La traviata – door de ogen van regisseur Willy Decker

Wie kent niet het verhaal van La traviata, een van de meest gespeelde werken uit het operarepertoire?

De jonge, doodzieke courtisane Violetta Valery beantwoordt de liefde van de eveneens jonge en naïeve Alfredo. Violetta is een prostituee uit het luxe segment, maar in de opera blijkt dat ze een groot innerlijk tekort aan echte liefde, aan oprechte aandacht heeft. We ontmoeten het liefdespaar tijdens een van de vele bals die de Parijse society kent. Het stel valt als een blok voor elkaar, en het onverwachte gebeurt: Violetta besluit haar leven als courtisane vaarwel te zeggen en met Alfredo op het platteland buiten Parijs te gaan wonen. Het prille geluk van het liefdespaar wordt echter verstoord door de vader van Alfredo, Giorgio Germont. Zolang Alfredo en Violetta een relatie hebben, kan het huwelijk van Alfredo’s zusje niet doorgaan. Uiteindelijk zwicht Violetta de smeekbede van Germont en vlucht terug naar Parijs. Hier stort ze zich weer in haar oude gewoontes. De liefde tussen Violetta en Alfredo lijkt voorgoed ten einde. Maar dan bezwijkt Violetta aan TBC, echter niet voordat zij Germont heeft kunnen vergeven en Alfredo in haar heeft kunnen sluiten.

De opera begint met een ouverture, niets uitzonderlijks zou je zeggen, maar wie goed luistert, merkt dat het verhaal van de opera in omgekeerde volgorde wordt verteld. De opera begint met de stervensmuziek van Violetta om vervolgens te transformeren naar typische Parijse salon muziek. Er wordt wat afgedanst in deze opera. De ¾-maatsoort voert de boventoon.

We schrijven 1853 als Verdi deze opera schrijft. Hij is 40 jaar en dit is zijn dertiende opera. Hij is in de bloei van zijn leven. Verdi was geen vernieuwer van de opera zoals Wagner dat was, maar Verdi zette wel met elke opera een pas voorwaarts in zijn eigen opera-ontwikkeling, en bepaalde daarmee ook voor een groot deel de ontwikkeling van de Europese opera. Wat is er dan zo bijzonder in deze opera?

Een echt mens

Het is de eerste opera die over een echt mens ging. Een hedendaagse opera, onverhuld en uiterst realistisch. Het gewaagde eraan is dat Verdi gebruik maakte van een populaire eigentijdse roman La dame aux Camelias van Alexandre Dumas. Verdi en zijn librettist Piave handhaafden de eigentijds setting van het verhaal en dat was nog nooit vertoond. En dan het onderwerp: het leven en de dood van een courtisane, dat was pas echt ongehoord. Verdi weet het ook nog zo te brengen dat we veel compassie voor haar krijgen. De oorspronkelijke titel van de opera luidde: ‘amore e morte’ (liefde en dood).  Later vond Verdi deze titel te oppervlakkig. Het was niet zomaar een liefde en niet zomaar een dood. Violetta was zelf schuldig aan haar liefde en aan haar dood. Hij transformeert de titel naar La traviata. ‘Via’ betekent ‘weg’, ’tra via’ is te vertalen met ‘van de weg’. La traviata betekent dus zoiets als ‘de ontspoorde’ of ‘de dolende’.

De opera-enscenering die ik in dit blog verder onder de loep wil nemen – en waar ook de beelden van de eerder vermelde ouverture uit afkomstig zijn – draait al enkele jaren mee in de opera. Hij werd gemaakt voor de Salzburger Festspiele (met het sterrenduo Netrebko en Villazón) in coproductie met de Nederlandse opera en de Metropolitan Opera. De regisseur is Willy Decker, een door de wol geverfde operaregisseur die zich vaak stort op het grote en zware Duitse repertoire. Maar nu dus Italiaanse hit ensceneerde.

‘Libiamo ne’ lieti calici’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

De cirkel, de tijd en de dokter

Willy Decker voorziet de opera van een aantal kenmerkende symbolen. De belangrijkste zijn de cirkel, de tijd (klok) en de dokter.
Dat laatste symbool, de dokter, is een rol die weliswaar ook in het libretto voorkomt, maar slechts met een paar zinnen in de laatste akte. Decker maakt de rol veel groter. Het is de eerste persoon die we zien als het doek opgaat. Hij zit te wachten naast een enorme stationsklok, wachtend op Violetta die uitgeput zal verschijnen van haar danspartij. Hij is degene die haar de camelia geeft (en niet Alfredo zoals in het origineel). Het lijkt alsof deze vreemde figuur de man is die over Violetta heerst. En zo is de dokter tevens de dood.

Willy Decker laat alle overbodigheden weg: geen rijk gedekte tafels, geen luxe kostuums, geen luxueuze open haarden. Hij speelt alleen met het cirkelidee. Natuurlijk valt de klok hier ook onder. De klok geeft soms wel tijd aan, en soms ook niet. Het decor zelf is ook een cirkel. Eigenlijk een halve, maar de andere helft loopt als het ware door in de zaal en omsluit zo het publiek in de zaal in de enscenering. De toeschouwers worden daarmee tot een soort voyeurs.

De muziek draait ook rond in cirkels. De ¾-maat is de vorm van de draaiende wals. Hier is de wals niet levenslustig zoals we die Johann Strauss kennen, maar veel dwangmatiger, en balancerend op de rand van de dood. Violetta draait in het verhaal figuurlijk steeds sneller rond en walst uiteindelijk zelf met de dood.

Violetta is een professional. Ze heeft zichzelf een pantser aangemeten. Een courtisane kent geen emoties. Maar in dat pantser komt een deuk als Alfredo voorbij komt. Hij is ECHT in haar geïnteresseerd. Bij andere mannen was het Violetta om geld te doen en de seks met deze mannen liet haar ziel bevriezen. Maar Alfredo weet haar te ontdooien.

‘Ah forse lui – Sempre Libera’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko (Salzburger Festspiele, 2005)

Decker schetst een wereld die uitsluitend uit mannen bestaat. Ondanks dat Verdi in zijn koren ook vrouwenstemmen voorschrijft, kiest Decker ervoor om iedereen als man aan te kleden, behalve Violetta. Het is zij tegen de rest van de wereld. Aan deze wereld gaat Violetta ten onder, en dat in de vorm van TBC. TBC is een ziekte die normaal gesproken slechts bij armoede en slechte leefomstandigheden de kop opstak. Die slechte leefomstandigheden moeten bij Violetta veel meer innerlijk worden gezien: ze heeft zichzelf echt gekwetst door haar levensstijl.

De foulard als verhulling

De tweede akte is een sprong in de tijd. Er komt langzamerhand wat kleur in Violetta’s leven. De dood (de dokter) is afwezig en de klok is afgedekt door een doek. Alles is afgedekt met een soort grand foulard, maar dat is slechts een oppervlakkige verhulling van het oude leven van Violetta. Alfredo en Violetta spelen aan het begin van de opera verstoppertje met elkaar. Maar ook letterlijk: Violetta heeft nog niet onthuld waar hun luxe levensstijl van bekostigd wordt. Alfredo voelt zich betutteld, net zoals bij zijn moeder.

Het zelfreinigende effect van opoffering

En nu we het toch over de ouders hebben: de vader van Alfredo, Giorgo Germont, komt langs op het moment dat Violetta alleen is. Hij komt met een mededeling: deze relatie kan niet zijn. Violetta verzet zich, niet op een agressieve manier, maar door haar hart te openen. Giorgio Germont is er gevoelig voor, maar geeft uiteindelijk twee argumenten tegen hun relatie. In de eerste plaats zal het aanstaande huwelijk van zijn dochter niet door kunnen gaan. En in de tweede plaats, als Violetta zich opoffert, zal haar (verrotte) leven toch nog een goede wending kunnen nemen en zal zij zichzelf reinigen.

Met dat laatste argument opent Germont voor Violetta een blik op de dood en op de hemel. Violetta zwicht voor dit argument en vlucht terug naar Parijs.

‘Addio, del passato’ uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko (Salzburger Festspiele, 2005)

De les van de stierenvechters

In de derde akte is er eerst nog een scène in het casino. In de meeste ensceneringen komt er dan wat couleur local in de opera – wat vaak een stoplap is – maar niet in de regie van Willy Decker. Het koor van de matadors gebruikt hij om Alfredo tegenover het gezelschap van de mannen te stellen. Alfredo is zijn boekje te buiten gegaan. Hij had best van Violetta mogen genieten, maar hij had haar gewoon moeten betalen in plaats van met haar samen te wonen. In dit ‘lesje’ verkleedt één van de stierenvechters zich in Violetta.

Deze scene loopt zo eigenlijk al vooruit op de volgende, waarin Alfredo ‘afrekent’ met Violetta en haar letterlijk zijn schuld aflost. In de slotscène horen we weer de stervensmuziek. De langzame dood die TBC heeft, nadert zijn einde. Op het allerlaatste moment komen Alfredo en zijn vader nog bakzeil halen. Maar het is te laat. ‘E tardi’ klinkt het ijzig door Violetta. Ondanks de excuses en rehabilitatie is Violetta inmiddels klaar voor de dood. Ze heeft zichzelf opgeofferd, niet alleen voor het zusje van Alfredo maar ook voor zichzelf: nu pas is ze in staat tot onbaatzuchtig liefhebben. Ze sterft uiterst gelukzalig.

Het innerlijk van Violetta

Willy Decker is in staat om de persoon Violetta geheel in tact te laten in een eigentijdse setting. Hij slaat een brug tussen de tijd van Verdi en onze eigen tijd. Hoe verhouden mannen en vrouwen zich tot elkaar? Steeds houdt hij ons betrokken bij het innerlijk van Violetta, hij leidt ons nooit af. En door zijn geniale aanpak weet hij dit door-en-door bekende stuk een nieuwe laag mee te geven.

