De romantiek

Het beroemde schilderij Der Wanderer über dem Nebelmeer van Caspar David Friedrich geldt als summum van de romantiek. In één beeld meteen de hele romantiek bij de horens gevat, zegt men wel. Maar wat is dat dan precies, de romantiek?

casper david friedrich - Der Wanderer über dem Nebelmeer (detail)
Der Wanderer über dem Nebelmeer – Caspar David Friedrich

Bij het woord romantisch kunnen we denken aan een intiem etentje met kaarslicht, of juist die lange houten tafel in een Italiaanse olijvenboomgaard vol heerlijkheden, vrolijke mensen en prachtige vergezichten.
Of denken we bij romantisch aan kastelen met dikke muren en vele torentjes, uitstijgend boven een donker bos?
Of misschien aan de eerste scène van de opera La bohème waarin vier vrienden niets te makken hebben, en toch besluiten uit eten te gaan. Gewoon omdat het kerstavond is en ’tout le monde’ zich dan verzamelt bij Café Momus.
Of aan de Derde Symfonie van Beethoven, met dat voorblad van het manuscript waarop Beethoven woedend de titel heeft doorgekrast.

Het kan allemaal en juist dat maakt het tegelijk ook zo ingewikkeld om het over de romantiek te hebben. De schrijver Novalis verwoordde de romantiek aldus:

Doordat ik het banale een verheven betekenis, het gewone een geheimzinnig aanzien, het bekende de waardigheid van het onbekende, het eindige een schijn van oneindigheid geef, romanticeer ik het.’

Novalis was een student, dichter en auteur. Hij kwam uit een adellijke familie en een mooie bestuursfunctie lag in de lijn der verwachting. In plaats daarvan sloot hij zich aan bij een groep gelijkgestemden in Jena: Friedrich Schiller, de gebroeders Friedrich en August Schlegel en Ludwig Tieck, Clemens Brentano, Johann Gottlieb Fichte, allemaal dichters, schrijvers en filosofen. Eigenlijk wilde Novalis zijn hele leven ‘aan één roman wijden – die in zijn eentje een hele bibliotheek moet vormen – ja misschien leerjaren van een natie moet bevatten’. Cynisch genoeg is hem dat ook gelukt: Hij had het eerste deel van zijn cyclus, Heinrich van Ofterdingen, net afgerond toen hij veel te jong overleed. Bij zijn vrienden Schlegel, Schiller, von Tieck liet hij een onuitwisbare indruk achter, niet alleen om zijn verschijningsvorm (een knappe man), maar ook door zijn manier van praten (‘drie keer meer en drie keer sneller dan wij anderen’ volgens Friedrich Schlegel die zelf al beroemd en berucht was om zijn rappe manier van praten) en zijn intellect.

De groep in Jena zocht naar een ‘oplossing’ van de toestand in de wereld waartoe de Verlichting geleid had. De Verlichting met zijn nadruk op de rede, op rationeel denken, met zijn afwijzing van bijgeloof, had niet gebracht wat men ervan verwacht had. Met rede zou men alle problemen te lijf kunnen gaan, maar in handen van ‘verkeerde’ mensen bleek de rede te leiden tot totalitaire, dictatoriale regimes, tot de terreur nota bene. De excessen die Frankrijk na de Franse Revolutie tot aan de rand van de afgrond brachten, toonden dat pijnlijk duidelijk.

De Verlichting had maakbaarheid en voorspelbaarheid beloofd, maar de vooruitgang bleek niet altijd beter. En dus kwam – vrij logisch eigenlijk – de gedacht op dat het oude misschien wel beter was, het verre verleden dan wel te verstaan. Het mysterieuze en het wonderbaarlijke won het plots weer van de rede.

Dat mysterieuze en wonderbaarlijke speelde ook wel een rol in de Verlichting. Boeken vol met allerhande bijzondere en onverklaarbare lotgevallen werden er geschreven, maar tot slot bleek er altijd een uiterst plausibele voor wat de hoofdpersoon was overkomen. Altijd weer bleek er een plan achter te steken, zodat de hoofdpersoon wijzer en rijper van zijn avonturen zou terugkeren. Wie snapt hoe de loop van de geschiedenis wordt bepaald door bijvoorbeeld de activiteiten van geheime genootschappen, snapt hoe de wereld in elkaar steekt. Lang leve de rede en de ratio.

Veel blijft in de nacht verloren

Aan het einde van de Verlichting zocht men niet meer naar de oplossing van het mysterie. Het ging vooral om het mysterie zelf. ‘Veel blijft in de nacht verloren’, dichtte Eichendorff. Dat mysterieuze, onbekende, onverklaarbare kon overal liggen. Ver weg of juist heel dicht bij huis. ‘Nietsvermoedend ging ik van huis, toen opeens …’ was een fijne openingszin voor auteurs als E.T.A. Hoffmann, waarna het vervolg volledig kon ontsporen. Denk aan de originele verhaal van De notenkraker waarin een op het eerste gezicht heel gewoon kerstfeest uitmondt in een nietsontziend gevecht tussen muizen en tinnen soldaatjes met de liefde voor een notenkraker als inzet. Maar wie goed leest, krijgt al bij de eerste alinea’s koude rillingen over de rug. Die peetoom met zijn rare haar en priemende ogen, is hij wel een echt mens?

Zwielicht uit ‘Liederkreis’ van Robert Schumann (Matthias Goerne en Eric Schneider) op het gelijknamige gedicht van Joseph von Eichendorff.
De schemering slaat haar vleugels uit, griezelig roeren zich de bomen …
Heb je vriend hier beneden, vertrouw hem niet op dit uur …
Veel blijft in de nacht verloren, pas op, blijf wakker en monter.

Een inktvlekkerige eeuw

Er werd aan het einde van de 18e eeuw overigens ongelofelijk veel geschreven. Nog nooit waren er zoveel boeken voor zoveel mensen beschikbaar. Men las alsof het leven ervan afhing. En niet langer herlas men een boek keer op keer, men verwachtte telkens iets nieuws. ‘We leven in een inktvlekkerige eeuw’, noemde Schiller zijn tijd.

De groep in Jena las niet alleen veel en debatteerde graag tot in vroege ochtenduren, zij streefden er ook naar de scheidslijn tussen de roman en het leven zelf opheffen. Men wilde leven als in een roman: men wilde ‘romantiseren’. Ludwig Tieck nam op weg naar school al de grootst mogelijk omweg, opdat hij zoveel mogelijk vreemden zou ontmoeten.

En later ondernam Ludwig Tieck zelfs met zijn vriend Wilhelm Heinrich Wackenroder een lange voettocht op weg naar het zuiden. Wackenroder was naarstig op zoek naar een leven waarin kunst geen luxe bijverschijnsel was maar een onderdeel van het leven en hij raakte gefascineerd door de Duitse renaissance, de wereld  van Dürer in Neurenberg. Dat leven bleek gewoon nog te bestaan, in het Frankische land met al zijn middeleeuwse dorpjes, burchten, ruïnes en donkere wouden waar altijd wel een posthoorn klinkt. Het is een scenerie die bij Tieck een plaats kreeg in onder meer Franz Sternbalds Wanderungen, een romancyclus over wat kunst vermag. In het begin weet kunstenaar Sternbald nog niet precies wat hij wil maken, maar in de loop van het verhaal wordt duidelijk dat zijn kunstwerk steeds groter, omvattender moet worden. Hij is op zoek naar het beeld van oneindigheid maar beseft ook ‘ik wilde graag álles presteren, maar zal daardoor uiteindelijk in het geheel níets kunnen doen.’

Ludwig Tieck ontsloot ook het verre verleden voor zijn lezers: hij maakte een Duitse vertaling van Cervantes Don Quichotte, wat natuurlijk het ultieme verhaal is van een man die in zijn eigen roman leeft. Hij  hertaalde bijvoorbeeld niet alleen het Nibelungenlied, maar ook de middeleeuwse roman waar Brahms zijn liedcyclus Die schöne Magelone op baseerde, en hij diepte hij in een andere roman Tannhäuser-sage op, wat Wagner bracht tot zijn opera Tannhäuser.

Liebe kam aus fernen Landen uit Die schöne Magelone van Johannes Brahms (Christian Gerhaher & Gerold Huber)

De afgronden in de natuur en in de ziel

De vele natuurbeschrijvingen in het werk van Tieck en zijn vrienden brengen ons weer terug bij het schilderij van Caspar David Friedrich. Die eenzame wouden, onherbergzame gebieden, verre uitzichten en diepe afgronden: ze zijn prachtig, machtig en  huiveringwekkend tegelijkertijd.

En daar komt nog iets bij: hier schetste men niet alleen de natuur zelf. In een periode waarin de mens het wezen van zijn ‘ik’ ging onderzoeken, weerspiegelt die natuur ook de afgronden van de eigen innerlijke natuur.  Maar naar die zoektocht naar dat ‘ik’ neem ik u graag een andere keer mee. Voor nu sluit ik af met Der Wanderer uit Die schöne Müllerin van Schubert. Welgemoed stapt de jonge molenaar op het avontuur af. Wat hem te wachten staat weet hij nog niet, maar het zal groots zijn…

Eerste en tweede deel van Die schöne Müllerin van Schubert, waarin de hoofdpersoon nog monter op stap gaat. (Thomas Oliemans & Malcolm Martineau, Concertgebouw 2013)

Een kleine geschiedenis van het strijkkwartet, deel 1 – De Weense Klassieken

Inleiding

Vanaf het ontstaan in de tijd van de Weense Klassieken – zeg maar Haydn, Mozart en Beethoven – tot op de dag van vandaag vormt het strijkkwartet het belangrijkste genre van de kamermuziek. Het ensemble, dat gevormd wordt door twee violen, altviool en cello, heeft sinds het ontstaan in de loop der eeuwen altijd enorm tot de verbeelding gesproken en doet dat in feite nog steeds.

