Niets zo veranderlijk als de mens. Of ja, toch wel: niets zo veranderlijk als de menselijke stem! Bedenk maar eens wat een stem kan uitdrukken. Elke emotie – van zielsgelukkig, tot intens verdrietig – kan door onze stem feilloos in geluid worden omgezet. Als mens worden we geboren zonder woorden, zonder taal, maar de vocale emotie is vanaf dag één aanwezig. De moeder herkent aan het huiltje van haar spruit, waar op dat moment behoefte aan is: eten, aandacht of misschien een schone luier?
Voordat we volwassen zijn, maakt de stem een hele ontwikkeling door. Onder invloed van hormonen, de groei van onze schedel en de toenemende kracht van de spieren, verandert ook onze stem langzaam. Bij jongens is dat natuurlijk het meest opvallend. Hun stem moet bijna een octaaf dalen, en bij de meesten gaat dat niet zonder de nodige vocale glibberpartijen gepaard. Net als je denkt dat je definitief tot de grote jongens hoort, piept je kinderstem er nog even tussendoor. Bah, puberteit!
De ontwikkeling van de zanger kent wat dat betreft ook geen eindpunt. Veel zaken kunnen invloed uitoefenen op het timbre van de stem, maar ook op de omvang, de souplesse, de power en ga zo maar door. De stem is een ‘work in progress’, je hele leven lang!
Van ‘jugendlich’ naar duistere mezzosopraan
De grootste zangers zijn in staat om hun fans mee te nemen in hun vocale ontwikkeling. Als voorbeeld van een wel heel extreme ontwikkeling moeten we hier natuurlijk de zangeres Leonie Rysanek noemen. Zij was als een van de weinigen in staat om de drie grote vrouwenrollen te zingen in de opera Elektra van Richard Strauss. Ze begon als ‘jugendlich dramatische’ sopraan in de rol van het ietwat labiele zusje Chrysothemis, liet zich vervolgens door Karl Böhm verleiden om de titelrol te zingen (een hoog-dramatische sopraanpartij) en sloot haar carrière af met de rol van Klytaemnestra, een zeer duistere mezzosopraanrol.
Tenor of bariton? Nee, dirigent
Een ander – ook zeer uniek – voorbeeld is Placido Domingo. Hij begon zijn carrière als tenor en maakte altijd indruk om zijn zeer energieke manier van zingen. De allerhoogste topnoten konden hierdoor wel eens onder druk komen te staan, maar zijn sterke acteertalent maakte dat helemaal goed. Inmiddels is Domingo aan een volgende carrière bezig en wel als bariton. Bovendien toont hij zich ook als een niet onverdienstelijk dirigent, en ondanks dat hij wat averij heeft opgelopen in me-too-affaires, is zijn carriere toch wel historisch te noemen.
Maar ook de dame die op de MUSICO-kalender 2024 gekoppeld is aan de maand mei kan er wat van. Aanvankelijk werd Anna Netrebko nogal denigrerend weggezet als hoezenpoes of Gergievs vriendin, maar ze ontwikkelde zich toch snel tot dé diva van haar tijd. Niet alleen met haar uiterlijk en haar charme wist ze het publiek voor zich te winnen.
Assepoester – omdat het zo lekker klinkt
Netrebko werd de operawereld in geslingerd met een enigszins aangedikt Assepoester-verhaal. Ze zou ontdekt zijn terwijl ze de vloeren van het Mariinsky-theater boende, maar feit is dat ze reeds op 23-jarige leeftijd debuteerde als Susanna in Le Nozze di Figaro. Dirigent Valery Gergiev onderkende haar talent en nam haar in 1994 mee op een internationale tournee met Roeslan en Ljudmilla (Glinka) waarmee ze gelijk hele goede kritieken kreeg. De rollen die ze daarna in steeds vooraanstaandere operahuizen ging zingen, kenmerkten zich door een grote lyriek en gedegen belcanto techniek.
Vanaf ongeveer 2010 valt op dat ze zwaardere rollen kiest. Waarschijnlijk moeten we dat niet geheel los zien van het feit dat ze in 2009 moeder was geworden. Er verandert dan veel in het vrouwenlichaam, zowel hormonaal als ook fysiologisch. Het lichaam kan na een zwangerschap vaak grotere krachten aan en de beste operazangeressen weten die verandering om te zetten naar een andere kleurenpalet van de stem. Zwaardere Verdi-rollen als Leonora in Il trovatore, en de titelrollen in Giovanna d’Arco en Aida zijn hier voorbeelden van. Maar uiteraard komen dan ook de zwaardere Puccini-rollen binnen handbereik: Tosca uit de gelijknamige opera is natuurlijk voor elke zichzelf respecterende operadiva het nec plus ultra, omdat deze rol ook gaat over het diva-dom en de verweving van een privéleven met een leven op het operatoneel.
Wijsheid: liever luisteraar in de zaal
Toch kent de menselijke stem zijn grenzen en het verraadt werkelijk talent om die grenzen in te zien en te onderkennen. Netrebko liet zich verleiden tot het zingen van Elsa in Lohengrin van Wagner. Ze had hier al jaren van gedroomd, zei ze in een interview. Maar na gedane zaken (er is een opname van onder leiding van Christian Thielemann) gaf ze toe dat deze stap wellicht niet de wijste was geweest. ‘Er zijn talloze sopranen die dit beter doen. Ik vind deze rol zo prachtig, maar ze past me eenvoudigweg niet zo goed. Ik kan dan beter in de zaal gaan zitten als luisteraar’.
Net als Placido Domingo werd ook Anna Netrebko onderwerp van een internationale cancel-campagne. Wel om een heel andere reden. Negatieve momenten waren het onderschrijven van een petitie voor de terugkeer van Poetin als president in 2012, het poseren voor een Russische seperatistenvlag in 2014 en het doneren van € 15.000 ten gunste van het operahuis van Donetsk (destijds onder Russische invloedssfeer gekomen). Toen Rusland in februari 2022 Oekraïne binnenviel, nam ze volgens velen niet voldoende afstand van deze oorlogsdaad. Er kwam protesten op de plekken waar ze op zou treden en veel operahuizen sloten hun deuren voor haar. Dit zou echter niet lang duren. In tegenstelling tot haar ontdekker Valery Gergiev kwam ze met een verklaring waarin ze zich distantieerde, zei een aantal patriottistische optredens in Rusland af (en werd in het staatsblad Pravda gelijk voor ‘zwakke vrouw’ en ‘landverrader’ uitgemaakt). Haar eerste opera-optreden vond al heel snel weer plaats in april 2022 in Monaco, waar ze inviel voor een zieke collega (voor een sopraan van haar statuur eigenlijk iets onvoorstelbaars om te doen).
Vissi d’arte – ik leefde voor de kunst
Toch is nog steeds niet alles rustig om haar heen. Oekraïne heeft haar op een internationale sanctielijst gezet en ze heeft daar een inreisverbod. Toen ze in 2023 optrad in Baden-Baden, protesteerden Oekraïense musici door hun medewerking af te zeggen en met de Metropolitan Opera vecht ze nog steeds een juridische strijd uit die gaat over $ 350.000 schadevergoeding wegens door het operahuis afgezegde concerten.
De tijd zal leren of de openingsfrase van Tosca’s aria ook op Netrebko van toepassing zullen zijn:
Vissi d’arte, vissi d’amore, non feci mai male ad anima viva!
(ik leefde voor de kunst, ik leefde voor de liefde, Ik heb nog nooit iemand kwaad gedaan!)