De vele lagen van La traviata

En er waren al zoveel lagen! De eerste laag is een historische. Er heeft namelijk echt een courtisane geleefd die zeer vermaard en extreem rijk was: Marie Duplessis. Zij lag ten grondslag aan de tweede laag: het beroemde boek van Alexander Dumas. Verdi voegde er een derde laag aan toe. Niet alleen door er fantastische muziek bij te maken, maar ook omdat het verhaal enigszins iets wegheeft van zijn eigen leven. Verdi leefde immers ongehuwd samen met een vrouw die gescheiden was en kinderen van een andere man had. Dat was absoluut ‘not done’ in die tijd. De laatste laag in deze enscenering is die van regisseur Willy Decker die met zijn theatervakmanschap in staat is ons een nieuwe blik op dit werk te geven.

De finale uit La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

De complete opera

La traviata van Verdi, met Anna Netrebko en Rolando Villazón (Salzburger Festspiele, 2005)

Sint-Petersburg dag IV: het Catharinapaleis in Pushkin en Verdi’s Falstaff

Met de kamermuziek van Mozart, Beethoven en Reicha nog in onze oren hebben we heerlijk geslapen. Vandaag vertrekken we vroeg naar Pushkin voor een rondleiding door het Catharinapaleis.

Catharinapaleis in Tsarskoe Selo
Catharinapaleis in Tsarskoe Selo

Pushkin (Tsarskoe Selo) ligt zo’n vijfentwintig kilometer ten zuiden van het centrum van Sint-Petersburg. Het was de voormalige zomerresidentie van de Russische tsaren en bestaat uit verschillende paleiscomplexen en tuinen. Tegenwoordig is het zo’n populaire bestemming dat het raadzaam om vroeg te komen. Het grootste paleiscomplex hier is het Bolshoi (grote) ofwel het Yekaterininsky (naar Catherina I) paleis, dat met zijn omringende tuinen Versailles naar de kroon steekt.

Alexanderpaleis in Tsarskoe Selo
Alexanderpaleis in Tsarskoe Selo

Zo eindigde het

Ernaast ligt het Aleksandrovsky of Alexanderpaleis, waar de laatste tsaar Nicolaas II en zijn gezin graag verbleven en waar ze na Nicolaas abdicatie kort bleven wonen. In de Sovjet-tijd werd het nabij plaatsje Tsarskoe Selo omgedoopt in Pushkin, naar Ruslands beroemdste dichter.

Leden van de familie van tsaar Nicolaas II bij het Alexanderpaleis - 1914
Leden van de familie van tsaar Nicolaas II bij het Alexanderpaleis – 1914

En zo begon het

Het was tsarina Elisabeth van Rusland die haar hofarchitect Francesco Bartolomeo Rastrelli (1700-1771) belastte met de bouw van het huidige Catharinapaleis. Deze Rastrelli, een in Parijs geboren Italiaan die 1716 met zijn vader in Sint-Petersburg arriveerde, kwamen we gisteren al tegen als ontwerper van het Winterpaleis. De stilistische overeenkomsten tussen de twee complexen in weelderige rococostijl zijn dan ook evident. Rastrelli nam ook andere projecten voor Elisabeth ter hand, waaronder zijn laatste en misschien wel meest ambitieuze project, het Smolnyklooster in Sint-Petersburg.

Hollands classicisme in Rusland

Het Catharinapaleis is vernoemd naar Catherina I, moeder van tsarina Elisabeth van Rusland en echtgenote van tsaar Peter de Grote. Catharina I kreeg het landgoed van haar man cadeau na diens overwinningen in de oorlog tegen Zweden. Zo kwam het dat hier al in 1718 een villa verrees in, hoe kan het ook anders, Hollands classicistische stijl, omringd door een formele tuin zoals op dat moment ook in de Nederlanden ‘en vogue’ was. In zekere zin is het jammer dat dit ensemble op de schop ging. Maar we klagen niet, er kwam veel indrukwekkends voor in de plaats.

Catharina I (Jean-Marc Nattier, 1717 - Hermitage)
Catharina I (Jean-Marc Nattier, 1717 – Hermitage)

Een geheim huwelijk

Dat Elisabeth van Rusland zich met de bouw van een nieuw paleiscomplex kon bezighouden, was lang niet altijd vanzelfsprekend. In eerste instantie leek de tsarenkroon aan deze dochter van Catharina I en Peter de Grote voorbij te gaan, dankzij politieke machinaties van onder meer vorst Alexandr Mensjikov. Deze schatrijke gouverneur van Sint-Petersburg verwierf door zijn vriend Peter de Grote veel macht. Met hulp van de elitetroepen van het Preobrazhenski-regiment wist Elisabeth echter in 1741 de macht grijpen en een jaar na deze coup werd ze tot tsarina gekroond. Een aardig detail voor ons muziekliefhebbers is dat een knappe zanger uit het koor van de Sint-Petersburgse hofkapel een vooraanstaande rol in die Paleisrevolutie zou spelen. Het betekende het einde van zijn zangcarrière, maar deze Aleksej Grigorjevitsj Razoemovski was voor andere dingen bestemd. Hij werd op 6 mei 1742, de dag van Elisabeths kroning, benoemd tot hofmaarschalk van de nieuwe keizerin en de twee zouden in het geheim trouwen.

Tijdens onze rondleiding door het paleis kwamen we deze mannen van het Catharinapaleis Kamerkoor tegen, hier met een Russisch volkslied, zoals de tenor aankondigt: ‘Das Lied von Wolgaschlepper’:

Lied van de Wolgaschlepper, uitgevoerd in het Catharinapaleis (Tsarskoe Selo)

Catharina de Grote (Fedor Rokotov, 1763 - Tretyakov gallery
Catharina de Grote (Fedor Rokotov, 1763 – Tretyakov gallery

De verbouwingen olv Catharina de Grote

In 1762 kwam Catharina de Grote aan de macht en onder haar bewind werden de paleiscomplexen in Tsarskoe Selo verder uitgebreid. Rond het grote meer bij het Catharinapaleis legde men een luxueuze tuin aan met waterwerken. De rococo van Rastrelli werd vervangen door het neoclassicisme waarnaar Catharina’s voorkeur uitging, maar ook andere modieuze trends die onder meer via Engelse ontwerpboeken hun intrede deden. Zo kwam er in het naastgelegen Alexanderpark, waarschijnlijk naar voorbeeld van een dergelijke opzet in het Zweedse Drottningholm, een Chinees miniatuur stadje, compleet met een Chinees theater, pagodes en verschillende bruggen.

Barnsteen

Eén van de hoogtepunten van het Catharinapaleis is de zogenaamde barnsteenkamer. Wat we nu zien is overigens een reconstructie. De nazi’s zouden de kamer in 1942 helemaal ontmantelen en het barnsteen in kisten overbrengen naar het toenmalige Köningsberg (Kaliningrad). Daar werd de kamer weer opgebouwd, maar het was niet van lange duur. Binnen de kortste keren moest alles terug in de kisten vanwege de zware bombardementen. Helaas gingen de kisten toch geheel of gedeeltelijk verloren en het geroofde ensemble keerde niet terug naar Rusland. Als onderdeel van de restauratie van het Catharinapaleis werd de barnsteenkamer veel later, met gebruik van nieuw materiaal, in oude luister hersteld.

Falstaff in het Mariinsky

Na de lunch is het tijd om weer terug te rijden naar Sint-Petersburg, want vanavond wacht ons in het nieuwe Mariinsky theater de komische opera Falstaff, een laat meesterwerk van Giuseppe Verdi. Susan Dorrenboom, Taco Stronks en Remco Roovers bespraken de opera een paar dagen geleden in een prachtig blog, waarnaar ik graag verwijs.

Wie nog een paar hoogtepunten uit het stuk wil meepikken, zie hier de uitstekend acterende en zingende Ambrogio Maestri als Falstaff met Stephanie Blythe als Mrs Quickly, in de geestige productie van de Metropolitan Opera:

Duet tussen mrs Quickly (Sephanie Blythe) en Falstaff (Ambrogio Maestri) uit Falstaff, waarin Falstaff wordt uitgenodigd bij Alice Ford op bezoek te komen. Het is de eerste aanzet om Falstaff te grazen te nemen. (Metropolitan Opera 2013)

Uit diezelfde productie de finale, met de beroemde fuga ‘Tutto nel mondo è burla!’:

Finale uit Falstaff met onder meer Ambrogio Maestri als Falstaff (Metropolitan Opera 2013)

Maar we zijn niet voor niets in Sint-Petersburg, dus tot slot nog een registratie van de Falstaff die in mei 2018 in het Mariinsky Theater in première ging. U hoort hier Natalya Pavlova als Alice Ford:

Natalya Pavlova als Alice Ford in Falstaff (Mariinsky Theatre, 2018)

Het was een lange dag, morgen verder

Na afloop van de opera gaan we terug naar het hotel, waar we nog iets drinken en napraten. Morgen onze één na laatste dag in Sint-Petersburg, waar we ons inmiddels zo goed thuis voelen.

Lees hier het verslag van de vijfde dag van de (virtuele) reis naar Sint-Petersburg.

Verdi’s laatste werken: Quattro pezzi sacri

Half maart zou ik een muziekreis leiden naar het Beethoven festival in Bonn. In de aanloop naar de Corona-crisis heb ik mijn voorbereidingen een aantal malen moeten aanpassen, onder meer omdat het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi toen al een uitreisverbod had gekregen. Het orkest zou Verdi’s Quattro pezzi sacri uitvoeren. Prachtige werken, die ten onrechte weinig worden uitgevoerd. Daarom breng ik ze alsnog onder uw aandacht.

Giuseppe Verdi
Giuseppe Verdi

Terug naar het begin

Verdi kennen we vooral als operacomponist. Maar met deze vier geestelijke werken, die aan het eind van zijn leven ontstonden, keerde Verdi terug naar het begin van zijn muzikale loopbaan. Die begon toen hij twaalf jaar was, in de dorpskerk van Roncole, vlakbij Parma. De Quattro pezzi sacri werden in 1898 gepubliceerd. Verdi was toen vijfentachtig, en kon maar moeilijk afstand nemen van deze composities, die overigens geen onderlinge samenhang en ook verschillende bezettingen hebben.

Verdi’s hernieuwde belangstelling voor religieuze muziek hing samen met zijn interesse voor de oude en meerstemmige muziek van Palestrina. Zijn wens om terug te keren naar deze oude stijl klinkt al in brieven van rond 1871. Toen zocht hij naar een tegenwicht tegen de dominantie van de Duitse instrumentale muziek uit die tijd. Uit weer latere brieven is bekend, dat Verdi zich intensief bezighield met de Hohe Messe van Bach.