Silhouet strijkkwartet

Joseph Haydn, vanouds erkend als de uitvinder ervan, was dan wel zo relativerend dat hij zijn beste strijkkwartet direct wilde inruilen voor een goed Engels scheermes, maar toen zijn tijdgenoot Johann Wolfgang von Goethe diezelfde strijkkwartetten beluisterde, onderkende deze er meteen een filosofische bestemming in. Vrij vertaald: Het strijkkwartet is de ideale taal van de waarheid: je hoort vier verstandige mensen zich met elkaar onderhouden. Je krijgt zicht op elk van hun persoonlijkheden. En je leert terloops alle mogelijkheden kennen van hun instrumenten.’

Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787
Johann Wolfgang von Goethe in de Campagne (Johann Heinrich Wilhelm Tischbein), 1787

Goethes stelling – in een brief aan tijdgenoot en componist Carl Friedrich Zelter – is zo vaak geciteerd, dat je mag aannemen dat er een grond van waarheid in zit. De voor het strijkkwartet zo unieke homogeniteit van timbres en helderheid van stemvoering bleef op componisten altijd een bijzondere fascinatie uitoefenen, en heeft hen vaak tot buitengewone en inspirerende composities aangezet.

Ensemble

En het is natuurlijk niet alleen de compositie die intrigeert, want het begrip kwartet kan ook betrekking hebben op het ensemble, denkt u daarbij bijvoorbeeld aan het Borodin Kwartet of ‘ons’ Matangi Quartet. Er bestaan strijkkwartetten die al meer dan 30 jaar bestaan, meer dan 100 concerten per jaar geven, cd’s opnemen en alle continenten afreizen. Er ontstaan relaties, er worden kindertjes verwekt en men deelt lief en leed met elkaar. En wat gebeurt er als één het niet meer ziet zitten, in een crisis raakt, of niet meer scherp is, minder studeert, achteruit gaat in spel?

Alles en iedereen is met elkaar verbonden: vier stemmen, één verhaal! Dat is fascinerend en dat vinden ook romanschrijvers en filmmakers, want ook zij laten zich geregeld inspireren door de combinatie van de vier strijkinstrumenten. Vier individuen, die elkaar uitdagen, hun ego opzij moeten zetten en de meest emotionele momenten samen op het podium beleven…

Matangi Quartet (foto De Schaapjesfabriek)
Matangi Quartet (foto: De Schaapjesfabriek)

Aanleiding en ontstaan van het strijkkwartet – Haydn

Is Haydn nu echt ‘de vader’ van het strijkkwartet? Ja en nee. Het is moeilijk vast te stellen wanneer het eerste strijkkwartet nu precies is ontstaan. De oorsprong van het strijkkwartet moeten we in de barok zoeken. Vóór Haydn waren er ook al strijkkwartetten met dezelfde bezetting en vorm, en deze waren meestal als dansmuziek opgezet. Regelmatig zag Haydn groepjes mensen op straat die bijvoorbeeld serenades speelden in deze bezetting, en verschillende componisten schreven al stukken voor deze vier instrumenten.

Maar Haydn heeft wel degelijk gezorgd voor een enorme ontwikkeling van het strijkkwartet als genre. Directe aanleiding tot het daadwerkelijk componeren van zijn eerste strijkkwartet lijkt een bezoek in 1753 bij Freiherr von Fürnberg te Weinzierl te zijn geweest, waarvoor Haydn voor hemzelf, zijn gastheer en twee andere aanwezigen een aantal stukjes voor twee violen, altviool en cello componeerde.

Nieuwe mogelijkheden

Haydn zag al direct de nieuwe mogelijkheden van dit medium in. Alhoewel hij het genre van het strijkkwartet dus niet heeft uitgevonden, geldt hij wel als de grondlegger van het moderne strijkkwartet. Hij was immers de eerste die de vier stemmen als gelijkwaardige partners behandelde in plaats van, zoals voordien gebruikelijk, de melodie bij de eerste viool te leggen, de cello als bas in te zetten en de andere stemmen als begeleiding of vulstemmen te behandelen.

Haydn werd een ‘veelschrijver’ van het genre en toen hij tenslotte, midden in de compositie van opus 103, de pen neerlegde met de vermoeide woorden ‘Hin ist alle meine Kraft, alt und schwach bin ich’, kon hij bogen op een ontzagwekkend oeuvre van 68 strijkkwartetten die de muzikale grenzen blijvend hadden verlegd.

De kwartetten van Haydn

Haydn maakte dus het strijkkwartet los van de dwingende continuo-regels en bevrijdde de cello van zijn basfunctie. Daardoor werd het strijkkwartet een medium van vier onafhankelijke en gelijkwaardige partijen met ieder zijn eigen karakter. Haydn onderzocht de mogelijkheden van het timbre van de instrumenten, de harmonische samenhang, de onafhankelijkheid van de partijen en bovenal de uitwisseling van motieven en melodieën tussen de spelers. We zien dit heel duidelijk in het chronologisch verloop van zijn oeuvre.

In zijn eerste 20 tot 30 kwartetten hanteerde Haydn nog het aloude leidende principe van het kwartet: de eerste viool overheerst, de bas lag in de cello en de tweede viool en alt waren, oneerbiedig gezegd, een soort cement of vulsel; de middenstemmen opereerden nauwelijks zelfstandig. Maar gaandeweg begon dit te veranderen, gebruikte Haydn meer complexe compositietechnieken en moduleerde hij binnen een kwartet vaker naar andere toonsoorten.

Ook werden de kwartetten langer van duur, met name de eerste delen, waarin de componist kon tonen wat hij in huis had. En waar kwartetten voorheen veelal drie delen hadden, kwam er nu een vierde deel bij en kreeg het kwartet zijn vertrouwde vierdelige vorm: een snel eerste deel, een langzaam tweede deel, een menuet als derde deel – waarbij het menuet overigens langzaam plaats zou maken voor het ‘scherzo’ – en een wederom snelle finale.

Een muzikaal voorbeeld

De zes strijkkwartetten, opus 76 werden door Haydn gecomponeerd in de jaren 1797/8. Ze zijn opgedragen aan de Hongaarse graaf Joseph Georg von Erdődy en behoren tot zijn meest ambitieuze kamermuziekwerken. Veel van Haydns kwartetten kregen (later) een bijnaam. Zo wordt het vierde kwartet uit deze reeks Sonnenaufgang genoemd, omdat het eerste deel begint met de aanhoudende gloed van een enkel, zacht akkoord waarover een soloviool langzaam de rijzende zon volgt. Nadien barst het stuk in alle vrolijkheid los.

Joseph Haydn: tweede deel uit het Strijkkwartet in C, opus 76/3, Kaiserquartett (door het Matangi Quartet gespeeld in 2012).

In het tweede deel van het derde kwartet heeft Haydn de melodie van Gott Erhalte Franz Den Kaiser verwerkt. Oorspronkelijk was dit een eenvoudige, folkloristische, religieuze melodie die in heel Oostenrijk gezongen werd. Het was een van de lievelingsstukken van Haydn en het inspireerde hem tijdens zijn verblijf in Engeland, waar hij getroffen werd door de emoties die het ‘God save the King’ daar opriep. Hij componeerde een hymne op de tekst ‘Gott erhalte Franz den Kaiser’ van Leopold Haschka. Deze werd voor het eerst gezongen op 12 februari 1797 ter gelegenheid van de verjaardag van keizer Frans II in het Weense Burgtheater.

In dit Poco adagio cantabile verandert de melodie zelf niet, maar wordt deze beurtelings door een van de stemmen gespeeld en alleen de begeleidende partijen variëren, worden harmonisch voller en zitten vol chromatiek (de ‘kleuring’ van de standaardtreden van een toonladder door incidentele toonverhogingen of –verlagingen). Met een ingetogen coda van vijf maten besluit dit adagio. Prachtig in zijn soberheid. Overigens beginnen de drie overige delen met dezelfde reeks tonen, in letterbenaming G-E-F-D-C (de C voor Kaiser), oftewel de eerste letters van elk woord van het volkslied.

Mozart en Haydn
Mozart en Haydn

Mozart reageert op Haydn

Wolfgang Amadeus Mozart schreef in totaal 25 strijkkwartetten die in diverse perioden ingedeeld kunnen worden. Mozart kende de muziek van Haydn van jongs af en leerde veel van de manier waarop Haydn het strijkkwartet had ontwikkeld. Samen met Baron Dittersdorf en Vanhal, beiden destijds in Wenen bekende componisten, speelden Haydn en Mozart strijkkwartetten. De door Haydn in 1781 gepubliceerde zes kwartetten met het opusnummer 33 hadden Mozart getriggerd en vormden een inspiratie om zich ook weer eens op het componeren van strijkkwartetten te storten.

Als blijk van dank droeg hij de eerste druk van de daarop ontstane Sechs große Wiener Quartette, opus 10 op aan zijn ‘Caro Amigo Haydn’. Deze Haydn-kwartetten maakten zo’n indruk op Haydn, dat hij aan Mozarts vader Leopold het bekende – en veel geciteerde – compliment maakte: ‘Ich sage Ihnen vor Gott, als ein ehrlicher Mann, ihr Sohn der größte Componist, den ich von Person und dem Namen nach kenne; er hat Geschmack, und überdieß die größte Compositionswissenschaft.’

Wolfgang Amadeus Mozart: eerste deel uit het Strijkkwartet nr. 19 in C, KV 465, ‘Dissonantenkwartet (gespeeld door het Gewandhaus-Quartett).

Tot de zes Haydn Kwartetten van Mozart behoort ook het zogenaamde Dissonantenkwartet, genoemd naar de langzame inleiding tot het eerste deel, waarbij Mozart de kunst van de chromatische voorhoudingen en het wisselen tussen majeur en mineur tot het – voor die tijd zeker – uiterste drijft.

Beethovens kwartetten

Ludwig van Beethoven schreef 17 strijkkwartetten. Allemaal zeer fraai, maar de beroemdste – en de wereld op zijn kop zettende – zijn toch wel zijn zes late kwartetten: opus 127, 130, 131, 132, 135, en opus 133, de Groβe Fuge, die als een volwaardig, eendelig strijkkwartet beschouwd kan worden. Beethoven schreef deze laatste kwartetten vrijwel geheel na zijn laatste publieke optreden, de eerste uitvoering van de Negende Symfonie in 1824. De werken zijn niet alleen in sociale afzondering ontstaan, maar ook toen hij volledig doof was.