Ik moet u iets opbiechten: ik kijk soms naar “Op zoek naar Danny en Sandy”, een tv-programma dat door middel van een afvalrace de juiste interpreet zoekt voor de hoofdrollen in de musical Grease. Ik moest er aan denken toen ik nadacht over dit blog over tenoren. Een tenor is eigenlijk zoals Danny: iedereen wil hem zijn. En in de opera heeft de tenor nog een extra aantrekkelijk kantje: hij krijgt uiteindelijk de sopraan (of sterft in zijn poging daartoe, maar dat laten we hier maar even buiten beschouwing). Het moge duidelijk zijn: ik heb een zwak voor tenoren. En nu we toch aan het opbiechten zijn, moet ik er maar gelijk bij vertellen dat ik weliswaar aan het Conservatorium van Den Haag ben afgestudeerd als bariton, maar dat ik begon als tenor. Eigenlijk was het leven als tenor leuker dan als bariton. Een tenor is zeldzamer, gewilder, krijgt beter betaald en heeft ook meestal de grootste kleedkamer.
Hoge noten
Maar daar moet natuurlijk wel iets tegenover staan: namelijk de hoge noten. En daar zit hem nou net de angel: de zojuist genoemde voordeeltjes vallen in het niet bij de druk en stress die een tenor in zijn schoot krijgt geworpen. Want elk misstapje vertaalt zich in een vocale uitglijer en heeft menig tenor (beroemd of niet) ook hoongelach opgeleverd. Net als je even denkt dat je de meest mannelijke versie van jezelf aan het presenteren bent, glibber je van je toon af en schiet je stem door naar het falset, waarmee je binnen een aantal milliseconden tot een puber met hormoonproblemen bent gereduceerd.
Uitdagingen van het vak
Waarom dit vak zo moeilijk is werd me duidelijk toen ik een masterclass in Amerika volgde van tenor- en zangdocent-legende Richard Miller. Hij toonde moeiteloos aan dat de tenor veel meer dan elk van zijn andere mannelijke collega’s in en boven zijn passaggio zingt. De passaggio is een prachtige Italiaanse term die de overgang aanduidt tussen de borststem en de kopstem. Niet alleen is de tenor dus de hoogste stem van het mannelijke spectrum, maar ook relatief gezien zingt de tenor vaak hoger dan de bas of de bariton. Dat vraagt om een solide techniek en liefst ook een olifantshuid voor het geval het mislukt.
In onderstaand filmpje is duidelijk te horen hoe meesterlijk Luciano Pavarotti zijn passagio beheerst en door een bepaalde techniek (“dekken” of in het engels “covering”) voorkomt dat zijn hoge tonen te kaal klinken.
Iedere tenor is anders
Het omgaan met de passaggio is voor elke tenor van wezenlijk belang, maar ligt ook voor elke tenor anders. Afhankelijk van de aanleg van de stem (de omvang, de kleur, het vocale gewicht) moet er steeds naar een ideale balans gezocht worden. In het operarepertoire hebben we die balans in bepaalde groepen ingedeeld en op basis daarvan zingt een tenor vaak een bepaald segment aan rollen. Dat noemen we het stemvak. Soms zit een tenor een beetje tussen twee stemvakken in, en soms ontwikkelt hij zich gedurende zijn carrière van een lichter stemvak naar een zwaarder stemvak. Elke indeling in stemvakken is arbitrair en eerder een kunst op zich dan een wetenschap. Voor vandaag heb ik een 5-delige indeling gemaakt, plus een bonusexemplaar. Want laten we wel wezen: van een goede tenor heb je er nooit genoeg!
De lichte tenor
De leggero tenor (lichtgewicht in het Italiaans), of tenore di grazia (sierlijke tenor), is licht, beweeglijk en in staat virtuoze en hoge passages met versieringen en arpeggio’s uit te voeren. De leggero tenor heeft een hoog stembereik, dat zich soms zelfs uitstrekt tot een aantal tonen boven de hoge C. Anders dan de countertenor is dit type tenor in staat om power in zijn sound te houden en de klank te egaliseren met zijn middenstem. Een bekend voorbeeld van dit type stem is de jonge Juan Diego Flórez (hieronder treedt hij op tijdens het Prinsengrachtconcert in 2002, hij is dan 29 jaar oud)
Lyrische tenor
De lyrische tenor legt net wat meer gewicht in de schaal, zijn stem is vaak heel aantrekkelijk en een stuk ronder dan die van zijn lichtere broertje. Hij zingt ook gemakkelijk hoge noten, maar is meestal net wat minder flexibel. Veel beroemde operarollen zijn geschreven voor de lyrische tenor, denk aan Alfredo in La traviata van Verdi of aan Rodolfo in La Bohème van Puccini. De meeste beroemde tenoren zijn hun carriere begonnen als lyrische tenor. Een lyrische tenro van grote klasse was José Carreras, die hier ‘Che gelida manina’ zingt uit La bohème.
Iets meer kracht
Als de componist behoefte heeft aan meer power, spierballen en vocaal overwicht, komt de spinto tenor op de proppen. Spinto betekend “geduwd” in het italiaans. Het betekent natuurlijk niet dat de stem geduwd moet worden, maar het geeft aan dat er zeker drijfkracht in het geluid zit dat door roeien en ruiten lijkt te gaan. Met de spinto tenor valt niet te spotten! De spinto tenor kwam meer in zwang in de tweede helft van de 19e eeuw toen de orkest ook groter werden en er meer decibellen van de zangers werden gevraagd. Luister hier naar Jussi Björling in ‘Amor ti vieta’uit Fedora van Umberto Giordano.
Nog robuuster
Maar het kan nog robuuster: de heldentenor of dramatische tenor. Vaak maken we onderscheid in de Italiaanse of de Duitse versie hiervan.
De Italiaanse dramatische tenor kun je beluisteren in Otello van Verdi, in Pagliacci van Leoncavallo of als Calaf in Turandot. Zijn klank is overweldigend en verzengend. Maar door zijn Italiaanse roots blijft hij ook in staat om relatief hoge noten te zingen die aangenaam klinken. Een fameus stuk voor de Italiaanse heldentenor is de openingszin uit Otello. Hier horen we Franco Corelli na 1’41” inzitten met ‘Esultate!’. Het maakt niet uit hoeveel mensen er nog meer op het toneel staan: hij eist met zijn krachtige en zinderende geluid alle aandacht op.
De heldentenor
De Duitse heldentenor is minstens even krachtig, maar hij combineert dat met een eindeloos uithoudingsvermogen. Zijn rollen zijn de zwaarste in het operarepertoire. Hij zingt soms uren achter elkaar en de rollen eisen daarnaast ook nog veel dramatische uitstraling en soms zelfs filosofisch inzicht. Het is een stemtype dat zijn definitieve uitwerking kreeg in de werken van Richard Wagner. Hij hoeft weliswaar minder hoog te zingen dan zijn Italiaanse evenknie, maar ook voor dit stemtype geldt: velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren. Gek genoeg hebben we in Nederland altijd een rol van belang gespeeld in dit stemtype. De beroemdste onder hen was ongetwijfeld Jacques Urlus. Hij was gedurende zijn leven een echte ster en hoewel Wagners weduwe Cosima heel bekrompen vocale inzichten had, kon ze niet om de grandeur van Urlus heen. Urlus wist met zijn zingen een fortuin te vergaren en nog altijd prijkt in Noordwijk de mooie villa die hij van zijn honoraria liet bouwen. Hij noemde het Kareol, de plek waar een van zijn meest gezongen karakters – Tristan – opgroeide. Luister hieronder naar zijn interpretatie van Siegmund (uit de opera Die Walküre). Let op hoe baritonaal en donker zijn stem eigenlijk klinkt:
Ongeëvenaarde schoonheid
De kers op de taart: de Mozarttenor! Soms lijkt het dat harder, hoger, sneller altijd loont, maar gelukkig is dat niet zo. De mooiste tenoren doen eigenlijk alleen maar dat wat ze geacht worden te doen: ze veroveren je hart. Niet door hun power, maar puur door hun ongeëvenaarde schoonheid van stem. Bij tenoren heeft dat zelfs een speciale term gekregen: Schmelz. Van zo’n tenor word je week in de knieën en dat geldt ook voor de sopraan van dienst. Ook zij weet: hier kan geen bariton tegenop!