Oud en nieuw

Toch weerspiegelen deze Quattro pezzi sacri niet alleen maar een oude stijl. Ook de grote tonale uitbreidingen van de late negentiende eeuw, en Verdi’s eigen ontwikkelingen binnen het operagenre klinken erin door. En Verdi blikt erin terug op het Italiaanse culturele erfgoed: hij verwijst zowel naar Palestina als naar Dante.

Het Ave Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Ave Maria

In het Ave Maria en Laudi alla Vergine Maria past Verdi de traditionele stijl van de oude kerkmuziek toe, en zingen de solisten a-capella. Het Ave Maria werd een vierstemmig, onbegeleid koorwerk, maar wel met moderne harmonieën. Verdi was uitgedaagd door een Milanees tijdschrift, om muziek te componeren rondom de enigmatische toonladder. Wat is nu een enigmatische toonladder? Deze ladder bevat elementen van zowel de majeur- als mineurladder, alsook van de hele toons-toonladder. In die laatste ladder klinken alle toonafstanden gelijk. Er is geen grondtoon, en daardoor heeft de enigmatische toonladder een wat zwevend karakter.

Wat doet Verdi daar nu vervolgens mee? Hij laat de tonen van die enigmatische toonladder beurtelings in iedere stem opduiken, als een oude cantus firmus. De andere stemmen weven daar, soms extreem, chromatische harmonieën doorheen.

Laudi alla Vergine Maria uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Laudi alla Vergine Maria

Laudi alla Vergine Maria ontstond rond 1890 en is een kwartet voor solistische vrouwenstemmen. De tekst is uit het laatste Canto van Dantes Paradiso. Deze retrospectieve muziek heeft een grote klankrijkdom, en er klinken imitaties in alle stemmen. Bij de première had dit werk al zeer veel succes, en moest het zelfs herhaald worden. De innige klank ervan sprak het publiek zeer aan.

Het Stabat Mater uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Stabat Mater en Te Deum

In de andere twee werken, het Stabat Mater en het Te Deum, benut Verdi het volledige koor en orkest. In het Stabat Mater klinkt een zeer persoonlijke uitdrukking van Verdi’s eigen innerlijke beleving. Maria’s pijn en klagen klinken schrijnend. Het werk is zeer kort, maar geeft de dramatiek en essentie van het lijdensverhaal treffend weer.

Verdi’s uiterst geconcentreerde en virtuoze Te Deum wordt tegenwoordig het meest uitgevoerd, en het heeft een zeer grote orkestbezetting met een dubbelkoor. Toen Verdi zich in de winter van 1895 aan het voorbereiden was, bestudeerde hij eerdere versies van Tomas Luis De Victoria en van Purcell.    

Het Te Deum uit de Quattro pezzi sacri, gezongen door het Monteverdi Choir o.l.v. John Eliot Gardiner

Uit deze Quattro pezzi sacri blijkt ook hoe Verdi keek naar het leven na de dood. Op een gegeven moment klinkt in het Te Deum een niet-zichtbare stem van een sopraan. Dit moest een stem uit het koor zijn en geen soliste; zo wilde Verdi het. Hij zei dat het ‘de stem was van de mensheid die angst had voor de hel’. Het Te Deum eindigt dus, net zoals Verdi’s Requiem, niet in een vol Godsvertrouwen, maar vol twijfels en onzekerheden. Verdi wilde dat juist deze zeer persoonlijke partituur hem zou vergezellen tot in zijn laatste rustplaats.

MUSICO Thuistheater: Falstaff

Deze week in het MUSICO Thuistheater de opera Falstaff van Verdi. Verdi en librettist Boito schreven hun opera op basis van diverse toneelstukken van Shakespeare waarin de figuur Falstaff voorkomt. De hele handeling van Falstaff is in één zin samen te vatten: het gaat om de vergeefse pogingen van Falstaff om tegelijk Alice Ford en Meg Page te verleiden. De gevolgen en bijkomstigheden krijgen alle aandacht, waarbij het jonge liefdespaar Nannetta en Fenton laat zien hoe het wèl moet met de liefde.

Falstaff was Verdi’s laatste opera en ging in 1892 in première in Milaan, waarna onmiddellijk een ware zegetocht door Europa volgde. Binnen een jaar had bijvoorbeeld Sint-Petersburg zijn eigen Falstaff, met onder meer Fyodor Stravinsky, de vader van Igor Stravinsky, als één van de solisten. Daarna bleef het Falstaff-technisch lang stil in Sint-Petersburg. Pas ruim een eeuw later, in 2006, kwam het tot een tweede opvoering en in 2018 volgde een derde enscenering. Deze enscenering, die de MUSICO-groep komende week in Sint-Petersburg zou gaan zien, is ook online te vinden maar helaas niet met ondertiteling.

Daarom bieden u vandaag in ons MUSICO Thuistheater twee andere ensceneringen aan. Uit Hamburg de enscenering van Calixto Bieto (met Ambrogio Maestri als Falstaff) en vanuit Picenza de enscenering van Leonardo Lidi (met Luca Salsi in de titelrol). Beide ensceneringen beleefden dit seizoen hun première maar verschillen verder dag en nacht van elkaar. Ik ben benieuwd wat u er van vindt. U kunt uw reacties onder aan dit blog kwijt.

Maar eerst een filmpje van mijn zeer gewaardeerde collega’s Remco Roovers en Taco Stronks over Falstaff.


Falstaff in Piacenza: “tutto nel mondo è burla”

In Picenza beleefde Leonardo Lidi met Falstaff zijn debuut als operaregisseur. Lidi komt uit de toneelwereld en heeft zijn inspiratie vooral uit het toneelwerk van Shakespeare gehaald. En uit de opvoeringspraktijk van Shakespeare. Zo schuwde men in de tijd van Shakespeare bepaald niet het contact met het publiek tijdens het spel. Integendeel! Monologen waren niet bedoeld om in het luchtledige te praten, maar als onderonsje met het publiek.

Falstaff in een enscenering van Leonardo Lidi in het Teatro Municipale di Piacenza (Italië) uit 2020

NB. De opera begint in deze video pas na ruim vijf minuten, u kunt dus even vooruitschuiven in het tijdsbalkje.
NB. De ondertiteling is te regelen door op het ‘wieltje’ te klikken. Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen.

Falstaff in Hamburg: de dichter des levens

Het enfant terrible van de operawereld, Calixto Bieito, gaat er met gestrekt been in. Voor hem is Falstaff de dichter des levens en gaat de opera over eten en drinken, een deel van onze cultuur waar je niet om heen kunt.

NB. Om de video op volledig scherm te bekijken, klikt u op het icoontje rechts onderin de video. Dit icoontje komt pas in beeld nadat u de video gestart heeft.
NB. De ondertiteling kunt u regelen door onderin op het chatbericht-icoontje te klikken (links van het wieltje). Er opent zich dan een menu waarin men voor ondertiteling kan kiezen in een bepaalde taal.

Teveel beeldschermtijd gehad?

Voor wie nu teveel beeldschermtijd heeft gehad, nog een laatste tip: een podcast over de Matthäus Passion. In aanloop naar Pasen gidst violist en Matthäuskenner Carel den Hertog u met Radio4-presentator Lex Bohlmeijer door de onmetelijke rijkdom van Bachs meesterwerk.

https://www.nporadio4.nl/podcasts/matthaus

Milaan – een virtuele stadstour

3 januari 2016. Ik gluur ’s morgens tussen de zware gordijnen van mijn hotelkamer in een grijs en grauw Milaan. Het licht valt aarzelend binnen. Zou het nog sneeuwen of zou het mistig zijn? Er werd van alles wat voorspeld en gisterenavond, toen we uit La Scala glibberden, sneeuwde het als een dolle: ik had in de twintig minuten dat ik tussen taxi-standplaats en de trappen heen en weer rende een paar centimeter dik pakketje sneeuw op mijn hoofd, tot hilariteit van mijn gasten. Komen we wel thuis vandaag?

Ik schiet in mijn kleren en druk ontroering en vermoeidheid weg: met kerst was ik in Wiesbaden en met één dag thuis vertrok ik alweer naar Milaan voor oud en nieuw. Maar het was het waard: het waren bijzondere dagen.

Nog één keer langs de Dom…

Na het ontbijt is het helemaal licht, nou ja, licht… grijzig en killig, de feestdagen voorbij, januari wordt een lange maand. Maar er ligt geen sneeuw en het is ook niet echt mistig. Met chauffeur Andrea rijden we nog één keer langs de Dom, het is er druk. Ik knipoog naar de kerk en denk: ik kom terug, Milaan, ik kom terug….

Duomo, Milaan
Duomo, Milaan

Dus toen MUSICO Reizen vroeg of ik na carnaval 2020 weer naar La grande città zou willen met een groep gasten, wist ik niet hoe vlug ik ‘ja’ moest zeggen.

Tsja, en we weten allemaal wat er daarna gebeurde….

‘Ga nie goed daaro…’

Zondag 24 februari. Appje van MUSICO-eigenaar Taco Stronks met de cryptische woorden: ‘ga nie goed daaro…’ Na een paar seconden dringt het tot me door: ‘daaro’ is Milaan.

U kent de uiteindelijke beslissing: MUSICO Reizen was zowat de eerste reisorganisatie die een reis afgelastte, omdat ze door sluiting van de theaters en musea de reis niet meer volwaardig kon aanbieden. En MUSICO is van ‘volwaardig’, nou en of!

Bij alle ellende is het niet doorgaan van zo’n reis natuurlijk peanuts, maar ik mis Milaan wel een beetje… U ook? Nou kom op dan… Andiamo! We maken een virtueel tourtje. Zet uw fantasie aan en volg de reisleider!