Net als met zijn geniale symfonieën zadelde Beethoven zijn opvolgers echter op met een gigantisch probleem: hij zette de maatstaf voor de volgende generaties en zijn kwartetten gaan tot het uiterste qua expressie. Wat hij harmonisch en contrapuntisch uithaalde in zijn late kwartetten grenst aan het ongelofelijke: de werken vertonen geen enkel compromis aan welke wens van het publiek dan ook. Bovendien werden ze lange tijd als ‘vrijwel onspeelbaar’ beschouwd, het was ‘klaar’ met de dilettanten.

En zo ontstond het Schuppanzich Quartett, bestaande uit de in hoog aanzien staande primarius Ignaz Schuppanzigh, de tweede violist Karl Holz, de altist Franz Weiss en de cellist Joseph Linke. Het kwartet was een van de eerste échte, vaste kamermuziekensembles, dat al in 1804 een openbaar concert gegeven had in de concertzaal met een programma dat louter bestond uit strijkkwartetten.

MUSICO Quiz – de antwoorden

Vier afleveringen, negen quizmasters, 36 vragen, 56 muziekfragmenten en één terechte winnaar. Dat is de uitkomst van de MUSICO Quiz die u de afgelopen weken via ons blog kon volgen.

Hieronder volgen de antwoorden. Soms in korte vorm, soms in een wat uitgebreidere vorm.

Eerste aflevering

De eerste aflevering begonnen we heel rustig met twee prenten van lang geleden. De man in het blauwe pak is Puccini en de persoon boven in de prent rechts is Wagner.

Vanuit de diepte

‘De profundis’ zijn de eerste woorden uit psalm 130. ‘Vanuit de diepte roep ik tot u’ luidt de vertaling van de eerste regel. Deze smeekbede heeft menig componist geïnspireerd tot intense muziek. Voor de quiz kozen wij drie zettingen uit drie verschillende tijden: het eerste fragment was van Pärt, het tweede fragment was een zetting van Mozart en tot slot hoorde u een versie van Josquin Desprez. Veel componisten hebben de eerste woorden van de psalm zeer letterlijk genomen. Vooral bij Pärt komen de eerste woorden van deze boetepsalm vanuit een bijna onmenselijke diepte naar boven.

Strijkersvraag of strikvraag

Sinds de tijd van Haydn behoort het strijkkwartet tot vaste repertoire van componisten. Wij lieten u drie fragmenten horen met de vraag deze in de juiste volgorde van oud naar nieuw te zetten. Het eerste fragment komt uit strijkkwartet op 59/3 van Beethoven, maar klonk velen blijkbaar als moderner in de oren. Het tweede fragment is uit het Amerikaans kwartet van Dvórak en tot slot klonk geestelijk vader van het strijkkwartet, Joseph Haydn met een fragment uit diens het strijkkwartet Sonnenaufgang.

De strijkkwartetfragmenten:

Vlieg, gedachten, op gouden vleugels

Uit welke opera komen deze woorden was de vraag. ‘Va, pensiero sull’ali dorate’ luidt het Italiaanse origineel. Het is de eerste regel uit het beroemde slavenkoor uit Verdi’s opera Nabuacco dat door het Italiaanse publiek onmiddellijk werd opgevat als lijflied voor de Risorgimento-beweging, de beweging die streefde naar de Italiaanse eenwording.

De woorden ‘Allemachtig, wat een duisternis’ vormen de Nederlandse parafrase van ‘Gott, welch Dunkel hier’. Florestan verzucht ze als hij uitgehongerd in een donkere kerker zijn lot overdenkt, aan het begin van de tweede akte van Beethovens opera Fidelio.

Noorse koeienvlaai?

We lieten u twee fragmenten horen met de vraag uit welk land de componist komt.
Het eerste fragment betrof het Intermezzo uit Cavalleria rusticana van Mascagni. Een Italiaan dus. Het toneel is leeg, iedereen is elders. Met dit lyrische maar tegelijk dramatische tussenspel laat Mascagni de toeschouwer de zich net ontvouwde verwikkelingen op zich inwerken en in de muziek is al te horen dat de protagonisten niet voor de vredelievende oplossing zullen kiezen.
Het tweede fragment kwam uit de toneelmuziek voor Peer Gynt van de Noor Grieg. Hoofdpersoon Peer Gynt dacht even te trouwen met de dochter van de bergkoning maar vond haar bij nader inzien toch te lelijk. Dat besluit wordt hem niet in dank afgenomen en de entourage van de bergkoning denkt na over hun wraak. Grieg schreef: ‘Voor De Hal van de bergkoning heb ik iets geschreven dat zo naar koeienvlaaien, ultra-Norwegianisme en zelfgenoegzaamheid ruikt dat ik het niet kan verdragen om het te horen, al hoop ik dat de ironie zich zal laten voelen.’

Bijna elk begin is moeilijk

Het duurt soms even voordat we goed en wel vol aandacht luisteren naar een muziekstuk. Dat is ook de reden dat opera’s met een ouverture begonnen. En ook veel symfonieën van Mozart en Haydn beginnen met een inleiding. Maar niet elke componist wenste rekening te houden, het kan ook een zekere spanning oproepen als blijkt dat een werk al fluisterzacht is begonnen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Boléro van Ravel het geval. Velen dachten dat de fluit het werk inzet, maar dat is niet het geval. De Boléro begint met een tromgeroffel, en dat houdt het hele stuk aan.
De grote solo aan het begin van de Le sacre du printemps van Stravinsky is voor de fagot. De ligging is echter uitermate hoog en daarmee heel lastig voor de fagottist.

Bonusvraag

Op de bonusvraag van de eerste aflevering wist één inzender het juiste antwoord. Het gaat hier namelijk om het schilderij Le grand Muveral van Ferdinand Hodler.

Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)
Le grand Muveran (Ferdinand Hodler)

De tweede aflevering

De tweede aflevering opende met een drietal beroemde aria’s. De vraag was natuurlijk om uit welke opera deze aria’s kwamen. U hoorde achtereenvolgens fragmenten uit Le nozze di Figaro (Mozart), La bohème (Puccini) en Orfeo (Gluck).

De dodendans

Al sinds de middeleeuwen neemt de dodendans een belangrijke plaats in de kunsten in. Wij lieten u fragmenten van dodendansen van drie verschillende componisten horen. Dat waren achtereenvolgens Sjostakovitsj (4e deel uit diens Tweede Pianotrio), een stukje uit de opera La grande macabre van Ligeti en La danse macabre van Saint-Saëns.

Lübecker Totentanz

Beroemde zangers

Via beroemde aria’s komt men al snel uit bij beroemde zangers. Het was moeilijk kiezen maar u hoorde achtereenvolgens Dietrich Fischer Diskau, Elisabeth Schwarzkopf en tot slot Christoph Pregardien.

Dansen in de muziek

En van dodendansen ging het naar dansen in het algemeen. U hoorde drie heel uit Romeo & Julia van Prokofjev, een pavane van Fauré en tot slot een Ländler van Beethoven.

Requiem

Sinds de renaissnace zijn er vele meerstemmige zettingen geschreven op het Requiem, de dodenmis. U hoorde van ons achtereenvolgens framenten uit het Requiem van Mozart, Martin en Fauré.

Beroemde dirigenten

We lieten u drie beroemde dirigenten horen tijdens een repetitie. Dat waren achtereenvolgens Dudamel, Toscanini en Celibidache.

Dudamel - Toscanini - Celibidache
Dudamel – Toscanini – Celibidache

Hosenrollen

Hosenrollen vormen een genre apart in de operawereld. We lieten drie beroemde Hosenrollen horen, te weten Cherobino in Le nozze di Figaro van Mozart, Tancredi in de gelijknamige opera van Rossini en tot slot Prins Orlofsky in Die Fledermaus van Johann Strauß.

De Hosenrollen-fragmenten:

Kunst in de muziek

Een aantal componisten heeft zich laten inspireren door het werk van beeldend kunstenaars. U zag het werk van Sposalizio van Rafaël, het Isenheimer altaar van Mattias Grünewald en Dance on the Banks of the Manzanares van Goya. De muziek die hierop geïnspireerd was, was van Liszt (Deuxième Anée de pélégrinage), Hindemith (Mathis der Maler) en Granados (Goyescas).
(hiernaast kunt u de fragmenten nogmaals beluisteren)

De op kunst geïnspireerde fragmenten:

Schubert citeert zichzelf

We lieten een fragment horen uit het vierde deel van Schuberts Pianokwintet in A, het Thema mit Variationen waarin Schubert varieert op zijn eigen lied Die Forellen.

Franz Schubert
Franz Schubert

Een duivelskunstenaar

Menig violist studeert zijn vingers blauw op de Caprices van Paganini voor viool solo. De violist Paganini hield zijn zogenaamd duistere kant graag in het voetlicht. Het idee dat hij zijn fabuleuze viooltechniek niet zelf zou hebben ontwikkeld, droeg bij aan het romantische beeld dat mensen van hem hadden. En dat was weer goed voor publiciteit en daarmee de inkomsten.

Paganini
Paganini

Bonusvraag

In welke techniek is het kunstwerk achter Reina gemaakt? Dat bleek een moeilijke vraag. Het is een wandkleed, een wollen deken waarop een figuur is gevilt.

Kunst aan de muur bij Reina

Derde aflevering

De derde aflevering opende met een bespiegeling over de meestentijds onbekende moeders van componisten en leidde zo naar bekende moeders.
De beroemde moeder van Manon Gropius was Alma Schindler. Alma was getrouwd met Gustav Mahler maar had onderwijl een relatie met Gropius.Alma Mahler

Een vervolg op het begin

Ook in deze aflevering de vraag met welk instrument beroemde meesterwerken beginnen. Het Vioolconcert van Beethoven begint met pauken. De Rhapsody in blue van Gershwin heeft aan het begin een geweldige klarinetsolo en de orkestversie van Ravel van Moessorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling begint met trompet.