Hoewel het eigenlijk pas Puccini’s derde opera was en hij zelf nog het leven van een bohemien leidde – dat wel zeggen: weinig geld, veel vrouwen (later zou hij dat ombuigen tot veel geld en nog meer vrouwen) – markeerde de opera La bohème zijn internationale doorbraak. Vanaf die tijd stond Puccini (al dan niet terecht) te boek als de opvolger van Giuseppe Verdi die zo ongeveer de hele negentiende eeuw de Italiaanse opera had gedomineerd.
La bohème van Puccini is niet een opera volgens het boekje, des te opmerkelijker is de grote populariteit ervan. In operawereld vat men de wat simpele verhaaltjes wel eens samen met: ‘Tenor houdt van sopraan en de bariton probeert alles om een relatie tussen die twee te voorkomen.’ Aangevuld met een andere gevleugelde uitspraak: ‘Opera is waar men gaat zingen in plaats van bloeden als je wordt neergestoken’. Op basis van deze twee citaten kun je eigenlijk bijna elk operaplot deduceren tot de basis.
Maar zo niet bij Puccini. Uiteraard komt de liefde er in voor, en ook de dood, maar niet op de traditionele manier. Puccini en zijn librettisten Giacoso en Illica baseerden hun verhaal op een destijds zeer succesvol feuilleton van Henry Murger. Een feuilleton in de krant gold als literaire voorloper van een soapserie op televisie: vele afleveringen van een verhaal, waardoor men de personages steeds beter gaat kennen en kan meeleven met hun per avonturen. Maar hoe maak je van een feuilleton een opera? Ofwel, hoe breng je 10 jaar Goede tijden, slechte tijden terug tot twee uur drama op het toneel? Een feuilleton is eigenlijk veel te losjes voor een toneelstuk of opera. Het feuilleton van Murger heette Scènes de la vie Bohème en dat geeft ook goed het losse karakter weer. Het succes van de opera is dan ook voor een groot deel te danken aan de twee librettisten: Giacoso en Illica. Zij concentreerden zich op een paar verhaallijnen (de liefde tussen Rodolfo en Mimi en die tussen Marcello en Musetta) en enkele sfeerbeelden (het arme leven van de kunstenaars op zolderkamers, het feestelijk uitgangsleven, winter in Parijs). Op die manier creëerden zij een wereld die aan de smaak van die tijd, en ook nog steeds die van onze tijd, voldeed. Vervolgens deed Puccini zijn duit in het zakje. Hij schreef hyperromantische muziek, eigenlijk een beetje ouderwetse muziek voor die tijd, en gaf iedereen de mogelijkheid om melancholisch te mijmeren om vervolgens met de mooiste sterfscène uit de operageschiedenis iedereen met een brok in zijn keel het theater te doen verlaten.
Het verhaal laat zich eenvoudig navertellen. Vier jonge mannen (de schilder Marcello, de dichter Rodolfo, de musicus Schaunard en de filosoof Colline) proberen zich staande te houden in Parijs. Hun leven is extreem armmoedig, ze zijn zelfs bereid om de kachel te stoken met hun zojuist gemaakte kunstwerken. Toch hebben ze een vrolijke tijd met elkaar. Liefde speelt hierin ook een belangrijke rol. Marcello heeft een knipperlicht relatie met Musetta (een mooi meisje met wat lichtzinnige opvattingen over trouw). En in de eerste akte maakt Rodolfo kennis met zijn bovenbuurmeisje Mimi, een simpel naaistertje. De twee raken halsoverkop verliefd. In de tweede akte viert iedereen kerstavond met elkaar in het altijd levendige Quartier latin. Musetta bakt één van haar sugardaddy’s een poets. In de derde akte vinden we de protagonisten terug aan de stadspoorten van Parijs. Marcello en Musetta proberen zich staande te houden in het leven, maar hun relatie kent ook veel dieptepunten. Ook tussen Rodolfo en Mimi gaat het slechter. Rodolfo is niet alleen extreem jaloers, maar hij maakt zich ook zorgen om de teruglopende gezondheid van Mimi. Ze besluiten elkaar een tijdje niet te zien. In de vierde akte komt de doodzieke Mimi terug naar het huis van Rodolfo en Marcello, extreem verzwakt door de tuberculose. Omringd door haar bohemien-vrienden sterft Mimi op de zolderkamer.
Ja, een hartverscheurend einde, door Puccini meesterlijk op muziek gezet. Als in de laatste akte iedereen in de kamer is en we flarden uit de eerste akte horen (daar waar de liefde opbloeide tussen Rodolfo en Mimi), stoppen deze herinneringsmotieven plotseling. Dat is ook het moment dat Mimi haar laatste adem uitblaast. Haar vrienden denken aanvankelijk dat ze in een diepe slaap is beland tot Schaunard ontdekt dat ze echt dood is. Rodolfo is degene die als laatste beseft wat er gebeurt. Hij kan dan alleen nog maar haar naam scanderen boven een paar tergende akkoorden.
De filmversie van La bohème is van de hand van een grootmeester: Franco Zeffirelli. Een bekende naam, niet alleen in operaland, maar ook op het gebied van films. Hij maakte vele remake’s van toneelstukken voor het witte doek (denk aan Romeo et Juliette) en maakte in de jaren ’60 furore met een aantal korte films over Bijbelse figuren. Kunst en opera zat hem letterlijk in het bloed. Recent onderzoek zou zelfs hebben uitgewezen dat hij een afstammeling is van Leonardo da Vinci. Hij is geboren uit een buitenechtelijke relatie tussen twee getrouwde partners. Hij kon dus noch de naam van zijn moeder, noch die van zijn vader krijgen en hij kreeg de achternaam Zeffiretti (volgens zijn moeder naar de aria ‘Zeffiriti lusinghieri’ uit Idomeneo), maar bij de burgelijke stand werd dat verhaspeld in Zeffirelli. Geen wonder dus dat in zijn oeuvre ook veel opera-ensceneringen te vinden zijn.
Van de opera La bohème maakte Zeffirelli in 1965 met het Scala-ensemble een film, onder de muzikale leiding van dirigent Herbert von Karajan. Het is dus geen live-registratie, maar een film. De kracht van Zeffirelli ligt vooral in zijn personenregie. Hij weet elk van de vier jonge mannen een eigen karakter mee te geven. Colline (de filosoof) spreekt met grote gebaren, terwijl Marcello veel rustiger en oprechter is. De sterfscène is zo levensecht geregisseerd dat die de muziek van Puccini alleen maar onderstreept. In deze film gloriëren de muziek van Puccini en de hoofdrolspelers.