Juweeltjes van chauffeurs

Laten we beginnen bij ons hotel, Hotel Cavour, in de Fatebenefratellistraat (een naam die ik meteen kon onthouden: het betekent de broeders-van-de-goede-werkenstraat). We nemen een taxi, want naar het Auditorium di Milano is het meer dan een  kilometer en da’s te ver om te lopen. Taxi rijden in Italiaanse steden is een avontuur op zich. Het scheelt als je een beetje Italiaans spreekt, dat ontwapent de chauffeurs en kan zelfs tot gevolg hebben dat je wat minder beduveld wordt bij het afrekenen. Er zitten echter juweeltjes van chauffeurs tussen en omdat we toch in onze fantasie aan het rijden zijn, hebben wij gewoon wél een leuke chauffeur, toch??

Het Auditorium di Milano, bijgenaamd 'La Verdi'
Het Auditorium di Milano, bijgenaamd ‘La Verdi’

‘La Verdi’

Het Auditorium di Milano is de thuisbasis van het Orchestra Sinfonica di Milano Giuseppe Verdi, beter bekend als ‘La Verdi’ (leuk, die combinatie van een vrouwelijk lidwoord en de mannelijke achternaam van mijn lievelingscomponist). Het gebouw is niet heel bijzonder. Het was ooit een bioscoop. De zaal en de akoestiek zijn wel bijzonder: je kan er zowat alles in doen, van jazz, naar pop naar symfonisch. Wij zouden er eind februari vooral Tsjaikovski gehoord hebben, zijn Zesde Symfonie, de ‘Pathétique’, met dat geweldige tweede deel, een walsje dat geen walsje is.

Het tweede deel uit de Zesde Symfonie van Tsjaikovski

Kom, we blijven niet te lang hangen, we spoeden ons terug in de richting van waar we vandaan kwamen en blijven even hangen bij de Dom. Je kunt erop, wist u dat? Je moet geen hoogtevrees hebben, maar in onze fantasie hebben we dat niet.

Op het dak van de Duomo van Milaan

Met het gammele liftje naar beneden en rap het plein over naar de belangrijkste bestemming van onze reis: La Scala.

La Scala

Twee producties zouden we er zien: Rossini’s Il turco in Italia en Verdi’s Il Trovatore.

La Scala, een van de beroemdste, zo niet hét beroemdste operagebouw ter wereld. Rond de 3000 mensen kunnen erin. Het operamekka voor iedereen en in het bijzonder voor zangers: als je La Scala ‘gehaald’ hebt, is je kostje gekocht (mits je natuurlijk op niveau blijft presteren), zelfs met slechte agenten…

De zaal van La Scala
De zaal van La Scala in Milaan

Ik was er in 2016 dus, maar één keer, we zagen toen Giovanna d’Arco, een wat minder bekende van Verdi… In La Scala rondlopen heeft iets magisch, ik zat helemaal bovenin in een loge, maar toch, zelfs gedraaid op het achterste krukje zat ik ademloos te luisteren en mijn rug heb ik naderhand teruggevonden toen ik heen en weer moest lopen tussen de trappen en de taxi’s…

Maken en breken

Het publiek en het regime in La Scala is al net zo legendarisch als het gebouw zelf: toegiften mogen er niet (tot Juan Diego Flórez daar in 2007 met zijn hoge c’s een eind aan maakte: hij mocht wél nog een keer!). Ze kunnen daar componisten, dirigenten en stemmen maken en breken, daar kunnen Verdi, Puccini, Toscanini en Muti verhalen over vertellen…. Pfoe… Jammer dat we daar hier geen plaats voor hebben…

Zelfs het applaus wordt ‘gedirigeerd’: het mag officieel alleen aan het einde van een akte. En in het roemruchte verleden van La Scala was men er niet vies van ‘claques’ in te huren: zij ‘ondersteunden’ het applaus en zorgden dat het langer duurde… en werden daarvoor betaald. Zouden ze dat nog steeds doen denkt u?

Laten we even meelopen met dit filmpje, beelden zeggen zoveel meer dan woorden:

In La Scala in Milaan

En laten we eindigen met een wonderschone aria uit Il Trovatore: ‘Il balen del suo sorriso’, gezongen door Dmitri Hvorostovsky, de mooiste bariton ooit. Ik vond geen opname uit La Scala, maar deze uit The Metropolitan Opera is zo mooi…

Dmitri Hvorostovsky zingt ‘Il balen del suo sorriso’ uit Il trovatore van Verdi

Zo hebben we toch een beetje Milaan gehad. Ik wens u en de uwen alle gezondheid toe en laten we hopen dat we de reis kunnen inhalen en dat we de Corona-ellende overwinnen!

Reisverslag: Wroclaw, maart 2020

Voor bijna iedereen is Wroclaw een nieuwe bestemming en dus een ontdekking! Ons riante hotel in de oude binnenstad ligt direct bij Rynek, het Marktplein waarop zich centraal de markthallen bevinden en het bijzondere Raadhuis.

Pracht en praal

De pracht en praal van de wederopgebouwde stad, die grotendeels verwoest werd tijdens de laatste oorlog, ontdekken we al bij een eerste wandeling, voorafgaand aan ons diner in het sfeervolle restaurant Jadka. Gids Marcin begeleidt de groep al direct vanaf het vliegveld en is bij alle reisonderdelen aanwezig. Net vader geworden, excuseerde hij zich vlak vóór het dessert om naar huis te gaan. Dat vonden de tafelgenoten die zich moesten ontfermen over het te veel geserveerde gerecht, niet erg.

Het oude gotische stadhuis van Wroclaw op het marktplein
Het oude gotische stadhuis van Wroclaw op het marktplein

Diepe indruk

Met het weer boffen we enorm tijdens de eerste excursie in de stad en kunnen we te voet (en per bus) veel moois ontdekken in Wroclaw (uitspraak: Wrotswav). Het bezoek aan het Kathedraaleiland maakt al diepe indruk, alsmede het verhaal over de tragedie die de stad overkwam in februari 1945. Het bezoek aan de aula en de concertzaal van de universiteit zijn zo mogelijk nog indrukwekkender. In de concertzaal klonk voor het eerst de Akademische Festouverture van Brahms, die hij had geschreven ter gelegenheid van het ere-doctoraat dat hij daar zou ontvangen.

’s Avonds een bezoek aan het gloednieuwe, enorme Muziekforum, waar in plaats van de verwachte dirigent en solist twee vervangers aantreden, waarvan de dirigent een gehaaste indruk maakt, maar de nieuwe solist is een cadeau: Ning Feng, een der grote violisten van dit moment. Hij betovert het publiek met het Chinese Butterfly Lovers concert van Chen en He. Twee speels en dansant gebrachte caprices van Paganini volgen als toegift.’

Uniek verkeersbord bij de gietijzeren brug bij het Kathedraaleiland
Uniek verkeersbord bij de gietijzeren brug bij het Kathedraaleiland

Bustocht in Neder-Silezië

Op zaterdag 7 maart maken we een bustocht door Neder-Silezië. Het is een gebied in het zuiden van Polen waar een ongelooflijke hoeveelheid kastelen en andere monumenten te vinden zijn. Het bezoek aan de geheel uit hout opgetrokken Lutherse Vredeskerk Swidnica laat onze monden openvallen. Vanwege de gigantische omvang (berekend op 7000 bezoekers!), het rijk gedecoreerde witte altaar en ontelbare beeldjes en versieringen. We worden ook nog verrast met een kort privé-orgelconcert op het een paar maanden geleden gerenoveerde orgel. Naast muziek van Bach valt vooral een stukje muziek van de zestiende-eeuwse Poolse componist Nicolaus Cracoviensis op. Daarin wordt het ingebouwde slagwerk van het orgel gebruikt.

De eerste opera van de reis

Verder gaat het naar het kasteel van Ksiaz, de verblijfplaats van de beroemde prinses Daisy van Pless, die een bewogen leven heeft geleid. Na de prima lunch in het kasteel wacht ons de terugreis en ’s avonds de eerste opera: La traviata van Verdi. Een voorstelling die qua decor rustig oogt, maar technisch zeer knap is gemaakt. De regie legt de nadruk op het uiterlijk vertoon van de mens. De ensemble-prestatie is indrukwekkend, alsook het opera-orkest. En wat een letterlijke verademing om nu eens een zieker wordende Violetta te zien die zich níet hoestend naar het einde zingt.

Louter hoogtepunten

Na twee uiterst enerverende dagen vol bijzondere ervaringen is ook de derde ronde excursies er een van louter hoogtepunten. De Hala Stulecia – Eeuwgebouw, een uit staal en beton opgetrokken hal van ongekende omvang wordt eerst bekeken. Daarna volgt de ernaast gelegen multimediale stadsfontein met een omvang van een hectare. Dan volgt een unieke tentoonstelling in het Vier Koepel-Paviljoen, onderdeel van de Nationale musea in Wroclaw. We maken er kennis met de Rembrandt van Silezië, Michael Willmann. Die heeft daadwerkelijk een tijd in Nederland verbleven in de Gouden Eeuw en er de werken van Rembrandt en tijdgenoten bestudeerd. Overweldigende grote en grof geschilderde doeken, gewijd aan het martelaarschap van de apostelen contrasteren met de uiterst verfijnde landschapsschilderijen, waarin steeds een bijbels element verstopt zit.

De Krasnal-kabouter is het symbool van de stad. Meer dan 400 zijn er te vinden. Deze twee staan bij de ingang van de opera
De Krasnal-kabouter is het symbool van de stad. Meer dan 400 zijn er te vinden. Deze twee staan bij de ingang van de opera

Meer beeldende kunst

Nog meer beeldende kunst wacht ons in het stadscentrum, als we achtereenvolgens het monument voor de slachtoffers van Katyn bezoeken en het Panorama van de Slag bij Raclawice, een geschilderd verslag van de enige militaire strijd die de Polen in 1794 van de Russen wisten te winnen. Met een omvang van 114 meter en uiterst precieze verbinding tussen de geschilderde elementen en de attributen en landschapskenmerken op de voorgrond maakt dit kunstwerk diepe indruk.

Slotapplaus bij de voorstelling van Madama Butterfly in Wroclaw
Slotapplaus bij de voorstelling van Madama Butterfly in Wroclaw

Muzikale apotheose

Na een voortreffelijke lunch – waarbij menig dessert net als de eerste avond verdeeld wordt – volgt ’s avonds de muzikale apotheose: Madama Butterfly, zonder Japanse papieren huisje en tierelantijnen, maar in een sombere betonnen omgeving met containers. Door het verhaal naar het einde van de laatste wereldoorlog te verplaatsen en de ontknoping te laten plaatsvinden net ná die oorlog, wordt een beklemming opgeroepen die absoluut raakt aan de huidige realiteit van machtspolitiek en internationale strijdtonelen.