De fragmenten van het begin van beroemde meesterwerken:

Bijnamen

Beethoven schreef 32 pianosonates en velen daarvan hebben in de loop van de tijd een bijnaam gekregen. De herkomst van die bijnamen is niet altijd te achterhalen. Het is wel opvallend dat juist de sonates met bijnaam het meest geliefd lijken te zijn. Maar waarom? Het is waarschijnlijk een kip-of-ei-discussie.

Beestenboel

Van wie zijn deze zwanen?
Er zijn in de klassieke muziek nogal wat zwanen te bewonderen. We lieten er drie horen: ‘De dans van de zwanen’ uit het Zwanenmeer vanTsjaikovski, ‘De zwaan van Tuonela’ uit de Lemminkaïnen Suite van Sibelius en ‘Le cygne’ uit Carnaval des animaux van Saint-Saëns.

De fragmenten van de zwanen:
figure>

Olifanten
Op verzoek van choreograaf Balanchine schreef Stravinsky voor het Barnum and Bailey Circus de Circus Polka: For a Young Elephant. Het werk dat Stravinsky hierin citeerde – en dat is vooral aan het einde goed hoorbaar – is de Marche Militaire nr 1 van Schubert.

Het Shakespeare-blok

Een Franse Hamlet
De componist Ambroise Thomas schreef in 1868 een ware ‘grand opéra’ naar het toneelstuk Hamlet van Shakespeare. Thomas volgde het werk van Shakespeare vrij nauwkeurig, behalve op het einde. In de Franse opera was een gelukkige afloop zo gebruikelijk, dat Thomas daar niet aan kon ontkomen.

Shakespeare-opera’s van Verdi
Verdi voltooide drie opera’s op werk van Shakespeare: Macbeth, Otello en Falstaff. In het blog van reisleider Benjamin Rous kunt u meer lezen over deze Shakespeare-opera’s.

Een Amerikaanse Romeo & Julia
Bernstein baseerde zijn bendestrijd in West Side Story op het eeuwenoude verhaal over Romeo & Julia.

Liszt bewerkt

Liszt bewerkte talloze composities van anderen tot pianowerken. Eigenlijk bewerkte men in de 19e eeuw alles voor piano, het was de manier om muziek te leren in een wereld zonder cd, streaming en radio.
Twee bijzondere operaparafrases die we van Liszt lieten horen, waren Don Giovanni van Mozart en Isoldes Liebestod van Wagner.

De fragmenten van Liszt-bewerkingen:

Ah perfido

Ah perfido is een concertaria die in première ging tijdens een merkwaardig concert dat Beethoven organiseerde tijdens een koude winteravond in 1808, waarbij ook onder meer zijn Vijfde Symfonie en Zesde Symfonie in première ging. (Beethoven was bang dat hij niet genoeg muziek zou hebben. Een kleine misrekening: het concert duurde vier uur lang.)
Sopraan in ons luisterfragment was Maria Callas.

Fragment van Ah perfido door Maria Callas:

Bonusvraag

Het verzoek om werken te noemen die te maken hebben met de lente, was geen moeilijke.

De vierde aflevering

Voor de laatste aflevering van de MUSICO Quiz vertrokken drie presentatoren naar Italië. In gedachten dan. Italië is in kunstzinnig opzicht toch wel het land van de onbegrensde mogelijkheden geweest. Al vanaf de renaissance trokken vele componisten naar de Italiaanse hoven en kerken, vooral ook vanuit de Nederlanden. ‘Oltremontani’ werden ze genoemd, ‘die van over de Alpen’. Italië was begin 17e eeuw de bakermat van de opera. De eerste stad waar opera de overstap maakte van een louter voor de adel bedoeld genre naar de publieke theaters, was Venetië.

Wij lieten u drie fragmenten horen van componisten die een sterke binding met Venetië hadden. Dat waren achtereenvolgens Monteverdi met een fragment uit het Lamento d’Arianna, Vivaldi met een fragment uit het derde deel van de Lente uit De vier jaargetijden en een deel uit de Prelude van Wagners Tristan und Isolde.
In 1740 trok Vivaldi naar Wenen, hij hoopte er voor keizer Karel VI theaterwerken te maken. Helaas stierf Karel VI in oktober 1740. Vivaldi bleef zonder inkomsten en zonder keizerlijke protectie achter en stierf in grote armoede in 1741.

Fragment met drie werken van componisten die met Venetië verbonden zijn.

Rome

Een enorm oeuvre liet hij achter, de componist wiens naam die wij zochten en als tip een beschrijving van Rome met zijn vele fonteinen, pijnbomen en feesten gaven. Want dat is precies de inhoud van de Trilogie van Rome, zijn meest bekende werk. We hebben het hier over Ottorini Respighi.

Er is meer dan opera

Wie Italië zegt, komt inderdaad al snel uit bij opera. Opera werd echter niet overal geaccepteerd. Men loste het verlangen naar dramatische muziekwerken op bijbelse thema’s handig op door een genre te ontwikkelen waarin decors achterwege bleven maar het verhaal wel verteld kon worden aan de hand van recitatieven, aria’s, ensembles en koorwerken. Dit genre noemde oratorium, vernoemd naar de plaats waar deze werken het eerst werden opgevoerd: in de oratorio, een ontmoetingsruimte naast de Santa Maria in Vallicella in Rome.

Beroemde instrumenten

De beroemdste vioolbouwer aller tijden kwam uit Cremona. Deze stad is al eeuwenlang het centrum van de vioolbouw, sinds Amati in de 16e eeuw hiervoor de basis legde. Stradivari had zijn opleiding genoten bij een van de nazaten van Amati. Nog altijd kent Cremona zo’n honderd vioolbouwers. En het mooie is dat de bouwwijze niet wezenlijk verschilt met 400 jaar geleden.

Viool versus stem

Wat is er mooier dan een Stradivarus-viool. Volgens quizmaster Remco is dat toch echt de menselijke stem. En zo kwam hij te spreken over een merkwaardig fenomeen in de operawereld van weleer: de castraat. Hoewel de meeste castraten een moeizaam leven leidden en zelden voor vol werden aangezien, bood de biografie van Farinelli genoeg stof voor een romantische film waarin uiteraard ook veel muziek. Het geluid van de castraat heeft men geprobeerd na te bootsen door de stemmen van een countertenor en een sopraan te mengen.

De allerlaatste bonusvraag

Tot slot de allerlaatste bonusvraag. In 1666 stelde Lodewijk XIV een speciale prijs in voor getalenteerde kunstenaars opdat deze met eigen ogen de kunstwerken uit de klassieke oudheid konden bestuderen. De prijs bestond uit verblijf van enkele jaren in Rome, eerst in Palazzo Mancini en later in Villa Medici. De prijs heet dan ook Prix de Rome. In 1803 werd de prijs uitgebreid naar muziek, ook de getalenteerde musici mochten voor drie of vier jaar afreizen naar Rome. Maar niet winnen betekende niet dat men niet getalenteerd was. De vijfde afwijzing van Ravel leidde tot een nationaal schandaal en reorganisatie van het Parijse conservatorium.

Villa medici, Rome
Villa medici, Rome

MUSICO Quizzz – 3e aflevering

Van harte welkom bij alweer de derde aflevering van de MUSICO Quiz.

In deze derde aflevering van de MUSICO Quiz gaan MUSICO-reisleiders Benjamin Rous en Diana Bohnenberger het gesprek aan met u en met elkaar aan de hand van thema’s als moeders in de muziek, de beginnoten van beroemde orkestwerken en ontroerende zwanen.

Antwoorden op hun vragen kunt u op het online-formulier onder de film invullen. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze derde aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

Derde aflevering van de MUSICO Quiz

Uw antwoorden

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

De linken naar de andere afleveringen vindt u hieronder.
MUSICO Quiz – aflevering 1
MUSICO Quiz – aflevering 2
• MUSICO Quiz – aflevering 4

MUSICO Quizzz – 1e aflevering

Van harte welkom bij de eerste aflevering van de MUSICO Quiz.

Hieronder kunt u de eerste aflevering van de MUSICO Quiz zien. In deze aflevering vragen MUSICO-reisleiders Marlies Geurts en Robert Andriessen u de oren van het hoofd. Antwoorden op hun vragen kunt u op het online-formulier onder de film invullen. Meedoen betekent meedingen naar een eendaagse reis naar keuze in ons abonnement eendaagse reizen 2020/2021. Winnaar is degene die na vier afleveringen de meeste vragen goed beantwoord heeft. U kunt uw antwoorden voor deze eerste aflevering inzenden tot en met donderdag 11 juni 2020. Veel plezier!

MUSICO Quizzz, aflevering 1

U kunt geen antwoorden meer inzenden. De antwoorden op de vragen vindt u hier.

Hieronder vindt u de linken naar de volgende afleveringen.
• MUSICO Quiz – aflevering 2
• MUSICO Quiz – aflevering 3
• MUSICO Quiz – aflevering 4

Sint-Petersburg dag III: de Hermitage en kamermuziek

Met Boris Godoenov van gisteravond nog in onze oren, steken we na het ontbijt de Paleisbrug over naar de Hermitage. De gebouwen, waaronder het lichtgroene Winterpaleis, tekenen zich helder af aan de overkant van het water, schijnbaar binnen handbereik. Het museum werd gesticht in 1764, toen Catharina de Grote een omvangrijke collectie schilderijen verwierf van Johann Ernst Gotzkowski, een rijke Berlijnse handelaar en oprichter van zijde- en porseleinfabrieken.

De Hermitage: een lange kade vol kunstschatten

De collectie van de Hermitage is tegenwoordig van een ongelofelijke breedte en omvat alles van antiquiteiten, koetsen, kostuums, wandtapijten en grafiek, tot eenentwintigste-eeuwse installaties van de in de Verenigde Staten woonachtige Russische conceptuele kunstenaar Ilja Kabakov. Die objectenrijkdom is verdeeld over verschillende gebouwen. Het hoofdcomplex aan de Neva alleen bestaat al uit zes paleizen, waarvan vijf – het Winterpaleis, de Kleine Hermitage, Oude Hermitage, Nieuwe Hermitage en het Hermitage Theater – publiekelijk toegankelijk zijn. En nog kan niet de gehele collectie getoond worden.

