s Zesde Symfonie, de ‘Pathétique‘ nam Capuçon na de pauze plaats in het geweldig spelende orkest, dat onder Vengerov zong en stampte om uiteindelijk in het laatste deel in verstilling te eindigen.

Door naar het volgende concert…

Veel tijd om hiervan te bekomen was er niet, want we wandelden naar concert nummer twee in de nabij gelegen paleiszaal. Daar klonk het De Profundis (2015) van de jonge componist Alexey Retinsky, waarna pianiste Andrea Silocea imponeerde in Sjostakovitsj’ Tweede Pianoconcert. Enescu’s Tweede Symfonie besloot de avond, waarbij dirigent Vladimir Jurowski tijdens het applaus Enescu’s partituur als tafelen der wet boven zijn hoofd verhief.

Dirigent Vladimir Jurowski en pianiste Andrea Silocea (Foto: Saskia Cohen)
Dirigent Vladimir Jurowski en pianiste Andrea Silocea (Foto: Saskia Cohen)

Nationale Museum voor Schone Kunsten

Onze vierde dag in Boekarest begon met een bezoek aan het Nationale Museum voor Schone Kunsten van Roemenië. Gevestigd in het voormalige koninklijk paleis zijn hier de Europese en de Roemeense kunstcollecties te zien. Mooie iconen, enkele indrukwekkende brokaten rituele mantels – al dan niet in Venetië vervaardigd – maar ook interessante werken van kunstenaars in negentiende en twintigste eeuw die goed de Franse kunst in het oog hadden of daar gevestigd waren, zijn hier te zien. Een mooie presentatie toont werk van Brancusi: verschillende figuratieve sculpturen, maar ook enkele modernistische werken. Ook de Europese afdeling bevatte hoogtepunten waaronder een paar indrukwekkende werken van Goya. We lunchten buiten op het terras, want het weer is nog altijd goed zonnig en nazomers warm hier.

Icoon in de collectie van Nationale Museum voor Schone Kunsten (Foto: Saskia Cohen)
Icoon in de collectie van Nationale Museum voor Schone Kunsten (Foto: Saskia Cohen)

Laatste concert in het Atheneum

Na een korte rustpauze in het hotel was er het laatste concert in het Atheneum, dat werd verzorgd door niemand minder dan Bryn Terfel. Die overrompelde niet alleen met zijn stem maar ook met zijn volkomen natuurlijke theatrale persoonlijkheid iedereen. In de intimiteit van deze zaal was dat des te indrukwekkender. Hij was Wotan die afscheid neemt van zijn dochter Brünhilde, trok als schoenlapper Hans Sachs uit de Meistersinger al zingend een schoen uit en was als Boito’s Mephistofeles angstaanjagend, inclusief een keihard fluiten op zijn vingers waarmee hij ons de stuipen op het lijf joeg.

Bryn Terfel in het Atheneum (Foto: Saskia Cohen)
Bryn Terfel in het Atheneum (Foto: Saskia Cohen)

Lichter repertoire was er onder andere met ‘Some enchated evening’ uit South Pacific en tot slot Tevje’s ‘If I were a rich man’ uit Anatevka. Niet alleen bloemen nam de zanger na afloop in ontvangst, maar uit het publiek dook ook een dame op met een grote doos Roemeens gebak, door Bryn Terfel dankbaar in ontvangst genomen. Daarna ging het door naar het avondconcert met Enescu’s PastoraleFantaisie, en het wonderschoon gespeelde Vioolconcert van Korngold. De jonge Australische sterviolist Ray Chen speelde in Korngold en ook in de toegiften, Paganini en Variaties op Walzing Mathilda, de sterren van de hemel. Na de pauze volgde de verhalende Manfred Symfonie door Tsjaikovski, waarna we nog even erg gezellig de lokale pub indoken en gezamenlijk het glas hieven op de muziek.

Traditionele houten kerk in het Dorpsmuseum in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)
Traditionele houten kerk in het Dorpsmuseum in Boekarest (Foto: Saskia Cohen)

Terug naar huis

Na een groot deel van de groep te hebben uitgezwaaid – op weg naar de kloosters van Moldavië – vertrokken wij als achterblijvers nog naar het Dorpmuseum in Boekarest, een openluchtmuseum waar sinds 1936 typische huizen, kerkjes, smidsen en diverse soorten molens naar toe zijn gebracht. In ingedikte vorm hebben we zo toch een indruk van het landelijke culturele erfgoed van Roemenië. We dronken koffie onder de bomen op het terras van een historisch café annex stokerij en bezochten eenmaal terug in het centrum nog het restaurant waar we gisteren ook heerlijk lunchten. Dit groepje reizigers is nu weer onderweg naar de luchthaven, nog nagenietend van alle muzikale en culturele indrukken. Een goede reis voor onze vrienden in Moldavië, wij gaan alvast vooruit, terug naar Nederland!