Aan het einde blijven we verbluft achter met een razendsnelle scène waarin Cio Cio Sans kind niet meegenomen zal worden naar Amerika, maar ontvoerd wordt door de afgewezen huwelijkskandidaat Yamadori. Opnieuw overtuigt de ensemble-prestatie van de opera van Wroclaw sterk, al leveren de individuele zangprestaties weer stof voor prettige discussies…Maar de groep is eensgezind: Wroclaw is een geweldige bestemming voor een reisje!

Nabucco in Amsterdam

Na 45 jaar afwezigheid keerde op maandag 27 januari 2020 Verdi’s populaire opera Nabucco terug op de planken van De Nationale Opera in Amsterdam. Een gebeurtenis waar veel operafans reikhalzend naar hadden uitgekeken. Een vroege Verdi, vol passie en branie, met natuurlijk het operakoor der operakoren: ‘Va, pensiero’.

De publiciteitsfoto – een stoere vrouw in uniform met hoofddoek en de tekst ‘girl power’ op haar arm – die al enkele weken in de media circuleerde, en het feit dat de première plaatsvond op de dag van de 75-jaar Auschwitz-herdenking, deed het vermoeden rijzen dat deze nieuwe Nabucco voor De Nationale Opera wel eens een politiek statement zou kunnen zijn. Dat werd het in handen van regisseur Andreas Homoki en decorontwerper Wolfgang Gussmann niet. Zij maakten er een familie-intrige van, en sloten zo eigenlijk aan bij de voorstelling Rodelinda die eerder deze maand in première ging.

Publiciteitsfoto van De Nationale Opera voor Nabucco (Foto: DNO)
Publiciteitsfoto van De Nationale Opera voor Nabucco (Foto: DNO)

Politieke lading

Om het helemaal zonder politiek te stellen lukt eigenlijk nooit bij de opera en al helemaal niet bij Giuseppe Verdi. Daarnaast is – al dan niet historisch verantwoord – de lading van Nabucco door de tijd heen verzwaard met het verhaal van de Risorgimento, de Italiaanse strijd voor eenwording en onafhankelijkheid. In Nabucco staan dan de Joodse ballingen in Babylon symbool voor de door Habsburgers en Paus onderdrukte Italianen.

Verhaal tijdens de ouverture

Homoki laat het verhaal nog tijdens de ouverture beginnen met een aantal familiale snapshots. Allereerst zien we een gelukkig koninklijk gezin: vader (Nabucco), moeder en twee schattige meisjes (Abigaille en Fenena). Bij de eerste dramatische akkoorden sterft de moeder aan een hartaanval. Het tweede snapshot laat de meisjes spelend zien, waarbij de kroon van hun vader de inzet van hun spelletje is. Als vader hen liefdevol een standje komt geven, lijkt hij hier al getroffen te worden door hoofdpijnen die hem later nog meer parten zullen spelen.

Regisseur Andreas Homoki laat tijdens de ouverture scènes uit de familiegeschiedenis van Nabucco en zijn dochters zien (Foto: Martin Walz/DNO)
Regisseur Andreas Homoki laat tijdens de ouverture scènes uit de familiegeschiedenis van Nabucco en zijn dochters zien (Foto: Martin Walz/DNO)

Groene marmeren ruimte

Het beeld opent vervolgens in de tempel van de Joden in Jeruzalem. Om dat te zien, heeft de toeschouwers wel enige verbeelding nodig. Het decor van Gussmann bestaat uit een groen marmeren ruimte waarin uitsluitend een gigantische muur staat, die alle kanten op kan bewegen en zelfs in de grond kan zakken. De muur intimideert, scheidt mensen van elkaar en jaagt mensen op… Niet geheel toevallig dragen de inwoners van Babylon opzichtige kleding in dezelfde kleur, en eveneens gemarmerd. De uniformen en ruisende avondjaponnen doen een beetje denken aan Sissi, of de wereld die we kennen van de film Il Gattopardo. Het moge duidelijk zijn: we hebben hier te maken met een versteende samenleving, een sociale elite die tot het verleden behoort.

De groene wand in Nabucco

Fel contrast

De statige grandeur van Babylon staat in fel contrast met het uiterlijk van het Joodse volk. Gussmann tekende, samen met Susana Mendoza, ook voor de kostuums. De kleren in beige tinten doen denken aan het schilderij Il Quarto Stato van Giuseppe Pellizza da Volpedo: een bewuste visuele verwijzing? Opvallend is dat het Joodse volk in tegenstelling tot de eenvormige aristocratie van de Babyloniërs veel gedifferentieerder en individueler zijn. Ze staan voor Homoki niet zozeer voor een religieuze groep, maar voor een nieuwe wereldorde. Het volk in de brede zin des woords, dynamisch, verenigd maar vrij. Zij vormen de toekomst.

Il Quarto Stato Giuseppe Pellizza da Volpedo, 1901) (Foto: Museo del Novecento)
Il Quarto Stato van Giuseppe Pellizza da Volpedo, 1901 (Foto: Museo del Novecento)

Veranderende wereld

Het wordt steeds duidelijker dat met name Abigaille niet in staat is tot transformatie. De wereld om haar heen verandert. Dit begint als haar zus zich bij het Joodse volk aansluit. Vervolgens ontdekt Abigaille dat ze een onecht kind is van Nabucco, en geboren is uit een slavin. Daarna wordt haar vader megalomaan en roept zichzelf uit tot God waardoor hij door de bliksem wordt getroffen. Langzamerhand komt Abigaille alleen te staan; daar doet een mooie zijden jurk niets aan af. Koste wat kost wil Abigaille vasthouden aan het leven van weleer. Een leven vol glamour, waaraan Homoki fijntjes refereert door een beeldcitaat uit de beroemde film Gentlemen Prefer Blondes met Marilyn Monroe. Diamanten blijven wat Abigaille betreft kennelijk a ‘girl’s best friend’.

Revue-achtige elementen in de grote soloscène van Abigaille, gezongen door Anna Pirozzi (Foto: Martin Walz/DNO)
Revue-achtige elementen in de grote soloscène van Abigaille, gezongen door Anna Pirozzi (Foto: Martin Walz/DNO)

Fraaie intieme momenten

Naast deze wat meer groteske momenten zijn er ook heel fraaie intieme momenten. Zo is het beroemde kanonkwartet niet langer geregisseerd, maar veeleer gechoreografeerd. En als Nabucco zijn laatste aria zingt, schurkt Fenena zich tegen hem aan en weet zo de zoetste bekering op te roepen. Als iemand Verdi had kunnen overhalen om nog een extra duet voor Fenena en Nabucco te componeren, dan was het Andreas Homoki wel geweest.

Sympathie

Al met al leidt het ertoe dat Abigaille niet uitsluitend wordt neergezet als een tot de tanden bewapende oorlogsmisdadiger is, maar een vrouw van vlees en bloed en vol verlangens en angsten. Als toeschouwer kun je dan niet veel anders dan ook sympathie voor haar voelen, en dat was mij bij eerdere Nabucco-voorstellingen niet overkomen, een grote pluim dus voor Homoki. Hij laat zien dat de stap van Abigaille naar Violetta uit La traviata helemaal niet zo groot is.

In deze productie kan het publiek ook sympathie opbrengen voor Abigaille (Foto: Martin Walz/DNO)
In deze productie kan het publiek ook sympathie opbrengen voor Abigaille (Foto: Martin Walz/DNO)

Onevenwichtig

Muzikaal is Nabucco nog niet zo makkelijk op het toneel te brengen. Het stuk kent naast geniale plekken zeker ook enkele zwakkere momenten. Misschien is onevenwichtig wel het woord dat er het beste bij past. Zo zijn de hoofdrollen (Nabucco, Abigaille, Fenena, Ismaele en Zaccaria) nogal ongelijk voorzien van aria’s en scènes. Je zou ook kunnen zeggen dat alleen Nabucco en Abigaille echte hoofdrollen zijn. Maar ook binnen die rollen zelf lijkt het soms alsof er voor verschillende typen stemmen is geschreven.

Veeleisende virtuositeit

Het beste voorbeeld hiervan is de rol van Abigaille. Van oudsher berucht omwille van de veeleisende virtuositeit. De lijst met sopranen die met deze partij hun Waterloo hebben gevonden, is behoorlijk lang, en begint reeds met de levensgezellin van Verdi, Giuseppina Strepponi. De noten van Abigaille moeten over ijle bergtoppen kunnen zweven, door steile rotsen afdalen, om vervolgens als een mitrailleur te worden afgeschoten en door middel van wat ferme borsttonen macht en angst in te boezemen. De sopraan van Anna Pirozzi voldeed volledig aan dit profiel. Muzikaal gezien zou ze bij de ingetogen cantabile-momenten nog meer terug kunnen nemen en deze klassieker vormgeven. Dat zou, ook in dramatisch opzicht, een groter contrast opleveren.

George Petean: een Nabucco met echte Verdi-kwaliteiten (Foto: Martin Walz/DNO)
George Petean: een Nabucco met echte Verdi-kwaliteiten (Foto: Martin Walz/DNO)

Echte Verdi-kwaliteit

Bariton George Petean heeft in tegenstelling tot de andere zangers misschien niet zo’n grote stem, maar hij laat wel echte Verdi-kwaliteit horen in expressie en frasering. De Brits-Italiaanse tenor Freddie De Tommaso liet in de rol van Ismaele een krachtig, gloedvol geluid horen wat het extra jammer maakt dat Verdi in de loop van de opera de interesse in dit personage volledig lijkt te verliezen en hem nauwelijks een echte aria gunt. In de veel kleinere rol van ‘de andere zus’ zong Alisa Kolosova mooi en acteerde haar rol, laverend tussen haar oude familie en haar nieuwe geloofsgenoten, overtuigend. Bas Dmitry Belosselskiy leunde als de Joodse hogepriester Zaccaria wel erg veel op volume alleen.