Een van de paleizen van de Hermitage, Sint-Petersburg
Een van de paleizen van de Hermitage, Sint-Petersburg

Met de bouw van het Winterpaleis werd begonnen in 1754. Het was een winterverblijf in barokke stijl dat Bartolomeo Francesco Rastrelli voor toenmalig tsarina Elisabeth Petrovna ontwierp. In 1762 greep Catherina Alexeyevna, née Princess Sophia-Augusta-Frederika von Anhalt Zerbst de macht van haar man tsaar Peter III. Met haar kroning tot keizerin werden de plannen aangepast naar Catharina’s moderne neoclassicistische smaak. Haar eerste aankopen zou ze onderbrengen in wat nu bekend staat als de Kleine Hermitage, het kleinere paleis dat ze in 1765-1766 naast het Winterpaleis liet bouwen.

Het begin: Hollandse en Vlaamse meesters

Met zoveel werken wordt het moeilijk kiezen waar te beginnen, maar een mooie start is de schilderijencollectie waar het allemaal mee begon. De collectie die Catharina verwierf van Gotzkowski, was eigenlijk bestemd voor Frederick II van Pruisen. Na de geldverslindende Zevenjarige Oorlog, moest Frederick van de aankoop afzien. De collectie bestond uit 225 werken van vooral Hollandse en Vlaamse meesters en was onevenwichtig van kwaliteit. Maar met bijvoorbeeld het Portret van een jonge man met een handschoen van Frans Hals vormde het een mooie start voor een verzameling die door Catharina spoedig werd aangevuld.

Portret van een jonge man met een handschoen (Frans Hals, Hermitage)
Portret van een jonge man met een handschoen (Frans Hals, Hermitage)

In de zomer van 1769 arriveerde de enorme collectie prenten, tekeningen en schilderijen van de connaisseur hertog Von Bruhl, waaronder de fenomenale Perseus en Andromeda van Rubens. De beroemdste verzameling die Catharina verwierf was de schilderijencollectie bijeengebracht door bankier en connaisseur Pierre Crozat. De onderhandelingen over de aankoop verliepen via filosoof Diderot en de collectie bevatte Italiaanse meesterwerken als de Danae van Titiaan en Judith van Giorgione, maar ook veel schilderijen van Franse zeventiende- en achttiende-eeuwse meesters als Nicolas Poussin, Antoine Watteau en Jean-Simeon Chardin.

Danae (Titiaan, Hermitage)
Danae (Titiaan, Hermitage)
Zelfportret van Jean-Baptist Chardin (Hermitage)
Zelfportret van Jean-Baptist Chardin (Hermitage)

Kunst kijken maakt hongerig

Kijken maakt hongerig en voor de lunch lopen we naar restaurant Abrikosov. Het is vernoemd naar naamgever Alexey Ivanovich Abrikosov, een Russian entrepreneur, industrieel en in 1906 stichter van de luxe zoetwarenwinkel A. I. Abrikosov & zonen. Restaurant Abrikosov serveert niet louter Russische gerechten, maar prominent op het menu vinden we wel als eerste kaviaar, geserveerd met blinis, ui en zure room. Heerlijk ongetwijfeld, maar misschien niet de beste optie om thuis in quarantaine nog eens uit te proberen.

Echt Russische broodpudding

Aangezien ik receptuur had beloofd om thuis mee aan de slag te gaan, wijken we liever uit naar een recept voor broodpudding op zijn Russisch. We hebben hiervoor nodig oud brood, appelen, suiker, kaneel, beschuit en vooruit, zure room, allemaal producten die u mogelijk wel in huis hebt. Daarom dit recept uit Jelena Molochovets, Een geschenk voor de jonge huisvrouw, het beroemdste Russische kookboek aller tijden dat sinds 1861 herdruk na herdruk zag. In Nederland verscheen het in 1995 in een uitstekende bewerking van culinair journalist Anne Scheepmaker, met mooie inleidingen en bruikbare receptuur.

Broodpudding met appel – Poeding iz boelki s sjablokami
Klop 5 eieren en meng er 1 ½ glas melk, 1 ½ glas verkruimeld oudbakken brood, ¾ glas zure room, kaneel en ½ glas suiker door; goed mengen. Besmeer een vorm met ½ lepel boter en strooi er de kruimels in van 2 à 4 beschuiten. Giet wat van het mengsel in de vorm en leg daarop een laag appels, in stukjes gesneden en bestrooid met suiker. Dan weer een laag deeg, een laag appels en bovenop deeg. Zet het bijna 1 ½ uur in de oven; keer de pudding om op een schaal.
(De inhoud van een glas staat gelijk aan 205 gram = 0,205 liter)

Terug in het hotel is er tijd om uit te rusten en we kleden ons om voor het concert vanavond in de Kleine zaal van de Philharmonia. We blijven nog even in klassieke sferen, want op het programma staan:
Mozart – Kwintet voor hoorn, viool, altviolen en cello
Beethoven – Septet voor strijkkwartet, klarinet, hoorn en fagot
Reicha – Kwintet voor hobo en strijkers

Hoe het Septet met Beethoven aan de haal ging

Beethoven zetten de eerste aanzetten voor het Septet in 1799 op papier en hij voltooide het werk een jaar later. Het werd voor de eerste maal opgevoerd tijdens een huisconcert bij prins Schwarzenberg, waarna het in première ging in het Weense Burgtheater op 2 april 1800. Het programma voor die gelegenheid omvatte een symfonie van Mozart, een aria en een duet uit Haydn Die Schöpfung, een improvisatie, een pianoconcert en een nieuwe symfonie van Beethoven zelf, en dit Septet, opgedragen aan keizerin Maria Theresia.

Het stuk bleek zeer goed aan te slaan bij het publiek en uit brieven van Beethoven aan zijn uitgever Hoffmeister weten we dat de componist ook zelf onmiddellijk was doordrongen van de commerciële potentie ervan. Binnen de kortste keren kwamen er diverse bewerkingen, onder meer voor piano, cello en viool dan wel klarinet voor zijn arts, Johann Adam Schmidt en een versie voor strijkkwintet van Beethoven zelf. Ook andere al dan niet door de componist geautoriseerde bewerkingen doken op.

Het stuk is opgewekt en optimistisch van sfeer. Ook al schreef Beethoven het in een periode van grote onzekerheid en ellende over zijn gehoorverlies, echo’s van de galante achttiende-eeuwse rococo klinken er duidelijk in door. Met de jaren zou het stuk de componist echter zozeer op de zenuwen werken dat hij een bewonderaar zou hebben toegesnauwd: ‘Het Septet werd geschreven door Mozart!’

Janine Jansen en vrienden voerden in 2011 het stuk uit op het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht. Een registratie ervan vindt u hier:

Septet van Beethoven, door Janine Jansen & Friends tijdens het Internationaal Kamermuziek Festival Utrecht in 2011

Een live opname van Mozarts Hoornkwintet met op hoorn Katy Woolley, sinds augustus 2019 aanvoerder van de hoorn van het Koninklijk Concertgebouw Orkest, vindt u hier:

Hoornkwintet van Mozart met Katy Woolley tijdens het Whittington International Chamber Music Festival (Shropshire UK) in 2016

Een registratie van het kwintet voor hobo en strijkers van Antonín Reicha, vindt u hier:

Hobokwintet van Reicha door het Kuboin Quartet en hoboist Dušan Foltýn

Lees hier het verslag van de vierde dag in Sint-Petersburg.

Beethovenjaar – de revolutionaire symfonicus

Voor een Radio 4-rapportage interviewde ik lang geleden Frans Brüggen (de in 2014 overleden oprichter van het Orkest van de Achttiende Eeuw). Ik vroeg hem om Beethoven als componist te karakteriseren. Zonder slag of stoot riep hij uit ‘een held!’. Vervolgens begon Brüggen de volstrekte eigenzinnigheid van de componist te roemen en de compromisloosheid en het revolutionaire karakter van onder andere zijn pianosonates, strijkkwartetten en – uiteraard – zijn symfonieën. ‘Maar,’ besloot hij, ‘er is één werk waar ik volstrekt niets van begrijp, dat is de Große Fuge‘. Beethoven schreef dat stuk als slotdeel van een laat strijkkwartet – waarover in een volgend blog meer – maar uiteindelijk werd het door zijn omvang en baanbrekende complexiteit als zelfstandig werk uitgegeven.

Buste van Beethoven door Hugo Hagen
Buste van Beethoven door Hugo Hagen

Eigenzinnig en compromisloos

Het eigenzinnige en compromisloze karakter van Ludwig van Beethoven sprak Frans Brüggen dus zeer aan, maar deze Große Fuge opus 133 was voor hem kennelijk een brug te ver. Wie er goed voor gaat zitten en dit werk beluistert, kan zich wellicht voorstellen waar Brüggen moeite mee had. Voor menigeen in 1825 moet deze muziek in elk geval van een andere planeet gekomen zijn (hetzelfde kan je trouwens ook zeggen over een deel van de late pianosonates). De Große Fuge is een langgerekte eruptie van energie en passie/pijn met een voor die tijd ongekende intensiteit en directheid.

Revolutionair werk

Tot op de dag van vandaag zijn er heel wat muziekliefhebbers die moeite met dit werk hebben, Frans Brüggen was er dus één van. Dat neemt niet weg dat Brüggen zich dus juist zeer aangesproken voelde door het andere ‘revolutionaire’ werk van Beethoven. Maar wat was er dan precies zo revolutionair aan die werken? Voor een antwoord op die vraag klim ik op de barricaden en focus me daarbij op de symfonische, meest ‘publieke’ werken. Werken die ook in oorsprong al voor groter publiek bedoeld waren.