Operakenner Paul Korenhof omschreef het in zijn recensie voor Opus Klassiek treffend met de woorden: ‘Dit is zoals dat heet ‘een dijk van een Bohème‘. Meteen al bij de eerste maten weet je waar je aan toe bent. In volheid en verzorging van de klank worden meteen alle latere digitale opnamen naar het tweede plan verwezen, en de greep van Karajan op de partituur dwingt je met je oor aan de luidsprekers te blijven hangen. Hier wordt gemusiceerd en gefraseerd op een manier zoals alleen de grootste dirigenten dan kunnen, en hier wordt gelachen, bemind en geleden zoals dat alleen maar mogelijk is bij een dirigent die tot in het diepst van zijn ziel van deze muziek houdt. […] Kort en goed: dit is niet zomaar een uitstekende La bohème, maar dit is een historisch document van onschatbare waarde.’
Kijk hier naar een streaming van deze wereldberoemde operafilm door Franco Zeffirelli met een evenzo beroemde cast onder leiding van Herbert von Karajan: Mimì: Mirella Freni Musetta: Adriana Martino Rodolfo: Gianni Raimondi Marcello: Rolando Panerai Schaunard: Gianni Maffeo Colline: Ivo Vinco Orkest en koor van het Teatro Alla Scala
Vier afleveringen, negen quizmasters, 36 vragen, 56 muziekfragmenten en één terechte winnaar. Dat is de uitkomst van de MUSICO Quiz die u de afgelopen weken via ons blog kon volgen.
Hieronder volgen de antwoorden. Soms in korte vorm, soms in een wat uitgebreidere vorm.
Eerste aflevering
De eerste aflevering begonnen we heel rustig met twee prenten van lang geleden. De man in het blauwe pak is Puccini en de persoon boven in de prent rechts is Wagner.
Vanuit de diepte
‘De profundis’ zijn de eerste woorden uit psalm 130. ‘Vanuit de diepte roep ik tot u’ luidt de vertaling van de eerste regel. Deze smeekbede heeft menig componist geïnspireerd tot intense muziek. Voor de quiz kozen wij drie zettingen uit drie verschillende tijden: het eerste fragment was van Pärt, het tweede fragment was een zetting van Mozart en tot slot hoorde u een versie van Josquin Desprez. Veel componisten hebben de eerste woorden van de psalm zeer letterlijk genomen. Vooral bij Pärt komen de eerste woorden van deze boetepsalm vanuit een bijna onmenselijke diepte naar boven.
Strijkersvraag of strikvraag
Sinds de tijd van Haydn behoort het strijkkwartet tot vaste repertoire van componisten. Wij lieten u drie fragmenten horen met de vraag deze in de juiste volgorde van oud naar nieuw te zetten. Het eerste fragment komt uit strijkkwartet op 59/3 van Beethoven, maar klonk velen blijkbaar als moderner in de oren. Het tweede fragment is uit het Amerikaans kwartet van Dvórak en tot slot klonk geestelijk vader van het strijkkwartet, Joseph Haydn met een fragment uit diens het strijkkwartet Sonnenaufgang.
De strijkkwartetfragmenten:
Vlieg, gedachten, op gouden vleugels
Uit welke opera komen deze woorden was de vraag. ‘Va, pensiero sull’ali dorate’ luidt het Italiaanse origineel. Het is de eerste regel uit het beroemde slavenkoor uit Verdi’s opera Nabuacco dat door het Italiaanse publiek onmiddellijk werd opgevat als lijflied voor de Risorgimento-beweging, de beweging die streefde naar de Italiaanse eenwording.
De woorden ‘Allemachtig, wat een duisternis’ vormen de Nederlandse parafrase van ‘Gott, welch Dunkel hier’. Florestan verzucht ze als hij uitgehongerd in een donkere kerker zijn lot overdenkt, aan het begin van de tweede akte van Beethovens opera Fidelio.
Noorse koeienvlaai?
We lieten u twee fragmenten horen met de vraag uit welk land de componist komt. Het eerste fragment betrof het Intermezzo uit Cavalleria rusticana van Mascagni. Een Italiaan dus. Het toneel is leeg, iedereen is elders. Met dit lyrische maar tegelijk dramatische tussenspel laat Mascagni de toeschouwer de zich net ontvouwde verwikkelingen op zich inwerken en in de muziek is al te horen dat de protagonisten niet voor de vredelievende oplossing zullen kiezen. Het tweede fragment kwam uit de toneelmuziek voor Peer Gynt van de Noor Grieg. Hoofdpersoon Peer Gynt dacht even te trouwen met de dochter van de bergkoning maar vond haar bij nader inzien toch te lelijk. Dat besluit wordt hem niet in dank afgenomen en de entourage van de bergkoning denkt na over hun wraak. Grieg schreef: ‘Voor De Hal van de bergkoning heb ik iets geschreven dat zo naar koeienvlaaien, ultra-Norwegianisme en zelfgenoegzaamheid ruikt dat ik het niet kan verdragen om het te horen, al hoop ik dat de ironie zich zal laten voelen.’
Bijna elk begin is moeilijk
Het duurt soms even voordat we goed en wel vol aandacht luisteren naar een muziekstuk. Dat is ook de reden dat opera’s met een ouverture begonnen. En ook veel symfonieën van Mozart en Haydn beginnen met een inleiding. Maar niet elke componist wenste rekening te houden, het kan ook een zekere spanning oproepen als blijkt dat een werk al fluisterzacht is begonnen. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de Boléro van Ravel het geval. Velen dachten dat de fluit het werk inzet, maar dat is niet het geval. De Boléro begint met een tromgeroffel, en dat houdt het hele stuk aan. De grote solo aan het begin van de Le sacre du printemps van Stravinsky is voor de fagot. De ligging is echter uitermate hoog en daarmee heel lastig voor de fagottist.
Bonusvraag
Op de bonusvraag van de eerste aflevering wist één inzender het juiste antwoord. Het gaat hier namelijk om het schilderij Le grand Muveral van Ferdinand Hodler.
De tweede aflevering
De tweede aflevering opende met een drietal beroemde aria’s. De vraag was natuurlijk om uit welke opera deze aria’s kwamen. U hoorde achtereenvolgens fragmenten uit Le nozze di Figaro (Mozart), La bohème (Puccini) en Orfeo (Gluck).
De dodendans
Al sinds de middeleeuwen neemt de dodendans een belangrijke plaats in de kunsten in. Wij lieten u fragmenten van dodendansen van drie verschillende componisten horen. Dat waren achtereenvolgens Sjostakovitsj (4e deel uit diens Tweede Pianotrio), een stukje uit de opera La grande macabre van Ligeti en La danse macabre van Saint-Saëns.
Beroemde zangers
Via beroemde aria’s komt men al snel uit bij beroemde zangers. Het was moeilijk kiezen maar u hoorde achtereenvolgens Dietrich Fischer Diskau, Elisabeth Schwarzkopf en tot slot Christoph Pregardien.
Dansen in de muziek
En van dodendansen ging het naar dansenin het algemeen. U hoorde drie heel uit Romeo & Julia van Prokofjev, een pavane van Fauré en tot slot een Ländler van Beethoven.
Requiem
Sinds de renaissnace zijn er vele meerstemmige zettingen geschreven op het Requiem, de dodenmis. U hoorde van ons achtereenvolgens framenten uit het Requiem van Mozart, Martin en Fauré.
Beroemde dirigenten
We lieten u drie beroemde dirigenten horen tijdens een repetitie. Dat waren achtereenvolgens Dudamel, Toscanini en Celibidache.
Hosenrollen
Hosenrollen vormen een genre apart in de operawereld. We lieten drie beroemde Hosenrollen horen, te weten Cherobino in Le nozze di Figaro van Mozart, Tancredi in de gelijknamige opera van Rossini en tot slot Prins Orlofsky in Die Fledermaus van Johann Strauß.