Omfloerst en gloedvol

Het koor van De Nationale Opera leek in de eerste akte nog een beetje in onmin te leven met dirigent Maurizio Benini (om het technisch te zeggen: hoe combineer je triolen met gepuncteerde ritmes?), en dat deed het ergste vermoeden voor één van de grootste koormomenten uit de operaliteratuur, waar dit thema tot in extenso wordt doorgevoerd. Maar gelukkig voegde Benini zich naar het koor dat aan het begin van ‘Va Pensiero’ een omfloerste en gloedvolle toon liet horen die het weemoedige verlangen van de Joodse ballingen prachtig uitdrukte.

Lenneke Ruiten – de hokjes voorbij

Sinds 2013, met haar grote doorbraak op het operatoneel als Ophélie in Hamlet van Ambroise Thomas aan de Brusselse Muntschouwburg, verovert Lenneke Ruiten de operawereld in rap tempo. Ze schitterde in producties op het festival in Aix-en-Provence, de Salzburger Festspiele en zelfs in La Scala in Milaan, het heilige der heiligen van de Italiaanse operawereld. Hoe beleeft zij haar succes?

Als ik Lenneke Ruiten opbel, heeft zij er net een pilatessessie op zitten. Gezond van lijf en leden: een absolute noodzaak voor een zanger? ‘Ik zit nu weer in een productie in Brussel waarin ik in bikini over de bühne mag huppelen, dus ja, dan moet je er wel een beetje op letten,’ lacht ze. ‘Maar het is vooral ook voor de conditie, dat is superbelangrijk. Sinds ik dit doe, heb ik veel meer uithoudingsvermogen op het toneel, je merkt het aan je longen, aan alles.’

Lenneke Ruiten (Foto: Thom Janssen)
Lenneke Ruiten (Foto: Thom Janssen)

Een memorabel jaar

Hoe heeft Ruiten 2019 beleefd? Was het een memorabel jaar? ‘Nou, misschien wel het meest memorabele is dat dit het eerste jaar in mijn carrière is, waarin ik het rustiger aan heb gedaan. Dat was eigenlijk heel spectaculair. Ik zit nu sinds 2003 in het vak en ik heb altijd ontzettend hard doorgewerkt. Ik had een beetje zo’n ‘is dit het nou?’-moment. Met name die opera is ontzettend intensief. Het gaat maar door, van de ene naar de andere productie. Vroeger was ik, op zijn zachtst gezegd, nog wel eens verbaasd over operazangers die al een eind in hun carrière zitten en die overal over klaagden, niets meer wilden en alles maar vervelend vonden. Ik dacht alleen maar: ‘jeetje, het lijkt me gewoon zo ontzettend gaaf, dat beroep!’

Lenneke Ruiten als Ophélie in Hamlet van Ambroise Thomas aan de Brusselse Koninklijke Muntschouwburg, haar grote doorbraak als operazangeres
Lenneke Ruiten als Ophélie in Hamlet van Ambroise Thomas aan de Brusselse Koninklijke Muntschouwburg, haar grote doorbraak als operazangeres

Opeens operazangeres

De laatste jaren stonden vooral in het teken van de opera. Was dat een bewuste keuze? ‘Ik ben in 2003 begonnen met het concertvak, met veel succes. Toen ik dat twaalf jaar had gedaan, heb ik ongelooflijk mijn best gedaan om in het operavak te raken. Ik heb wel honderd audities gedaan bij allerlei huizen, zonder succes. Ik ben uiteindelijk door de dirigenten waarmee ik concerten deed, op de operabühne terecht gekomen. Toen ik daar eenmaal stond, was ik opeens een hype. En toen hielden alle concerten opeens op, want nu was ik opeens operazangeres! Dat moet natuurlijk ook weer niet. Ik hoop de komende tijd concerten en opera meer te kunnen combineren.’

Een achtbaan

‘Op een gegeven moment merkte ik ook dat ik te veel deed,’ geeft Ruiten toe. ‘Als je eenmaal in het wereldje zit en je bent geliefd, dan houdt het eigenlijk niet meer op. Alles is leuk, en je plant twee, drie jaar vooruit. Dit jaar vier ik Sinterklaas dus tussen optredens in Florence en repetities in Brussel door. En dan ga ik met mijn zoontje ergens naartoe met vakantie omdat ik daar toevallig concerten hebt. Dan ben je eigenlijk toch niet met vakantie, kun je niet even helemaal uitschakelen. Dat wil ik niet meer; ik wil ook gewoon nog van het leven genieten.’

Stugge operaprojecten

‘Zo’n operaproject is gewoon superstug. Je moet er de hele tijd zijn. Ik was deze maand voor een concert in Florence, op uitnodiging van dirigent Zubin Mehta die overigens ziek werd en vervangen worden door Ádám Fischer. Dat zijn dan net drie dagen waarin ik echt weg kan in vier maanden tijd. Dat is eigenlijk het enige dat ik kan doen. Toevallig valt het Silvesterkonzert ‘Vive la folie’ waar jullie met MUSICO Reizen naartoe gaan, net in de twee weken vakantie die ik heb. En daar ga je weer: ga ik dus met mijn zoontje met vakantie naar Keulen! Toch weer wel…’

Lenneke Ruiten als Konstanze in Die Entfürhing aus dem Serail (De Nationale Opera). De veeleisende aria ‘Martern aller Arten’ is onderdeel van haar Silvesterkonzert
Lenneke Ruiten als Konstanze in Die Entfürhing aus dem Serail (De Nationale Opera). De veeleisende aria ‘Martern aller Arten’ is onderdeel van haar Silvesterkonzert in Keulen

Een parade van succesnummers

‘Maar dit is wel een heel mooi concert natuurlijk. Dat vind ik heel leuk om te doen. Dit is de derde keer dat ik met Oudejaarsavond in de Philharmonie van Keulen sta, heel toevallig. Ik heb het programma zelf samengesteld. Vorig jaar heb ik praktisch hetzelfde programma in Salzburg gedaan, met de Camerata Salzburg. Het zijn superfijne, uitdagende stukken. Al zijn ze qua tekst misschien niet allemaal even passend voor zo’n feestelijke avond,’ merkt Ruiten lachend op. ‘Maar zo’n stuk als ‘Martern aller Arten’ uit Mozarts Die Entführung aus dem Serail is natuurlijk wel een lekkere binnenkomer. Het concert is een beetje een parade van alle rollen waarmee ik heel succesvol ben op dit moment, zoals Lucia en Konstanze.’

Lenneke Ruiten als Lucia in Donizetti’s Lucia di Lammermoor aan de Opéra de Lausanne

Meer romantiek

Op het programma staat ook de grote aria van Violetta uit de eerste akte van Verdi’s La traviata. Een blik op de toekomst? ‘Die rol heb ik nog nooit gezongen, maar dat zou ik wel heel graag doen. Ik heb Gilda gezongen in Rigoletto, maar ik doe eigenlijk niet zoveel belcanto en negentiende eeuw. Het is wel een kant die ik graag op zou gaan. Ik sta zo bekend als Mozart-zangeres dat ik daar altijd maar voor gevraagd wordt. Nu raak ik op die muziek nooit uitgekeken, maar het is wel enorm veeleisend. Je kunt je in Mozart als zangeres nergens verstoppen, je hoort álles. In veel muziek van de negentiende en begin twintigste eeuw kun je net wat meer vrijheid nemen.’

Lenneke Ruiten als Agathe bij de Opéra National du Rhin in Straatsburg
Lenneke Ruiten als Agathe bij de Opéra National du Rhin in Straatsburg

De eerste Agathe

Ruiten zong het afgelopen jaar voor het eerst Agathe in Der Freischütz van Carl Maria von Weber. Een rol die door velen als opstapje wordt gezien naar het Wagner-repertoire. ‘Die rol is mij aangeboden door intendant Eva Kleinitz van Opéra national du Rhin, die helaas in 2019 is overleden. Zij was één van diegenen die in mij meer zag dan alleen een Mozart-sopraan. En Agathe hoeft echt niet zo zwaar gezongen te worden. Ik zing ook Donna Anna en Elvira, die liggen helemaal niet zo ver van Agathe af. Het is een klein huis, we hadden een goede dirigent en een jonge cast. Dan kan ik zo’n rol heel goed zingen, en hoef ik echt niets te forceren. Het is een gewone, mooie, Duitse, vol-lyrische rol. Daar is niets Wagneriaans aan in mijn ogen.’

Lenneke Ruiten zingt Agathes aria ‘Und ob die Wolke sie verhülle’ uit Der Freischütz in een arrangement voor kamermuziekensemble

Hokjesdenken in de opera

Stoort Ruiten zich aan het feit dat men zo snel labels aan zangers en rollen hangt? ‘Ik vind het altijd heel moeilijk om in hokjes te denken. Ik groei, denk ik, wel in het Strauss-vak, en zal vermoedelijk wel rollen gaan zingen als de Kaiserin, Daphne of Ariadne. Die kun je op verschillende manieren bezetten. Zo’n rol als de Kaiserin ligt bijvoorbeeld best wel heel hoog, daar moet je gewoon een goede, lichte hoogte voor hebben. Daar kun je je niet doorheen brullen. Als ik die muziek hoor, kan ik me niet voorstellen dat Strauss dat met die lijnen zo bedoeld heeft, zo zwaar dramatisch. En Wagner idem trouwens. Ik houd helemaal niet van die traditie van dat harde brullen.’

Kan zwaar ook licht?

‘In Florence was ik met Ádám Fischer aan het dineren en hadden we het hierover. Hij dirigeert veel in Wenen: in de Staatsoper hoorde je in de jaren ‘60 en ‘70 stemmen, die zijn zo licht, en flexibel en helder. Ze articuleren fantastisch, spelen met vibrato kunnen prachtig poëtisch zingen. Die hebben een heel andere klank dan wat er tegenwoordig in die huizen allemaal verwacht wordt. Het moet allemaal zo verschrikkelijk hard. En dan wordt het snel zo vormeloos. Ik vraag me dan soms wel eens af waar dat aan ligt. Willen de luisteraars dat, is het een trend? Of aan de zangers zelf? Of aan slechte dirigenten die te weinig overwicht hebben op een orkest en het niet in de hand kunnen houden. Luider is beter, lijkt het, maar dan krijg je toch een heel ander, ongezond stemgeluid. Dan krijg je van die brullers met zo’n enorm vibrato. Dat slaat echt nergens op, dat is soms bijna een octaaf! Dan is het wel hard, maar wat hoor je dan nog, of wat versta je dan nog? Ik vind dat echt zonde.’