Ankerpunten in de muziekgeschiedenis

In beschouwingen van de negen symfonieën van Beethoven wordt vaak benadrukt dat ze stuk voor stuk ankerpunten in de muziekgeschiedenis zijn, maar dat de Derde Symfonie, Vijfde Symfonie, Zesde Symfonie en Negende symfonie (over deze laatste schreef ik al eerder een blog) daarbinnen nog weer een exceptionele plaats in nemen. Maar wat is er nu zo exceptioneel aan juist deze werken? Het is niet de bezetting, want die is – de Negende met zijn koor en solisten daargelaten – niet significant anders dan symfonische werken van tijdgenoten. Op harmonisch gebied zijn er zeer zeker opmerkelijke passages aan te wijzen, maar ook die zorgen niet zelfstandig voor de ‘status aparte’ van de werken. Het is met name de vorm, het totale ontwerp van de symfonieën die deze werken zo uitzonderlijk maken.

Grensverleggende ideeën

De heldenstatus waar Frans Brüggen over sprak, heeft Beethoven op symfonisch gebied ontegenzeglijk verworven door grensverleggende ideeën te ontwikkelen over de manier waarop de delen van een symfonie zich tot elkaar verhouden. Hij schiep met zijn symfonieën universa waarbinnen de afzonderlijke delen in directe relatie tot elkaar staan en niet zelden harmonisch, melodisch en/of ritmisch materiaal, maar bovenal een overkoepelend (buitenmuzikaal) idee delen. Het zijn totaalkunstwerken waarvan het geheel meer is dan een optelsom van afzonderlijke delen.

Titelblad van de Derde Symfonie, de 'Eroïca', van Beethoven
Titelblad van de Derde Symfonie, de ‘Eroïca‘, van Beethoven

De Eroïca

Dit gegeven treedt in de Derde Symfonie, de ‘Eroïca‘ – in 1805 voor het eerst gespeeld – helder naar voren. Een heldenschets waarbij Beethoven in eerste instantie Napoleon Bonaparte (die hij aanvankelijk om zijn revolutionaire karakter hogelijk bewonderde) in gedachte had. Napoleon viel later voor Beethoven (en niet alleen voor hem) van zijn voetstuk, maar deze heldenschets in vier scènes bleef staan als een huis, tot op de dag van vandaag. Overigens moet men het buitenmuzikale idee, zoals hier dat van de held niet letterlijk nemen. Het is geen schildering van episodes uit het leven van, maar een muzikale omvatting van gedachten die opgeroepen worden bij het denken over het wezen van een held.

Een complete uitvoering van de Derde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

De Vijfde Symfonie

Strijd ligt als idee op een zelfde manier ten grondslag aan de Vijfde Symfonie uit 1808, de symfonie die zo markant dramatisch begint met het overbekende noodlotsmotief. Een symfonie die via allerlei omwegen vanuit dit dramatische begin toewerkt naar het stralende slot. Opvallend daarin is ook dat het derde en vierde deel van deze symfonie (de standaardvorm van een symfonie heeft vier delen) in elkaar overlopen, ‘doorgecomponeerd’ zijn. Een heldere aanwijzing dat Beethoven in totaalconcepten dacht.

Een complete uitvoering van de Vijfde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

De Pastorale

Hoe anders van sfeer is de Zesde Symfonie, bijgenaamd de ‘Pastorale‘, die net als de Eroïca in 1808 voor het eerst gespeeld werd. Oppervlakkig beschouwd zou je deze symfonie als een ‘simpele’ natuurschildering kunnen neerzetten. Maar het was Beethoven zelf die over het werk schreef ‘Mehr Ausdruck der Empfindung als Malerei’. Ook hier gaat het dus eerder om een muzikale omvatting van gedachten die opgeroepen worden door de beleving, dan om letterlijke natuurschildering. Dit past ook helemaal in de (her)waardering van de natuur die in de filosofie aan het einde van de achttiende en vroege negentiende eeuw sterk in opkomst was. Beethoven was zeer geïnteresseerd in filosofie en ging volop in deze gedachtegang mee. Opmerkelijk en (r)evolutionair aan de symfonie is overigens ook dat deze vijfdelig is, waarbij de laatste drie delen in elkaar overlopen (en dus wederom doorgecomponeerd zijn).

Een complete uitvoering van de Zesde Symfonie door Frans Brüggen en het Orkest van de Achttiende Eeuw

Opmerkelijke traditioneel

De Zevende Symfonie en Achtste symfonie, uit respectievelijk 1813 en 1814, zijn na al deze overweldigende concepten opmerkelijk traditioneel van opzet en lijken een overkoepelend idee te missen. De Achtste is in vergelijking tot de vorige symfonieën ook nog eens opmerkelijk korter. Toch valt er ook hier, zeker wat betreft de Zevende Symfonie een kanttekening te plaatsen. Je kunt de Zevende namelijk ook als deconstructie of zo je wilt een becommentariëring van dansvormen beschouwen, en in dat kader is er toch weer sprake van een overkoepelend concept.

Iconen

De uitzonderlijke kenmerken van de Negende Symfonie, de Oneindige, en zijn bijzondere plek in de geschiedenis heb ik in een eerder blog al aangestipt. Ik nodig u van harte uit dit nog eens te (her)lezen. Wat voor alle negen symfonieën stuk voor stuk geldt, is dat ze iconen in de muziekgeschiedenis zijn. Iconen geschapen door een radicale denker, een geniale kunstenaar die ook 250 jaar na zijn geboorte nog fier op zijn troon zit.

Frans Brüggen heeft zijn steentje bijgedragen aan het (her)waarderen van Beethovens noten en bedoelingen. Natuurlijk staan er steeds weer nieuwe pleitbezorgers voor deze muziek op, elk met hun eigen verhaal. Het is tenslotte muziek die immer gehoord mag worden, waar en wanneer ook. Maar het liefst in de concertzaal, want het is dáár waar de symfonieën en hun achterliggende ideeën het meest optimaal tot hun recht komen.

Beethovenjaar – Fidelio

Natuurlijk laat ook het MUSICO-blog het Beethovenjaar niet ongemerkt voorbij gaan. Gedurende het jaar zullen we regelmatig stilstaan bij het rijke en baanbrekende oeuvre van deze componist. We beginnen met wat we gerust het meest overzichtelijke gedeelte van dat oeuvre mogen noemen: Beethoven enige voltooide opera Fidelio.

Als je de inherente dramatiek van Beethovens muziek hoort, zou je denken dat hij voor de opera geboren was. Maar veel van de libretti die hem werden aangeboden, deed Beethoven af als te frivool. En toch wilde Beethoven zich dolgraag bewijzen in het muziekgenre dat nog steeds door iedereen als het meest prestigieus werd gezien; je had het als componist pas echt gemaakt als je succes had gehad met composities voor het theater. 

Buste van Beethoven door Hugo Hagen
Buste van Beethoven door Hugo Hagen

Reddingsopera

Uiteindelijk viel Beethovens oog op een Frans libretto van Jean-Nicolas Bouilly: Léonore, ou L’amour conjugal. Dat was al door verschillende andere componisten gebruikt als basis voor een opera. Bouilly zou zich op een ware gebeurtenis hebben gebaseerd: een vrouw uit Tourraine bevrijdt, verkleed als man, haar echtgenoot uit de gevangenis tijdens de jaren van de Jakobijnse Terreur, eind achttiende eeuw. Een groot voordeel was dat de Franse opéra-comique, met zijn karakteristieke afwisseling van gesloten muzikale nummers en gesproken dialogen, enorm in de mode was in Wenen in het begin van de negentiende eeuw, en dan met name dit type ‘reddingsopera’.   

Tegenslag

Hoewel Beethoven vol optimisme aan zijn opera begon, bleek het proces een stuk trager te verlopen dan voorzien. Hij had geen rekening gehouden met de beperkingen die een theaterwerk de componist oplegt. Je moet namelijk ook rekening houden met de smaak en verwachting van het publiek, én met de uitvoerenden. Lang niet alle muzikale ideeën van Beethoven bleken praktisch uitvoerbaar. Daarbij kwam ook nog dat Beethoven met deze opera meteen een soort encyclopedisch project begon waarin hij zijn meesterschap wilde bewijzen door allerlei gangbare stijlen en muzikale vormen in de opera te verwerken. 

Mislukte première

Op 20 november 1805 werd Beethovens eerste voltooide opera voor het eerst uitgevoerd. Wenen was op dat moment net bezet door de troepen van Napoleon, en het reguliere publiek bleef grotendeels thuis; een gezellig avondje naar de opera was wel het laatste waar de Weners op zaten te wachten. De zaal zat vol met Franse officieren die waarschijnlijk nauwelijks Duits verstonden, het orkest speelde ondermaats en de zangers maakten weinig indruk. Na twee voorstellingen verdween Beethovens eerste opera van de planken. 

Drie keer is scheepsrecht

Hoewel een herziene versie van de opera in 1806 wél het nodige succes had, trok Beethoven zelf de opera na een zakelijk geschil terug. Pogingen om de opera elders opgevoerd te krijgen liepen op niets uit. Pas in 1814 pakte de componist de opera weer op, en schreef binnen vier maanden een geheel nieuwe versie, die 23 mei 1814 voor het eerst wordt opgevoerd. En het cliché bewijst zich: drie keer is scheepsrecht. Het is in deze laatste versie, onder de titel Fidelio, dat Beethovens enige voltooide opera internationale faam zou verwerven.

De perfecte opera

Er wordt wel gezegd dat Fidelio de perfecte opera is voor mensen die eigenlijk niet van opera houden. Daarmee wordt dan bedoeld dat de opera een bepaalde nobele verhevenheid uitstraalt die nog weleens mist in andere opera’s, waarin spectaculaire plotwendingen en uitvergrote emoties de boventoon voeren. De opera begint misschien met de huiselijke schermutselingen van Marzelline en Jaquino, maar zodra de als Fidelio vermomde Leonore ten tonele verschijnt, hoor je de muziek en de sfeer veranderen. Plotseling verdiept de opera zich, krijgt deze nieuwe klankkleuren, en betreden we het domein van het nobele drama in het kwartet ‘Mir ist so wunderbar’. 