De Hosenrollen-fragmenten:
Kunst in de muziek
Een aantal componisten heeft zich laten inspireren door het werk van beeldend kunstenaars. U zag het werk van Sposalizio van Rafaël, het Isenheimer altaar van Mattias Grünewald en Dance on the Banks of the Manzanares van Goya. De muziek die hierop geïnspireerd was, was van Liszt (Deuxième Anée de pélégrinage), Hindemith (Mathis der Maler) en Granados (Goyescas). (hiernaast kunt u de fragmenten nogmaals beluisteren)
De op kunst geïnspireerde fragmenten:
Schubert citeert zichzelf
We lieten een fragment horen uit het vierde deel van Schuberts Pianokwintet in A, het Thema mit Variationen waarin Schubert varieert op zijn eigen lied Die Forellen.
Een duivelskunstenaar
Menig violist studeert zijn vingers blauw op de Caprices van Paganini voor viool solo. De violist Paganini hield zijn zogenaamd duistere kant graag in het voetlicht. Het idee dat hij zijn fabuleuze viooltechniek niet zelf zou hebben ontwikkeld, droeg bij aan het romantische beeld dat mensen van hem hadden. En dat was weer goed voor publiciteit en daarmee de inkomsten.
Bonusvraag
In welke techniek is het kunstwerk achter Reina gemaakt? Dat bleek een moeilijke vraag. Het is een wandkleed, een wollen deken waarop een figuur is gevilt.
Derde aflevering
De derde aflevering opende met een bespiegeling over de meestentijds onbekende moeders van componisten en leidde zo naar bekende moeders. De beroemde moeder van Manon Gropius was Alma Schindler. Alma was getrouwd met Gustav Mahler maar had onderwijl een relatie met Gropius.
Een vervolg op het begin
Ook in deze aflevering de vraag met welk instrument beroemde meesterwerken beginnen. Het Vioolconcert van Beethoven begint met pauken. De Rhapsody in blue van Gershwin heeft aan het begin een geweldige klarinetsolo en de orkestversie van Ravel van Moessorgski’s Schilderijen van een tentoonstelling begint met trompet.
De fragmenten van het begin van beroemde meesterwerken:
Bijnamen
Beethoven schreef 32 pianosonates en velen daarvan hebben in de loop van de tijd een bijnaam gekregen. De herkomst van die bijnamen is niet altijd te achterhalen. Het is wel opvallend dat juist de sonates met bijnaam het meest geliefd lijken te zijn. Maar waarom? Het is waarschijnlijk een kip-of-ei-discussie.
Beestenboel
Van wie zijn deze zwanen? Er zijn in de klassieke muziek nogal wat zwanen te bewonderen. We lieten er drie horen: ‘De dans van de zwanen’ uit het Zwanenmeer vanTsjaikovski, ‘De zwaan van Tuonela’ uit de Lemminkaïnen Suite van Sibelius en ‘Le cygne’ uit Carnaval des animaux van Saint-Saëns.
De fragmenten van de zwanen:
figure>
Olifanten Op verzoek van choreograaf Balanchine schreef Stravinsky voor het Barnum and Bailey Circus de Circus Polka: For a Young Elephant. Het werk dat Stravinsky hierin citeerde – en dat is vooral aan het einde goed hoorbaar – is de Marche Militaire nr 1 van Schubert.
Het Shakespeare-blok
Een Franse Hamlet De componist Ambroise Thomas schreef in 1868 een ware ‘grand opéra’ naar het toneelstuk Hamlet van Shakespeare. Thomas volgde het werk van Shakespeare vrij nauwkeurig, behalve op het einde. In de Franse opera was een gelukkige afloop zo gebruikelijk, dat Thomas daar niet aan kon ontkomen.
Shakespeare-opera’s van Verdi Verdi voltooide drie opera’s op werk van Shakespeare: Macbeth, Otello en Falstaff. In het blog van reisleider Benjamin Rous kunt u meer lezen over deze Shakespeare-opera’s.
Een Amerikaanse Romeo & Julia Bernstein baseerde zijn bendestrijd in West Side Story op het eeuwenoude verhaal over Romeo & Julia.
Liszt bewerkt
Liszt bewerkte talloze composities van anderen tot pianowerken. Eigenlijk bewerkte men in de 19e eeuw alles voor piano, het was de manier om muziek te leren in een wereld zonder cd, streaming en radio. Twee bijzondere operaparafrases die we van Liszt lieten horen, waren Don Giovanni van Mozart en Isoldes Liebestod van Wagner.
De fragmenten van Liszt-bewerkingen:
Ah perfido
Ah perfido is een concertaria die in première ging tijdens een merkwaardig concert dat Beethoven organiseerde tijdens een koude winteravond in 1808, waarbij ook onder meer zijn Vijfde Symfonie en Zesde Symfonie in première ging. (Beethoven was bang dat hij niet genoeg muziek zou hebben. Een kleine misrekening: het concert duurde vier uur lang.) Sopraan in ons luisterfragment was Maria Callas.
Fragment van Ah perfido door Maria Callas:
Bonusvraag
Het verzoek om werken te noemen die te maken hebben met de lente, was geen moeilijke.
De vierde aflevering
Voor de laatste aflevering van de MUSICO Quiz vertrokken drie presentatoren naar Italië. In gedachten dan. Italië is in kunstzinnig opzicht toch wel het land van de onbegrensde mogelijkheden geweest. Al vanaf de renaissance trokken vele componisten naar de Italiaanse hoven en kerken, vooral ook vanuit de Nederlanden. ‘Oltremontani’ werden ze genoemd, ‘die van over de Alpen’. Italië was begin 17e eeuw de bakermat van de opera. De eerste stad waar opera de overstap maakte van een louter voor de adel bedoeld genre naar de publieke theaters, was Venetië.
Wij lieten u drie fragmenten horen van componisten die een sterke binding met Venetië hadden. Dat waren achtereenvolgens Monteverdi met een fragment uit het Lamento d’Arianna, Vivaldi met een fragment uit het derde deel van de Lente uit De vier jaargetijden en een deel uit de Prelude van Wagners Tristan und Isolde. In 1740 trok Vivaldi naar Wenen, hij hoopte er voor keizer Karel VI theaterwerken te maken. Helaas stierf Karel VI in oktober 1740. Vivaldi bleef zonder inkomsten en zonder keizerlijke protectie achter en stierf in grote armoede in 1741.
Fragment met drie werken van componisten die met Venetië verbonden zijn.
Rome
Een enorm oeuvre liet hij achter, de componist wiens naam die wij zochten en als tip een beschrijving van Rome met zijn vele fonteinen, pijnbomen en feesten gaven. Want dat is precies de inhoud van de Trilogie van Rome, zijn meest bekende werk. We hebben het hier over Ottorini Respighi.
Er is meer dan opera
Wie Italië zegt, komt inderdaad al snel uit bij opera. Opera werd echter niet overal geaccepteerd. Men loste het verlangen naar dramatische muziekwerken op bijbelse thema’s handig op door een genre te ontwikkelen waarin decors achterwege bleven maar het verhaal wel verteld kon worden aan de hand van recitatieven, aria’s, ensembles en koorwerken. Dit genre noemde oratorium, vernoemd naar de plaats waar deze werken het eerst werden opgevoerd: in de oratorio, een ontmoetingsruimte naast de Santa Maria in Vallicella in Rome.
Beroemde instrumenten
De beroemdste vioolbouwer aller tijden kwam uit Cremona. Deze stad is al eeuwenlang het centrum van de vioolbouw, sinds Amati in de 16e eeuw hiervoor de basis legde. Stradivari had zijn opleiding genoten bij een van de nazaten van Amati. Nog altijd kent Cremona zo’n honderd vioolbouwers. En het mooie is dat de bouwwijze niet wezenlijk verschilt met 400 jaar geleden.