Lenneke Ruiten met dirigent John Eliot Gardiner
Lenneke Ruiten met dirigent John Eliot Gardiner

Een ander stuk

‘De orkesten zijn al een tijd gestopt met die heel brede vibrato’s, maar de zangers lopen hierop een beetje achter. Terwijl als je normaal zingt, je heel veel kunt. Ik heb dit jaar bijvoorbeeld het Requiem van Verdi gezongen met Gardiner. Met echt een groot orkest, maar dat was gewoon totaal geen probleem. Gardiner vroeg zelfs steeds of ik nog zachter wilde zingen dan ik al deed. Dan krijg je toch een heel ander stuk. Zonder die dikke vibrato’s hoor je de details in de harmonie van de zangpartijen gewoon veel duidelijker. En toch werd het nergens stijf barok. Ik zeg niet dat het beter is, of dat het alleen zo zou mogen, maar ik vind wel dat het publiek deze stukken ook op die manier zou moeten kunnen horen.’

Strijkkwartet Biënnale Amsterdam – poort naar een andere wereld

‘Muziek opent een poort naar een wereld waarvan je niet wist dat hij bestond.’ Dit citaat van de Componist des Vaderlands Calliope Tsoupaki geldt beslist voor een hoop schatten van ruim 200 jaar strijkkwartetmuziek die als de schone slaapster wachten om bespeurd en geproefd te worden. Maar waar vinden we de rust en ruimte voor een kamermuziek-retraite om ons volledig over te kunnen geven aan strijkkwartetten? Stelt u zich eens voor: de crème de la crème van wereldklasse-strijkkwartetten van ochtend tot avond beleven, zonder ver te hoeven reizen! Eind januari 2020, op de tweede editie van de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam (SQBA), wordt het werkelijkheid!

Inwijding voor beginners en gevorderden

Tijdens de Strijkkwartet Biënnale Amsterdam krijgt de lumineuze ruimte van het Amsterdamse Muziekgebouw aan ’t IJ de gestalte van een gigantisch kamermuziekschepsel: iedere hoek van het gebouw klinkt, ademt, wemelt en babbelt strijkkwartet.

In de concerten kunt u inzoomen op de rijke schakeringen van de vertrouwde klassiekers Mozart, Haydn, Beethoven, Brahms en Verdi, óf een muzikale reis maken naar onbekende(re) sterrenstelsels met kwartetten uit recente decennia, onverwachte componisten en opmerkelijke (sub)culturen.

Terug in de foyers, buiten adem van schoonheid (als het goed is), komt u terecht in een ‘bazaar’ van instrumentenbouwers en boekhandelaren, coffee talks en uitvoerende strijkkwartet-novicen, vers uit conservatoria. Experts gidsen u in de achtergronden en tricks of the trade tijdens voorprogramma’s en masterclasses. Musici onthullen geheimen van hun levenslange opgravingen naar bronnen van de muziek en emotie. Hierna kijkt u met andere ogen naar de uitgekristalliseerde resultaten op het podium; de ultiem geconcentreerde uitvoeringen met totale vrijheid om op elkaars kleinste gestes te kunnen reageren.  

Leoš Janáček
Leoš Janáček

Intieme brieven en de urgentie van iedere noot   

Intieme brieven, dat is niet alléén de titel van het kwartet van Leoš Janáček, gespeeld in het allereerste concert van de MUSICO-reis. Dat zijn volgens mij álle strijkkwartetten en uitvoeringen daarvan per definitie. Je begint pas aan een strijkkwartet als je echt iets te zeggen hebt. Strijkkwartetmuziek is ontstaan uit de diepste, eerlijkste en niet zelden finale, ‘testamentaire’ gevoelens van componisten. En zo is er in openhartige en democratische communicatie van het kwartetspel nauwelijks ruimte voor egoïsme of effectbejag.

Liefdesmanifest

Janáček schreef zijn kwartet, een liefdesmanifest (op basis van zijn 700 liefdesbrieven) met de houding die grote componisten ongetwijfeld met elkaar delen: “Ik beweer dat een noot géén betekenis kan hebben tenzij het diepgeworteld is in het leven, bloed en aarde; anders is het slechts waardeloos speelgoed.” De altviolist van het Doric String Quartet beschrijft wat diezelfde instelling voor uitvoerende kwartet-musici betekent: ‘…als je je leven wijdt aan het kwartet, is er niets vrijblijvends; iedere noot telt, elk concert is cruciaal!’

Het Doric String Quartet  (Foto: George Garnier)
Het Doric String Quartet (Foto: George Garnier)

Geheimen van menselijke omgang

Het strijkkwartet is een ware microkosmos van menselijke omgang, en spelen in een strijkkwartet is misschien het moeilijkste bestaan als musicus. Dat op wereldniveau te doen is alleen mogelijk als je obsessief toegewijd bent en je totaal blootstelt aan het ensemble, waarmee je meer tijd doorbrengt dan met wie dan ook in je leven. Het wordt doorgaans niet voor niets vergeleken met liefdesrelaties, of een huwelijk met drie anderen!

Op z’n best ben je samen op reis, op alle niveaus: fysiek, mentaal én spiritueel. Op z’n slechts kom je elkaar het liefst niet eens tegen in dezelfde hotel, en zie je elkaar – naast op het podium tijdens concerten – vaker in een spreekkamer van een psychiater. Deze pijngrens hebben enkele wereldberoemde kwartetten al ooit overschreden.

De violist van het Cuarteto Quiroga beschreef het musiceren in een strijkkwartet als de hoogste kunst van ‘het radicaal luisteren’ naar elkaar. Dat is dé voorwaarde voor álle vruchtbare communicatie; muzikaal, politiek of gewoon menselijk. Deze hoopgevende boodschappen weerklinken in de werken van juist de levende componisten van het festival.

Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)
Cuarteto Quiroga (Foto: Josep Molina)

Boodschappen uit hogere sferen en ruis van twitter-feeds

Praktisch alle strijkkwartetwerken zijn verweven met elkaar in een zichtbaar en onzichtbaar web van kruisverbanden: door inspiratie en imitatie van elkaar, of juist door betwisting van het gedachtegoed van de voorgangers, (klassieke) oermodellen en ideaalbeelden. 

Het iconische stuk van een van de ‘dissidenten’, de Franse componist Henri Dutilleux, het kwartet Ainsi la Nuit, wordt zowel muzikaal als verbaal uitgelicht: in een concert én een masterclass.  

Emotioneel en spiritueel intens

De Letse componist Pēteris Vasks, bekend om emotioneel en spiritueel intense werken met vaak maatschappelijk relevante boodschappen, mijmert in zijn Vierde strijkkwartet over zowel tragische als verheugende krachten in de hele twintigste eeuw. Deze muziek is een fraai voorbeeld van een eigentijds stuk dat ‘niet probeert anders te zijn om indruk te maken, maar indruk maakt door vertrouwd te zijn’.

Hidden Agendas – kwartet voor het twitter-tijdperk, een stuk van de op het festival (als altviolist) spelende componist Brett Dean legt de vinger aan de pols van actualiteiten, de uitdagingen van ons democratische wereldbeeld. Hoewel ‘gewillig of weifelend’, vinden de spelers elkaar terug in de muziek, zoals het hoort bij een strijkkwartet.

De essentie van grootsheid

Ludwig van Beethoven, vrijwel onbetwist de grootste meester in de strijkkwartetgeschiedenis, die machtige ‘schaduw’ waartoe andere componisten zich altijd hebben moeten verhouden, en de jarige job van het jaar 2020, blijft ons verwarren. Zijn allerlaatste voltooide werk, het Strijkkwartet op. 135 – met de mysterieuze aantekening in de partituur “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” – blijkt toch géén existentiële beschouwing van een naderend levenseinde, maar slechts een humoristische woordenwisseling over triviale huishoudelijke geldzaken.

Fragment uit het Strijkkwartet op. 135 van Beethoven, met de woorden “Muß es sein? Es muß sein! Es muß sein!” (daaronder ook in het Frans)

Toch zou ik uitzoomen van de ogenschijnlijk lichte stemming van deze muziek naar de gedachtewereld van grootheden. Volgens Beethoven én zijn literaire idool Shakespeare is ‘komedie geenszins een minderwaardigere vorm dan tragedie, maar een ware tegenpool ervan; viering van het menselijke in alles’.

De Strijkkwartet Biënnale Amsterdam, een viering van ál het menselijke in de strijkkwartetmuziek onder deze eenmalige sterrenconstellatie van deelnemers, kan ook bij u een gevoelige snaar raken.

Mis het niet!

Grote operaregisseurs – Willy Decker

In de serie ‘Grote operaregisseurs’ van het MUSICO-blog is het dit keer de beurt aan Willy Decker. De Duitse regisseur draait alweer enkele decennia mee, en is bijzonder geliefd bij zowel publiek als recensenten. Grote kans dus dat u een van zijn producties gezien heeft of gaat zien. 

De essentie van Decker

Willy Decker laat zich zelden verleiden tot sentimentalisme. Zijn ensceneringen zijn over het algemeen strak, met weinig ingrijpende decorwisselingen: met enige verschuivingen en toevoegingen doet hetzelfde toneelbeeld, van Deckers vaste decorontwerper Wolfgang Gussmann, meestal dienst voor de hele duur van de opera. Hij maakt van de aanwijzingen in het libretto iets wat schematisch, misschien zelfs abstract aandoet. Een specifieke tijdsperiode is in zijn ensceneringen zelden te ontdekken. Als we een thema kunnen ontdekken dat in veel van zijn producties terug blijft komen, is het de positie van het individu in een onderdrukkende, of in ieder geval begrenzende maatschappij. Eenling tegenover mensenmassa: het is een beeld dat bij Decker veelvuldig terugkomt. 