Het canonkwartet ‘Mir ist so wunderbar’, gezongen door Gundula Janowitz, Lucia Popp, Manfred Jungwirth en Adolf Dallapozza

Beethovens bewijsdrift

Het kwartet ‘Mir ist so wunderbar’ is een canon, wat betekent dat de zangers één voor één na elkaar dezelfde melodielijn inzetten. Het is een van de meest gestructureerde muzikale vormen die er zijn, maar Beethoven laat het kwartet prachtig ademen en vloeien door het orkest heel dynamisch te laten spelen, steeds weer aanzwellend en zachter wordend, zodat je je van die strenge vorm eigenlijk nooit bewust bent. Dit is nu typisch zo’n voorbeeld van de bewijsdrift van de componist: hij wil koste wat kost laten zien dat hij met die academisch muzikale vorm van de canon, waarin de nadruk ligt op de overeenkomst van de melodielijn, juist de verschillen tussen de personages, hun gedachten en hun emoties kan uitdrukken.

Jon Vickers als Florestan, één van zijn glansrollen
Jon Vickers als Florestan, één van zijn glansrollen

Nobele drama

Na dit kwartet richt Beethoven zich eigenlijk alleen nog op het nobele drama, de gevangenschap en bevrijding van Florestan. De opera gaat vanaf nu over de tegenstelling tussen goed en kwaad. De ontwikkelingen in het verhaal lijken steeds meer in het teken te staan van de verheven boodschap over vrijheid en rechtvaardigheid die de opera als geheel moet uitdragen. Dat zie je bijvoorbeeld duidelijk aan het einde van de eerste akte. Die eindigde in de eerdere versies met een tweede aria voor Don Pizarro, maar in de definitieve Fidelio draait die hele scène om het laten luchten van de gevangenen, die al tijden niet naar buiten zijn geweest. Het gevangenenkoor is prachtig, aanzwellend van een weifelend, krachteloos begin naar een volmondige en hoopvolle ode aan het zonlicht. 

Het gevangenenkoor ‘O welche Lust!’ aan het einde van de eerste akte

Licht en duister

De scène illustreert het thema van de hele opera in het klein: een reis door het duister naar het licht, vanuit onderdrukking naar vrijheid. Bovendien is het Leonore die hier actief ingrijpt: in de eerdere versies was het luchten onderdeel van een routine, hier vraagt zij expliciet aan Rocco of zij de gevangenen uit hun cel mag laten. Als Pizarro verschijnt, moeten de gevangenen hier alsnog terug de duisternis. Beethoven zet zo wederom de twee karakters tegenover elkaar. Hij onderstreept nogmaals Leonores medelijden en nobele inborst, het ‘licht’, en Pizarro’s rol als onderdrukker, het ‘duister’. 

Dramatische confrontatie

De strijd tussen goed en kwaad komt tot een climax in de kerker waar Florestan gevangen wordt gehouden. Alles werkt toe naar het intens dramatische kwartet van Florestan, Leonore, Pizarro en Rocco. Hierin klinkt dan het beroemdste moment van de opera. Pizarro haalt uit naar Florestan om hem te doden en Leonore, tot dat moment nog altijd in vermomming, werpt zich met getrokken pistool tussenbeide: ‘Tödt’ erst sein Weib!’. Eindelijk heeft zij haar ware identiteit dan prijsgegeven, tot consternatie van alle aanwezigen. De goede afloop, met de vrijlating van Florestan, volgt spoedig daarop.

Het kwartet ‘Er sterbe!’, met Christa Ludwig, James King, Walter Berry en Josef Greindl

Terug naar het origineel

De laatste jaren is er ook weer interesse in de eerdere versies van de opera, en dan met name de eerste Leonore van 1805. Zo verscheen recent een gloednieuwe opname door René Jacobs. En in die opname hoor je pas goed hoe de Fidelio van 1814 verschilt van de eerste versie. De klankkleur van de opera is anders: er is veel meer vermenging licht en schaduw. Zo is Leonore in 1805 nog een hoge sopraan, met behoorlijk wat coloraturen, in plaats van de dramatische sopraan of mezzosopraan die doorgaans in de latere versie als Leonore wordt ingezet.

Meer spanning

In dramatisch opzicht is de eerste versie op sommige punten misschien zelfs wel te verkiezen. In Fidelio stelt Rocco het herenigde koppel na de confrontatie met Don Pizarro meteen gerust dat alles goed zal komen. De spanning ebt eigenlijk meteen weg. In de versie van 1805 was de uitkomst na het kwartet nog ongewis: Rocco ontwapent Leonore en verlaat met Pizarro de kerker, Leonore en Florestan in onzekerheid achterlatend over de vraag of Rocco de kant van zijn meester zal kiezen of die van hen. Het duet ‘O namenlose Freude!’ is hier veel langer en de vreugde van de hereniging wordt duidelijk getemperd door twijfel en angst.

Het uitgebreide duet ‘O namenlose Freude!’ uit Leonore, gezongen door Marlis Petersen en Maximilan Schmitt

Vele gezichten

Je levert wat in op het gebied van nobele grandeur met de oorspronkelijke Leonore, maar je zou met goed recht kunnen beweren dat deze als opera beter geslaagd is dan Fidelio. Het origineel heeft meer spanning en afwisseling en een meer natuurlijke vervlechting van de verschillende verhaallijnen. Het is in ieder geval fascinerend om de vergelijking te kunnen maken. Beethoven heeft misschien maar één opera gecomponeerd, maar die heeft zoveel gezichten dat het laatste woord er nog lang niet over is gezegd. 

Auf sanfter Flügel – de oneindige Negende van Beethoven

Wist u dat er een opmerkelijke parallel bestaat tussen de val van de Berlijnse Muur (9 november 1989) en de Negende Symfonie van Ludwig van Beethoven (première 7 mei 1824)? De inleiding tot beide kantelpunten in de geschiedenis verloopt namelijk mistig, duister, vaag, zonder duidelijke markering.

Beethoven (Joseph Karl Stieler, 1820)
Beethoven (Joseph Karl Stieler, 1820)

De val van de Muur

Bij de val van de Muur waren er maanden van steeds grotere, maar vreedzame protesten voorafgegaan aan de bewuste dag. Op de dag zelf was er echter onduidelijkheid en verwarring. In een uitzending van de (West-Duitse) ARD werd gemeld dat de leiding van de DDR had besloten om de Muur te openen. Mogelijk was dit gebaseerd op een misverstand, de Oost-Duitse grenswachten wisten in elk geval nergens van. Duizenden Oost-Duitsers die de uitzending hadden gezien, stroomden naar de grensposten en overrompelden de grenswachten. U kent de geschiedenis, de grenzen werden opengesteld, een markant punt in de westerse geschiedenis was gezet, maar het had ook heel anders kunnen aflopen…

Onduidelijkheid en verwarring

In het geval van de Negende van Beethoven is er ook sprake van onduidelijkheid en verwarring, letterlijk en figuurlijk. De inleiding tot de Negende begint letterlijk zonder markering. Het gros van de luisteraars beseft nauwelijks wanneer deze symfonie van start gaat, uit het niets blijkt het werk ineens begonnen te zijn, om daarna in een onafwendbare curve van pakweg een uur naar het stralende slot toe te werken.

An die Freude

De inleiding tot de Negende begint figuurlijk al decennia eerder. Beethoven, een belezen man met interesse voor zowel de oude Grieken als tijdgenoten Goethe en Schiller, werd al in 1786 gegrepen door de humanistische grondslag van Schillers gedicht ‘An die Freude’. Een tekst over de eenheid der volkeren en een universeel godsbeeld. Beethoven nam zich voor om het gedicht te verklanken, maar staakte diverse pogingen daartoe omdat ze niet afdoende uitdrukten wat de componist in de tekst proefde.

Een revolutionair plan

Dik vijfentwintig jaar na de eerste kennismaking met het gedicht van Schiller nam Beethoven de handschoen alsnog op, en ontwierp een revolutionair plan om het gedicht als stralende bekroning van een nieuwe, grensverleggende symfonie op te nemen. Grensverleggend in vorm, afmeting en inhoud. Een ongekende beslissing waarvan de gevolgen nog decennia lang zouden nadreunen in muziekgeschiedenis. Het was een beslissing die richting gevend zou blijken voor de ontwikkeling van de muziekdrama’s van Wagner en die van grote invloed was op de symfonische taal van Schumann, Brahms, Bruckner en zovele anderen.

De autograaf van Beethovens Negende (hier een pagina uit het eerste deel), vol correcties en doorhalingen (Foto: Staatsbibliothek zu Berlin)
De autograaf van Beethovens Negende (hier een pagina uit het eerste deel), vol correcties en doorhalingen (Foto: Staatsbibliothek zu Berlin). Op de website van de Berlijnse staatsbibliotheek kunt u door de hele partituur bladeren.

Grensverleggend

Zeker, Beethoven had in zijn symfonieën al eerder – te beginnen bij de Eroica – grenzen verlegd, maar zo radicaal en alomvattend als het ontwerp van de Negende waren deze stappen niet.  En dan te bedenken dat Beethoven bij de conceptie van het werk in 1823-1824 reeds stokdoof was. Of was Beethovens doofheid juist een doorslaggevend element in ontwikkeling van de radicaliteit van zijn late werk? Het is en blijft voer voor musicologen, maar dat is voor de muziekliefhebber minder relevant dan het feit dat het werk tot op de dag van vandaag appelleert aan een universele drang naar vrijheid, gelijkheid en broederschap. 

Tragiek en duistere gedachten

In de Negende symfonie zegeviert deze drang niet zonder slag of stoot. In de eerste twee delen overheersen tragiek en duistere gedachten, er hangt een constante dreiging in de lucht die af en toe daadwerkelijk tot uitbarsting komt. Het langzame derde deel brengt rust, of is het eerder berusting? Het is een deel dat met zijn langgerekte melodische lijnen doordesemd is van melancholie. Dan, in het begin van het vierde en laatste deel keren flarden van de thema’s uit de voorgaande delen in eerste instantie terug en strijden daar om voorrang, al gloort er ook hoop door de introductie van de eeuwige melodie die Schillers ode zo beroemd zou maken, zij het nu nog instrumentaal.