Viool versus stem
Wat is er mooier dan een Stradivarus-viool. Volgens quizmaster Remco is dat toch echt de menselijke stem. En zo kwam hij te spreken over een merkwaardig fenomeen in de operawereld van weleer: de castraat. Hoewel de meeste castraten een moeizaam leven leidden en zelden voor vol werden aangezien, bood de biografie van Farinelli genoeg stof voor een romantische film waarin uiteraard ook veel muziek. Het geluid van de castraat heeft men geprobeerd na te bootsen door de stemmen van een countertenor en een sopraan te mengen.
De allerlaatste bonusvraag
Tot slot de allerlaatste bonusvraag. In 1666 stelde Lodewijk XIV een speciale prijs in voor getalenteerde kunstenaars opdat deze met eigen ogen de kunstwerken uit de klassieke oudheid konden bestuderen. De prijs bestond uit verblijf van enkele jaren in Rome, eerst in Palazzo Mancini en later in Villa Medici. De prijs heet dan ook Prix de Rome. In 1803 werd de prijs uitgebreid naar muziek, ook de getalenteerde musici mochten voor drie of vier jaar afreizen naar Rome. Maar niet winnen betekende niet dat men niet getalenteerd was. De vijfde afwijzing van Ravel leidde tot een nationaal schandaal en reorganisatie van het Parijse conservatorium.
Voor bijna iedereen is Wroclaw een nieuwe bestemming en dus een ontdekking! Ons riante hotel in de oude binnenstad ligt direct bij Rynek, het Marktplein waarop zich centraal de markthallen bevinden en het bijzondere Raadhuis.
Pracht en praal
De pracht en praal van de wederopgebouwde stad, die grotendeels verwoest werd tijdens de laatste oorlog, ontdekken we al bij een eerste wandeling, voorafgaand aan ons diner in het sfeervolle restaurant Jadka. Gids Marcin begeleidt de groep al direct vanaf het vliegveld en is bij alle reisonderdelen aanwezig. Net vader geworden, excuseerde hij zich vlak vóór het dessert om naar huis te gaan. Dat vonden de tafelgenoten die zich moesten ontfermen over het te veel geserveerde gerecht, niet erg.
Diepe indruk
Met het weer boffen we enorm tijdens de eerste excursie in de stad en kunnen we te voet (en per bus) veel moois ontdekken in Wroclaw (uitspraak: Wrotswav). Het bezoek aan het Kathedraaleiland maakt al diepe indruk, alsmede het verhaal over de tragedie die de stad overkwam in februari 1945. Het bezoek aan de aula en de concertzaal van de universiteit zijn zo mogelijk nog indrukwekkender. In de concertzaal klonk voor het eerst de Akademische Festouverture van Brahms, die hij had geschreven ter gelegenheid van het ere-doctoraat dat hij daar zou ontvangen.
’s Avonds een bezoek aan het gloednieuwe, enorme Muziekforum, waar in plaats van de verwachte dirigent en solist twee vervangers aantreden, waarvan de dirigent een gehaaste indruk maakt, maar de nieuwe solist is een cadeau: Ning Feng, een der grote violisten van dit moment. Hij betovert het publiek met het Chinese Butterfly Lovers concert van Chen en He. Twee speels en dansant gebrachte caprices van Paganini volgen als toegift.’
Bustocht in Neder-Silezië
Op zaterdag 7 maart maken we een bustocht door Neder-Silezië. Het is een gebied in het zuiden van Polen waar een ongelooflijke hoeveelheid kastelen en andere monumenten te vinden zijn. Het bezoek aan de geheel uit hout opgetrokken Lutherse Vredeskerk Swidnica laat onze monden openvallen. Vanwege de gigantische omvang (berekend op 7000 bezoekers!), het rijk gedecoreerde witte altaar en ontelbare beeldjes en versieringen. We worden ook nog verrast met een kort privé-orgelconcert op het een paar maanden geleden gerenoveerde orgel. Naast muziek van Bach valt vooral een stukje muziek van de zestiende-eeuwse Poolse componist Nicolaus Cracoviensis op. Daarin wordt het ingebouwde slagwerk van het orgel gebruikt.
De eerste opera van de reis
Verder gaat het naar het kasteel van Ksiaz, de verblijfplaats van de beroemde prinses Daisy van Pless, die een bewogen leven heeft geleid. Na de prima lunch in het kasteel wacht ons de terugreis en ’s avonds de eerste opera: La traviata van Verdi. Een voorstelling die qua decor rustig oogt, maar technisch zeer knap is gemaakt. De regie legt de nadruk op het uiterlijk vertoon van de mens. De ensemble-prestatie is indrukwekkend, alsook het opera-orkest. En wat een letterlijke verademing om nu eens een zieker wordende Violetta te zien die zich níet hoestend naar het einde zingt.
Louter hoogtepunten
Na twee uiterst enerverende dagen vol bijzondere ervaringen is ook de derde ronde excursies er een van louter hoogtepunten. De Hala Stulecia – Eeuwgebouw, een uit staal en beton opgetrokken hal van ongekende omvang wordt eerst bekeken. Daarna volgt de ernaast gelegen multimediale stadsfontein met een omvang van een hectare. Dan volgt een unieke tentoonstelling in het Vier Koepel-Paviljoen, onderdeel van de Nationale musea in Wroclaw. We maken er kennis met de Rembrandt van Silezië, Michael Willmann. Die heeft daadwerkelijk een tijd in Nederland verbleven in de Gouden Eeuw en er de werken van Rembrandt en tijdgenoten bestudeerd. Overweldigende grote en grof geschilderde doeken, gewijd aan het martelaarschap van de apostelen contrasteren met de uiterst verfijnde landschapsschilderijen, waarin steeds een bijbels element verstopt zit.
Meer beeldende kunst
Nog meer beeldende kunst wacht ons in het stadscentrum, als we achtereenvolgens het monument voor de slachtoffers van Katyn bezoeken en het Panorama van de Slag bij Raclawice, een geschilderd verslag van de enige militaire strijd die de Polen in 1794 van de Russen wisten te winnen. Met een omvang van 114 meter en uiterst precieze verbinding tussen de geschilderde elementen en de attributen en landschapskenmerken op de voorgrond maakt dit kunstwerk diepe indruk.
Muzikale apotheose
Na een voortreffelijke lunch – waarbij menig dessert net als de eerste avond verdeeld wordt – volgt ’s avonds de muzikale apotheose: Madama Butterfly, zonder Japanse papieren huisje en tierelantijnen, maar in een sombere betonnen omgeving met containers. Door het verhaal naar het einde van de laatste wereldoorlog te verplaatsen en de ontknoping te laten plaatsvinden net ná die oorlog, wordt een beklemming opgeroepen die absoluut raakt aan de huidige realiteit van machtspolitiek en internationale strijdtonelen.
Aan het einde blijven we verbluft achter met een razendsnelle scène waarin Cio Cio Sans kind niet meegenomen zal worden naar Amerika, maar ontvoerd wordt door de afgewezen huwelijkskandidaat Yamadori. Opnieuw overtuigt de ensemble-prestatie van de opera van Wroclaw sterk, al leveren de individuele zangprestaties weer stof voor prettige discussies…Maar de groep is eensgezind: Wroclaw is een geweldige bestemming voor een reisje!