Regisseur Willy Decker
Regisseur Willy Decker

Met zijn producties brengt hij de opera’s tot de kern terug, en maakt hij de boodschap en symboliek ervan universeel. Dat zijn decors strak en abstract zijn, wil niet zeggen dat Decker emoties uit de weg gaat. En saai wordt het in zijn regies zelden. Vaak bedenkt hij beelden die blijven boeien, die poëtisch zijn en meerdere lagen bevatten. Dat wordt nog eens versterkt door iets waar Decker in uitblinkt: personenregie. Zijn personages zijn prachtig uitgewerkt, zowel op zichzelf als in hun verhouding tot elkaar. Bovendien licht Decker steevast enkele details uit het werk die hij uitvergroot en benadrukt: het zijn de symbolen die voor hem de opera kenmerken, en die zijn interpretatie sturen. 

Decker in Amsterdam

We kunnen ons gelukkig prijzen dat een groot deel van zijn oeuvre de afgelopen decennia in Amsterdam te zien is geweest. Soms in producties die speciaal voor Amsterdam gemaakt waren, soms in co-producties met andere operahuizen. We hebben zijn stijl in Nederland dus goed leren kennen. En als we de reacties van het publiek én de professionele kritiek mogen geloven tot grote tevredenheid. Hieronder een bloemlezing uit zijn Amsterdamse producties van de afgelopen decennia.

Richard Strauss – Elektra (1996)

Deckers hang naar eenheidsdecors komt prachtig tot uiting in zijn enscenering van Elektra. Op het podium zien we een open plek tussen twee gebogen trappen: de ene trap leidt links omhoog, de ander rechts naar beneden, de onzichtbare diepte in. Decker kan in deze ruimte prachtig spelen met onheilspellende schaduwen, met opkomsten die zich al ruim van te voren aankondigen maar later pas duidelijk worden. Het is een onbestemde plek, binnen noch buiten. Een vagevuur, waarin Elektra gevangen zit: zij kan geen kant op, naar boven noch naar beneden. Verteerd door haar obsessieve haat tegen haar moeder die haar vader Agamemnon vermoord heeft. 

Elektra in de greep van haar obsessie (Foto: Hans van den Boogaard/De Nationale Opera)
Elektra in de greep van haar obsessie (Foto: Hans van den Boogaard/De Nationale Opera)

Elektra hult zich in zijn jas, draagt zijn schoenen, sleept de bijl rond die hem geveld heeft. Als contrast haar zuster Chrysothemis, die zich aangepast heeft aan de nieuwe omstandigheden en troost zoekt in wat zij als de lotsbestemming van de vrouw ziet: trouwen en kinderen baren. En toch laat Decker ook de oprechte genegenheid tussen de zussen zien. Een claustrofobische productie van een claustrofobische opera, die je als publiek bijna twee uur lang op het puntje van je stoel houdt en soms naar adem doet snakken; dan weet je dat je het als regisseur goed gedaan hebt. 

Leoš Janáček – Káťa Kabanová  (2000)

Deckers enscenering van Káťa Kabanová is grauw en grijs: geen omgeving voor een jong meisje met een rijk gevoelsleven. Meerdere keren gebruikt Decker het symbool voor Káťa’s hunkering naar vrijheid dat ook in het libretto staat: de vliegende vogel, hier tot zijn schematisch essentie teruggebracht. Op het obsessieve af: een wand vol ingelijste afbeeldingen van de vogel laat duidelijk zien dat Káťa aan weinig anders meer kan denken. Decker weet ook overtuigender dan in veel andere producties de figuur van Kabanicha, Káťa’s schoonmoeder, neer te zetten. Ze is hier niet louter helleveeg, maar een vrouw die afhankelijk is van de genegenheid van mannen. Ook zij hunkert, al is dat misschien om andere redenen dan haar schoondochter. 

Káta Kabanová
Káťa Kabanová verlangt naar vrijheid (Foto:

Het benauwde leven van Káťa wordt prachtig verbeeld door het kleine, donkere huis dat haar insluit maar waarin iedereen háár wel kan bespieden. Des te magischer is het moment in de tweede akte waarin Káťa toegeeft aan haar verlangens voor Boris, en besluit hem te ontmoeten in de tuin. Het kleine benauwde huisje opent zich, figuurlijk én letterlijk: voor heel even is zij bevrijd. Een beklemmende, aangrijpende enscenering die bijna niet mooier kan passen bij de opera. 

Modest Moessorgski – Boris Godoenov (2001)

In zijn enscenering van Boris Godoenov laat Decker er geen misverstand over bestaan of de toekomstige tsaar schuldig is of niet aan de dood op de jonge kroonprins van de vorige dynastie: hij laat de moord in al zijn gruwelijkheid zien. Hij offert daarmee de dubbelzinnigheid die in het werk zit – is Boris wel schuldig? – op aan de reddeloze psychologische ondergang van een individu. Een onrechtmatige heerser die geplaagd wordt door onzekerheid en schuldgevoel. Het beeld van de vermoorde tsarevitsj komt regelmatig uitvergroot terug om Boris te achtervolgen. 

Boris Godoenov en het Russische volk (Foto: Marco Borggreve/De Nationale Opera)
Boris Godoenov en het Russische volk (Foto: Marco Borggreve/De Nationale Opera)

Een indringend beeld is de tsaar in vol ornaat op een gigantische vergulde keukenstoel. Zijn troon, gedragen en later omver geworpen door het volk. Het geeft in één oogopslag meerdere betekenislagen van de opera weer. De wankele basis van de macht van de tsaar, die overgeleverd is aan de volksgunst. Het contrast tussen het armoedig geklede volk en de in gouden pracht gehulde tsaar. En het gevoel klein te zijn: de uitvergrote ‘troon’ laat meteen zien hoe gigantisch het machtsstreven van Boris is, hoe belangrijk: een ambitie waarin hij zelf gevangen is geraakt. En tegelijk: hoe klein hij is, hoe onwaardig voor het ambt. 

Giuseppe Verdi – Don Carlo (2004)

Ook in zijn productie van Don Carlo houdt Decker zich expliciet bezig met de druk die macht op individuen uitoefent. Het decor is veelzeggend: we bevinden ons vrijwel de gehele opera in het immense mausoleum van de Spaanse koningen. Het is een beklemmend beeld, en geeft meteen duidelijk weer dat het verleden een dwingende kracht op de volgende generaties uitoefent. Het voorbeeld van succesvolle voorgangers moet gevolgd worden. Filips II, de vader van Don Carlo, heeft niet alleen te maken met het lichtende voorbeeld van Karel V, zijn eigen vader, maar met alle koningen die hem voorgingen, als zwijgende rechters.

De macht van religie en het verleden in Verdi's Don Carlo (Foto: Hans van den Boogaard/De Nationale Opera)
De macht van religie en het verleden in Verdi’s Don Carlo (Foto: Hans van den Boogaard/De Nationale Opera)

Daar komt nog een tweede dwingende invloed bij: de kerk en de inquisitie. De voeten van een gigantisch kruisbeeld bepalen het toneelbeeld, te groot om helemaal te kunnen worden getoond. De personages, zelfs de koning, kunnen niet anders dan zich hier nietig onder voelen. Het zijn eigenlijk al levende doden: hun lot staat al vast. Op een gegeven moment ziet Don Carlo zichzelf gekruisigd hangen: een prachtige en wrange ‘foreshadowing’ van zijn einde: geofferd voor de stabiliteit van staat en kerk. 

Giuseppe Verdi – La traviata (2009)

Deckers enscenering van Verdi’s La traviata is een van zijn meest succesvolle recente producties. De première in Salzburg lanceerde definitief de carrière van Anna Netrebko, later was de productie te zien in Amsterdam en in New York. Deckers Traviata is fris, vol jeugdige energie. De manier waarop Alfredo en Violetta elkaar aan het begin van de tweede akte speels achtervolgen tussen het meubilair bijvoorbeeld: duidelijk twee jonge mensen die tot over hun oren verliefd zijn. Ook hier weer de vertrouwde symbolen en uitvergrotingen die voor Decker de ware betekenis van de opera vormen. 

De klok als constante herinnering aan Violetta's naderende einde (Foto: Marty Sohl / Metropolitan Opera)
De klok als constante herinnering aan Violetta’s naderende einde (Foto: Marty Sohl / Metropolitan Opera)

Violetta die in haar uitdagende rode jurkje sterk contrasteert met haar omgeving: een koor dat volledig in rokkostuum is gehuld, ook de vrouwen. Decker laat hiermee duidelijk zien dat Violetta gevangen is in een door mannen en mannelijke mores gedomineerde wereld. Het andere, dubbele symbool: de gigantische klok die aangeeft dat Violetta’s tijd erop zit, een constante herinnering aan haar naderende einde. Het boezemt haar angst in, maar af en toe vlijt ze zich ook verlangend tegen de klok aan. Dat versterkt Decker door het personage van dokter Grenville de hele opera lang op te laten duiken: hij is de Dood, die aast op Violetta. Ook hij is angstwekkend, maar op hetzelfde moment troostend. De dood kan ook verlichting geven, lijkt Decker te willen zeggen. 

Eenvoud en emotie

Duitse regisseurs blinken in de regel uit in wat we ‘Regietheater’ zijn gaan noemen; producties waarin een behoorlijk loopje wordt genomen met de oorspronkelijke bedoelingen van de componist, en waarin de regisseur soms vergaande ingrepen doet in de handeling van een opera. Zij gaan met de opera aan de haal, dringen hun visie op aan de opera in plaats van zich te laten leiden door het werk zelf. Maar ook al komt hij uit dat culturele milieu, Willy Decker is een regisseur die voor zijn interpretatie van de opera’s die hij ensceneert, zelden tot nooit buiten het werk zelf kijkt. 

Hij respecteert de componist en de muziek en probeert tot de kern te komen waar de opera volgens hem over gaat. En dat maakt Willy Decker tot zo’n ontzettend fijne regisseur: zijn werken getuigen van liefde en respect voor het genre, en weten tóch iets te zeggen en toe te voegen. Juist door de eenvoud van zijn ensceneringen komen de emoties nog meer aan. Decker behoort tot een zeldzaam slag regisseurs, dat we moeten koesteren.