Goddelijke interventie

In eerste instantie geven de “oude” thema’s zich niet gewonnen,  maar dan volgt als een goddelijke interventie de introductie van de bas-solist met de uitroep ‘O Freunde, nicht diese Töne! Sondern lasst uns angenehmere anstimmen, und freundenvollere!’ Het zijn de eerste regels van Schillers gedicht. Daarna ontvouwt de finale zich in zijn stralende en uitbundige glans, waarbij Beethoven een heel scala aan compositievormen met elkaar verweeft, toewerkend naar een ongekende climax.

Het volledige ‘Freiheitskonzert’ van 25 december 1989

Ultiem symbool van humanisme

De samengebalde energie die resulteert in overvloedige en diep gevoelde saamhorigheid aan het einde van Beethovens Negende liet vanaf de première van de symfonie in 1824 weinig mensen onberoerd. Daardoor groeide het werk in de afgelopen 195 jaar ook uit tot een ultiem symbool van humanisme en verdraagzaamheid. Misschien dat dit tot nu toe nergens zo indringend tot uiting is gekomen als tijdens het concert dat Leonard Bernstein op Eerste Kerstdag 1989 dirigeerde in het Konzerthaus (am Gendarmenmarkt) in het net herenigde Berlijn.

Een beeld dat niet meer is los te koppelen van Beethovens Negende

Oost en West

Voor dit concert stelde Bernstein een internationaal orkest samen met musici uit Oost- en West-Duitsland, Rusland, Engeland, Frankrijk en de VS. Twee koren, een koor uit Oost-Duitsland en een koor uit West-Duitsland werden voor deze gelegenheid nog eens versterkt door een (niet door Beethoven voorgeschreven) kinderkoor. Vier grote solisten completeerden het geheel. Natuurlijk was de zaal veel te klein voor dit statement, en dus volgden duizenden mensen samengepakt op de Gendarmenmarkt voor het theater het concert op grote schermen. Een live televisieregistratie van het concert ging de wereld over, en werd ook in Nederland live uitgezonden.

Leonard Bernstein bikt eigenhandig een stuk uit de Muur (Foto: Andreas Meyer-Schwickerath)
Leonard Bernstein bikt eigenhandig een stuk uit de Muur (Foto: Andreas Meyer-Schwickerath)

Nog altijd kippenvel

De beelden van dit concert, nu bijna 30 jaar geleden zijn gewoon op internet te vinden, en het bekijken ervan levert nog immer kippenvel op. De dichterlijke vrijheid die Bernstein zichzelf en het moment toeliet door het woord ‘Freude’ in Schillers tekst te vervangen door ‘Freiheit’ resoneren ook drie decennia na dato nog krachtig na. Wat een historisch moment, wat een statement! Ik zie deze historische gebeurtenis echter ook als een ultieme bevestiging van de invloed en de nimmer aflatende urgentie van de muziek van Beethoven. In 2020 vieren wij het 250ste geboortejaar van de componist, ik zal daar uitbundig en vol overgave aan meedoen!

Strijkkwartet Biënnale Amsterdam – poort naar een andere wereld

‘Muziek opent een poort naar een wereld waarvan je niet wist dat hij bestond.’ Dit citaat van de Componist des Vaderlands Calliope Tsoupaki geldt beslist voor een hoop schatten van ruim 200 jaar strijkkwartetmuziek die als de schone slaapster wachten om bespeurd en geproefd te worden. Maar waar vinden we de rust en ruimte voor een kamermuziek-retraite om ons volledig over te kunnen geven aan strijkkwartetten? Stelt u zich eens voor: de crème de la crème van wereldklasse-strijkkwartetten van ochtend tot avond beleven, zonder ver te hoeven reizen! Eind januari 2020, op de tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (SQBA), wordt het werkelijkheid!

Inwijding voor beginners en gevorderden

Tijdens de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam krijgt de lumineuze ruimte van het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ de gestalte van een gigantisch kamermuziekschepsel: iedere hoek van het gebouw klinkt, ademt, wemelt en babbelt strijkkwartet.

In de concerten kunt u inzoomen op de rijke schakeringen van de vertrouwde klassiekers Mozart, Haydn, Beethoven, Brahms en Verdi, óf een muzikale reis maken naar onbekende(re) sterrenstelsels met kwartetten uit recente decennia, onverwachte componisten en opmerkelijke (sub)culturen.

Terug in de foyers, buiten adem van schoonheid (als het goed is), komt u terecht in een ‘bazaar’ van instrumentenbouwers en boekhandelaren, coffee talks en uitvoerende strijkkwartet-novicen, vers uit conservatoria. Experts gidsen u in de achtergronden en tricks of the trade tijdens voorprogramma’s en masterclasses. Musici onthullen geheimen van hun levenslange opgravingen naar bronnen van de muziek en emotie. Hierna kijkt u met andere ogen naar de uitgekristalliseerde resultaten op het podium; de ultiem geconcentreerde uitvoeringen met totale vrijheid om op elkaars kleinste gestes te kunnen reageren.  

Leoš Janáček
Leoš Janáček

Intieme brieven en de urgentie van iedere noot   

Intieme brieven, dat is niet alléén de titel van het kwartet van Leoš Janáček, gespeeld in het allereerste concert van de MUSICO-reis. Dat zijn volgens mij álle strijkkwartetten en uitvoeringen daarvan per definitie. Je begint pas aan een strijkkwartet als je echt iets te zeggen hebt. Strijkkwartetmuziek is ontstaan uit de diepste, eerlijkste en niet zelden finale, ‘testamentaire’ gevoelens van componisten. En zo is er in openhartige en democratische communicatie van het kwartetspel nauwelijks ruimte voor egoïsme of effectbejag.

Liefdesmanifest

Janáček schreef zijn kwartet, een liefdesmanifest (op basis van zijn 700 liefdesbrieven) met de houding die grote componisten ongetwijfeld met elkaar delen: “Ik beweer dat een noot géén betekenis kan hebben tenzij het diepgeworteld is in het leven, bloed en aarde; anders is het slechts waardeloos speelgoed.” De altviolist van het Doric String Quartet beschrijft wat diezelfde instelling voor uitvoerende kwartet-musici betekent: ‘…als je je leven wijdt aan het kwartet, is er niets vrijblijvends; iedere noot telt, elk concert is cruciaal!’

Het Doric String Quartet  (Foto: George Garnier)
Het Doric String Quartet (Foto: George Garnier)

Geheimen van menselijke omgang

Het strijkkwartet is een ware microkosmos van menselijke omgang, en spelen in een strijkkwartet is misschien het moeilijkste bestaan als musicus. Dat op wereldniveau te doen is alleen mogelijk als je obsessief toegewijd bent en je totaal blootstelt aan het ensemble, waarmee je meer tijd doorbrengt dan met wie dan ook in je leven. Het wordt doorgaans niet voor niets vergeleken met liefdesrelaties, of een huwelijk met drie anderen!

Op z’n best ben je samen op reis, op alle niveaus: fysiek, mentaal én spiritueel. Op z’n slechts kom je elkaar het liefst niet eens tegen in dezelfde hotel, en zie je elkaar – naast op het podium tijdens concerten – vaker in een spreekkamer van een psychiater. Deze pijngrens hebben enkele wereldberoemde kwartetten al ooit overschreden.

De violist van het Cuarteto Quiroga beschreef het musiceren in een strijkkwartet als de hoogste kunst van ‘het radicaal luisteren’ naar elkaar. Dat is dé voorwaarde voor álle vruchtbare communicatie; muzikaal, politiek of gewoon menselijk. Deze hoopgevende boodschappen weerklinken in de werken van juist de levende componisten van het festival.

Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)
Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)

Boodschappen uit hogere sferen en ruis van twitter-feeds

Praktisch alle strijkkwartetwerken zijn verweven met elkaar in een zichtbaar en onzichtbaar web van kruisverbanden: door inspiratie en imitatie van elkaar, of juist door betwisting van het gedachtegoed van de voorgangers, (klassieke) oermodellen en ideaalbeelden. 

Het iconische stuk van een van de ‘dissidenten’, de Franse componist Henri Dutilleux, het kwartet Ainsi la Nuit, wordt zowel muzikaal als verbaal uitgelicht: in een concert én een masterclass.  

Emotioneel en spiritueel intens

De Letse componist Pēteris Vasks, bekend om emotioneel en spiritueel intense werken met vaak maatschappelijk relevante boodschappen, mijmert in zijn Vierde strijkkwartet over zowel tragische als verheugende krachten in de hele twintigste eeuw. Deze muziek is een fraai voorbeeld van een eigentijds stuk dat ‘niet probeert anders te zijn om indruk te maken, maar indruk maakt door vertrouwd te zijn’.

Hidden Agendas – kwartet voor het twitter-tijdperk, een stuk van de op het festival (als altviolist) spelende componist Brett Dean legt de vinger aan de pols van actualiteiten, de uitdagingen van ons democratische wereldbeeld. Hoewel ‘gewillig of weifelend’, vinden de spelers elkaar terug in de muziek, zoals het hoort bij een strijkkwartet.

De essentie van grootsheid

Ludwig van Beethoven, vrijwel onbetwist de grootste meester in de strijkkwartetgeschiedenis, die machtige ‘schaduw’ waartoe andere componisten zich altijd hebben moeten verhouden, en de jarige job van het jaar 2020, blijft ons verwarren. Zijn allerlaatste voltooide werk, het Strijkkwartet op. 135 – met de mysterieuze aantekening in de partituur “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” – blijkt toch géén existentiële beschouwing van een naderend levenseinde, maar slechts een humoristische woordenwisseling over triviale huishoudelijke geldzaken.

Fragment uit het Strijkkwartet op. 135 van Beethoven, met de woorden “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” (daaronder ook in het Frans)

Toch zou ik uitzoomen van de ogenschijnlijk lichte stemming van deze muziek naar de gedachtewereld van grootheden. Volgens Beethoven én zijn literaire idool Shakespeare is ‘komedie geenszins een minderwaardigere vorm dan tragedie, maar een ware tegenpool ervan; viering van het menselijke in alles’.

De Strijkkwartet Biënnale Amsterdam, een viering van ál het menselijke in de strijkkwartetmuziek onder deze eenmalige sterrenconstellatie van deelnemers, kan ook bij u een gevoelige snaar raken.

Mis het niet!