Als je tegenwoordig naar een opera gaat, waar ook ter wereld, krijg je te maken met regisseurs. Het MUSICO-blog start een nieuwe serie over grote operaregisseurs. Wat is hun kenmerkende stijl? Hoe gaan zij om met het verhaal en de muziek van de opera’s die zij regisseren, welke keuzes maken zij? Deze keer de Canadese regisseur Robert Carsen, een van ’s werelds meest gevraagde operaregisseurs.
Hoe herken je een echte Carsen?
Het vertrekpunt voor Carsens ensceneringen is niet het verhaaltje en de details van dat verhaaltje in het libretto, maar de achterliggende thematiek van de opera. Waar draait de opera in wezen om? Althans, voor Carsen zelf. Hij laat de voorgeschreven tijd en plaats van de handeling vaak achterwege. De plaats en tijd van handeling is bij Carsen meestal redelijk abstract; de opera krijgt zo een tijdloze, bijna symbolische lading. Meer dan eens laat Carsen het speelvlak zo leeg mogelijk, om de aandacht vooral te concentreren op de personages en hun emoties.
Carsen zet zo ook het publiek, dat hij vaak expliciet betrekt bij zijn ensceneringen, aan het werk. Je kunt je eigenlijk moeilijk onttrekken aan wat er op het toneel gebeurt. En juist door de vertrouwde elementen van een opera achterwege te laten dwingt Carsen je eigenlijk een mening te vormen, details die onzichtbaar zijn zelf in te vullen. Wat maakt deze werken nog steeds relevant voor ons, heden ten dage?
Dialogues des Carmélites in Amsterdam
Mijn eerste Carsen-productie was Poulencs opera Dialogues des Carmélites in Amsterdam. Hierin kwam Carsens voorkeur voor minimalisme uitermate goed tot zijn recht. Hij richtte de aandacht van het publiek direct op de lotgevallen van de personages. Daarbij maakt hij soms briljant gebruik van het koor: als de broer van Blanche haar in het klooster komt opzoeken, gaan de andere karmelietessen in een lange rij tussen hen in liggen. Het laat de barrière zien die tussen hen bestaat, maar ook de aard van die barrière: het geloof, Blanches intreding in het klooster die haar broer niet kan begrijpen.
Het hoogtepunt van deze enscenering is de verzengende slotscène, die een connectie heeft met het beginbeeld. Daarin zien we lege habijten op het toneel liggen. Tijdens de slotscène sterven de karmelietessen één voor één onder guillotine. In een onaards mooie, gestileerde maar volledig overtuigende choreografie, een rituele dodendans, ondergaan zij hun lot en nemen zij de plek in van de lege habijten die daar aan het begin van de opera lagen. Een onvergetelijke enscenering.
Puccini in Brussel
Grote faam verwierf Carsen met zijn Puccini-cyclus voor de Vlaamse Opera in Antwerpen in de jaren ’90 van de vorige eeuw. Een uitdaging: hoe blaas je nieuw leven in werken van een componist die zo geliefd is bij het publiek, en die zulke duidelijke verwachtingen schept over de manier waarop het verhaal wordt verteld? Carsen durfde ook hier zijn lege speelvelden te introduceren. Zo vormde de basis voor La bohème een klein vierkant dat zich in de loop van de opera vermenigvuldigde, fragmenteerde, en verplaatste. Geen kitscherige zolderkamertjes, zo lijkt Carsen te hebben willen suggereren, maar de harde, naakte realiteit en tegelijkertijd een ode aan de jeugd en het leven.
In zijn Vlaamse Tosca duikt een geliefd thema van Carsen weer op: het voorstellen van de handeling op het toneel als theater. Carsen benadrukt steeds de theatraliteit van de handeling en van Tosca zelf. De beroemde zangeres Floria Tosca vormt het middelpunt van de hele handeling gedurende de hele opera, waarbij zij steeds andere rollen aanneemt en in de eerste akte zelfs de plaats van de Madonna inneemt en aan het einde van de akte ten hemel opstijgt. De hele opera vindt plaats in een theater: geen kerk, paleis of Engelenburcht in zicht. Carsen geeft zo in Puccini’s meest ‘veristische’ opera, waarin je dus juist waarheidsgetrouwe elementen zou verwachten, een prachtig afstandelijk commentaar op de werking van theater.
Pagliacci en Cavalleria rusticana in Amsterdam
Precies datzelfde deed Carsen in zijn enscenering van Pagliacci en Cavalleria rusticana bij De Nationale Opera in september 2019. Remco Roovers schreef er een recensie over, waarin veel van Carsens ideeën ook besproken worden. Carsen gebruikt de proloog van Pagliacci, waarin de grens tussen theater en werkelijkheid expliciet aan de orde gesteld wordt, als leidraad voor zijn regie van beide opera’s. Ook hier twee iconen van het Italiaanse verismo waar Carsen alle verwachtingen van het publiek tart en uitdaagt, en hen zo dwingt die verwachtingen onder de loep te nemen. Waarom willen we zo graag die personages op het toneel zien lijden en sterven? Wat zegt dat over ons? Carsen gebruikt in deze productie soms letterlijk een spiegel die hij de zaal voorhoudt.
Carmen in Amsterdam
In zijn productie van Carmen voor Amsterdam uit 2009, die in het seizoen 2019/2020 hernomen wordt, is het wederom de historische kitsch die Carsen koste wat kost wil vermijden. Donkere, minimalistische decors kenmerken het grootste deel van de opera, maar de onderliggende thematiek wordt sterk, soms misschien té sterk, benadrukt. De vrouwen die tijdens de ouverture verleidelijk hun benen tonen: schuilt in hen allen een Carmen? In de laatste akte kantelt het beeld 180 graden en schotelt Carsen ons spektakel voor: een arena voor de stierengevechten met juichende en joelende menigte, waarin Don José en Carmen hun strijd op leven en dood voeren voor het oog van het publiek op de tribune. En je kunt je zomaar voorstellen dat de zaal de andere helft van die arena vormt. Ook hier weet Carsen het operapubliek toch weer direct te betrekken in zijn regie.
Don Carlo in Straatsburg en Essen
Het benadrukken van onderliggende thematiek én de verbinding met het theatrale is ook een belangrijk kenmerk van Carsens enscenering van Don Carlo, die eerder in Straatsburg te zien was en later in het seizoen 2019/2020 in Essen te zien zal zijn. Don Carlo is een opera die al een overwegend donkere sfeer heeft, maar Carsen maakt die sfeer nóg bedrukter. De dood is in deze productie alomtegenwoordig, al vanaf het begin als Don Carlo, zinspelend op Shakespeares Hamlet, in de ogen van een doodshoofd staart. De essentie van het stuk ligt voor Carsen in de onbarmhartige alliantie tussen kerk en staat, die alle hoop op geluk, liefde en vrijheid teniet doet. De opera besluit met een schokkende coup-de-théâtre die opnieuw speelt met schijn en werkelijkheid, en het publiek de vraag voorschotelt wie hier nu echt aan de touwtjes trekt.
Trouw aan de muziek
Een verrassende ingreep als in Don Carlo doet Carsen niet vaak. Hij is misschien niet altijd helemaal trouw aan het libretto, maar een verhaal echt een heel nieuwe wending geven is zeldzamer. Wel vindt de regisseur het noodzakelijk om bekende en in zijn ogen uitgekauwde aspecten weg te laten om zijn dramatische punt beter te maken. Zijn theater moet iets nieuws brengen, niet het oude in een ander jasje. En wat in zijn werk te prijzen is: zijn ensceneringen nemen vrijwel altijd de muziek als belangrijkste uitgangspunt. Hij ensceneert opera’s die hem iets zeggen, anders doet hij ze niet. Misschien is het daarom dat hij een van de populairste hedendaagse operaregisseurs is: zijn ensceneringen zijn soms misschien uitdagend, maar getuigen altijd van groot respect en oprechte liefde voor het oorspronkelijke werk.
Na zijn Tosca raakte Puccini in een diepe crisis. Alhoewel het werk hem succes had opgeleverd bij het publiek, waren de critici minder mild gestemd. Er werden grote vraagtekens gezet bij zijn gedoodverfde rol als opvolger van Verdi, die in 1901 kwam te overlijden. Maar ook privé ging hij door een zware tijd: een affaire met de jonge ongehuwde Corinna kwam aan het licht, hij kreeg maar liefst twee auto-ongelukken (dat zal in 1900 niet aan het drukke verkeer hebben gelegen) en hij kreeg de diagnose diabetes. De enige manier om deze ellende te tarten was door een nieuwe opera te schrijven. Puccini zocht naar nieuwe onderwerpen, maar vond de meeste (hij overwoog Les Miscerables en Cyrano de Bergerac) te voorspelbaar en afgezaagd. Theaterman in hart en nieren als hij was zocht hij naar ongebruikelijke toneelsituaties, met personages die emoties kunnen oproepen bij de toeschouwer.
Toneel als inspiratie
In zijn zoektocht ging Puccini veelvuldig naar allerlei toneelvoorstellingen. Zo ook in Londen. Op een avond tijdens zijn verblijf aldaar zag hij de eenakter Madame Butterly van David Belasco. Het toneelstuk was zeer gecomprimeerd geschreven. Het vertelt het verhaal van de piepjonge Geisha Cio-Cio-San (vlinder, oftewel: butterfly) die verwachtingsvol wacht op de terugkeer van haar Amerikaanse marine officier aan wie ze uitgehuwelijkt werd. Vol passie heeft ze zich destijds in deze liefde gestort, maar de Amerikaan hechtte aan het Japanse huwelijk geen waarde. Hij keerde terug naar Amerika en liet haar zwanger achter.
Sindsdien zijn er drie jaar verstreken, en wacht Cio-Cio-San samen met haar dienster Suzuki en haar kind op Pinkertons terugkeer. Als Pinkerton dan uiteindelijk terugkomt, heeft hij ook zijn Amerikaanse vrouw bij zich en willen zij het kind mee naar de Verenigde Staten nemen en Cio-Cio-San met een geldbedrag afkopen. Tot zover baseerde Belasco zich op een historische gebeurtenis. Hij voegde daar een dramatische gebeurtenis aan toe: aan het einde van het toneelstuk pleegt Cio-Cio-San zelfmoord om niet langer met de schande te hoeven leven.
Een moeizaam proces
Bijzonder aan de toneelopvoering die Puccini zag, was de lange scène waarin de hoofdrolspeelster maar liefst 14 minuten woordeloos op het toneel zat en met behulp van destijds de allermodernste techniek (elektrisch licht) de illusie van een nachtwake wist op te roepen. Puccini wist onmiddellijk dat dit het stuk was waarop hij zijn opera zou baseren! Met behulp van zijn librettisten Illica en Giacose werkte hij aan het bewerken van het toneelstuk tot een opera. Een proces dat moeizaam verliep en waarbij de spanningen soms hoog opliepen. Uiteindelijk waren er vier verschillende versies voor nodig om tot een definitieve vorm te komen. Maar voor het zover was, had Puccini opnieuw veel kritiek moeten dulden. De première van Madama Butterfly was een groot fiasco.
Stilering en introversie
Dat kan niet gezegd worden van de opvoering van Madama Butterfly die we op zondag 22 september 2019 bezochten in de Opera Royal te Luik. Het Waalse operahuis dat sinds twee jaar wordt geleid door Speranza Scappucci, staat bekend om hun trouwe band met het Italiaanse repertoire. Deze voorstelling werd gedirigeerd door Ayrton Desimpelaere, een piepjonge dirigent die zich hier en daar zich nog behoedzaam in de orkestbak toonde (sommige tempi waren aan de wat trage kant), maar die zich zelden liet verleiden tot rauwe ongecontroleerde dramatiek. Madama Butterfly moet het vooral hebben van stilering en introversie, dan komt het stuk het beste tot zijn recht.
Een misbruikt meisje
Stilering en introversie zijn vast ook woorden die door het hoofd van regisseur Stefano Mazzonis de Pralafera moeten zijn gegaan. Zo toont hij aanvankelijk Cio-Cio-San in de eerste akte. Maar in zijn ogen is ze ook een meisje dat na het misbruik door Pinkerton (zo mogen we dat toch eigenlijk wel omschrijven, zelfs in de pre-#metoo-tijd) in haar eigen illusie gaat wonen. Zelfs letterlijk: het authentieke Japanse huisje met verschuifbare wanden van rijstpapier (decors van Jean-Guy Lecat) maakt plaats voor een moderne naoorlogse woning vol elegante en goedkope teakhouten meubelen. Haar kimono verruilt ze voor een petticoat.
En dan is daar natuurlijk het kind. Althans in de voorstelling wordt de suggestie van een kind gewekt. We zien een ingelijste foto en beurtelings wiegen Butterfly en Suzuki een ouderwetse kinderwagen. Maar een drie jaar oud kind in een kinderwagen, klopt dat wel??? We moesten tot het einde wachten totdat we de oplossing van dit raadsel kregen.
Verrassende wending
Anders dan Puccini zelf had beleefd tijdens zijn bezoek aan het toneelstuk, zijn Butterfly noch Suzuki op het toneel te vinden tijdens de nachtwake. Het prachtige muzikale intermezzo brengt ons als toeschouwers tot rust voor wat ons in de derde akte te wachten staat. De tijd blijkt niet te hebben stilgestaan. Het Amerikaanse schip vaart conform libretto de haven binnen, maar vervolgens komt Pinkerton per helikopter (!) naar het huis van Butterfly. Het getouwtrek over het kind krijgt een totaal onverwachte ontknoping. De kinderwagen wordt achtergelaten voor de Amerikanen, maar als deze het kind eruit willen halen, is het slechts gevuld met dekentjes en lappen. Conclusie: er is nooit een baby of kind geweest, uitsluitend in de fantasie van Butterfly. Vervolgens komt Butterfly de kamer in, ze heeft zichzelf in de buik gestoken en valt dood neer.
Goedkeuring van de meester
Je kunt je afvragen of deze twist aan het verhaal van Madama Butterfly ook een ander licht doet schijnen op de figuur van Cio-Cio-San. Psychologisch gezien hoeft haar handeling (zelfmoord na het moeten afstaan van je kind aan de man die je misbruikt heeft, en zijn nieuwe vrouw) niet nader verklaard te worden. De waan waarin ze door deze regie wordt geplaatst, is niet echt anders. Wel is het verrassingseffect aan het einde als de kinderwagen leeg blijkt te zijn, groot. En dat moet Puccini zeker hebben kunnen waarderen!
Vocaal genot
Vocaal viel er veel te genieten. Dominik Chenes (Pinkerton) vertolkte de rol met een echte powerhouse tenor. Zijn hoogte staat als een huis maar mist misschien wat elegantie. Overigens komt dat het egocentrische karakter van Pinkerton alleen maar ten goede. Bariton Mario Cassi beschikt over een zoetgevooisde warme stem. De Japanse Yasko Sato zong tijdens de door ons bezochte voorstelling de rol van Cio-Cio-San. Ze wist de transformatie van traditionele geisha naar veramerikaniseerde Japanse uitstekend te maken. Vocaal bleef ze zich altijd richten op de schoonheid van haar stem, die ze in overmaat aan ons presenteerde.